Gelijk u misschien bekend is liep dezer dagen
af het overleg met den dienst der werkloos-
heidsverzekering en arbeidsbemiddeling over
de vaststelling van het definitief reglement
voor onze werkloozenkas. Bij dat overleg is
g' bleken, dat zijne excellentie den minister
van arbeid het reglement slechts wenscht goed
keuren met een maximale uitkeeringsduur
van 78 dagen per kalenderjaar. Voor de leden
van onzen bond, werkzaam in het havenbedrijf
ten uwent levert dit feit de mogelijkheid op
dat zij na dezen termijn bij werkloosheid van
led ere uitkeermg verstoken zijn. Immers in
he: havenbedrijf ten uwent heerscht nog altijd
in nelangrijke mate een werkloosheid, die het
gevolg is van de nawerking van de oorlogs
omstandigheden.
Met het oog hierop hebben wij bij schrijven
van 25 Maart j.l. zijne excellentie het verzoek
gecaan om o.a. voor de havenarbeiders in uw
plants een speclale regeling te treffen, waar-
or uitkeering aan werklooze leden van onzen
tx>nd ook na het vcrstrijken van den regie-
n.tntairen termijn van 78 dagen zou kunnen
•worden verkregen.
Zijne excellentie heeft ons daarop bij schrjj-
van van 31 Maart j.l. verzocht ons, ten aanzien
van^e uitkeering der uitgetrokken leden in
v-rbinding te stellen met de gemeentebestu-
ren. Vermoedelijk houdt deze uitnoodiging ver-
band met het resultaat van besprekingen, die
het vorig jaar in de 2e Kamer der Staten
Generaal hebben plaats gehad.
Daarbij heeft immers de regeering zich be-
reid verklaard om. ten aanzien van leden van
v erkloozenkassen, die uitgetokken waren en
die werkzaam waren in een bedrijf, waarin
nog duidelijk aanwijsbare crisiswerkloosheid
erschte, met de betrokken gemeentebesturen
een regeling te treffen, waardoor ook na den
glementairen termijn uitkeering zou kunnen
worden verzekerd. Uitteraard zouden de ge
meentebesturen dan een gedeelte van de kosten
<ber regeling moeten dragen.
Wij verzoeken u beleefd ons mede te deelen,
pi uw college tot het treffen van zoodanige
m atregelen bereid is, alsmede noodigen wij
u uit ten deze overleg met den minister van
arbeid te willen plegen.
De voorzitter merkt op, dat de minister dus
de medewerking van den gemeenteraad vraagt
voor het verleenen'eener bijdrage aan de wer-
ooze leden der havenarbeiders, die volgens
het werkloosheidsbesluit 78 dagen uitkeering
hebben getrokken.
Die uitkeering zoude duren tot 1 Mei a s
n bedragcn voor de gehuwden 75 van het
bedrag, dat thans wordt betaald, voor de on-
gehuwden 60 wanneer zij niet bij hun ouders
inwonen en 40 wanneer zij bij hun ouders
mwonen. De helft van de uit te keeren bedra-
n komt voor rekening der gemeente, de an-
ciere helft voor het rijk.
Het schrijven van den minister geeft, naar
spreker meent, aanleiding tot een viertal op-
merkingen.
In de eerste plaats erkent de minister dat
er hier crisiswerkeloosheid heerscht.
Ten tweede vestigt hij de aandacht van het
gemeentebestuur op de wenschelijkheid van
et zoeken naar middelen voor verruiminv der
vcrkgelegenheid.
In de fierde plaats meent de minister, dat
aan de leden der organisaties die werkeloos
zim steun behoort te worden verleend (of ze
werkeloos zijn omdat ze werk hebben gewei-
eerd laat de minister tusschen twee haakjes).
Ten vierde blijkt uit het schrijven, dat die
.steun slechts zal worden verleend tot 1 Mei a.s.
Deze datum is echter naar spreker meent
'-.etifdat is een termijn die is aangegeven
«och naar zijne meening ook kan worden uit-
gebreid. Daarop wil hij in het bijzonder de
aandacht van den gemeenteraad vestigen.
anE indien nu inderdaad vaststaat, dat hier
geen steun kan worden verleend, omdat er
geen werkeloosheid is, wat zal er dan gebeu-
ren na 1 Mei 192t), als de staking is opgeheven
en hier waarschijnlijk geen schepen meer to
ft omen. Dat geldt dan zoowel de leden van
■den Bond van Transportarbeiders als die van
den Roomseh-Katholieken Bond te Sluiskil, die
e-veneens hebben besloten niet te werken. Wat
dan gebeuren moet, dient door den raad goed
in het oog te worden gehouden.
De heer De Jager: Mijnheer de Voorzitter.
Bij de beoordeeling van de vraag, of er uit
keering aan werklooze havenarbeiders in deze
zal gegeven worden wenschen wij als anti-
revolutionaire leden hierover ons standpunt
uiteen te zetten.
Wanneer men deze vraag onder de oogen
ziet, dient men uit te gaan van de vraag, of
hit]' werkeloosheid is.
Deze vraag is tweeledig te beantwoorden.
