iii
f
•r
BUBSERLUKE STftNB.
i!
M!
D«
li!
A 1
1
R<
b. Wiilst oritsi an enkei dooi^ speqiilatie
in fondsen of goederen, anders dan in de
uitoefening van een bedrijf.
het Zttivfif inkometi afgefefo-kkeil de diqOj* dea
belastingplichtige verschuldigde ien niet met
een bron van zijn inkomen hi verband
staande:
KOEWACHT.
|lr#5
i i
J
IT 1
ei
h
V
le
re
w
H
Vaststellittg vef'ji'ciertir.g op de keffing
en invordering van den hoofdelijken omslag.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
vast te stellen de volgende
VERORDENING op de heffing van
een hoofdelijken omslag in de ge-
meente Ter Neuzen.
Artikel 1.
Ten behoeve der gemeente zal jaarlijks
Word en geheven een hoofdelijke omslag tot
een maximum van 75000.— onverminderd
het bedrag van den suppletoiren omslag te
hei'fen van hen, die na het opmaken van het
primitief kohier beiastingplichtiig worden.
De grondslag der belasting is het jaar-
lijksch zuiver inkomen der belastingpJich-
tigen.
Art. 2.
Met inachtneming van) art. 245 der ge-
meentewet worden in' den hoofdelijken om
slag aangeslagen allien, die zoodanig inkomen
hebben ,dal zij daartoe in de termen vallen,
oflverschillig of zij op zich zelf wonen, dan
wel bij and-eren inwonen.
Bereikt iemands inkomen eerst in den loop
van het belastingjaar het bedoelde bedrag^
dan ontstaat geen belastinigplicht, indien dit
het gevolg is van het overlijden van eeruge-
huwde vrouw, voor wier inkomen de man
in deze gemeente is aangeslagen!, zoolang
de man voor dat inkomen in deze gemeente
belastingplichtig blijft.
Bij den aanslag van het lioofd eener echt-
vereeniging wordt ondea- het inkomen be-
grepen het inkomen der hnwelijfcsgemeen>-
schap, alsmede het eigen inkomen der vrouwl
indien zij in deze gemeente belastingplichtig
is en diet valt onder de bepalimg van het
volgend lid.
De gehuwde vtouw wordt zelfstandig aan
geslagen indien het hoofd der echtvereeni-
ging ingevolge art. 215 der gemeentewet in
deze gemeente niet belastingplichtig is, of
indien de vrouw krachtens art. 195, tweede
lid, of (art. 241 van het burgerlijk wetboek
zelf het beheer Van ihaar goederen en het vrije
genot van haar inkomsteni heeft.
Art. 3
Onder zuiver inkomen wordt verstaan de
som van hetgeen lin geld of geldswaarde zui
ver wordt ger.oten als opbrengst van:
le. onroerende goederen;
2e. roerend kapitaal;
3e. onderneming en arbeid;
4e. rechten op periodieke uitkeeringen van
het Leven afliankelijk.
Art. 4.
Als opbrengst van onroerende goederen
worden beschouwd de voordeelen, die, an
ders dan door de uitoefening van een bedrijf
of beroep, van gehouwen en gronden worden
getrokken, zooals:
huur- of pachtsommen en verdere presta
tion van huurders of paehters;
vruchten waarvan het genot bij verhuring
of verpachting is voorbehouden;
de huurwaarde van gebouwen. gedeelten
van gebouwen of gronden bij eigen gebruik
voor woning of tothuishoudelijkedoeleindeni;
Uitkeeringen ter zake van opstal, erfpacht,
bekiemming of vaste huur;
Uitkeeringen ter zake van grondrente of
andere op onroerend goed gevestigde schuld-
plichtigheid.
Art. 5.
