ALGEIWEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No. 6817.
Dinsdag 25 Maart 1919.
59e Jaar gang.
ABONNEMENT:
ADVERTENTIEN
BINNENLANP.
TeleSoon 25,
Bit Biad vemhynt Maandag^, Woensdag- en Yrydagavond, nitgezonderd op Feestdagen, by de Firma P. J. YAH DE 8ANDE te Ter Neuzen.
DISTRIBUT1EBUREAU
afd. ziekenvoeding.
De Belgen en Wij.
Per 3 maanden binnen de stad 1.20. Franco per post voor Nederland/ 1.40.
Bij vooruitbetaling: voor Belgie en Ned.-Indie /1.80, overig Buitenland/2.
Voor Nederiand: Per jaar bij vooruitbetaling 5,
Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle
Boekhandelaren, Postkantoren en Hulppostkantoren.
Van 1 tot 4 regels f 0.&0. Voor elken regel meer 0.15
Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwdfe
op aanvraag verkrijgbaar is.
Inzending van advertentien voor 1 UUf op den dag der uitgave.
Ingaande heden 24 Maart a.«. zal voor
reeds iogeschreveu zieken de uitreiking van
Melkboekjea plaats hebben op het Distri-
botiebureau des Dinsdags en Vrijdags,
voormidda|s tusBchen 9 en 12 unr.
In verband met den verbeterden voedings-
toestand zullen geen nieuwe insehrjjvingen
meer plaats hebben.
Ter Nausea, 24 Maart 1919.
Da toeziend geneeeheer,
CHR. EGGINK.
INGEZONDEN.
(Y e r v o 1 g 17.)
De ingezetenen van Poperinghe had
den door belangrijke vorderingen in de
weefkunst voor hunne lakens eene aan-
zienlijke plaats op de markten verkre-
gen. De burgers van Yperen, zich in
hunne belangen verkort ziende, trokken
naar Poperinghe, om de weefgetouwen
huimer naburen te vernielen. Deze ver-
dedigden zich heldhaftig, maar moesten
hunne stad overgeven, toen hun aan-
voerder Jan Beyts met de keur zijner
benden gesneuveld was. Van daar trok
ken de overwinnaars naar Belle, Lan-
gemai'ck en Reninghelst, waar zij even-
eens alle weefgetouwen stuk sloegen en
verbrandden.
In het voor jaar van 1345 heerschte te
Gent eene geweldige verbitcering tus
schen de wevers en de vollers. De vol-
lers eiscnten van ieder stuk laken vier
penningen meer werkioon dan zij tot
dien tijd genoten hadden. De wevers
swoeren, dat zij die verhooging nimmer
louden toestaan. Op Maandag den 2den
Mei wapenden de twee gilden zichop
de Vrijdagmarkt stieten zij op elkander.
Er volgde een afgrijselijk moordtooneel.
De imrkt werd met lijken overdekt.
Vergeefs voerden de priesters den mons-
trans en de gewijde hostien naar het
pleinde slachting werd met onvermin-
derde woede voortgezet. Eerst toen het
vollersgilde bijna geheel vemietigd was.
staakte men den strijd. Men telde ruim
1300 dooden. De kroniekschrijvers heb
ben dien dag „den quaden maendach"
genoemd.
Graaf Lodewijk maakte van deze on-
histen gebruik, om zijn gezag te her-
winnen. In de laatste dagen van October
had hij gepoogd, zich bij verrassing
meester te maken van Oudenaarde, wat
echter niet gelukt was. Eenige maan
den later sloot hij een verdrag met den
hertog van Brabant, die, ontevreden
over het bondgenootscbap der Brabant-
sche en Vlaamsche gemeenten, reeds
bij het beleg van Doornik onbetrouw-
baar was gebleken. Hertog Jan ver-
klaarde zich thans openlijk voor Lode
wijk van Nevers, die hem het uitzicht
opende op een huwelijk tusschen Lode
wijk van Male en eene zijner dochters.
Door de hulp van den Brabantschen her
tog slaagde de graaf van Vlaanderen er
in, Dendermonde te bemachtigen, waar
hij al zijne aanhangers verzocht, zich bij
hem te voegen.
De koning van Engeland stond op het
punt, de zee over te steken, toen boden,
uit Vlaanderen gezonden, hem kwamen
melden, dat zijne tegenwoordigheid al-
daar het eenige middel was, om er zijn
gezag te handhaven en zijne bondge-
tiooten te beschermen.
