Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 6530.
Zaterdag 12 Mei 1917.
57e Jaargang,
Aanwijzing yerkrijgbaarstelling
Leyensmiddelen.
Distribute van Kaarsen.
De Oorlog-.
TWH1SDB
De Bnrgemeester van TER NEUZEN
Verstrekking
Aanvullingsbroodkaarten.
Pistributie Hondenbrood.
Regeeringsgoederen voor Militairen,
die zelf in iinnne voeding
moeten voorzien.
B X N H N L k N D.
maakt bekend:
De Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel brengt ter algenjeene kennis,
dat in zijne beschikking van 23 April j.l.
no. 31185, Afdeeling Handel (Nederlandsche
Staatscourant no. 94) onder b bij den maxi
mum kleinhandelprys voor aardappelmeel
(pakmeel) in plaats van IP/a ct. per pakje
van '/3 K.G. gelezen moet worden 11 Va ct.
per pakje van x/4 K.G.
Ter Neuzen, 11 Mei 1917.
De Burgemeester voornoemd,
J. HU1ZINGA.
Bnrgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN maken bekend, dat in de week
van 1419 Mei geidig zullen zijn voor:
Aardappelen bonv no. 7, 8 en 9 2e serie.
Bak- en Braadvet bon no. 7 le H
Yarkensvleesch 7 le
Bruine Boonen 2 le
Havermout 2 le
Ter Neuzen, 11 Mei 1917.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HU1ZINGA, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.
N.B. Op bon no, 7 voor Varkens>
vleesch mag0.300 K.G. worden
afgegeven.
Op bon no. 2 voor Havepmout
mag slechts 0,100 K.G. worden
afgegeven.
De Burgemeester van TER NEUZEN
maakt bekend, dat volgens ontvangen Mini-
sterieele beschikking een 2e aanvullings-
broodkaart kan worden verstrekt in geval
van zeer zwaren licbamelijken arbeid, c. w.
voor
Turfgravers en veenarbeiders, polder-,
grond- en dijkwerkers, steenfabriekarbeiders,
smeden, stokers, arbeiders in glas- en
aardewerkfabrieken en in ijzergieterijen,
bootwerkers en sjouwers.
Ter Neuzen, 11 Mei 1917.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZ1NGA.
De Burgemeester van TER NEUZEN,
noodigt alle winkeliers en bandelaren in
kaarsen, schemerlichteh enz. uit schrifte-
Hjke opgave te verstrekken voor of op
15 Riles e„k-s van de benoodigde hoe-
veelheid, die wekelijks wordt omgezet, zulks
in verband met eene in te voeren distributie-
regeiing.
Ter Neuzen, 11 Mei 1917.
Oe Burgemeester voornoemd,
J. HU1ZINGA.
De Burgemeester van TER NEUZEN
maakt bekend, dat ter beschikking der
gemeenten kan worden gesteid hondenbrood
of de grondstoffen ter bereiding daarvan,
en noodigt mitsdien de eigenaren van honden,
die dit brood wenschen te betrekken, uit
schriftelijke opgave te verstrekken ten
kantore v. h. Levensmiddelenbureau voor
of op 16 Mei e. k„, met vermelding van
het aantal honden en het benoodigde brood
per 4 weken.
Ter Neuzen, 11 Mei 1917.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZ1NGA.
De Burgemeester van TER NEUZEN
maakt bekend, dat aan militairen, die tijde-
Iijk buiten hun garnizoensplaats ver'blijf
houden, dagrantsoenkaarten zullen worden
verstrekt door de militaire overheid, welke
recht geven op de aanschaffing van 1 K.G.
aardappelen.
Deze kaartei zullyn worden ingericht
in den geest als de plaatsbewijzen van
verschillende trammaatschappijen, zoodat zy
slechts voor eea door inktpotlood aange-
wezen dag diensl kunnen doen.
Deze militaire dagrantsoenkaarten moeten
by aanschaffing van h'et daarop vermelde
rantsoen aan den verkooper worden afge-
staan en zijn geidig voor alle gemeenten
van het Rijk.
Ter Neuzen, 11 Mei 1917.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Crisis Minister van Oorlog.
De Tweede Kamer heeft gisteravond met
44 tegen 26 stemmen de motie-Marchant
inzake de oproeping van de landstorm-
jaafklasse 1908 aangenomen/ nadat de
Minister verklaard had, dat zij, als de
Kamer de motie aannam, ten voile begreep,
dat de Kamer geen prys meer stelt op
verdere samenwerking.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van 10 Mei.
Motie-Van Leeuwen buitenlandsche
aangelegenheden.
An de orde is volgens de H. Crt. de
voortzetting der behandeling van de motie-
Van Leeuwen betreffende vergrooting van
het aandeel der Staten-Generaal in het bui-
tenlandsch beleid.