Als opbrengst van roerend kapitaal worden
beschouwd de vruchten van kapilaat, dat niet
in onroerende zaken of in eeireigen bedrijf of
beroep is ge.egd, zooals:
rente van inschrijvingen op de groot-
boeken der nationale of buitenlandsche
schuldj dividenden en rente van aankieelbe-
wijzen, obligation, of andere effecteu;
Uitkeeringen op geldschieting en comman-
ditie;
rente van andere schuldvorderintgen. uit
welken ho'ofde ook. onverschillig of van de
schuid ©en bewijs is afgegeven en of de be-
taling door hypotheek ;of op andere wijze
is verzekerd;
rente begrepen in de aflossing van schuld-
vorderingen;
laltijddurende rente.
Art. 6.
De opbrengst van onderneming en)arbeid
omvat de niet onder art. 5 vallende voor
deelen, die als winst, honorarium, trakte-
ment, salaris, arbeidsloon, vrije woning^ aan-
deel in winst of over wins!, vacatLe- of pre-
sentiegeld of onder welken naam en in wel
ken vorm ook verkregen worden nit bedrijf
of beroep (ambt, waardigheid, bediening en
hetrekking daaronder begrepen) en uithan-
delingen werkzaamheden eni diensteni van
elken aard.
Tot de opbrengst van een bedrijf wordt
mede gerekend het eigen gebruik van in het
bedrijf voortgebrachte of verkregen vruch
ten in den ruimsteU zin of van waren die
inj het bedrijf worden vervaardigd. bewerkt
of ten verkoiop ingeslagen.
De betaling, die de leden eener coopera-
tieve vereeniging of de aandeelhouders eener
naamlooze vennootschap van de vereeniging
of vennootschap ontvanigen voor geleverde
goederen of verrichten arbeid, wio-rdt tot
haar voile bedrag als prijs der goederen of
als arbeidsloon beschouwd.
Art. 7,
De opbrengst van rechten op periodieke
uitkeeringen van het leven afhamkelij k, omvat
de \erlof- en nonactiviteitstraktementen,
wachtgelden, pensio-enen, lijfrenten, alsmede
de vebschuldigde verstrekkingen van levens-
onderhoud, jiuisvesting of andere zaken en,
In' het algemeen^ alle verschuldigde uitkee-
ringeU en verslrekkingen, njet aan de ver-
vulling van een ambt of diens'tbetrekking
verbonden. die bij overlijden van den ge-
rechtigde. of van een derde, eindigen.
Periodieke uitkeeringen, die geno ten wor
den ingevolge een verbintenis, waarvan1 de
naleving niet in rechte kan worden gevor-
derd, worden niettemin als verschuldigd be
schouwd. Deze bepaling geldt niet. indien
de persoon, die de uitkeering geniet, met den
gever samenwoont.
Art. 8.
Als inkomen of deel van het inkomen
wordt niet beschouwd:
a. ten aanzien van minderjarigen, hetgeen
zij van hun ouders voior onderhoud en op-
voeding genie ten;
Art. 9.
■JJe opbrengst eener bron van inkomen^
wordt, tpr berekening van haar* zuiver be
drag, verminderd met die kosten tot ver
wea-viug, imniqig, en L.rioud der opbrengst,
en met de op de opbrengst rustende lasten,
zooals:
id© bedrijfs- en beroepskosten, waaronder
worden verstaan de kosten noodig voor de
uitoefening van een bedrijf of beroep of
reclitstreeks- daartoe beirekking hebbende
met inbegrip van kosten van onderhoud
verschuLuigde renten en beiastingen1, die op
het bedrijf of beroep drukken;
de volgende kosten. voor zoo ver zij niet
reeds als. bedrijfs- of beroepskoisten in aan-
merking komen; kosten van verzek-ering en
onderhoud van lohroerende goederen^ uit
keeringen wegens opstal of anrfer zakelijk
recht krachtens hetweik de belastingpliclitige
het geno t van onroerenid goed heeft, op on
roerende goederen rustende helastingen en
uitkeeringen wegens daarop gevestigde
schuldplichtigheid, kosten van verhuring of
verpachtmg van.ohroerenjde goederen, kosten
vallende op de verzilvering van coupons
kosten van beheer.