Den 5den Juli 1345 kwam Eduard III
met 130 schepen in het Zwin, Jacob van
Artevelde begaf zich naar Sluis, om ko
ning Eduard te begroeten eni naar Gent
te geleiden. Dewijl de aanhangers van
graaf Lodewijk, te Dendermonde inge-
sloten, geene vorderingen maakten, en
Jacob van Artevelde de ongerustheid
van den Engelschen koning geheel weg-
nam, vond deze het niet noodig, zijnen
tocht tot Gent voort te zetten. Hij ver
zocht alleen de afgevaardigden der goe-
de steden, te Sluis samen te komen.
Volgens de geschiedschrijvers Frois-
sart en Villani zou Jacob van Artevelde
op deze bijeenkomst voorgesteld hebben,
den prims van Wallis tot graaf van
Vlaanderen te verheffen, en daardoor
zijnen eigen val veroorzaakt hebben.
Daar noch de brieve,n van koning
Eduard aan zijne baronnen, noch de re-
keningen der goede steden van Vlaande
ren van zoodanig voorstel melding ma
ken, is de waarheid van dit verhaal niet
boven alien twijfel verheven. Wei staat
vast, dat de Leliaards voor geen middel
terugdeinsden, om hunnen grooten te-
genstander in het verderf te storten.
De Vlaamsche gemeenten dachten er
niet aan, den Engelschen prins tot hun
nen graaf te verheffen; zij verklaarden
slechts, dat de afwezigheid en de vijand-
schap van Lode wij k van Nevers het
ncodzakelijk maakten, andermaal eenen
ruwaard te benoemen.
Na verscheiden samenkomsten met
koning Eduard te Sluis en eene verga-
dering, den 16 Juli te Brugge gehouden,
kozen zij eenparig Zeger van Eortryk,
wiens eerste zorg was, zich naar Aalst
te begeven, om de Leliaards tegen te
gaan, teiwijl de strijdkrachten der goe
de steden van Vlaanderen zich gereed
maakten, om Dendermonde te belegeren.
Daar Eduard III het niet noodzakelijk
achtte, zich longer te Sluis op te hou-
den, gaf hij zijne vloot bevel, den 24sten
Juli onder zeal te gaan, hetzij naar Bre-
tagne, hetzij naar Gasoogne. Nauwelijks
had hij evenwel de haven van Sluis ver-
laten, of er verhief zich een verschrik-
kelijke storm, welke hem na twee dagen
vol gevaren op de kust van zijn konink-
rijk wierp. De tijdingen, welke hij daar
weldra uit Vlaanderen ontving, nood-
zaakten hem, zijne plannen geheel te
wijzigen.
Den 22sten Juli had er eene laatste
onderhoud plaats gehad tusschen
Eduard III en de afgevaardigden der
gemeenten. Denzelfden dag kwam Ja
cob van Artevelde te Brugge, om het
volk mede te deelen, welke inaatregelen
er genomen waren, om den vrede te
handhaven, en den volgenden dag ver-
vulde hij te Yperen dezelfde zending'.
Toen hij op Zondag den 24sten Juli te
Gent terugkwam, ontmoette hij eenige
mar vet onheilspellende gezichten^
die he i: schenen te bedreigen, en tegen
den avond hoorde hij eensklaps een
woest geschreeuw rond zijne woning.
Zijne dienaren haastten zich. de deuren
te sluiten. De kreten verdubbelden. Ja
cob van Artevelde herkende de stem
zijner vijanden. Sommigen venveten
hem, dat hij Gent aan de plundering
der Engelschen wilde overleveren; an-
deren riepen, dat hij zijn gezag mis-
bruikt had, om onmetelijke rijkdommen
te vierzamelen, en dat hij ziinen achat
reeds naar Londen had gezonden.
Jacob van Artevelde trad aan het
venster en sprak tot de menigte: ,.Wat
ik ben, hebt gijlieden mij gemaakt. Eer-
tijds zwoert gij mij, tegen iedereen te
vei'dedigen en te beschermen, en nu wih
gij mij zonder reden dooden. Dat kunt
gij doen, als gij wiltwant ik ben slechts
een enkel man tegen u alien. Bedenkt
u, om Godswil, en keert tot het verleden
terug. Neemt de vriendschap en de goe
de diensten, welke ik u voorheen bewe-
zen heb, in aanmerking. Gij wilt mij
slecht beloonen voor al het goede, dat
ik u vroeger heb gedaan. Weet gij niet,
hoe de handel kwijnde in dit land? Ik
heb dien weder opgebeurd. Dan heb ik
in zoo groote vreedzaamheid het be-
stuur gevoerd, dat gij tijdens mijn be-
heer alles naar believen hebt gehad,
graan, wol, krediet en koopwaren, alles
te rechter tijd".