De heer Van Leeuwen (soc.-dem.) ver-
dedigt zijn veranderde motie, waarin de Ka
mer zegt, van oordeel te zijn, dat het alge
meen belang verlangt, dat regelmatig over-
leg wordt gepleegd tusschen de Regeering
en de Staten-Generaal over de zaken van
buitenlandsch beleid, en daaroin als haar
meening uitspreekt, dat wijziging van het
reglement van orde tot stand behoort te
komen teneinde door instelling van een
vaste commissie voor de buitenlandsche
aangelegenheden tot het plegen van zoo-
danig overleg te geraken.
Spreker verkiaart, het meerdere te heb-
ben teruggenomen om het mindere te be-
houden, daar hij niet wenscht, dat zijn
mptie op constitutioneele bezwaren zou
stranden. De' Regeering heeft gezegd, zich
niet te zullen uitlaten over een commissie,
de instelling waarvan alleen de Kamer aan
gaat. Dit valt te beschouwen als een tege-
moetkomende houding der Regeering en
hiervpor wordt haar dank gezegd.
De heer.Beumer (anti-rev.) herinnert er-
aan, dat de heer Van Leeuwen in zijn rede
van December 1915 zeide, dat' de zaak,
waarover het gaat, niet mocht worden uit-
gesteld tot de grondwetsherziening, daar dit
een verschuiving ad calendas graecas zou
zijn. Nu is echter de grondwetsherziening,
afgehandeld en toen heeft de heer Van
Leeuwen over grootere inmenging inzake
het buitenlandsch beleid gejzwegen. Nu
wordt dan eindelijk de zaak behandeld dit
is toch zeker een „achter de feiten aanloo-
pen".
Omtrent deze nieuwe motie dient een na-
dere Verklaring te worden gegeven. Spre
ker is steeds voor vaste commissies ge-
weest, maar zal, als een toelichting uit-
blijft, tegenstemmen.
De heer Van Hamel (unie-lib.) vestigt er
de aandacht op, dat deze stervende Kamer
meer rechten eischt, ofschoon zij er zelf niet
meer vdn kan profiteeren. In de besprekin-
gen der beide laatste dagen over de motie-
Van Leeuwen zit iets zinnebeeldigs. De
volksvertegenwoordiging wenscht als het
ware haar praestige te versterken, alvorens
heen te gaan (protesten). Dit staat in ver
band met de aanziensvermindering, die het
parlement in het land heeft ondergaan in den
laatsten tijd.
De heer Hugenholtz (soc.-dem.) ontkent
dit.
De heer Van Hamel (unie-lib.): Valt u me
toch niet steeds in de rede. Ik zeg het, zoo-
als ik 't buiten de Kamer heb ervaren.
Het is onjuist, dat de Regeering rechtens
belet wordt, een commissie te aanvaarden,
gelijk de heer Van Leeuwen yenscht. De
leer van de trias politica, van de scheiding
der machten, die door den ongelukkigen
Montesquieu zelf nooit is voorgestaan, maar
waaraan Minister Cort van der Linden vast-
houdt, verlaagt de Kamer tot een wetgeven-
den raad zonder meer. Ze strookt niet met
de realiteit. In de praktijk zou een commis
sie best aan het hoofd van het buitenlandsch
beleid kunnen staan.
Een parlement vertolkt de 'publieke mee
ning, maar de burgers van ons land zijn in
hun opinie omtrent het buitenlandsch be
leid als groote kinderen. Over de grens ge-
voelde men reeds lang, dat er een oorlog
zou komen.
De heer Kleerekoper (soc.-dem.): Daar
hebben wij het ook wel eens over gehad!
De heer Van Hamel (unie-lib.): Gij hebt
dus de mogelijkheid van een oorlog aan-
vaard
De heer Duys (soc.-dem.): Lees onze re-
soluties maar's!
De heer Kleerekoper (soc.-dem.): Daar
om waren we tegen bewap'ening!
De heer Van Hamel (unie-lib.): Een com
missie voor het buitenlandsch beleid is een
uitstekend middel om een opinie in het land
omtrent het buitenlandsch beleid te krijgen.
Een voorbeeld der huidige gebrekkige
meening is de ,,Indie-Weerbaar"-beweging,
waarbij men zeer impulsief optreedt en het
gevaar veel grootpr aanslaat dan het werke-
lijk is.
De voorzitter dringt op kortheid aan.
De heer Van Hamel (unie-lib.) zegt het
meeste te gevoelen voor het denkbeeld-Van
Idsinga nopens een commissie, die een vast
plan tot samenwerking zal ontwerpen. De
motie-Van Leeuwen is ongelooflijk verba-
zend verwaterd.