Van de onzuivere opbrengst van een bedrijf
of beroep worden bovendien afgetrokkeu de
afschrijvingen op zaken, die voor de uitoefe
ning Van het bedrijf of beroep word en ge-
bmikt. en die afschrijvingen op scliuldvor-
deriingien. een -en ander volgens goed koop1-
mansgebmik.
Traktementen en andere belooningen,. als
mede verlof- en nonactiviteitstraktementeni,
wachtgelden en pensioenen worden vermin
derd met verplichte bijdragen voor pen
sioenen en fondsen.
Art. 10
Uitgaven voor aankoo;), stichting, verbete-
ring of verandering van gronden^ gehouwieU1
werktuigen, gereedschappen of andere za-
keq, die voor de uitoefening van het bedrijf
of beroep worden gebruik I, uitgaven voor
overneming, uitbreiding, verbetering, of ver
andering van het bedrijf en- andere uitgaven
van dien aard, worden niet als bedrijfs- of
beroepskosten beschouwd.
Uitgezonderd zijn:
le. de uitgaven noodig ter vervanging van
jpaken. waarop niet wordt afgeschreven, ge-
bouwen niet daaronder begrepen;
2e. de uitgaven tot aanschaffing vanvo-or-
werpen van geringe waarde^ voor zoover
die uitga\ en gewooulijk toit de dagelijksche
onkosten van het bedrijf of .beroep worden
gerekend.
Voorts is geen aftrek toegeiaten ter zake
van het vormen of vergnooten van een re-
servefonds- of voor interest van eigen ka
pitaal.
Art. 11
Voor de heffing der belasting wordt de
opbrengst bepaald van de bronnen van in
komen, die bij den aanvanig van het belas
tingjaar voor den belastingplichtigebestaam.
Bedrijven. beroepen, handelingen, werkzaam
heden en diensten die voor dat tijdstip door
hem zijn uitgeoefend, verricht of bewezen,
worden als een bestaande bron van inkomen
aangemerkt, indien zij niet voorgoed zijn
gestaakt.
Ten aanzien Van personen', die op een
later tijdstip belastingplichtig word-en, treedt.
dat tijdstip voor den aanvang van het be
lastingjaar in de plaats.
Art. 12
De opbrengst van iedere bron van inko
men wordt gesteld op bet bedrag dat zij vo,or
den belastingplichtig^ zuiver heeft opgele-
verd over bet laatst verlo-open kalenderjaar
of voor zooveel de opbrengst van Onder
neming of arbeid betreft, over het laatst ver-
loopen ^oekj.aar indien dit niet met het
kalenderjaar samenvalt.
Art. 13.
Is de opbrengst van eenige bron van in
komen nog niet over een vol kalender- of
boekjaar door den belastingplichtige geno-
ten, dan wordt zij in rekening gebracht tot
haar bebend of te vergrooten j:varlij-ksch zui
ver bedrag.
Op dezelfde Wdj'ze wordt gehandeld, iridicn
door het -ontstaan, v-ervailen of wijzjgen eener
gemeenschap verandering is gekomen in de
verhouding naar welke de belastingplichtige
gerechtigd is tot het genot der 'Voordeelen
van cenlge zaakv en sedert die verandering
nog geen vol kalender- of boekjaar is ver-
streken.
Art.. 14.
Bevordering of verplaatsing in een anderen
werkkring, bij een tak van openbaren disrist
of in dienst van een bijzonder persoon
of lichaam, wordt niet beschouwd als- het
ontstaan eener mienwe bron vani inkomeU.
Daareutegen wordt het ontstaan eener nlieu-
we bron van inkomen aangeniomen bij aan-
vaarding of hervatting van ©enigen dienst
binnen het rijk na dienstverrichting in het
buitenland of in een der kolonien of bezit-
lingen' van het rijk in andere werelddeelen.
Art. 15.
De jaarlijksche zuivere opbrengst van tij-
delijk ni-et belegde gelderi wordt bepaald^
naar de wijze. waarop zij zullen worden
helegd, of, indien aan de gelden nog geen
bestemming is- gegeven. op vier" ten honderd
berekend.
Art. 16.