Niets kon Jacob van Artevelde red
den;, noch zijne welsprekendheid, noch
de gegrondheid zijner verdediging,
noch de herinnering zijner diensten. De
mannen, die hem bedreigden, waren vast
besloten, niet naar hem te luisteren. De
staatkundige twisten waren voor hen
slechts een voorwendsel; hun persoon-
lijke haat was ongeduldig, om den hoofd-
man van Sint Jan te treffen. Onder hen
bemerkte men zekeren Jan Panneberch,
eenen eigenaar van land'erijen, gelegen
te Basserode, die reden van klagen
schijnt gehad te hebben bij het bedijken
van den polder, toebehoorende aan Jacob
van Artevelde, en bij hem zijne bloed-
verwanten Wouter de Meij, Jan van
Meerlaer, Jan Pauwels, Paul en Simon
van Westhuc. Die hen volgden waren de
overgebleven vollers, die den dood van
hunnen deken, Jan Bake, wilden wreken,
de leden der kleine gilden, pannenhak-
kers, leertouwers, lage opruiers, bezol-
digd door den hertog van Brabant en
den graaf van Vlaanderen.
Jacob van Artevelde begreep, dat
verdere rechtvaardiging nutteloos was.
Zwichtende voor de beden zijner diena
ren, die hem zeiden, dat alle deuren
welhaast verbrijzeld zouden zijn, begaf
hij zich naar de binnenplaats zijner
woning, ten einde eene naburige kerk
te bereiken en daar aan den voet des al-
taars eene toevlucht te vinden, toen zij
ne vijanden er in slaagden binnen te
dringen en op ,hem losstoven.
Een schoenlapper, die vooruitijlde,
was het werktuig van het doemwaardig
eedgespan, dat een einde maakte aan
een leven, waaraan de grootheid en de
l'oem van Vlaanderen verbonden waren.
De vijanden van Jacob van Artevelde
(de voornaamste waren Gerard de Nijs
en Simon Parijs) hadden gedurende
eenige dagen de overhandmaar weldra
verhief zich de openhare verontwaardi-
ging tegen de bewerkers der rnisdaad.
De afgevaardigden der Vlaamsche ge
meenten stakan de zee over, om zich
naar Westminster te begeven. Daar ver-
ontschuldigden zij zich bij Eduard III
over den dood van Jacob van Artevelde
en zwoeren plechtig, dat zij niets van het
opzet hadden geweten; dat zij, indien
zij het hadden geweten, hem naar hun
vermogen zouden verdedigd en bewaakt
hebben; dat zij over zijnen dood zeer
vertoomd en bedroefd waren; dat zij
hem grootelijks beklaagden en betreur-
den; want zij erkenden gaarne, dat hij
hun zeer genegen geweest was en noo
dig voor al hunne bohoeften, en dat hij
Vlaanderen goed en wijs bestuurd had.
Wegens den dood van Jacob van Arte
velde stelde Eduard III zijnen krijgs-
tocht naar Frankrijk tot het volgende
jaar uit.
De magistraat van Gent had reeds een
onderzoek gelast naar hetgeen er ge-
beurd was. Getrouw aan het gebruik van
het weergeld, dat zich in de wetten en
de zeden had gehandhaafd, boden de
schuldigen dad'elijk den prijs voor den
doodslag aan; maar zij werden boven-
dien tot eene plechtige boetedoening
veroordeeld. Spijt dertig jaren van be-
roeringen, spijt het herstel van Lode
wijk van Male, werd nog in 1375 de boe-
te ge'ind, krachtens de uitspraak der
magistraat van Gent „over de dood van
Jacob van Artevelde, t'eenre lampe bouf
(boef behoef), te berrene (branden)
vor Onser-Vrauwen in 'thospitael van
der Bilohen", waar de burgers van Gent
zich de eerste maal rond Jacob van Ar
tevelde vereenigd hadden.
