ALGEIWEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 6817. Dinsdag 25 Maart 1919. 59e Jaar gang. ABONNEMENT: ADVERTENTIEN BINNENLANP. TeleSoon 25, Bit Biad vemhynt Maandag^, Woensdag- en Yrydagavond, nitgezonderd op Feestdagen, by de Firma P. J. YAH DE 8ANDE te Ter Neuzen. DISTRIBUT1EBUREAU afd. ziekenvoeding. De Belgen en Wij. Per 3 maanden binnen de stad 1.20. Franco per post voor Nederland/ 1.40. Bij vooruitbetaling: voor Belgie en Ned.-Indie /1.80, overig Buitenland/2. Voor Nederiand: Per jaar bij vooruitbetaling 5, Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren. Van 1 tot 4 regels f 0.&0. Voor elken regel meer 0.15 Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwdfe op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien voor 1 UUf op den dag der uitgave. Ingaande heden 24 Maart a.«. zal voor reeds iogeschreveu zieken de uitreiking van Melkboekjea plaats hebben op het Distri- botiebureau des Dinsdags en Vrijdags, voormidda|s tusBchen 9 en 12 unr. In verband met den verbeterden voedings- toestand zullen geen nieuwe insehrjjvingen meer plaats hebben. Ter Nausea, 24 Maart 1919. Da toeziend geneeeheer, CHR. EGGINK. INGEZONDEN. (Y e r v o 1 g 17.) De ingezetenen van Poperinghe had den door belangrijke vorderingen in de weefkunst voor hunne lakens eene aan- zienlijke plaats op de markten verkre- gen. De burgers van Yperen, zich in hunne belangen verkort ziende, trokken naar Poperinghe, om de weefgetouwen huimer naburen te vernielen. Deze ver- dedigden zich heldhaftig, maar moesten hunne stad overgeven, toen hun aan- voerder Jan Beyts met de keur zijner benden gesneuveld was. Van daar trok ken de overwinnaars naar Belle, Lan- gemai'ck en Reninghelst, waar zij even- eens alle weefgetouwen stuk sloegen en verbrandden. In het voor jaar van 1345 heerschte te Gent eene geweldige verbitcering tus schen de wevers en de vollers. De vol- lers eiscnten van ieder stuk laken vier penningen meer werkioon dan zij tot dien tijd genoten hadden. De wevers swoeren, dat zij die verhooging nimmer louden toestaan. Op Maandag den 2den Mei wapenden de twee gilden zichop de Vrijdagmarkt stieten zij op elkander. Er volgde een afgrijselijk moordtooneel. De imrkt werd met lijken overdekt. Vergeefs voerden de priesters den mons- trans en de gewijde hostien naar het pleinde slachting werd met onvermin- derde woede voortgezet. Eerst toen het vollersgilde bijna geheel vemietigd was. staakte men den strijd. Men telde ruim 1300 dooden. De kroniekschrijvers heb ben dien dag „den quaden maendach" genoemd. Graaf Lodewijk maakte van deze on- histen gebruik, om zijn gezag te her- winnen. In de laatste dagen van October had hij gepoogd, zich bij verrassing meester te maken van Oudenaarde, wat echter niet gelukt was. Eenige maan den later sloot hij een verdrag met den hertog van Brabant, die, ontevreden over het bondgenootscbap der Brabant- sche en Vlaamsche gemeenten, reeds bij het beleg van Doornik onbetrouw- baar was gebleken. Hertog Jan ver- klaarde zich thans openlijk voor Lode wijk van Nevers, die hem het uitzicht opende op een huwelijk tusschen Lode wijk van Male en eene zijner dochters. Door de hulp van den Brabantschen her tog slaagde de graaf van Vlaanderen er in, Dendermonde te bemachtigen, waar hij al zijne aanhangers verzocht, zich bij hem te voegen. De koning van Engeland stond op het punt, de zee over te steken, toen boden, uit Vlaanderen gezonden, hem kwamen melden, dat zijne tegenwoordigheid al- daar het eenige middel was, om er zijn gezag te handhaven en zijne bondge- tiooten te beschermen. Den 5den Juli 1345 kwam