algemeen nieuws- en advertentieblad voor zeeuwschvla anderen.
No 6999.
Donderdag 3 Juni 1920.
60e J a ar gang
I L I TI E.
ABONNEMENT
ADVERTENTIEN:
Telefoon 25.
Dit Biad verschjjnt Maapdag-, Woensdag- en Vrijddgavond, uitgezoniierg op Feestdagen, bij de Firma P. J. VAN DE 8ANDE te Ter Neuzen.
Gemeentelijke-, tevens Districtsarbeidsbeurs
H. H. Werkgevers
SIHHEXLkHQ.
-
Per 3 maanden binnen de stad f 1,40. Franco per post voor Nederland y 1,60.
Bij vooruitbetaling voor het Buitenland per 3 maanden 2,20, per jaar 8,
Voor NederlandPer jaar bij vooruitbetaling 5,80.
iy\en abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle
Boekhandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren.
Van 1 tot 4 regels 0,80. Voor elken regel meer 0,20.
Orootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk
op aanvraag verkrijgbaar is.
Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
Zttting van den Keuringsraad.
Taak van den Keariugsraad.
Wie voor den Keuringsraad raoetcn
verschynen.
Wie niet voor den Keuringsraad
behoeven te verschijnen.
Strafhepalingen.
Nieuw geneeskundig onderzoek.
Iudeeling bij de zeemilitie of bij een
der korpsen van het leger.
TER NEUZEN.
Bureau Schoollaan 4.
Geopend: alle werkdagen 9-12 en 2-4 uur.
Wend U om arbeidskrachten tot de Bears.
iMachinisten,
Grond aerkers,
Losse Arbeiders.
De Directeur,
J. F. DE COOKER.
TAPVERBOD TE SCHIEDAM.
De gemeenteraad van Schiedam hbeft
zyn goedkeurig gebecht aan een verordening,
strekkende om hefc tappen van sterken drank
te verbieden van Zaterdagmiddag 12 uur
tot Maandagmorgen 8 uur.
Burgem. en Weth. deden evenwel de
toezegging dat, dit verbod niet onmiddellijk
zou worden ingevoerd, doch dat zy eerst
overleg zoudeu plegen met de vereeniging
van vergunninghoudeis, die het nemen van
maatregelen tegen het drank misbruik reeds
had toegezegd. Van de uitwerking dier maat
regelen zal het dagelijksch bestuur het
laten afhangen, of zy het tapverbod al dan
niet in werking zal doen treden.
DE EX-KROONPRLNS
(Schriftelyk beantwoorde vragen).
Op de vragen van den heer Schaper betref-
fende de kosten van inrichting van het ver
blijf van den voormaligen Duitschen kroon-
prins antwoordde de Minister van Binnenl.
Zaken
De vraag of by de inrichting van de
woning van de ex kroonprins op ontvangst
van gasten is gerekend, kon naturlyk niet
anders worden opgevat dan doelende op de
inrichting van een speciaal verblijf voor de
ontvangst van gasten.
Wel verre dat zoodanig verblijf zou zjjn
ingericht moest, toen de ex-kroonprins haar
echtgenoot kwam bezoeken, de eenige be-
schikbare kamer, welke wordt ingenomen
door den Duitschen officier die steeds aan-
wezig is, voor haar worden bestemd. De
kinderen moesten zelfs elders onder dak ge-
bracht worden. Inderdaad zyn toen voor de
inrichting van die kamer eenige kosten ge-
maakt, maar ten deele is de stoffeering
geschied door in bruikleen gegeven zaken.
Het spreekt vanzelf, dat als aan ieaiand
een gedwongen en verblijf wordt aangewezen
die kosten daarvaD niet voor zijn rekening
komen.
UITBRE1D1NG BELAST1NGGF.BIED
GEMEENTEN.
Het lag in de bedoeling dat j.l. Zaterdag
een bespreking plaats zou hebben tusschen
de commissie van voorbereiding voor het
wetsontwerp tot uitbreiding van het belas-
tinggebied der gemeenten en de regeering.