In de eerste plaats is er, tengevolge der sta
king in het havenbedrijf in de groote steden,
gedwongen vyerkeloosheid. Door de organisa-
tie der arbeiders die weigerden werk te ver-
richten, omreden het loon niet naar genoegen
"was, werd besloten over te gaan tot niet wer
ken. Waar volop gelegenheid was om te wer
ken, en de algemeene wereldtoestand zoo is,
dat algemeen gesnakt wordt naar meerdere
voortbrenging der producten, wordt, om aan de
leiders der vakorganisatie gehoor te geven,
het werk stil gelegd.
p. i- meenen wij, dat zulks onverantwoor-
delijk moet geacht worden en we meenen
•daarom te moeten oordeelen, dat er slechts
■werkeloosheid is in theorie. Arbeid is er, doch
men wil om zekere redenen daaraan niet
"voldoen. Tengevolge daarvan wordt de arbeid
verlegd naar andere plaatsen, waar gelegen
heid is, dat niet georganiseerden het werk al-
daar verrichten en met den buit gaan strijken,
zeer ten nadeele van hen die werken kunnen,
svanneer ze willen.
Ook deze gemeente .geniet het voorrecht
booten ter lossing te hebben, en daaruit vloeit
voort, dat er werk is. Doch tengevolge het
verbond, is er staking en heerscht, theoretisch
geredeneerd, alhier voor de havenarbeiders
werkeloosheid.
Is er echter in de praktijk wel werkeloos
heid en dan meenen wij te mogen vevon-
ierstellen, dat zulks niet het geval is.
Wanneer de Ter Neuzensche havenarbeiders
wilden, behoefde niet aangeklopt te worden
im steun bij de overheid en we spreken dan
liok uit, dat dit een zeer gevaarlijk verschijn-
sel is, en wordt er alzoo, wanneer de raad
mocht besluiten tot steun, het stempel gezet
op de werkstaking elders, en spreekt men
daarbij uit, dat deze staking gerechtvaardigd
is en alzoo recht van bestaan heeft.
In de tweede plaats kan men dus zeggen,
er is geen werkeloosheid, wanneer men wil
kan ieder op dit oogenblik volop werk krijgen
en een goed stuk brood verdienen. Immers,
wanneer men hoort, dat arbeiders van buiten
40 tot 50 per week thuisbrengen, dan is
flit o. i. om van te watertanden, niet alleen
voor de arbeiders, die niet werken, doch ook
voor hen, die nooit in de gelegenheid komen
dit bedrag te innen. Onze gedachte, mijnheer
de voorzitter. is deze, dat, tengevolge een
■eenzijdig handelen der organisatie, dit aldus
verloopt. Eenzijdigheid is altijd af te keuren.
Geen eenzijdigheid van de zijde van het kapi-
raal, doch ook ter andere zijde geen eenzijdig
heid van den arbeid. Beide elkander de hand
gereikt en het zal wel gaan.
Een darde argument-zouden wij hier nog
bij aan kunnen voeren, dat o.i. steekhoudend
is om geen steun te verleenen.
Tengevolge het niet-arbeiden der georgani
seerden komen werklui van elders, en velen uit
het landbouwbedrijf, dezen arbeid verrichten.
En wat zal daarvan bjj den voortduur het
gevolg van zijn? In de eerste plaats, dat de
plattelandsarbeiders van het veld vervreemd
worden, en in de tweede plaats, dat, tenge
volge daarvan, de arbeid op veld en akker
niet naar bahooren zal kunnen g'eschieden, en
vloeit daaruit van zelve voort, dat de voed-
selvoorziening voor mensch en dier in gevaar
komt. hetgeen zeer zeker als eene algemeene
ramp zou geacht moeten worden.
We meenen dan ook op deze gronden onzen
steun niet te kunnen verleenen.
Wanneer men den loop der wereld nagaat,
en het is helaas de gansche wereld door,
schijnt het wel, of het menschdom met waan-
zinnigheid is gestagen. De oorlog heeft veel
vemield, alles is ontredderd. Productie blijft
uit, en in plaats van nu aan de gemeenschap
hulp te verleenen, doet men juist het tegen-
overgestelde. De ontreddering moet nog groo-
ter worden. Nu zijn daarvoor twee wegen ge-
opend en loopt men tusschen twee polen. In
eerste pool ziet men de gedachte van Wilson,
den Volkenbond en zijn veertien punten. Hij'
In I'1 meeningdat zou vrede, dat zou
welvaart, dat zou zegen aanbrengen. En waar
zal het op uit loopen? Op niets! Een Volken-
Dond is een utopie. De veertien punten zijn
waardeloos.
In de tweede plaats, de pool van Lenin. Deze
w il door een wereldrevolutie heil aanbrengen.
Eerst de boel onderste boven, dan zal het
goed gaan. Deze gedachte loopt ook op niets
uit.
Daardoor ontstaat nog meer verwarring.