Eduard III met 130 schepen in het Zwin, Jacob van Artevelde begaf zich naar Sluis, om ko ning Eduard te begroeten eni naar Gent te geleiden. Dewijl de aanhangers van graaf Lodewijk, te Dendermonde inge- sloten, geene vorderingen maakten, en Jacob van Artevelde de ongerustheid van den Engelschen koning geheel weg- nam, vond deze het niet noodig, zijnen tocht tot Gent voort te zetten. Hij ver zocht alleen de afgevaardigden der goe- de steden, te Sluis samen te komen. Volgens de geschiedschrijvers Frois- sart en Villani zou Jacob van Artevelde op deze bijeenkomst voorgesteld hebben, den prims van Wallis tot graaf van Vlaanderen te verheffen, en daardoor zijnen eigen val veroorzaakt hebben. Daar noch de brieve,n van koning Eduard aan zijne baronnen, noch de re- keningen der goede steden van Vlaande ren van zoodanig voorstel melding ma ken, is de waarheid van dit verhaal niet boven alien twijfel verheven. Wei staat vast, dat de Leliaards voor geen middel terugdeinsden, om hunnen grooten te- genstander in het verderf te storten. De Vlaamsche gemeenten dachten er niet aan, den Engelschen prins tot hun nen graaf te verheffen; zij verklaarden slechts, dat de afwezigheid en de vijand- schap van Lode wij k van Nevers het ncodzakelijk maakten, andermaal eenen ruwaard te benoemen. Na verscheiden samenkomsten met koning Eduard te Sluis en eene verga- dering, den 16 Juli te Brugge gehouden, kozen zij eenparig Zeger van Eortryk, wiens eerste zorg was, zich naar Aalst te begeven, om de Leliaards tegen te gaan, teiwijl de strijdkrachten der goe de steden van Vlaanderen zich gereed maakten, om Dendermonde te belegeren. Daar Eduard III het niet noodzakelijk achtte, zich longer te Sluis op te hou- den, gaf hij zijne vloot bevel, den 24sten Juli onder zeal te gaan, hetzij naar Bre- tagne, hetzij naar Gasoogne. Nauwelijks had hij evenwel de haven van Sluis ver- laten, of er verhief zich een verschrik- kelijke storm, welke hem na twee dagen vol gevaren op de kust van zijn konink- rijk wierp. De tijdingen, welke hij daar weldra uit Vlaanderen ontving, nood- zaakten hem, zijne plannen geheel te wijzigen. Den 22sten Juli had er eene laatste onderhoud plaats gehad tusschen Eduard III en de afgevaardigden der gemeenten. Denzelfden dag kwam Ja cob van Artevelde te Brugge, om het volk mede te deelen, welke inaatregelen er genomen waren, om den vrede te handhaven, en den volgenden dag ver- vulde hij te Yperen dezelfde zending'. Toen hij op Zondag den 24sten Juli te Gent terugkwam, ontmoette hij eenige mar vet onheilspellende gezichten^ die he i: schenen te bedreigen, en tegen den avond hoorde hij eensklaps een woest geschreeuw rond zijne woning. Zijne dienaren haastten zich. de deuren te sluiten. De kreten verdubbelden. Ja cob van Artevelde herkende de stem zijner vijanden. Sommigen venveten hem, dat hij Gent aan de plundering der Engelschen wilde overleveren; an- deren riepen, dat hij zijn gezag mis- bruikt had, om onmetelijke rijkdommen te vierzamelen, en dat hij ziinen achat reeds naar Londen had gezonden. Jacob van Artevelde trad aan het venster en sprak tot de menigte: ,.Wat ik ben, hebt gijlieden mij gemaakt. Eer- tijds zwoert gij mij, tegen iedereen te vei'dedigen en te beschermen, en nu wih gij mij zonder reden dooden. Dat kunt gij doen, als gij wiltwant ik ben slechts een enkel man tegen u alien. Bedenkt u, om Godswil, en keert tot het verleden terug. Neemt de vriendschap en de goe de diensten, welke ik u voorheen bewe- zen heb, in aanmerking. Gij wilt mij slecht beloonen voor al het goede, dat ik u vroeger heb gedaan. Weet gij niet, hoe de