Waimeer ten aanzien eenjer broh van in
komen bij toepassiing der regelen omtrenlt
de bepaling der zuivere opbrengst een ver-
fiejs wordt verkregen kom't dit in mindering
van de zuivere opbrengst der verdere bron
nen van inkomen.
Art. 17.
Op zich zelf staande werkzaamheden blij-
veti bij.de toepassing der artt. 11 tot en met
16 buiten aanmerking.
Heeft de belastingplichtige in het laatst
verloopen kalenderjaar een opbrengst van op
zich zelf staande werkzaamheden genoten
of een nit zoo-danige werkzaamheden voort-
gesproten Verlies geleden, dan wordt het
volgens de genoemde artikelen bepaalde in
komen met het zuivere bedrag dier opbrengst
vermeerderd of met dat verlies verminderd.
Art. 18.
Van het volgens artt. 11 tot en met 17 be
paalde inkomen worden ter berekening van,
a. lijfrenten. penioenen en andere perio
dieke uitkeeringen en verstrekkingen als. be-
doeid bij -art. 7;
b. -altijddurende renten;
c. renten van andere scliulden;
d. premien voor ievensverzekering, lijf
renten -en pensioen;
-een en ander tot het jaarlijksch bedrag bij
den a,anvang van het belastingjiaar of bij het
ontstaan van den belastingplicht in den loop
van dat jaar.
Voor de premien, bedoeld onder letter d
van het vorige lid, kan niet meer dan 5ten
honderd van het inkomen en niet meer dan
100— worden afgetrokken.
Ter zake van onderhoud en opvoeding van
minderjarige kinderen is geen aftrek toege
iaten, behoudens het bepaalde in art. 22.
Art. 19.
Aan> ied-er, die vermoied wordt belasting-
pliclitig te zijn, word I in de maand, in welke
het belastingjaar aanvaugt, een bes-chrij-
vigsbilj-et gezonden.
Hot model van het beschrij vingsbilje-t
wordt door Burgemeestei- en Wethouders
vastges-teld.
leder belastingplichtige is verplicht door
het beschrijvingsbiljet naar waarheid in te
vullen -en te onderteekenen aanjgifte van zijn
zuiver inkomen te doen.
De verplichtiug tot "het doen van aangifte
wordt opgeheven doer het iv-erzoek pm ainbts-
halve aangeslagen t-e worden.
Ambtshalve worden tevens aangeslagen^ zij
wien biljet (door nalatigheid van den aat>
gever) niet tijdig is ingekomen of wier bjl-
jet niet of niet volledig is ingevuld of. n'iet is
onderteekend.
Voor minderjarigen en onder curateele ge-
stelden gesichiedt de aangifte door den voogd
of door den curator.
Het beschrijvingsbiljet wordt teruggehaald,
echter niet vroeger dan acht dagen na de
bczorging. Hij. wiens woonplaats niet in deze
gemeente is gevestigd, is verplicht het biljet
binnen veertien dagjeri na de uitneiki(rig in-
gevtald en onderteekend ter gennoenlte-.secre-
tarie te bezorgen of te doen bezorgen.
Hij die een maand na den aanvang van het
belastingjaar geen beschrijvingsbiljet mocht
ontvangen hebben en toch belastingplichtig
is, is verplicht binnen acht dageni ter ge-
meente-seeretarie een beschrij vingsbiljet aan
te vragen ien dit voor den vijftienden der
maand, volgende op die, waarin het belas
tingjaar is aangevangeni, ingevul-d en onder
teekend aldaar te bezongen of te d-oen be
zorgen.
Apt. 20.
Aan ieder, die na de algemeene beschri.j-
vlng, in art. 19 vermeld, belastingplichtig
is gewor-den, wordt zoio spoedig mogelijk
een beschrijvingsbiljet gezonden.
Hij, die binnen vier wckeni na den dag,
waarop vermoedelijk de belastingplicht is
ontstaan, gefen beschrijvimgsbiljet heeft ont
vangen, is verplicht onvcrwyld zoodanig bil
jet fer gemeente-secretarie aan te vragen
Hij, aan wien ingevolge het bepaalde bij
dit artikel een baschrijvingsbiljeit is ujitg-e-
rejikt. moet dat binnen veertien dagenriade
uitreiking ingevnld en onderteekend ter ge
meente-secretarie bezorgen of doen bezorgen1.