Neen, mijne heeren, deze middelen, ze zullen
niet baten. Wanneer echter het gezond ver-
stand weerkeert bij het menschenkind, dan
kan er verbetering komen. Door arbeid en
energie moet de welvaart weerkeeren. Van
wat rang of van wat stand men ook is, ieder
moet meehelpen, im de gebroken potten te
heelen. Dan eerst komt er verbetering. Het
komt ons evenwel voor, mijnheer de voorzit
ter, dat de Ter Neuzensche arbeiders nog wel
zooveel gezond oordeel hebben, dat ze inzien,
dat het zoo niet kan. Hunne verbintenis is
evenwel in deze oogenblikken voor hen een
chvangbuis. Wij hebben evenwel nog wel zoo
veel vertrouwen in onze goede bevolking', dat
we meenen, dat bij eenig overleg, hunne ge-
dachten wel anders zullen worden en dat ze
zullen zeggen: niet langer op de krukken ge-
loopen van de overheid, maar de krukken
weggeworpen en op onze eigen beenen ge-
staan. Onze handen zijn den kost waard.
Men zegt echter, ja, maar op een besmette
boot werk ik niet. Wij vragen u in gemoede
af: Wie is de oorzaak, dat de besmetting er
is? Ten slotte willen wij nog een gedachte
uitspreken. In mijn jeugd en jongelingsjaren,
leerde ik eenmaal een versje, dat nog niet door
mij vergeten is, en zeer zeker ook in dezen
tijd nog wel eens mag gehoord worden.
Verschillende standen, versehillend bedrijf,
Verwekte de Heere tot nut en gerijf.
Hetzij in de stad, of hetzij op het land:
Van God onzen Heer is tocln iedere stand.
Doch, wie in zijn stand recht gelukkig wil zijn,
Die zoekt niet wat hoog is, maar houde zich
klein.
En werke met stilheid voor 't dagelijksch
brood,
En houdt aan den Heer vast, in leven en dood.
Daar ligt de kracht.
Mijnheer de voorzitter: We hebben ge-
meend, onze houding in deze te moeten be-
palen, en geven ook te kennen, dat we aan den
te bepalen steun onze stem niet kunnen geven,
en dus tegen zullen stemmen.
De heer Nolson merkt op, dat de heer De
Jager in zijn uitgebreide rede er op aandringt,
dat de gemeenteraad neutraal zal blijven, doch
wijst er op, dat de houding die de anti-revo-
lutionairen in deze kwestie innemen allerminst
neutraal is, doch getuigt van groote eenzijdig
heid.
De kwestie is: moeten de menschen gehol-
pen worden, ja of neen. Wanneer hier door
den gemeenteraad steun zou worden gewei-
gerd, en daardoor druk op de menschen zou
worden uitgeoefend om werk uit te voeren, dat
ze volgens besluit van hunne organisatie niet
kunnen uitvoeren, dan stelt de. raad zich in
de stakingskwestie partij en dit behoort naar
sprekers meening niet te geschieden. Hij is in
deze patroon en laat werk uitvoeren en staat
als zoodanig niet aan hunne zijde, maar dat
zij het werk niet opnemen om den strijd die
hunne organisatie heeft aangevangen niet te
benadeelen, daarvoor neemt hij zijn hoed af.
Men mag hen niet door broodroof dwingen
anders te handelen.
De heer Hamelink geeft te kennen, dat hij
op de rede van den heer De Jager niet zal in-
gaan; het spijt hem, dat deze de staking in
het debat heeft gebracht, want die staat' daar-
mede in geenerlei verband. Die is ook op een
andere plaats in den breede reeds besproken
en hier is het daarvoor de plaats niet. Hij
moet er alleen tegenop komen, dat de heer
De Jager deze met revolutiegedachten in ver
band brengt, er is niets anders dan een Ioon
strijd.
Een ander denkbeeld hetwelk daarin door-
vloeit is: dat er hier werk is. Spreker ont-
kent niet, dat er hier werk is. Maar evenmin
zal men kunnen tegenspreken, dat hier geen
crisiswerkeloosheid zou heerschen. want die
is hier nog evengoed als tijdens den oorlog.
Het werk dat thans hier geheurt, zou niet
plaats hebben, indien er geen staking was in
de havens van Rotterdam en Amsterdam. Dan
zouden onze havens nog geheel stil liggen.
Ware het niet aldus, dan zoude sprekers or
ganisatie dat schrijven niet hebben gestuurd.
Dat is niet gezonden aan de besturen van
Amsterdam en Rotterdam, waar staking
heerscht, maar naar Harlingen, Zaandam,
Delfzijl, IJmuiden, Vlissingen en Ter Neuzen,
waar. door de gevolgen van den oorlog nog
werkeloosheid onder de transportarbeiders
heerscht en dus wel degelijk van crisiswerke
loosheid dient te worden gesproken. Wij ge-
voelen ook, zegt spreker, dat het onaangenaam
is, dat onze havenarbeiders werk zouden kun
nen verrichten, doch dat ze dat moeten na-
laten, om niet den strijd, die door den Bond
in andere havens is aangebonden voor het ver-
krijgen van betere bestaansvoorwaarden, te
verzwakken.
Was dat niet het bezwaar, voorzeker zou
den dan onze arbeiders het werk wel aangrij-
pen, en niet, zooals de heer De Jager zegt op
krukken van den Staat willen springen. Ook
uit de omstandigheid, dat, als de staking af-
geloopen is, de schepen hier weer zullen weg-
blijven, blijkt voldoende, dat hier nog moet ge
sproken worden van crisiswerkeloosheid. En
dat het er daarna nog niet rooskleurig zal uit-
zien in de havens, is, naar spreker meent in
de vorige vergadering ook wel gebleken uit
de woorden van den heer De Meijer, die ook
nog weinig lichtpunten op dit ^ebied voorzag.