handel kwijnde in dit land? Ik heb dien weder opgebeurd. Dan heb ik in zoo groote vreedzaamheid het be- stuur gevoerd, dat gij tijdens mijn be- heer alles naar believen hebt gehad, graan, wol, krediet en koopwaren, alles te rechter tijd". Niets kon Jacob van Artevelde red den;, noch zijne welsprekendheid, noch de gegrondheid zijner verdediging, noch de herinnering zijner diensten. De mannen, die hem bedreigden, waren vast besloten, niet naar hem te luisteren. De staatkundige twisten waren voor hen slechts een voorwendsel; hun persoon- lijke haat was ongeduldig, om den hoofd- man van Sint Jan te treffen. Onder hen bemerkte men zekeren Jan Panneberch, eenen eigenaar van land'erijen, gelegen te Basserode, die reden van klagen schijnt gehad te hebben bij het bedijken van den polder, toebehoorende aan Jacob van Artevelde, en bij hem zijne bloed- verwanten Wouter de Meij, Jan van Meerlaer, Jan Pauwels, Paul en Simon van Westhuc. Die hen volgden waren de overgebleven vollers, die den dood van hunnen deken, Jan Bake, wilden wreken, de leden der kleine gilden, pannenhak- kers, leertouwers, lage opruiers, bezol- digd door den hertog van Brabant en den graaf van Vlaanderen. Jacob van Artevelde begreep, dat verdere rechtvaardiging nutteloos was. Zwichtende voor de beden zijner diena ren, die hem zeiden, dat alle deuren welhaast verbrijzeld zouden zijn, begaf hij zich naar de binnenplaats zijner woning, ten einde eene naburige kerk te bereiken en daar aan den voet des al- taars eene toevlucht te vinden, toen zij ne vijanden er in slaagden binnen te dringen en op ,hem losstoven. Een schoenlapper, die vooruitijlde, was het werktuig van het doemwaardig eedgespan, dat een einde maakte aan een leven, waaraan de grootheid en de l'oem van Vlaanderen verbonden waren. De vijanden van Jacob van Artevelde (de voornaamste waren Gerard de Nijs en Simon Parijs) hadden gedurende eenige dagen de overhandmaar weldra verhief zich de openhare verontwaardi- ging tegen de bewerkers der rnisdaad. De afgevaardigden der Vlaamsche ge meenten stakan de zee over, om zich naar Westminster te begeven. Daar ver- ontschuldigden zij zich bij Eduard III over den dood van Jacob van Artevelde en zwoeren plechtig, dat zij niets van het opzet hadden geweten; dat zij, indien zij het hadden geweten, hem naar hun vermogen zouden verdedigd en bewaakt hebben; dat zij over zijnen dood zeer vertoomd en bedroefd waren; dat zij hem grootelijks beklaagden en betreur- den; want zij erkenden gaarne, dat hij hun zeer genegen geweest was en noo dig voor al hunne bohoeften, en dat hij Vlaanderen goed en wijs bestuurd had. Wegens den dood van Jacob van Arte velde stelde Eduard III zijnen krijgs- tocht naar Frankrijk tot het volgende jaar uit. De magistraat van Gent had reeds een onderzoek gelast naar hetgeen er ge- beurd was. Getrouw aan het gebruik van het weergeld, dat zich in de wetten en de zeden had gehandhaafd, boden de schuldigen dad'elijk den prijs voor den doodslag aan; maar zij werden boven- dien tot eene plechtige boetedoening veroordeeld. Spijt dertig jaren van be- roeringen, spijt het herstel van Lode wijk van Male, werd nog in 1375 de boe- te ge'ind, krachtens de uitspraak der magistraat van Gent „over de dood van Jacob van Artevelde, t'eenre lampe bouf (boef behoef), te berrene (branden) vor Onser-Vrauwen in 'thospitael van der Bilohen", waar de burgers van Gent zich de eerste maal rond Jacob van Ar tevelde vereenigd hadden. Nauwelijks hadden de .Gentenaren vernomen, dat Lodewijk van Nevers, zich beroemende op den uitslag van het snoodste verraad, zijne ridders uitge- zonden