Deze vergadering is echter niet doorgegaan,
naar verluidt i,n verband met een te ver-
wachten voorstel, om de behandeling van
dit wetsontwerp nog eenigen tijd uit te
stellen, hetzij tot onmiddellijk voor, hetzij
tot na het reces der Tweede Kamer.
DE ONDERHANDEL1NGEN
MET BELGle.
e
Verdeeldheid onder de Belgische ministers.
In de Dinsdag gehouden Ministerraad te
Brussel, zijn levendige discussies gevoerd
naar aanleiding van de door m.nister Ren-
kin op het katholieke congres te Marche uit-
gesproken rede. Verscheidene ministers, n.l.
Hijmans, Delacroix, Vandervelde en Ja'spar,
betreurden het, dat Renkin zich in deze rede
had uitgesproken tegen de onderteekening
van het Nederland*ch-Belgische verdrag,
zelfs indien Nedejland toegaf inzake de
Wielingen. Men verwacht echter niet, dat
deze kwestie tot een ministerensis aanlei
ding zal geven. Het was trouwens reeds
lang bekend, dat de ministers Renkir en
Destree tegenstanders zijn van de onder
teekening van het verdrag.
DE KOLENPRIJS.
Verhooging van den prijs met f 6.
Naar gemeld wordt is binnenkort een
verhooging van den kolenprijs te verwach-
ten, zulks ten gevolge van den 1'ermeerder-
den aanvoer van steenkolen uit het buiten
land.- Deze verhooging zal alleen betrek-
king hebben op de industriekolen. Voor de
huisbrand blijft de prijs dien van den kost-
prijs der Limburgsche kolen. Het bedrag,
waarmede de prijs der industriekolen zal
worden verhoogd, is nog niet vastgesteld.
De desbetreffende berekeningen worden
thans aan de Kodibu uitgevoerd. Met zeker-
heid kan echter worden gemeld, dat de ge-
ruchten, als zou de verhooging ongeveer
10 gulden per ton bedragen, onjuist zijn.
De wethouder van Bedrijven te's Graven-
hage, de heer Van Vuuren, decide Dinsdag
in de vergadering van den gemeenteraad
mede, dat B. en W. heden een circulaire
hebben ontvangen van het Rijkskolenbureau,
mededeelende dat de prijs der kolen met
f 6 wordt verhoogd, waardoor de kostprijs
van het gas. met 1.6 cent per M3. stijgt.
DE NEDERLANDSCHE-BELG1SCHE
OND^RHANDELINGEN.
Het Comity de politique nationale en zijne
geestverwanten hebben dan toch eindelijk
schrijft het Alg. Hbl. hunne verwoede
anti-Nederlandsche campagne met' succes
bekroond gezien. Nadat men omtrent den
inhoud der te sluiten tractaten na meer dan
een jaar onderhandelen tot overeenstem-
mi,ng was gekomen, heeft men plotseling de
oude Wielingenquaestie aangegrepen om tot
eene schorsing der onderhandelingen te ko
men, die misschien met een voor goed af-
breken daarvan zal gelijk staan,
Wij gaan thans op deze quaestic zelve niet
in; wij weten, dat het eene zeer moeilijke en
netelige quaestie is. Niet, dat zij tot ern-
stige practische moeilijkheden aanleiding
geeft; dat bewijst het feit, dat de beide lan-
den sinds 1839 rustig en later zelfs vriend-
schappelijk naast elkander hebben geleefd
zonder de quaestie op te lossen,
de moeilijkheid, als men de quaestie de-
finitief Wil oplossen de rechtsvraag ter
zijde latend vi.ndt haar oorzaak in het
feit, dat men van beide zijden blijkbaar
meent, dat aan het bezit van de Wielingen
groote politieke belangen verbonden zijn.
Wij willen niet zeggen, dat wij het gewicht
dier belangen evengoed begrijpen als de re
geering die deze zaak ernstiger dan wij
heeft bekeken. Wij kunnen die zqde van de
quaestie echter laten rusten.