Art. 21.
Bij het opmaken van de kohieren wordt
door Burgemeester en Wethouders en bij het
vaststelien van de kohieren wordt doordjen
Raad met inachtneming van het bepaalde
bij de rirtt. 3 tot en met lSdezer vepordening
het zuiver inkomen der belastingpliditigen
geschat.
Zij zullen daarbij letten op de door de be-
lastingplichtigen ingevulde beschrijvingsblil-
jetten en zoo noodig op diens uiterlijken
staat. Voor de beoordeeling van den uiter
lijken staat komen in aanmerldng:
de woning, de omvang van het bedrijf en
de vermoedelijke vertering van den belasting
plichtige.
Uit de kohieren rnoet blijken of de schat-
ting al of niet overeenstemt met de gedane
aangifte.
Art. 22.
Van het zuiver inkomen van iederen be
lastingplichtige wordt ,al& onbelastbaar een
som1 van J 400,voor noodzakelijk levens-
onderhoud afgetrokken;
voor ieder 'eigen of aangehuwd kind en
voor iederen pupil van de belastingpiichtige
beneden den leeftijd Van 14 jaar, mats zij
geen eigen inkomsteu hebben en liun onder
houd geheel voor rekening van den belasting
plichtige komt, wordt dit onbelastbaar be
drag vermeerderd met 50s—
Het bedrag, dat voor aftrek in aanmerking
komt krachtens het eerste lid ,gaat 650,
niet te boven.
Art. 23.
iNaar het overeenkomstig de vorige artike
len berekend belastbaar inkorriem wordt ie
der belastingplichtige gerangschikt in een
der klassen van het bij deze verordenhjg
behoorende tarief.
Art. 24.
Van elk belastbaar inkomen wordt ieder
jaar belasting gehevea in de verhouding;
als voor elke Masse aangewezen wordt door
de bedragen, vermeld in die laatste koiom
van het bij deze verordeming behoorende
tarief.
Bij de vaststelling van het primitief kohier
wordt het getal bepaald, waarmede de in het
vorigl lid bedoelde bedragen zullen verme-
nigvuldigd worden, ten einde ongeveer de
som te verbrijgen, welke in de goedgekeurde
gemeentebegrooting voor de opbrengst der
belasting isgeraamd.
Dit getal zal ook gelden voor de s-upple-
to ire aanslagen over het betrokken belasting
jaar.
Het totaal bedrag van het primitief kohier
zal het bedrag, waarmede volgens het vorig
lid van dit artikel lean volstaan worden,
met ten hoogste vijf percent Imogen over-
treffen, ook .als daardopir "het in art. 1 ge
noemde maximum wordt overschreden.
Bij het bepalen van den aamslag worden
gedeelten van centen verwaarloosd.
Art. 25.
Het belastingjaar loop! van 1 ,M©i tot 1 Mei.
Het primitief kohier,-dat zoo spoedig mo
gelijk na den aanvang van het belastirigjaar
wordt opgeniaakt .en vasig&teld, bevat de
aanslagen van hen, die
a. bij den aanvang van hel belastingjaar
in de gemeente huil hoofdverblijf Widen;
h. na -den aanvang van het belastingjaar
do-cii v-oor het opmaken van het lcohigr
in de gemeente hun ho-ofdverblijf vestigdem;
c1. in de termen vallen, om krachtens ar
tikel 215, vooriaatste lid, der gemeentewet
voor vier twaalfde gedeelten van den aan-
slag over ©en vol jaar in de belasting bij te
dragen.
Op siuppletoire koliieren worden gebracht
zij. -die:
a. bij de opmaMng van het primitief ko
hier mochten zijn overgasj.agen of
li. na de opmaMng van het primitief ko
hier in de termen zijn gevallen om bij te
dragen in den omslag.