En waar men zich tijdens den oorlog op
het standpunt heeft gesteld, dat de werke-
loozen door de gemeenschap behoorden te wor
den gesteund, zoo kan men wel zeker zeggen,
dat ook na 1 Mei a.s. alhier aan de werkeloo-
zen nog steun zal moeten worden verleend,
op welke wijze dan ook.
Het is nimmer de bedoeling geweest van de
organisatie, tioen zij zich tot den Minister
wendde, dat de uitkeering met 1 Mei zoude
ophouden. De Minister baseert zich echter
daarop.
En nu moge men al beweren, dat de ver-
binding van de bootwerkers alhier met de
groote organisatie oorzaak is, dat de trans
portarbeiders het hier thans voorkomende werk
niet kunnen opnemen, maar daartegenover
moet spreker er op wijzen dat, als die ver-
binding niet bestond en na de staking do sche
pen achterwege blijven, de gemeente met de
gebakken peren zoude zitten en alleen zoude
Kunnen voorzien in het onderhoud van de
werkelooze bootwerkers. Als het hier alleen
betrof het verkrijgen van uitkeering tot en met
1 Mei dan zouden lie organisaties zich daarover
m het geheel niet druk maken, want hoogstens
kunnen er 9 personen zijn, die gedurende 78
dagen de werkeloozenuitkeering hebben ont-
vangen, waarvoor de organisatie dan toch ook
ook nog wel zoude kunnen zorgen.
Maar ook na dien tijd zal er steun behooren
te worden verleend, en daarop vestigt spreker
in het bijzonder de aandacht.
Als gevolg gegegen werd aan het advies,
dat in het betoog van den heer De Jager be
sloten ligt, zou, naar spreker meent, Ter Neu
zen daardoor in de toekomst een enormen strop
krijgen. want dan zouden de havenarbeiders
van ier Neuzen, die nu zouden medewerken
om den ioonstrijd van den algemeenen bond
te verzwakken, door dien bond niet meer ge
steund worden.
Er zal ook in de toekomst hulp noodig zijn
en van het besluit. dat de gemeenteraad thans
neemt kan het afhangen, of daarvoor ook van
andere zijde hulp wordt gegeven. De haven
arbeiders zijn toch ten slotte ook niet de schuld
van de tegenwoordige toestanden. Wij zegt
spreker hebben altijd getracht den wedloop
m bewapening, die tot een oorlog leiden moest,
tegen te gaan en dat die ontstaan is, is dus
ondanks ons. Toch zi.in wij daarvan de slacht-
offers. Hulp zal niet kunnen uitblijven, waarom
ik een beroep doe op het gezond verstand der
raadsleden, om de mogelijkheid niet te ont-
nemen, dat ook in de toekomst voor den noo
digen steun van andere zijde eene bijdrage
wordt verleend.
De reglementen van de arbeidsbeurs zeg
gen, dat de werklieden alle passend werk
moeten aanvaarden en nu heeft de minister
ook reeds verklaart. werk, dat door anderen
wegens een Ioonstrijd wordt geweigerd, niet
als passend werk te beschouwen.
Door de organisatie is een strijd aangebon
den, om de maatschappelijke positie der haven
arbeiders te verbeteren.
Er is nu van wege de anti-revolutionaire
fractie in dezen raad wel te kennen gegeven,
dat zij hun stem niet kunnen verleenen aan
een voorstel om steun te geven voor de werk-
loozenuitkeering. omdat er hier werk is. Maar
het komt eigenlijk hier op neer, of zij geneigd
zijn in de toekomst ondersteuning te geven in
verband met de crisiswerkeloosheid, want,
zoodra als de staking opgeheven is blijven
zooals reeds gezegd de schepen weg en
heerscht de werkeloosheid, in het leven ge-
roepen door den oorlogstoestand, weer even-
als te voren. En hij, die ook maar iets voelt
voor het vereenigingsleven, zal toegeven, dat
de moreele plicht onzer havenarbeiders is, niet
op te nemen het werk. dat uit de plaatsen,
waar staking is, naar hier wordt gezonden. Het
is een feit, dat we hier gebukt gaan onder den
crisistoestand.
De heer De Ridder vindt het jammer, dat
door de aangesloten werklieden niet gewerkt
kan worden; zij zjjn vrijwillig werkeloos. Hij
kan zijne stem hieraan niet geven.
De heer Van Cadsand is het eens met den
heer De Ridder; hier is geen werkeloosheid,
men wil niet werken. Er is nog iets anders.
Naar hij vemeemt, wordt er thans wekelijks
20 tot 23 duizend gulden aan werkloon uitbe-
taald, waarvan 75 naar buiten de gemeente
gaat. De neringdoeuden ontvangen daarvan
dus ook niets. Als hier staking was, was het
iets anders, doch dat is zoo niet. Er zijn een
groot aantal werklieden, die eenvoudig te ken
nen geven, het werk niet te willen doen. Hij
kan hieraan zijn stem niet geven.