had, om Hulst en Axel te bezet- ten, of zij snelden te wapen, ten einde hen te verjagen. Axel, waar Floris van Brugdam en Franqois Vilain zich genes- teld hadden, werd dadelijk stormender- hand genomen; Hulst deelde hetzelfde lot. De krijgslieden van Gent, onder- steund door die van Brugge en Yperen, besloten hunnen tocht naar Dendermon de te vervolgen. De graaf van Vlaan deren vluchtte ijlings naar Frankrijk, terwijl de hertog van Brabant zich naar het kamp der Vlaamsche gemeen ten spoedde, om er zijne bondseeden te hemieuwen en bemiddeler.d op te tre- den ten vcordeele van de ridders, die zich niet hadden kunnen verwijderen. Dendermonde trad in den bond der ge meenten en behield zijne wallen alleen op voorwaarde, dlat het naar den kant van Gent drie bressen van veertig voet zou openlaten. (Wordt vervolgd.) TWEEDE KAMER. Vergadering van Vrjjdag. De discussies over de enkele belasting- ontwerpen leiden natuurlflk tot allerlei breede discassies over den financieelen toe- stand in het algemeen. Het gansche plan van den Minister geljjk hg dat vroeger heeft ontwikkeld wordt uitgerafeld. Zoo zoetjes aan blpft er van de indirecte be- lastingen niet veel over. Zelfs de heer de Mont4 Verloren, een partjjgenoot van den Minister, wil van de belasting op koffie en thee niets weten. Alleen in de alleruiterste noodzakeljjkheid mag z.i. de Minister naar deze artikelen grijpen. Liever moet dan de aflossing der crisis-sehulden nog maar een paar jaar langer duren. Zelfs wilde deze afgevaardigde de opcenten op den suikeraccjjns opheffen. Ook van den katholieken kant kreeg de Minister niet veel steun. Het is op- merkeljjk, dat er een algemeene strooming is om toch maar een heffing in-eens in te voeren. Na den heer de Geer heeft de heer de Monte dat aenkbeeld verdedigd en zelfs de heer de Wjjkerslootb de Weerdesteijn heeft er geen bezwaar tegen om een half milliard af te lossen binnen een tjjdvak van eenige jaren. Wanneer jaarljjks tot een bedrag van 4 °/0 van het nationaal ver mogen een heffiog-in-eens wordt gesteld, bedraagt de opbrengst in een 4tal jaren vrijwel een som van een half milliard. Voor de bezwaren van Minister de Vries tegen dit stelsel, gelijk hp die in de Eerste Kamer heeft ontwikkeld, gevoelt hij niet veel. Alleen de heer Visser van IJzendoorn heeft zich daarbjj aangesloten. Nn de zaken z6o staan, is het lang niet onmogelpk, dat het op die wjjze tot een compromis komt en dan zal het voornamelpk de vrees voor de zeer onsympathieke belastingen op koffie, thee en cacao zpn, die de meeningen in dezen heeft be'invoed. Het is meer voor- gekomen, dat men uit angst van gedreven te worden naar iets zeer verkeerds, heen- stapte over bezwaren, die aanvankeljjk on- overkomelijk leken tegen een stelsel dat minder slecht is. Het is alleen de vraag of de Eerste Kamer ooit een dergelpke heffing zou willen aanvaarden. Enkele punten beginnen vast te staan men is het er over eens, dat de directe be lastingen niet voortdurend kunnen worden opgedreven dat de grens nu wel bereikt is; dat de indirecte belastingen weinig sympathie vinden en ten slotte, dat er voor de heffing-in-eens veel meer sympathie be- staat, dan men wel vermoed heeft. De rede van den heer J. ter Laan was een herhaling van die van den heer van den Tempel. Hij wenschte een heffing-in- eens van een milliard. Bestemming suikerbieten oogst 1919. De Minister van Landbonw, Npverheid en Handel brengt ter algemeene kennis, dat hij den suikerfabrikanten vrpbeid heeft gelaten in het contracteeren van suiker bieten van den oogst 1919, ook wat den prps betreft. Verder is aan de fabrikanten medege- deeld, dat de regeering niet voornemens is de te produceeren suiker over te nemen. Dit beteekent, dat de suiker van den oog-t 1919 in het binnenland vrjj zal mogen worden verhandeld. Vooralsnog kan echter geen onbeperkte uitvoer van suiker in uit zicht worden gesteld. Opheffing Rykskantoor voor kleeder- voorzieniug. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, gezien zijn beschikking van 15 Mei 1918, waarbij werd ingesteld een Rpkskantoor voor kleedervoorziening, terwjjl tot direc- teur van dit kantoor werd benoemd, de beer H. Hertsberger, heeft bepaald a. dat bovengenoemde beschikking met ingang van 1 April, zal worden ingetrokken b. dat eervol ontslag wordt verleend aan den heer H. Hertsberger, als directeur van de Rjjkskleedingvoorziening, onder dank fcetniging voor de belangrpke den lande bewezen diensten c. dat de heer H. Hertsberger, met ingang van 1 April, wordt benoemd tot liquidateur van het alsdan opgeheven Rjjks- kantoor voor kleedervoorziening. Belgische dubbelzinnigheid. Men schrpft van bevoegde zjjde aan het Hbi. Terwjjl Minister Franck zich onbezwaard vindt te doen gevoelen dat het streven tot berooving van Nederland door hem niet wordt gesteund, en L. de Brouckere in #Le Peuple" ons verzekert dat noch de Belgiscne regeering, noch de Belgische af gevaardigden ter vredesconferentie een daimbreed Nederlandsch grondgebied ge- vraagd hebben, acht de Belgische Minister- President, de heer Delacroix, het gewenscht zjjne mededeeling aan de Belgische Kamer, dat de opperste raad der geailieerden zicb voor de berziening der tractaten van 1839 heeft uitgesproken, in een vorm te kleeden die verklaarbare Nederlandsche gevoelig- herien, door het optreden der Belgische annexionisfen opnieuw kwetst. De Minister- President toch laat doorschemeren dat hp Nederlandsch-Limburg besehouwt als ffeen Belgisch gewest, door de uitvoering van het verdrag der 24 artikelen van Belgie afgescheiden." Tot welk Belgie, mag men vragen, heeft het gebied van Nederlandsch-Limburg dan behoord Niet tot dat hetwelk bjj tractaat van 15 November 1831 door Europa werd erkend dit tractaat trekt de grens zooals die in 1839 door Nederland isingenomen. Tracht Belgie nu zicb te beroepen op ouder recht dan het uit zjjne te Londen opgestelde geboc rte-acte is toegekomen, dan heeft het geen keus dan tusschen het recht der Oostenrjjksche Nederlanders en dat van het oproer van 1830. Het recht der Oosten rjjksche Nederlanders sluit voor Belgie eene verhouding tot Duitschland in waarvan het thans gruwen zou, en een Schelderegiem dat voor altjjd heeft afgedaan. Over het algemeeu zou Belgie wee en schande roepen zoo het tot de rechtspositie der Oosten rjjksche Nederlanden werd teruggebrachfc. Gaat het dan aan die positie enkel terug te verlangen voor zoover zjj Belgi6 aan- spraak zou kunnen geven op Limburgsck territoir dat bjj de regelingen van 1831-1839 niet aan het door Europa erkende Koninkrijk is toebedeeld Doch welk Limburgsch territoir zou hel in 's hemels naam zjjn De Ooster rjjksehe Nederlanden hebben in het tegenwoordig Nederlandsch-Limburg te nauwernood iets omvat dan een stukje vsn Opper-Gelder met Roermondde Oostenrjjksche rechts- titel heeft geen vat jnist op het gebiedsdeel door het Belgische anexionisme thans begeerdnoch op Maastricht, noch op Heerlen, noch op Valkenburg, noch op Sittard. Een Belgie dat het Nederlandsch bezit van Zuid Limburg op historische gronden bestrjjden wil, moet tot aan gen# zjjde van 1648 terughet brengt m.a.w, niet Nederlands recht op Limburg alleen, het brengt het bestaan zelf van Nederland