Tevens zullen op een suppletoir kohier
worden gebracht, zij, wier belastbaar inko
men blijkens nader verkregen gegevens meer
bedraagt. dan waarnaar zij' primitief zijn aan
geslagen om dan tot zoodanig bedrag te
worden aangeslagen, dat het totaal der'hun
opgelegde belasting, in oVereenstemming is
met hun werkelijk inkomen.
Art. 26.
Aan h en, die bij den Raad bezwaarschrif-
ten hebben ingediend tegen hum aanslag,
wordt de gelegenheid gegeven hunbezwaren
voor een uit en door den Raad benoemde
commi-ssi-e inondeling toe te lichten, indien
het verlangeu in het bezwaarschrift is uit-
gedrukt.
Zij dienen den raad op de bezwaarschrif-
ten van bericht en advies.
Art. 27.
Voor belastingplichtigen, die wegens over-
brenging van hoofdverblijf naar elders recht
op ontheffing hebben, wor-dt het bedrag daar-
van vastgesteld door den Raad, na opgaaf
door den belanghebbende van den tijd, waar
op, deze overbrenging heeft plaats gehad,
Voor belastingplichtigen, die -overied-en zijn
word I het bedrag der ontheffing doo r den
Raad vastgesteld op verzoek van fen of meer
van de erfgenamen of rechtverkrijgenden, nia
opgaaf van den datum van h-et overlijden.
Art. 28.
De invordering der bij deze verordening
geregelde belasiing geschiedt overeenkomstig
de heden vastgestelde verordening op de
invorderittg van den hoofdelijken omslag in
deze gemeente.
Art. 29.
Deze verordening op de heffing van een
hoofdelijken omslag wordt voor Me eerste
maal toegepast over het belastingjaar 1919-
1920.
He thans geldende bepalingem omtren-tde
heffing en de invorderirugj van den hoofde
lijken omslag wofden niet verder toegepa.sl
dan over de eers'te 4 maanden van het be-
jaar 1919, waarna zij zijn vervallen.
VERORDENING op de invordering
van den hoofdelijken omslag in de
gemeente Ter Neuzen.
Arlikel 1.
-De goedgekeurde kohieren worden aan den
gemeenie-ontvanger ter invordering gezonden,
met opgave van de termijnen varu betaling,
die bij de vas ts tailing van elk kohier do or
den Raad worden bepaald.
Art. 2.
Het aanslagbiljet wordt door dengemeente-
ontvanger kostetoios. uitgereikt, volgens het
model door Burgemeester en Wethouders
vast te stellen. De termijnen van betaling
worden daarop vermeld.
Art. 3.
De betaling geschiedt in de volgende orde
a. de kosten van vervolging;
it. de oudste der vervallen termijnen.
Van elke betaling wordt onmiddellijlc kwi-
tantie gegeven.
Art. 4.
Wanneer een belastingschuldige zijn hoofd
verblijf naar elders overbrengt is- de ver
schuldigde belasting dadelijk en in eens in-
vorderbaar.
Overigens wordt ten opzichte vain de in
vordering de/er belasting gehandeld overeen
komstig de bepalingen van -art. 258 tot en
met art. 262, benevens art 264 tot en met
art. 266 der gemeentewet
Art. 5.
Deze verordening treedt te gelijk met die
op de heffing der belasting in werking.
TARIEF behoorende bij de verordening op
de heffing van een hoofdelijken omslag^ in
de gemeente Ter Neuzen.
Voor noodzakelijk levensonderhoud is ge
rekend f 400,—. Voor een inkomen, dat niet
in dit tarief is genoemd^ bedraagt d,c belas
ting het bij het naastbijgelegen inkomen aan
gewezen bedrag.
Belastbare inkomens. welke j uist het mid
den houden tusschen de bedragen van twee
kljassen. worden naar beneden afgeronid.