Want daarover gaat het thans niet. Zoo-
als uit de verschiliende mededeelingen van
de regeering en de deiegatie blijkt, heeft men
dezerzijds, juist met het oog op de groote
moeilijkheid, thans bij de eenigszins gespan-
nen verhoudingen tusschen beide volken
eene oplossing te vinden, de Wielingen
quaestie niet opgeworpen. Wij hopen, dat
onze Regeering ten spoedigste de stukken
zal openbaar maken, waaruit van dit feit
ondubbelzinnig blijkt. Want de hetze tegen
ons land wordt, zoowel door de Belgische
regeering als door de Belgische pers, vooral
gevoed door de verzekering, dat het onze
regeering is geweest, die plotseling de
Wielingenquaestie op het tapijt heeft ge-
bracht en daardoor de onderhandelingen
heeft vertroebeld, welke verzekering onwaar
moet zijn, wanneer men de mededeelingen
onzer regeering mag gelooven, wat wij
voorloopig zoo vrij zulle,n zijn te doen, on-
danks wat van officieele en niet-officieele
zijde in Belgie wordt beweerd. Maar dat
onze Minister van Buitenlandsche Zaken
dan ook openlijk met de stukken in de hand
de beweringen van zijn Belgische collega
logenstraffe.
Er is evenwel een veel gewichtiger feit,
waarop de aandacht dient te vallen. Onze
regeering deelt in haar laatste communique
met zoovele woordgn mede, dat wij onlangs
ook reeds op grond van inlichtingen van
zeer bevoegde zijde ontvangen, hebben ge-
publiceerd, dat tusschen de delegaties in
overleg met de regeeringen was overeenge-
komen de Wielingqn-quaestie bij deze ge-
legenheid niet op te lossen, haar te laten
ih den toestapd waarin zij zich tot nu toe
bevond. Onwaar is dus, wat van Belgische
zijde wordt gezegd, dat de Belgische re
geering de zaak in haar statu quo wilde
laten en onze regeering zich daartegen heeft
verzet. Beiden waren het er over eens, dat
men zich tot eene verklaring in de commis
sie van veertien zoude bepalen. Deze ver-
klaringen hebben blijkbaar in de vergade
ring van de commissie van 23 Maart plaats
gehad. Niets zal dus gemakkelijker zijn dan
door overlegging van het proces-verbaal
dier vergadering van deze overeenkomst te
doen blijken.
De Belgische regeering heeft dus, in strijd
met wat was overeengekomen, plotseling,
toen men gereed was de tractaten te teeke-
nen, een incident in het leven geroepen,
waardoor de afwikkeiing der onderhande
lingen werd verstoord.
Wij weten niet, wat de wezenlijke bedoe
ling der Belgische regeering hiermede is ge
weest. Zoude haar bedoeling geen andere
zijn geweest dan alsnog te trachten eene op-
tossing van de Wielingen-quaestfe in haren
zin te verkrijgen, dan had zij dit zeker niet
op deze ongepaste wijze behoeven te doen;
zij had dan aan onze deiegatie kunnen vra
gen terug te konr.cn op wat Was afgesproken
en alsnog de Wielingen-quaestie tot een
onderwerp van behandeling te maken. Dat
heeft zij niet gedaan; zij heeft in strijd met
de goede trouw een incident in het leven
geroepen, dit onmiddellijk aan de publici-
teit overgegeven en eene breuk der onder
handelingen ih het leven geroepen, waarvan
zij wist, da^ij zeer moeilijk zoude zijn te
herstellen.
Zij heett den indruk gewekt, alsof zij, om
redenen van binnenlandsche politiek, zoo
niet erger, de onderteekening der tractaten
heeft willen voorkomen. Verschidende Bel
gische, en ook enkele Fransche bladen, spre-
ken inderdaad van andere motieven. De
afbreking der onderhandelingen wordt in
verband gebracht met eene op komst zijnde
Fransch-Belgische alliantie, die aan de Bel
gische regeering de medewerking zoude ver-
zekeren van Frankrijk om hare oorspronke-
lijke eischen met betrekking tot Limburg,
en dan met meer kans op succcs opnieuw
op te vatten.