De heer Nolson geeft te kennen, dat het zijn
standpunt is, dat de. raad er niet op ingaan
mag om zich als scheidsrechter te stellen in
de kwestie betreffende de staking te Rotter
dam. De transportarbeiders alhier zijn bij dien
bond aangesloten en mogen dat werk dus niet
doen. Als hij in hup plaats was, deed hij het
ook niet.
De heer De Meijer is ten volste overtuigd,
dat hier nog crisiswerkeloosheid bestaat. Het
zou ook hem spijten, als tengevolge van een
raasbesluit het verleenen van steun na X Mei
a.s. geheel zou ophouden. Overigens vindt hij
het ook jammer, dat 80 der werklieden, die
graag aan't werk zouden gaan, dat onder deze
omstandigheden niet kunnen. Als te Rotter
dam de staking over is, zal het werk alhier,
althans in die mate, niet meer komen.
De heer Nolson: II moet hier onze zaken
niet zitten verdedigen.
De heer De Meijer: Het is jammer, dat ze
hier uit sympathie het werk laten liggen.
De heer Colsen verklaart, op het zelfde
standpunt te staan als de heer Nolson. Hij
neemt ook zijn petje af, voor de houding der
transportarbeiders, die het werk der stakers
niet willen overnemen. Toch heeft hij wel een
grief tegen de transportarbeiders, n.l., dat ze
zich niet voldoende aan de omstandigheden
aanpassen en op andere wijze trachten hun
brood te verdienen.
Bij het begin van den oorlog werkten drie
vierde der menschen van Sluiskil op de cokes-
fabriek. Toen die stil viel, is de eene schippers-
knecht. de andere veldarbeider, boerenknecht,
of iets anders geworden. Maar toen het vorig
jaar een landbouwer van onder Zaamslag te
Ter Neuzen werkvolk kwam zoeken, bleken de
werklieden niet genegen bij hem te komen
werken. Als een havenarbeider voor het eerst
op het land komt zal hij natuurlijk niet zooveel
kunnen verdienen als een boerenarbeider, m.aar
hij zal toch al spoedig in staat zijn meer te
verdienen. Spreker heeft nog een timmer-
mansknecht in dienst gehad als slagersknecht.
Men moet zich regelen naar de omstandighe
den Overigens kan hij het niet anders dan
flink vinden, dat ze hun breeders in de groote
havensteden bijstaan,
De heer Van den Ouden heeft de staking
nog niet zoo hooren verdedigen als hier in den
gemeenteraad, maar hij moet wijzen op het
nuchtere feit, dat er hier werk is.
De heer Nolson: Wij moeten ons niet uit
spreken over de staking.
De heer Scheele kan, na het betoog van den
heer De Jager, kort zijn, daar dit ook zijn
standpunt in dit opzicht weergeeft. Hij stelt
zich practisch op het standpunt, dat hier
werk is.
De heer Nolson: Dat is comedie spelen.
De heer Scheele wil spreken, doch de heer
Nolson interrumpeert voortdurend.
De voorzitter hamert.
De heer Scheele zal, al springt de heer Nol
son ook tegen den zolder, zeggen wat hij te
zeggen heeft. De heer Nolson moet maar een
las wijn gaan drinken, dat heeft hij wel
noodig. Spreker meent te moeten zeggen
waar het op staat. Practisch kan ieder, die
wil, hier aan het werk gaan. Hij stemt toe,
dat hot voor de georganiseerden moeilijk is,
als het in Rotterdam en Amsterdam staking
is, de geheele boel er bij betrokken wordt, dat
is het standpunt
De heer Nolson: U wou zelf zoo graag
achter de tafel zitten!
De heer Scheele: Maar de anti-revolutionaire
partij heeft zich uitgespreken, dat deze sta
king ongeoorloofd is. Dat is niet met de be
doeling om partij te kiezen tusschen de sta
kers en tusschen de reeders, misschien hebben
beiden schuld, doch er is uitgemaakt, dat de
Christelijke werklieden konden voortgaan met
werken. Er wordt volk gevra&gd en werk aan-
geboden. de staking is ongeoorloofd. Hij wil
den werklieden toeroepen neemt het werk, dat
er is, te baat, om voor uwe gezinnen te zorgen.
De heer Hamelink wenscht iets op te mer-
ken naar aanleidmg van de opmerlring van
den heer Colsen, dat de transportarbeiders
geen ander werk trachten te krijgen Uit de
omstandigheid, dat met Mei slechts 9 van de
275 transportarbeiders hun voile 78 dagen
zullen getrokken hebben, blijkt toch wel dat
een groot aantal hunner anderen arbeid heeft
verncht. En dit zijn alle menschen, die in nor-
malen tijd hun brood verdienen in het haven
bedrijf.