Nauwelijks hadden de .Gentenaren
vernomen, dat Lodewijk van Nevers,
zich beroemende op den uitslag van het
snoodste verraad, zijne ridders uitge-
zonden had, om Hulst en Axel te bezet-
ten, of zij snelden te wapen, ten einde
hen te verjagen. Axel, waar Floris van
Brugdam en Franqois Vilain zich genes-
teld hadden, werd dadelijk stormender-
hand genomen; Hulst deelde hetzelfde
lot. De krijgslieden van Gent, onder-
steund door die van Brugge en Yperen,
besloten hunnen tocht naar Dendermon
de te vervolgen. De graaf van Vlaan
deren vluchtte ijlings naar Frankrijk,
terwijl de hertog van Brabant zich
naar het kamp der Vlaamsche gemeen
ten spoedde, om er zijne bondseeden te
hemieuwen en bemiddeler.d op te tre-
den ten vcordeele van de ridders, die
zich niet hadden kunnen verwijderen.
Dendermonde trad in den bond der ge
meenten en behield zijne wallen alleen
op voorwaarde, dlat het naar den kant
van Gent drie bressen van veertig voet
zou openlaten.
(Wordt vervolgd.)
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Vrjjdag.
De discussies over de enkele belasting-
ontwerpen leiden natuurlflk tot allerlei
breede discassies over den financieelen toe-
stand in het algemeen. Het gansche plan
van den Minister geljjk hg dat vroeger
heeft ontwikkeld wordt uitgerafeld. Zoo
zoetjes aan blpft er van de indirecte be-
lastingen niet veel over. Zelfs de heer de
Mont4 Verloren, een partjjgenoot van den
Minister, wil van de belasting op koffie en
thee niets weten. Alleen in de alleruiterste
noodzakeljjkheid mag z.i. de Minister naar
deze artikelen grijpen. Liever moet dan
de aflossing der crisis-sehulden nog maar
een paar jaar langer duren. Zelfs wilde
deze afgevaardigde de opcenten op den
suikeraccjjns opheffen.
Ook van den katholieken kant kreeg de
Minister niet veel steun. Het is op-
merkeljjk, dat er een algemeene strooming
is om toch maar een heffing in-eens in te
voeren. Na den heer de Geer heeft de heer
de Monte dat aenkbeeld verdedigd en zelfs
de heer de Wjjkerslootb de Weerdesteijn
heeft er geen bezwaar tegen om een half
milliard af te lossen binnen een tjjdvak van
eenige jaren. Wanneer jaarljjks tot een
bedrag van 4 °/0 van het nationaal ver
mogen een heffiog-in-eens wordt gesteld,
bedraagt de opbrengst in een 4tal jaren
vrijwel een som van een half milliard.
Voor de bezwaren van Minister de Vries
tegen dit stelsel, gelijk hp die in de Eerste
Kamer heeft ontwikkeld, gevoelt hij niet
veel. Alleen de heer Visser van IJzendoorn
heeft zich daarbjj aangesloten. Nn de zaken
z6o staan, is het lang niet onmogelpk, dat
het op die wjjze tot een compromis komt
en dan zal het voornamelpk de vrees voor
de zeer onsympathieke belastingen op koffie,
thee en cacao zpn, die de meeningen in
dezen heeft be'invoed. Het is meer voor-
gekomen, dat men uit angst van gedreven
te worden naar iets zeer verkeerds, heen-
stapte over bezwaren, die aanvankeljjk on-
overkomelijk leken tegen een stelsel dat
minder slecht is. Het is alleen de vraag
of de Eerste Kamer ooit een dergelpke
heffing zou willen aanvaarden.
Enkele punten beginnen vast te staan
men is het er over eens, dat de directe be
lastingen niet voortdurend kunnen worden
opgedreven dat de grens nu wel bereikt
is; dat de indirecte belastingen weinig
sympathie vinden en ten slotte, dat er voor
de heffing-in-eens veel meer sympathie be-
staat, dan men wel vermoed heeft.
De rede van den heer J. ter Laan was
een herhaling van die van den heer van
den Tempel. Hij wenschte een heffing-in-
eens van een milliard.
Bestemming suikerbieten oogst 1919.
De Minister van Landbonw, Npverheid
en Handel brengt ter algemeene kennis,
dat hij den suikerfabrikanten vrpbeid heeft
gelaten in het contracteeren van suiker
bieten van den oogst 1919, ook wat den
prps betreft.