Is het de bedoeling van de Belgische re
geering de onderhandelingen te doen af-
springen, de overeenkomst te doen misluk-
ken? Zoo ja, dan vragen wij ons af: wat
beteekent een overeenkomst met zulk een
regeering, die haar gegeven woord zoo
slecht houdt? Wij weten niet of de Wielin
gen-quaestie voor ons een offer, een ern-
stigen strijd waard is. Wij zijn voorloopig
geneigd daaraan te twijfelen.
Wij herinneren er aan, en ook de Belgi
sche regeering moge dit niet vergeten. dat
wij geen bela.ng hebben bij de totstandko-
ming van tractaten, waarbij wij zeer belang-
rijke concessies aan Belgie doen, zonder
veel van beteekenis daarvoor terug te ont
vangen. Ons volk zou zich daarbij hebben
neergelegd, gedreven door den wensch de
goede verhoudingen met het Belgische volk
te herstellen. Maar indien dit doel, ondanks
de gedane concessies, toch niet wordt be-
reikt, is er ook in volstrekten zin niets, dat
ons aan de onderteekening der contracten
waarde doet hechten en zullen wij dus met
gelatenheid de onderhandelingen geheel
zien afbreken.
Resumeerende meenen wij te mogen vast-
stellen:
Dat reed's voor den oorlog verschil van
meening over het bezitrecht van de Wielin
gen was tusschen Belgie en Nederland;
dat onder die omstandigheden het feit,
dat Nederland tijdens den oorlog zich niet
op dat bezitrecht beroepen heeft, beerijpe-
lijk is, maar nog geen afstand van dat recht
beteekent;
dat in overeenstemming met Beinie beslo-
ten en plechtig verklaard is, de beslissing
over de Wielingen-quaestie aan te houden;
dat de Belgische regeering, door in strijd
met die verklaring en overeenkomst eens-
klaps op een beslissing in de Wielingen-
quaestie en erkenning van hare aanspraken
aan te dringen, in strijd met de goede trouw
heeft gehandeld.
Het sluiten van een contract, dat trots
het feit, dat alle concessies van onze zijde
komen, de goede verstandhouding niet
herstelt, heeft voor ons geen waarde, zoodat
afbreken van de onderhandelingen, bij de
geblekeh geestesgesteldheid van het Belgi
sche volk, thans geen euvel is te achten.
NEDERLAND EN BELGIE.
De Parijsche correspondent van het
Hbl. seint:
Een nieuw partijdig en onbillijk artikel is
in de Fransche pers verschenen over het
afbreken van de Hollandsch-Belgische on-
derhandeligen, ditmaal van Dumont Wilden
in de „Ecalir".
Deze Belgische schrijver, na de gewone
beschuldigingen gememoreerd te hebben
van Duitschgezindheid van de Nederland
sche regeering tijdens den oorlog, zet uiteen
dat, toen de commissie, benoemd om de
Belgische eischen te onderzoeken, conclu-
deerde tot onmiddellijke herziening der
tractaten van 1839, men in Brussel al meen-
de, dat de overwinding behaald was. Toen
echter kwam Loudon als Nederlandsch
gezant naar Parijs en deze wist Lahsing,
dien hij kende, over te halen en te bewer-
ken, dat de ,,Big Four" aan he< eind van
een zitting, toen alien vermoeid waren en
hiet opletten, beslisten, zonder de vertegen-
woordigers van Belgie te hebben gehoord,
dat er geen afstand zou plaats hebben van
terrain of overdracht van souvereiniteit.
In weerwil van deze benadeeling was
Belgie toch wel zoo goed, met Holland te
gaan onderhandelen. Het ontwerp-verdrag,
waartoe men kwam, was zeer in Holland's
voordeel, maar bevatte niettemin voor Hol
land „un leger abandon de sa souveraine-
te", daarom heeft de Nederlandsche regee
ring het opzettelijk zoo aangelegd, om op
het laatste oogenblik de onderhandelingen
te doen mislukken door de Wielingen op te
eischen.
De groote "meerderheid van de publieke
opinie in Belgie, vervolgt Dumont Wilden,
verheugt zich over de mislukking der on
derhandelingen, maar nu de Belgische neu-
traliteit afgeschaft is, moet er toch iets
gedaan worden en daarom kon Holland
,,door zich al te handig te toonen, zijn vroe-
gere overwinningen, wel eens in de waag-
schaal hebben gesteld."