Dan wijst hij er op, dat het voor die haven
arbeider niet zoo gemakkelijk is zich naar
elders te verplaatsen. Het zijn ongeschoolde
Krachten en voor dezen is er tegenwoordig
overa overcompleet. Ook de woningtoestan-
den, die m heel Nederland gelijk zijn, bemoei-
lijken die verplaatsing. En als een werkman
elders in den kost moet gaan, heeft hij zooveel
noodig- om zichzelf te bedruipen, dat er niet
veel oversehieten kan om nog wat naar huis
-a sturen voor het onderhoud van het gezin
Voorts betoog-t spreker, dat hier geen sta
king is. Als hier schepen komen die onder
normale omstandigheden hier komen d w z
die m oorsprong- voor Ter Neuzen bestemd
zijn, clan zouden de havenarbeiders die wel
degelijk moeten lossen. Maar als er hier sche
pen komen, die bestemd waren voor de havens
waar de staking heerscht, dan zijn zij aan
liunne organisatie verplicht, te weigeren aan
die schepen te werken. Dit is hier iets geheel
anders als een staking in een fabriek. Bij een
fab nek blijft alles plaatselijk, de fabriek staat
op een bepaalde plaats en het bedrijf is niet
zoo gemakkelijk over te brengen, maar het
water is dun genoeg. om schepen die gelost
moeten worden, overal heen te sturen en daar
door den strijd te verplaatsen.
Wij, georganiseerden, zegt spreker, doen
aan het lossen dier schepen niet mede. Dat
het schepen zijn die door de stakingsomstan-
digheden naar hier gezonden worden, blijkt ook
wel uit het loon dat betaald wordt, n.l. f 7 per
dag. Als het gewoon werk was, zouden de
patroons voor het werk, dat in daggeld ge-
daan werd, *wel afkomen met de overeenge-
komen 5 per dag. Dat is bewijs genoeg, dat
het werk betreft om de staking te ondermij-
nen De georganiseerden moeten hier tot hun
let'iiwezen al veel te veel doen, waar zij het
werk opnemen, dat anders door verschillende
werklieden gedaan werd, die nu aan het los
sen der stoomschepen werken. Zij weten het
ook, dat die strijd, die in andere havens ge-
streden wordt, ook in hun belang is, dat daar
van ook hunne lotsverbetering afhankelijk is.
en als het loon elders verbetert, dat zij dari
daarvan ook de vruchten zullen plukken. Zij
voelen dat beter, dan de arbeiders die nu van
verschillende plaatsen hier komen, om dat
werk te verrichten, en die nog niet doordron-
gen zijn van het besef, dat ze daarmede hunne
eigen belangen tegenwerken.
Naar aanleidmg der bewering van den heer
bcheele dat men van christelijke zijde deze sta
king ongeoorloofd acht, wijst hij er op, flat
de leider der Christelijke havenarbeiders, de
heer Quispel, in den loonraad de patroons toe-
voegde: „met die voorwaarden kunnen wij niet
bij de arbeiders komen, dat is slikken of stik-
ken", en de Christelijken staakten wel niet
maar ze werkten toch ook niet. Spreker weet
niet, of de heer Quispel nog bij de Christe
lijken geduld wordt, maar er blijkt toch uit,
dat hij de staking niet ongeoorloofd acht.
Er behoort te worden ingegaan op de vraag:
of hier crisiswerkeloosheid bestaat en van de
beantwoording dier vraag kan voor de toe
komst veel afhangen. Er zal ook nog na de
staking hulp moeten worden verleend. Spreker
zou zich zeer verheugen, als dit laatste niet
het geval werd en alle werklieden in staat
zouden zijn zelf in hun onderhoud te voorzien
De heer De Ridder geeft wel toe, dat hot
voor de georganiseerden moeilijk is om het
werk op te nemen, doch practisch kan er toch
niet van werkeloosheid gesproken worden.
De heer Scheele heeft volstrekt niet willen
beweren, dat men in de kringen der Christe
lijke arbeiders tevreden is met de arbeids-
voorwaarden, ook deze trachten zich steeds
hooger op te werken, maar zij stellen zich toch
op het standpunt, dat het op dit oogenblik on
geoorloofd is om in staking te gaan. Op dat
standpunt moet spreker zich plaatsen.
De heer De Meijer acht het jammer, dat de
staking hier in het debat is gebracht, ofschoon
het te wachten was. dat die wel zou worden
besproken. Hij moet ook uitspreken, dat hier
nog de crisis in het havenbedrijf heerscht. Hij
vraagt, of het niet mogelijk is, het antwoord
aan den minister te splitsen. Als men nu zou
verklaren, dat er geen werkeloosheid meer is,
zou dit zeker belemmeren een poging om ook
nog na lMei 1920 steun te krijgen, indien dat
noodig is.
De heer Van Hasselt gelooft, dat het zeer
natuurlijk is, dat de transportarbeiders- alhier
hebben gemeend, het werk, dat hier door de
staking in andere plaatsen komt, niet te moe
ten opvatten, waar die strijd, door hunne or
ganisatie aldaar gestreden, gaat om het ver
krijgen van een hooger loon. Hij begrijpt, dat
ze dat moeten doen, ook al apprecieert hij dat
niet in zulke warme bewoordingen als door
anderen reeds is geschied.
De zaak, waar het thans over loopt, schijnt
van geringe beteekenis; er zouden volgens de
mededeeling van den heer Hamelink tot 1
Mei a. s. hoogstens 9 personen van kunnen
profiteeren, waarvoor de-organisatie, naar hij
ook te kennen gaf, als het er op aan komt,
best zelf zoude kunnen zorgen. Maar, er wordt
ook gerekend op een verlenging van den ter
mijn, en dan kan daarop van invloed zijn het
antwoord dat dezerzijds zal gegeven worden.