Verder is aan de fabrikanten medege-
deeld, dat de regeering niet voornemens
is de te produceeren suiker over te nemen.
Dit beteekent, dat de suiker van den oog-t
1919 in het binnenland vrjj zal mogen
worden verhandeld. Vooralsnog kan echter
geen onbeperkte uitvoer van suiker in uit
zicht worden gesteld.
Opheffing Rykskantoor voor kleeder-
voorzieniug.
De Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel,
gezien zijn beschikking van 15 Mei 1918,
waarbij werd ingesteld een Rpkskantoor
voor kleedervoorziening, terwjjl tot direc-
teur van dit kantoor werd benoemd, de
beer H. Hertsberger, heeft bepaald
a. dat bovengenoemde beschikking met
ingang van 1 April, zal worden ingetrokken
b. dat eervol ontslag wordt verleend aan
den heer H. Hertsberger, als directeur van
de Rjjkskleedingvoorziening, onder dank
fcetniging voor de belangrpke den lande
bewezen diensten
c. dat de heer H. Hertsberger, met
ingang van 1 April, wordt benoemd tot
liquidateur van het alsdan opgeheven Rjjks-
kantoor voor kleedervoorziening.
Belgische dubbelzinnigheid.
Men schrpft van bevoegde zjjde aan het
Hbi.
Terwjjl Minister Franck zich onbezwaard
vindt te doen gevoelen dat het streven tot
berooving van Nederland door hem niet
wordt gesteund, en L. de Brouckere in
#Le Peuple" ons verzekert dat noch de
Belgiscne regeering, noch de Belgische af
gevaardigden ter vredesconferentie een
daimbreed Nederlandsch grondgebied ge-
vraagd hebben, acht de Belgische Minister-
President, de heer Delacroix, het gewenscht
zjjne mededeeling aan de Belgische Kamer,
dat de opperste raad der geailieerden zicb
voor de berziening der tractaten van 1839
heeft uitgesproken, in een vorm te kleeden
die verklaarbare Nederlandsche gevoelig-
herien, door het optreden der Belgische
annexionisfen opnieuw kwetst. De Minister-
President toch laat doorschemeren dat hp
Nederlandsch-Limburg besehouwt als ffeen
Belgisch gewest, door de uitvoering van
het verdrag der 24 artikelen van Belgie
afgescheiden."
Tot welk Belgie, mag men vragen, heeft
het gebied van Nederlandsch-Limburg dan
behoord Niet tot dat hetwelk bjj tractaat
van 15 November 1831 door Europa werd
erkend dit tractaat trekt de grens zooals
die in 1839 door Nederland isingenomen.
Tracht Belgie nu zicb te beroepen op ouder
recht dan het uit zjjne te Londen opgestelde
geboc rte-acte is toegekomen, dan heeft het
geen keus dan tusschen het recht der
Oostenrjjksche Nederlanders en dat van het
oproer van 1830. Het recht der Oosten
rjjksche Nederlanders sluit voor Belgie eene
verhouding tot Duitschland in waarvan het
thans gruwen zou, en een Schelderegiem
dat voor altjjd heeft afgedaan. Over het
algemeeu zou Belgie wee en schande roepen
zoo het tot de rechtspositie der Oosten
rjjksche Nederlanden werd teruggebrachfc.
Gaat het dan aan die positie enkel terug
te verlangen voor zoover zjj Belgi6 aan-
spraak zou kunnen geven op Limburgsck
territoir dat bjj de regelingen van 1831-1839
niet aan het door Europa erkende Koninkrijk
is toebedeeld
Doch welk Limburgsch territoir zou hel
in 's hemels naam zjjn De Ooster rjjksehe
Nederlanden hebben in het tegenwoordig
Nederlandsch-Limburg te nauwernood iets
omvat dan een stukje vsn Opper-Gelder
met Roermondde Oostenrjjksche rechts-
titel heeft geen vat jnist op het gebiedsdeel
door het Belgische anexionisme thans
begeerdnoch op Maastricht, noch op
Heerlen, noch op Valkenburg, noch op
Sittard. Een Belgie dat het Nederlandsch
bezit van Zuid Limburg op historische
gronden bestrjjden wil, moet tot aan gen#
zjjde van 1648 terughet brengt m.a.w,
niet Nederlands recht op Limburg alleen,
het brengt het bestaan zelf van Nederland
in het debat. Ziet de Belgische regeering
kans een debat daarover te Parijs te doen
openen het beproeve die kans, onzentwege,
geruBtniet Nederland is het dat bjj zelf-
overschatting van zjjn zuiderbuurman het
slechtst zal varen.