Dumont Wilden besluit met tg betoogen,
dat, nu het Fransch-Belgische verbond na-
genoeg in elkaar zit, Frankrijk verplicht is,
de Belgische eischen kracht.iger te gaan
steunen dan het tot dusverre gedaan heeft
omdat het door de sluiting der Schelde en
de onmogelijkheid om de Limburgsche
grens te verdedigen, zijn eigen belangen
bedreigd ziet. Misschien heeft de regeering
in Den Haag wat te veel gespeculeerd op
de tegenwoordige moeilijkheden. waardoor
zij zich verbeeldt, dat men de quaesties, die
haar interesseeren, vergeten zal.
Holland", zoo eindigt hij, ,,dat het on-
derwijs in het Fransch in de scholen af-
schaft dat het recht opeischt om Wilhelm
te hospitaliseeren, begint het karakter aan
te nemen van een vooruitgeschoven citadel
van het herlevend Duitschiand, terwijl Bel
gie door zijn cultuur, door de gevoelens,
die het bezielen, en door de kracht der om
standigheden een vooruitgeschovrn post is
van de Fransche verdediging."
De Parijsche berichtgever seint d.d. 31
Mei:
Alweer een artikel over het geschil tus
schen Belgie en Nederland, ditmaal van het
Kamerlid den luitenaiit-kolonel Fabry in de
,,lntransigeant". Hij zet uiteen, dat ..de
doorgang van Limburg", die Belgie veihin-
dert zich op deze plaats te verdedigen tegen
een nieuwen overval van Duitschlahd, in
dezelfde mate belang heeft voor Frankrijk
als voor Belgie. Het lot, dat Limburg be-
schoren is, mag Frankrijk dus niet onver-
schillig laten.
De quaestie betreffende de waterwegen
is te zien van het standpunt der wederzijd-
sche verdediging, niet minder be'nngrijk.
Fabry komt tot de slotsom, dat, nu de
onderhandelingen tbch eehmaal afgebroken
zijn, Frankrijk aan Belgie krachtigen steun
moet verleenen.
Een zeifde strekking komt tot uiting in
een telegram uit Brussel aan dc Temps.
Daarin wordt, naar aanleiding van de rede
van Minister Renkins, gezegd, dat diens op-
vatting overeenkomt met die van de tegen
standers van het NederlandschBelgische
verdrag en dat diens uitingen redenen geven
te gelooven, dat zelfs een oplossing van
de Wileingen-quaestie niet voldoende zal
zijn om Belgie te bewegen de overeenkomst
met Nederland, zooals deze thans is vst-
gesteld, te onderteekenen.
TER NEDZENS
URANT
De Burgemeester van TER NEUZEN maakt be-
kend, dat de Keuringsraad voor de inge
schrevenen voor de militie, Editing 1921,
dezer gemeente zitting zal houden te Ter Neuzen
in het Gemeentehuis, op Diniulnfg 3!l Juni
1030, des voormiddags te 9.30 uur en des na-
raiddags 1,30 uur en op Woemdai; Juni
laSC* des voormiddags te 9,30 uur.
Behalve in de hierna te noemen uitzonderingsge-
vallen geschieden voor den Keuringsraad de meting
en het geneeskundig onderzoek naar de geschikt-
heid voor den dienst.
Ongesehikt voor den dienst worden geacht
lo. zij, die kleiner zijn dan 1,55 M.
2o. zij, die lijden aan of behept zijn met een der
ziekten of gebreken, vermeld op eene bij Koninklijk
besluit vastgestelde lijst.
Alleen zij, die bij de meting blijken de vereisehte
lichaamslengte te bezitten, worden onderworpen aan
het geneeskundig onderzoek.
De uitsjjraken van den Keuringsraad worden in
het openbaar medegedeeld.
Voor den Keuringsraad moet in liet algemeen ver-
echijnen ieder ingesehrevene, die niet bij onherroepe-
lijk geworden uitspraak van den dienst voorgoed of
tijdelijk vrijgesteld dan wel voorgoed of voorloopig
uitgesloten is. Onherroepelijk is een uitspraak tot
vrijstelling of uitsluiting eerst, wanneer tegen de
uitspraak geen bezwaar ingebracht of beroep inge-
steld is binnen den daarvoor bij de wet gestelden
termijn of de uitspraak bij de eindbeslissing is ge-
handhaafd.