in het debat. Ziet de Belgische regeering kans een debat daarover te Parijs te doen openen het beproeve die kans, onzentwege, geruBtniet Nederland is het dat bjj zelf- overschatting van zjjn zuiderbuurman het slechtst zal varen. Het beroep op den Oostenrjjkschen rechfcs- titel leidt jnist ten aanzien van Zuid- Limburg tot zulke absurditeiten, dat het wel niet anders kan, of het Belgie dat Nederlandsch-Limburg Belgisch noemt, is het Belgie der revolutie van 1830. Het recht van dit Belgie nu is in zjjn kracht en dour beperkt tot kracht en duur dier revolutie -she. Het ligt volstrekt buiten de macht van het huidige Belgie den revolutionairen toestand, die in 1830 Nederlands recht op Limburg bedreigd heeft, te doen herleven, en recht eener revolutie is onbestaanbaar buiten hare feiteljike macht. Een Belgi? dat zich met een verzoek als dat van 1919 tot de mogend- heden wendt, maakt de consequentien van eigen revolutionnair verleden aan het ge- rneen belang van Europa opnieuw onder- gescbikt, en handelt 6f oneerJijk, of kort- zichtig, of' beiden, zoo het ait door dubbel- zinnige redevoeringen voor binnen'andsch gebruik zoekt te verbloemen. De Belgische Kamer moge zulk een dubbelzinnigheid vooralsnog toejuichen, te Parjjs is men er geen dupe van, en Nederland, dat de stemming zpDer Limburgers kent, zou er om mogen lachen, als de lust daartoe het niet verging bp de gedachte dat dit nu de houding is eener regeering waarmede het gewichtige gemeene belangen in het vriende- ipke had hopen te regelen. Onze souvereiniteit! Dc Slandaard merkt .op: Souverein is, wie ini het Staatsbevrind geen enkele marfil boven zjch lipeft. Vai» daar dat ook in ons land niet de States* Geiieraal, maar de Kondngin draagster der souvereiniteit is. Thans echter is bet door Wilson! onder- nomem, noodanig zcggenscbap aan den op tc ricbten Volkerenbond toe te kenner^ dat on7/; Konjngin haar soiuvei-cinitflt zo» hebben in te boeten en zjicb zou te onder- twerpen hebben! aan een ande r gezjag, dat derhalve boven haar zpu staan1 en waar aan zij zich in voorkoincnd geval zou te onderwerpen hebben. Niet zjij zou dan (meer draagster der hooigsle nracbl in den iSlaat ziijn. Zelfls zou het hooge ze-ggeii- schap van den Staat niet meer binnen on- se erven zijrn gelegen, maar op< een combi* natie van buitenlandsche ma eh ten zfijn overged-agen. Het zou met onze nationa- le vrijlieid en onafhankclijklieid gedaan zijn. Zoo ver dreef men dit zelfs; dat on® land onder de verplichting z/»u kunnen geraken, om ter wille vara het z(cg}(enscliap van andere buitenlandsche staten In ooe- llojg te gaan, niet maar eigen goedvinden, noch tengevoilge der conclusies van Vor- stin en Parlement, maar ter voldoenmg aait den eisch, die ons diotor buitenland'- sche mogendhedera gesteld werd. Kortom we ziouden het beschikkiragsreehl over ons zeff kwijt zijn. Niet wij zoudera meer zelvtsn beslissen en uitmakerl of het ten oorlog gaan noodziakelijk was, maar vreemde mach- tcn ijouden ioiok voor wat onis aangaat de ^aak uitmaken. Ook al verloren we er on- zen arcbipel door, we zoudera te gehoorza- men hebben aan den eisch, die ons giestekl werd en niet alleen ons volk', maar ook onze Kiaraingin zou zicb te voegen en te onderwerpen hebben; wat alzjoo zeggen wil, dat 7,'ij op zou houden souvereinj op onzA crve te zjijn. Men zou haar niet verjagen. Zij kon te 's-Gravenhage in hiaar pale is blijven ver- toeveiii, maar haar souverdne positie zjou zbj voor snu, era voor altoos inboeten en verlicizen. TER NEUZENSCHE COURANT

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1919 | | pagina 1