Het beroep op den Oostenrjjkschen rechfcs-
titel leidt jnist ten aanzien van Zuid-
Limburg tot zulke absurditeiten, dat het
wel niet anders kan, of het Belgie dat
Nederlandsch-Limburg Belgisch noemt, is
het Belgie der revolutie van 1830.
Het recht van dit Belgie nu is in zjjn
kracht en dour beperkt tot kracht en duur
dier revolutie -she. Het ligt volstrekt
buiten de macht van het huidige Belgie
den revolutionairen toestand, die in 1830
Nederlands recht op Limburg bedreigd
heeft, te doen herleven, en recht eener
revolutie is onbestaanbaar buiten hare
feiteljike macht. Een Belgi? dat zich met
een verzoek als dat van 1919 tot de mogend-
heden wendt, maakt de consequentien van
eigen revolutionnair verleden aan het ge-
rneen belang van Europa opnieuw onder-
gescbikt, en handelt 6f oneerJijk, of kort-
zichtig, of' beiden, zoo het ait door dubbel-
zinnige redevoeringen voor binnen'andsch
gebruik zoekt te verbloemen. De Belgische
Kamer moge zulk een dubbelzinnigheid
vooralsnog toejuichen, te Parjjs is men er
geen dupe van, en Nederland, dat de
stemming zpDer Limburgers kent, zou er
om mogen lachen, als de lust daartoe het
niet verging bp de gedachte dat dit nu de
houding is eener regeering waarmede het
gewichtige gemeene belangen in het vriende-
ipke had hopen te regelen.
Onze souvereiniteit!
Dc Slandaard merkt .op:
Souverein is, wie ini het Staatsbevrind
geen enkele marfil boven zjch lipeft. Vai»
daar dat ook in ons land niet de States*
Geiieraal, maar de Kondngin draagster der
souvereiniteit is.
Thans echter is bet door Wilson! onder-
nomem, noodanig zcggenscbap aan den
op tc ricbten Volkerenbond toe te kenner^
dat on7/; Konjngin haar soiuvei-cinitflt zo»
hebben in te boeten en zjicb zou te onder-
twerpen hebben! aan een ande r gezjag, dat
derhalve boven haar zpu staan1 en waar
aan zij zich in voorkoincnd geval zou te
onderwerpen hebben. Niet zjij zou dan
(meer draagster der hooigsle nracbl in den
iSlaat ziijn. Zelfls zou het hooge ze-ggeii-
schap van den Staat niet meer binnen on-
se erven zijrn gelegen, maar op< een combi*
natie van buitenlandsche ma eh ten zfijn
overged-agen. Het zou met onze nationa-
le vrijlieid en onafhankclijklieid gedaan
zijn. Zoo ver dreef men dit zelfs; dat on®
land onder de verplichting z/»u kunnen
geraken, om ter wille vara het z(cg}(enscliap
van andere buitenlandsche staten In ooe-
llojg te gaan, niet maar eigen goedvinden,
noch tengevoilge der conclusies van Vor-
stin en Parlement, maar ter voldoenmg aait
den eisch, die ons diotor buitenland'-
sche mogendhedera gesteld werd. Kortom
we ziouden het beschikkiragsreehl over ons
zeff kwijt zijn. Niet wij zoudera meer zelvtsn
beslissen en uitmakerl of het ten oorlog
gaan noodziakelijk was, maar vreemde mach-
tcn ijouden ioiok voor wat onis aangaat de
^aak uitmaken. Ook al verloren we er on-
zen arcbipel door, we zoudera te gehoorza-
men hebben aan den eisch, die ons giestekl
werd en niet alleen ons volk', maar ook
onze Kiaraingin zou zicb te voegen en te
onderwerpen hebben; wat alzjoo zeggen wil,
dat 7,'ij op zou houden souvereinj op onzA
crve te zjijn.
Men zou haar niet verjagen. Zij kon te
's-Gravenhage in hiaar pale is blijven ver-
toeveiii, maar haar souverdne positie zjou
zbj voor snu, era voor altoos inboeten en
verlicizen.
TER NEUZENSCHE COURANT