Daarvoor zijn de omstandigheden moeilijk.
Er kan niet g-ezegd worden, dat hier thans
werkeloosheid heerscht, want er is werk, over
14 dagen is dat misschien wel weer het geval,
maar voor het oogenblik kan men zulks toch
niet zeggen, want er liggen booten, hier is
werk!
De transportarbeiders hebben, door hun lid-
maatschap van den grooten bond, reeds groote
voordeelen genoten. Doordat deze thans te Am
sterdam en Rotterdam in staking zijn, zullen
ze de nadeelen ondervinden, doch daar acht hij
niets tegen. Men heeft eerst de voordeelen
g'ehad en meet nu ook mee de nadeelen dragen.
Spreker acht het tijdstip, waarop de Cen-
trale Bond zich met dit verzoek tot het ge-
meentebestuur heeft gewend, niet gelukkig
gekozen. Hij is ook van meening, dat de over
heid zich niet moet uitspreken in een strijd
tusschen twee partijen en zou het 'tbest ach-
ten, dat het werkloozenbesluit eenvoudig werd
uitgevoerd, zooals dat thans luidt.
De heer Nolson geeft te kennen, dat, indien
de gemeenteraad er niet op ingaat het prac
tisch resultaat is, dat druk wordt uitgeoefend
op de werklieden om te handelen in het nadeel
der staking. Als patroon vindt hij het niet
slim, dat ze het niet doen, maar dat is een
principieel punt. De rest is comedie.
De heer Scheele: Het is volstrekt niet mijne
bedoeling druk uit te oefenen.
De heer Nolson: Zeker!
De heer Scheele: Dat wil niemand. Ze heb
ben volgens het werkloozenreglement hun da
gen, dat ze uitkeering kunnen krijgen. Nu
komt er een missive van den minister en daar
in wordt ons gevraagd: is er bij u werkloos
heid. Het kanaal ligt vol schepen die op los
sing wachten, er is werk in overvloed en nu
zouden we toch niet aan de waarheid getrouw
zijn, als we zeiden: er is hier geen werk. Dat
is het practische in deze zaak.
De heer Colsen geeft, naar aanleiding van
hetgeen de heer Hamelink over zijne opmer-
king zeide, te kennen, dat hij wel heeft gezien.
dat de havenarbeiders van Ter Neuzen ook
zeer goed anderen arbeid konden verrichten
Dat is wel ter dege gebleken in het begin van
de mobilisatie, toen hunne vrouwen nog maar
50 cent daags kregen. Hij noemt hen zeer
flinke werklieden en wat ze toen konden, kun
nen ze nog.
De heer Hamelink merkt op, in het geheel
niet beweerd te hebben, dat de havenarbeiders
met tot het verrichten van anderen arbeid in
staat zouden zijn.
Tegenover de woorden van den heer Van
Hasselt herinnert hij aan de geschiedenis van
net steun-comite. Na den oorlog heeft de mi
nister gezegd, dat die steuncomite's moesten
opgedoekt worden en werd de te verleenen
steun door hem geregeld middels de werkloo-
zenkassen, en voor hen die daaronder niet kon
den vallen. door armenzorg. Bij de besprekin
gen met den minister over de werkloozenver-
:'V- 1: heihaaldelijk te kennen gegeven,
dat die regeling voor de transportarbeiders
met voldoende zou zijn, waarop de minister
ten Siotte te kennen gaf, dat hij dan later
wel verder zou zien. Vooral was er op gewe-
zen, dat het in de kleine havens onvoldoende
zou zijn, omdat daar nog ongeveer dezeifde
toestand heerschte als gedurende den oorlog.
Dit leert nu ook de ondervinding.
I oen we nu het tijdstip zagen naderen dac
ei menschen uitgetrokken zouden zijn, hebben
we ons, ingevolge de vroeger gedane toezeg-
ging, tot den minister gewend, met de vraag
daarvoor eene voorziening- te treffen. We
moesten toch vooruit zorgen, voor het zoover
was, maar deze vraag houdt in geen enkel op
zicht verband met de staking. In plaatsen waar
staking heerscht, is de werkloozenuitkeering
stop gezet.
Tot bestriding der werkloosheid geeft spre
ker in overweging, eens te zien of het niet
mogelijk is te beletten, dat een groot aantal
i>elgen in Sas van Gent werken, die dan voor
een groot deel voor de werkelooze ongeschool
de aibeiders zouden kunnen worden vervangen.
Dat zou den last zeer verlichten.
De heer Van Hasselt wil niet beweren, dat
er in het zenden van den brief politiek zit
maar acht het een slecht gekozen tijdstip
De heer Hamelink wijst er op, dat het schrij
ven aan den minister al van 25 Maart 11 da-
teert.
De heer Van Hasselt vindt het toch een
met gelukkig oogenblik. Er staan daar aan het
hoofd van den Bond misschien knappere men
schen, dan hier deel maken van den gemeen
teraad, en die zullen dus wel geweten hebben
wat ze deden, maar voor een buitenstaander
maakt het toch den indruk, dat het er mee
samenhangt. Beter ware het, dat de brief in
Januari was of na Mei werd ingediend. Hij
acht het verder een gezond standpunt, dat
de havenarbeiders zeggen: werk dat voor an
deren bestemd was, verrichten wij niet. Maar,
daarvan moeten ze dan ook de nadeelen weten
te dragen.