BELASTBAAR
INKOMEN.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1-2
13
14
51
61
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
50
100
150,
200
<c 250
300,
350
400.-
450,
500
s 550
600,—
700.—
800,-
900,
1000
3 1100,—
1200,—
1300,—
1400.—
1500,—
1600,—
1700,—
1800,—
1900
2000,—
2200,—
2400,—
2600,—
2800,—
3000,—
3200
3500,—
BEDRAG
DER
BELASTING.
1,25
2,52
3,81
5,12
6,45
7.80
9,17
10,56
11,97
13.40
14,85
16,32
19 34
22.44
25,62
28,88
32,22
35,64
39,14
42.72
46,38
50,12
53,94
57,84
61,82
65,88
74,32
83,08
92,16
101,56
111,28
121,32
137,10
AAN-
MEKKINGEN.
coo
CKj a> w
CD P
o O
CfQ 3
IT. "J
P o
O o
{jr o
CD p
3 3
a pr
OQ (t>
13d WOKlttei' WAPStellfh tocW.teip
de, geeft te kennen, dat bij het samenstellen
der verschiliende bepalingen rekening is ge-
liouden met de ervaringen en opmerkingen
die in de laatste jaren zijn gemaakt, alsook
met de ten dezen aanzien door de leden uit-
gedrukte wenschen.
De heer D. Scheele meent, dat de verorde
ning nu zoo is ontworpen, dat zij kan toege-
past worden overeenkomstig de rijksinkom-
stenbelasting. J
De voorzitter stemt toe, dat het wel de
bedoeling is, den hoofdelijken omslag toe te
passen overeenkomstig de rijksinkomstenbe-
lasting, maar dat kon in de verordening toch
niet met zooveel woorden worden omschre-
ven.
Op eene desbetreffende vraag van den
heer De Jager bevestigt de voorzitter, dat
voor het aanstaande jaar 1919 urst een ko
hier zal worden vastgesteld voor de eerste
4 maanden en dat daaraa het kohier zal
loopen van Mei tot Mei.
Overgegaan wordt tot de artikelsgewijze
behandeling.
De artikels 1 tot en met 7 worden aange-
nomen met algemeene stemmen.
De heer D. Scheele vestigt de aandacht op
sub b van art. 8, waarin staat, dat niet in
aanmerking komt, winst ontstaan enkel door
speculatie in fondsen en goederen, anders
dan in de uitoefening van een bedrijf. Hij
vraagt, of, wat het hierin opnemen van
„goederen" betreft, geen gevaar kan ont
staan, dat men er zich te spoedig op beroe
pen zal, dat de winst niet in het bedrijf "Is
gemaakt.
De heer Nolson acht het door den heer
D. Scheele opgemerkte juist, vooral in dezen
tjjd zou daaruit nadeel voor de gemeente
kunnen ontstaan. Hij zou het 'tbest achten
het woord „goederen" te schrappen.
De heer De Jager meent, dat men deze
zaak tweeledig kan opvatten. Als iemand een
huis gekocht heeft en dit stiigt, door om-
standigheden in waarde, zoodat hij het na
eenige jaren met veel winst verkoopt, dan
kan men dat toch niet als inkomen be-
schouwen.
De heer Nolson is het daarmede eens; iets
anders wordt het evenwel, als het iemand
betreft, die er zijn beroep van maakt huizen
te koopen en te verkoopen. De winst die zoo
iemand maakt is wel degelijk inkomen. Zoo
is het ook met een wisselagent of bankier,
die in fondsen speculeert. Die maakt daar-
van een beroep. Hij heeft, in de eerste jaren
van den oorlog, ook wel eens een of ander
gekocht, om dit niet met winst te verkoopep,
b.v. 500 balen koffie. Worden die met winst
verkocht, dan is dat naar de bedoeling der
verordening wel als inkomen te beschouwen,
daar het er juist om te doen is, de oorlogs-
speculanten te treffen.
Met algemeene stemmen wordt besloten
het woord „goederen" in artikel 8, sub b te
schrappen en het artikel daarna aangenomen.
De artikels 9 tot en met 21 worden met
igemeene stemmen aangehomen.
Bij artikel 22 geeft de heer D. Scheele te
kennen, dat hij het maximum van 650, dat
hoogstens voor aftrek in aanmerking kan
komen, willen schrappen.