Hij, die voor den Keuringsraad moet verschijnen,
is verplicht zich aldaar aan een onderzoek naar zijn
lichaamslengte en, zoo noodig, aan een geneeskundig
onderzoek te onderwerpen, Hij kan echter aan den
Commissaris der Koningin in de provincie het ver-
zoek doen om het onderzoek voor een anderen
Keuringsraad te ondergaan. Dit verzoek kan
ongezegeld zijn, doch moet gefrankeerd verzonden
worden.
Het staat den ingesehrevene vrij bij de keuring
een geneeskundige verklariug omtrent de lichaams-
gesteldheid over te leggen, opdat de keurerlde genees-
heeren daannede rekening kunnen houden.
Voor den Keuringsraad behoeven niet te verschijnen
de ingeschrevenen, die in vrijwilligen mililairen
dienst zjjn, en verder
lo. die doen big ken door ziekte of gebreken tot
die verschijning buiten staat zijn;
De hier bedoelde ingeschrevenen worden onderzocht
op de plaats. waar zij zich bevinden, mits deze
binnen het Rijk gelegen is; zij zijn verplicht zich
aan dit onderzoek te onderwerpeH.
2o. die zich in verzekerde bewaring bevinden of
die verpletgd worden in een rijkswerkinrichting,
een r'gksopvoedingsgesticht of een tuchtschool
Voor het onderzoek van deze categorie van inge
schrevenen gelden dezelfde bepalingen als voor de
categorie onder lo. vermeld.
3o. die verpleegd worden in een krankzinnigen
idieten-, doofstommen- of blindengesticht
Voor deze ingeschrevenen wordt doer de bestuur-
ders der gestichten een geneeskundige rerklaring
overgelegd.
4o. die hurt beroep maken van de buitenlandsche
zeevaart of van de zeesissclisrij buitenslands
Deze ingeschrevenen kunnen, zoo zij keuring
wenschen, zich hetzij voor den Keuringsraad aan het
onderzoek onderwerpen, hetzij voor 16 Mei tot het
ondergaan van dit onderzoek aanmeldon bij den
Plaatselijke- of Garnizoenscommandant in eengarni-
zoen te hunner keuze, waar een offlcier van gezond-
hcid is, of bij den Commandant der Afdeeling Mari-
niers te Rotterdam. Bij deze aanmelding, die op
een werkdag des voormiddags negen uur moet ge-
sehieden, moet de ingesehrevene zijn bewijs van in-
schrijving voor de militie medebrengen en ten ge-
noegen van den Commandant aantoonen, dat hij een
beroep als hierbedoeld uitoefent. Ten ininste een
dag voor de aanmelding moet de aanvrage om keuring
aan den Commandant, hetzij schtiftelijk, hetzij
mondeling worden gedaan.
5o. Die ivoonplaats hebben of verbtijf houden
in het buitenland
Deze ingeschrevenen kunnen niettemin, zoo zij
keuring wenschen, zich bij den Keuringsraad aan
het onderzoek onderwerpen. Zij kunnen bovendien
op de hiervoren aangegeven wijze verzoeken om het
onderzoek voor een anderen Keuringsraad te onder
gaan.*)
Voor zooveel deze ingeschrevenen echter door ziekte
of gebreken buiten staat zijn voor den Keuringsraad
te verschijnen, kunnen zij volstaan met bij den
Keuringsraad voor de sluiting zijner zitting in te
zenden eene na 1 Mei afgegeven verklaring, waaruit
blijkt
a. dat de ingesehrevene met geslaehtsnaam,
voornamen en leeftijd aan te duiden wegens
ziekte of gebreken buiten staat is voor den Keurings
raad te verschijnen;
b. dat de ingesehrevene door hen, die de ver
klaring hebben afgegeven, ongesehikt voor den dienst
wordt geoordeeld
c. de aard en de giaad van de ziekte of van het
gebrek, op grond waarvan de ongesshiktheid aan-
wezig wordt geacht, zoomede de bezwaren. door de
ziekte of het gebrek veroorzaakt.