De heer Hamelink herhaalt, dat de staking
in geen geval op het zenden van den brief van
invloed is geweest.
De voorzitter gelooft, dat de vergadering nu
voldoende gelegenheid heeft gehad, om de zaak
van alle kanten te hooren bespreken, maar hij
moet daarbij opmerken, dat men helaas niet
is ingegaan op de 4 punten, die, naar hij voor-
af uiteenzette, in het schrijven van den minis
ter besloten zijn.
Hij moet toegeven, dat de circulaire geko-
men is op een zeer ongunstig tijdstip, omdat
allicht den schijn wordt gewekt, dat men door
het nemen van een besluit in een of andere
richting partij Iciest. Daarom had hij juist.
door het aangeven van de groote lijnen, waar
om het hier moet gaan, de besprekingen buiten
het thans betreden pad willen houden. Jam
mer genoeg is de staking nu in het debat ge
bracht, en deze te bespreken, komt hier, vol
gens spreker, niet te pas.
Door de omstandigheden is er nu voor den
gemeenteraad van Ter Neuzen wel eene
moeilijkheid ontstaan, maar daar moeten we
ons doorheen werken.
De raad kan zeggen: we.erkennen den toe-
stand en zijn bereid tot rteun.
Hij kan ook zeggenwe ontkennen de werk
loosheid en doen niets.
Dat zijn de twee uitersten, vertegenwoor-
digd door de heeren Hamelink en De Jager en
spreker hoopt deze eeniger mate tot elkaar
te brengen.
Er dient ook gelet te worden op de toe
komst na 1 Mei en dan zou spreker het geen
verstandig besluit achten, wanneer de raad niet
op de vraag van den minister inging om steun
te verleenen. Als de raad thans uitsprak, dat
hier geen werkeloosheid meer is, dan zou de
minister daarin gereede aanleiding kunnen
vinden om ook na Mei elken verderen steun
te onthouden, zich op dat besluit beroepende.
Dan zou de gemeenteraad de brug achter zich
zelf afbreken. Met op de vraag van den mi
nister in te gaan, wordt ook geen standpunt
tegenover de werkgevers ingenomen.
Er behoort toch ook met tevredenheid te
worden geconstateerd, dat alles hier zonder
moeilijkheden verloopt en dat zij, die willen
werken, daarom niet bemoeilijkt worden, dat
geeft ook moed voor de toekomst, dat, wan
neer zooals we hopen het normale werk weder-
keert, de werklieden naast elkaar weer in alien
vrede zullen werken en vrede hebben we alien
noodig.
Spreker zoude den minister willen antwoor-
den in den vorm zooals deze zelf schrijft, en
zeggenu erkent, dat hier werkeloosheid
heerscht, en dat het in verband daarmede
noodig is, nog steun te verleenen. Den vorm
waarin dit geschieden zal, wenschen we aan
uwe Excellentie ter beslissing te laten.
Dan zouden we tot 1 Mei kunnen afwachten.
Dat moet niet geheel als een fictieve datum
beschouwd worden, daar spreker weet, dat het
wevkelijk de bedoeling is, dat na 1 Mei geen
buitengewonen steun aan werkeloozen meer zal
worden verleend. We dienen echter te zorgen,
dat daarop kan worden teruggekomen.
Spreker heeft wel eenigen moed, dat het
aantal werkeloozen niet groot zal zijn. Een deel
der werklieden zal arfeeid kunnen vinden aan
de Oostsluis, een ander deel aan het sloopen
der vesting en als de nieuwe havenwerken
doorgaan, zullen ook daar menschen kunnen
gebruikt worden, zoodat het, naar hij ver-
wacht, dezen zomer wel gaan zal. Maar als
het eens niet zou gaan, en er werkeloozen te
ondersteunen vallen, moet daarop bij het thans
te nemen besluit reeds gerekend worden, om
dat het vast staat, dat we toch nog verder
een beroep zullen moeten doen op de hulp van
den minister en alsdan met ons verzoek niet
sterker zullen komen te staan, als we hem
nu, door een weigering om aan den voorge-
nomen maatregelen mede te werken, verbit-
teren. We handelen dan noch in het belang
van de zaak. noch in dat van de gemeente-
Hij zou dus willen antwoorden, dat, waar zijne
Excellentie erkent, dat hier werkeloosheid
heerscht, de raad het yerlednen van steun aan
de werkeloozen aan zijne beslissing overlaat.
De heer Geelhoedt geeft te kennen, dat het
betoog en voorstel van den voorzitter weer
geeft de meening van het college van burge-
meester en wethouders. Hij acht dat voorstel
den hasten weg die bewandeld kan worden.
De heer De Meijer vraagt, of het misschien
bekend is, of in de laatste wekon meer uit-
keeringen geschieden dan vo6r dien tijd
De voorzitter kan dat niet mededeelen. Hij
merkt dikwijls op, dat er veel menschen aan
de brug staan, maar dat was over een maand
ook het geval.