De aftrek van 50 per Mnd beneden den
leeftijd van 14 jaar geschiedt voor het ont-
lasten van de groote gezinnen. Door het be
palen van dat maximumbedrag, worden juist
de grootste gezinnen getroffen, daar voor
meer dan 5 kinderen geen aftrek verleend
wordt. Hij zou eenvoudig voor leder kind
beneden 14 jaar f 50 willen aftrekken.
De voorzitter betoogt, dat het gewenscht
is, de bepaling te behouden zooals die is.
Wanneer het zullce groote gezinnen betreft,
zullen er, als er meer dan 5 Mnderen zijn,
ook allicht bij zijn, boven den leeftijd van 14
jaar en die dus ook wat beginnen te
verdienen. En nu weet de heer D. Scheele
ook, dst het inkomen dier kinderen toch ook
niet altijd ten voile in rekening wordt ge
bracht. Hij acht de voorgestelde bepaling
niet oribillijk.
Het artikel wordt met algemeene stemmen
ongewijzigd vastgesteld; eveneens de artikels
23 en 24.
Bij artikel 25 merkt de heer Nolson op,
dat uit den slotzin blijkt, dat navordering
kan plaats hebben. ITij acht het gewenscht,
dat een termijn wordt omschreven, gedurende
welke die navordering kan geschieden, b.v.
een termijn van 2 of 3 jaar. Hij acht dat
noodig, omdat, door reclame en hooger be
roep, het lang kan duren, eer het inkomen van
iemand onherroepelijk is vastgesteld.
Hij stelt daarom voor, den aanhef van het
tweede lid van sub b te lezen: Tevens zul
len, zoolang niet sedert den aanvang van het
belastingjaar drie jaar is verstreken, op een
suppletoir kohier worden gebracht," enz.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten en het gewijzigde artikel daarna vas*
gesteld.
Omtrent de redactie der slotalinea van srt.
26 merkt de heer Nolson op, dat daaruit te
lezen valt, dat de eventueele reclamanten zelf
den raad van bericht en advies op hunne be-
zwaarschriften moeten dienen. Dit zal toch
wel slaan op de raadscommissie.
De voorzitter beaambt die opmerkingHij
stelt voor de woorden „zij dienen" te vervan-
gen door „de commissie dient".
Het aldus gewijzigd artikel wordt met al
gemeene stemmen vastgesteld.
Eveneens worden ihet algemeene stemmen
vastgesteld de artikels 27, 28 en 29, benevens
het bij deze verordening behoorende tarief, en
daarna op dezelfde wijze de geheele verorde
ning, benevens de verordening op de invorde
ring van den hoofdelijken omslag.
(Wordt vervolgd.)
Huwelijks-»angiften. 7 Juni. Alphonsius Ferket
en Josephina Maria Verscbelden. 20 Juni. Alois de
Backer en Sylvia van Goeije. 27 Juni. Rocus Donatus
Heymans en Emma Strobbe.
Huwelijks-voltrekkingen. 26 Juni. Alphonsius Ferket
met Josephina Maria Yerschelden.
Oeboorten. 2 Juni. Camile Andrd Marie, van
Honord de Gronckel en van Coralie Justine Cerpen-
tier. 3 Juni. Magdalena Achila, d. van Etnile Suy
en van Blondina De Vos. 6 Juni. Maria Leonia,
d. van Cyrillus Martens en van Ida Josephina de
Gijsel. Albert Alphonse, z. van Alphonsus de Waele
eii van Maria Josephina Matthijs. 29 Juni. Germaine
Mathilde, d. van Charles Louis Lammens en van
Maria Persijn.
Overlijden. 4 Juni. Maria Edemlla Felexema de
Paepe, oud 68 j., echtg. van Jacobus Franciscus de
Vliegher. 9 Juni. Cyrillus de Jonghe, oud 27 j.,
echtg. van Prudence Anna Merris.
■Ik AJLfcta c VI V j VA I grsf UTSEIkiSSg t*I"»
t* A