Deze verklaring moet de onderteekening draoen
van twee geneeskundigen, die ter plaatse van afgtfte
bevoegd zijn tot uitoefening van de genees- en
heelkunde. In de Nederlandsche kolonien mag de
verklaring door enkel dokters-djawa echter alleen
dan worden afgegeven, wanneer ter plaatse geen
ander geneeskundige is, en mag zij door een dokter-
djawa met een ander geneeskundige alleen dan
worden afgegeven, wanneer ter plaatse niet meer
dan edu ander genees kandige is. De handteekeningen
van hen, die de verklaring hebben afgegeven, moeten
behoorlijk voor echt zijn verklaard, ouder bijvoeging,
dat zij, door wie de handteekeningen zijn gesteld'
ter plaatse bevoegd zijn tot uitoefening van de
genees- en heelkunde, dan wel dokter-djawa zijn.
Zoo het stuk is onderteekend door dokters-djawa
of mede-onderteek«nd door een dokter-djawa, moet
bovendien blijken welk van de hiervoren bedoelde
gevallen aaiwezig is.
De ingesehrevene, die verplicht is voor den
Keuringsraad te verschijnen en niet op de daarvoor
aangevvezen plaats of tijd verschijnt, of die, aldaar
verschenen zijnde, zich niet aan de meting of aan
het geneeskundig onderzoek onderwerpt, alsmede
de ingesehrevene, die moet worden onderzocht op de
plaats, waar hij zich bevindt en zich niet onderwerpt
aan de meting of het geneeskundig onderzoek, wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste vecrlien
dag en of geldboete van ten hoogste honderd vijftig
gutden. Pleegt hij het feit opzettelijk, dan wordt
hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste
twee maanden of geldboete van ten hoogste zes-
honderd gulden.
Een nieuw geneeskundig onderzoek van een in
gesehrevene heeft plaats, zoo het gevoelen van de
beide geneeskundigen van den Keuringsraad niet
van dezelfde strekking is. Het nieuwe onderzoek
geschiedt voor den Militieraad, in zijn tweede zitting
in Augustus.
Overigens kan van een ingesehrevene, omtrent
wien door den Keuringsraad uitspraak is gedaan, bij
den Militieraad een nieuw geneeskundig onderzoek
worden aangevraagd
lo. door den ingesehrevene, wien de uitspraak
geldt, of door zijn vader, inoeder, voogd'vof curator
2o. door elk der overige voor de geMeente in
geschrevenen, of door zijn vader, moeder, voogd of
curator.
De aanvraag moet, zoo zij wordt ingediend door
een der onder 2o. bedoelde personen, berusten op
aannemelijke, in de aanvraag omschreven gronden
en binnen tien dagen na den dag, waarop de uit
spraak van den Keuringsraad in het openbaar werd
medegedeeld, zijn ingeleverd bij den Burgemeester
der gemeente, waar de ingesehrevene, wien het geldt,
voor de militie is ingeschreven. Van ce inlevering
wordt een bewijs van ontvangst afgegeven. Aan-
vragen, niet ingericht of niet ingeleverd op de wijze,
hier omschreven, kunnen geen gevolg hebben.
De Voorzitter van den Keuringsraad verzamelt
tijdens de zitting gegevens omtrent de indeeling.
In verband hiermede staat het den ingesehrevene
vrij alsdan aan dien Voorzitter mede te deelen, of
hij zou wenschen te worden bestemd voor de zee
militie, voor een bereden korps of voor de administratie-
troepen en ook aan welk korps of garnizoen hij zich
anders gaarne zou zien toegewezen. Ook kan de
ingesehrevene den Voorzitter een schriftelijke ver
klaring ter hand stellen, ten bewijze, dat hij voor
eenig vak of eenigen arbeid bijzondere geschiktheid
bezit.
Ter Neuzen, 2T Mei 1920.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Het verzoek moet niet door den vader, moeder
of voogd, maar door den ingeschreveae zelf
worden gedaan.
r t'i&y