De heer, De Savornin Lohman (christ.-
hist.) meent, dat de grondwet zich alreeds
duidelijk uitspreekt over het overleg tus
schen Kroon en Staten-Generaal en het
scherp regelt. Spreker heeft bezwaar tegen
een vaste commissie voor het buitenlandsch
beleid, met wie de Regeering toch niet veel,
zal kunnen mededeelen.
Het is niet aangenaam met een kluitje
in het riet te worden gestuurd, maar het
is nog minder aangenaam, zichzelf met een
kluitje in het riet te sturen. Dat doet de
Kamer door zulk een commissie te benoe-
men. Wel valt er veel te zeggen tegen de
geheimhouding van de meest belangrijke
traktaten, maar dat zou alleen kunnen wor
den verholpen door een aanvulling der
grondwet, bepalende, dat een traktaat alleen
bindende is, als het wordt gepubliceerd en
de Staten-Generaal eraan hebben meege-
werkt.
De heer Visser van IJzendoorn (unie-lib.)
meent, dat het niet aangaat/dat de Kamer
een motie aanneemt om haar eigen houding
aan vast te leggen. Dit heeft geen doel en
de motie dient alleen nog voor de 10 dagen
dat de Kamer bijeen is. Mein kan alleen een
motie aannemen om de houding der Regee
ring eraan te binden, maar dit is hier niet
het geval;
De heer Limburg (vrij-lib.) verheugt zich
erover, dat het jongste lid, de heer Van
Hamel, zich bereid heeft verklaard, mee te
werken tot de verhooging van het praestige
der Kamer. De heer Van Hamel beschikt
over kanalen buiten de Kamer, waarlangs
hij dat streven kan doen blijken, en het is
te hopen, dat hij van die kanalen zal gebruik
maken.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
heeft gezegd, dat er geen conventie bestaat
ten aanzien der medezeggenschap der Sta
ten-Generaal over buitenlandsch beleid.
Maar indien de Kamer haar verlangen
na'ar medezeggenschap wil doorzetten en
zij zal zich misschien den eersten keer te
pletter loopen, maar daarna de Regeering
als in 1868 doen zwichten, dan zou die con
ventie geborjen zijn en men zou een machts-
verhouding krijgen, djn met de Grondwet
niet in strijd zou zijn.
Voor de redeneering des heeren Visser
van IJzendoorn kan men niets gevoelen,
daar men na 2 dagen debat over deze zaak
niet kan uiteengaan zonder een beslisSing
te hebben genomen. Weliswaar kan de mo
tie deze stervende Kamer slechts binden
voor enkele dagen, maar zij is voor een
volgende Kamer van groote beteekenis en
daarom zal spreker ervoor sfemmen.
De heer Schaper (soc.-dem.) zegt, dat
't weer de oude geschiedenis is: men zegt,
dat de motie zeer verwaterd is, dat ze niets
rtieer beteekent. De Kamer heeft onlangs
besloten, dat alle ontwerpen, moties enz.
haar waarde behouden en nu komen dezelf-
de'heeren, die dat hebben toegesjemd, zeg
gen: de Kamer is stervende; we moeten de
zaak laten rusten. Maar de oorlog is niet
stervende en daarom blifft deze zaak ook
urgent voor ons, voor de kleine mogend-
heden, gelijk Roemenie heeft beteezen. Men
wist er daar ook niets van. Het is nu de ge-
legenheid en ook de Regeering had, juist
omdat ze niet gewantrouwd wordt, in
deze mee kunnen gaan. Als de motie nu
niets beteekent, zooals de heer Van Hamel
zegt, dan was't zijn plicht geweest, de mo
tie beter te maken. Wat de grondwettelijke
bezwaren betreft, de Grondwet heeft vaak
voor de rechtsovertuigingen moeten wijken.
Deze wijzigden zich; eerst later werd de
Grondwet daarmee in overeenstemming ge-
bracht. Schrijvers als Lohman en Struy-
cken hebben dit erkend. Spreker is teleur-
gesteld door den heer Cort van der Linden,
die alles afwijst in plaats van te zeggen:
„gaarne zal ik medewerken". De ideeen
zullen groeien en dit voorstel zal de kiem
zijn van groote belangstelling, die tot iets
wezenlijks leidt.
De heer Koolen (R.-K.) is het eens met
het slot der motie, maar verkiaart zich tegen
den considerans, daar er van regelmatig
overleg tusschen de Regeering en Staten-
Generaal geen sprake kan zijn, zoolang de
aandrang er toe alleen van de zijde der
Staten-Generaal komt. De overwegingen
behooren dus te worden veranderd.
De heer Nolens (R.-K.) acht het in den
considerans bedoelde „overleg" onduidelijk.
Wel is het gewenscht, dat de Kamer op
eenigerlei wijze van haar gevoelen zal doen
blijken.
De heer Van Leeuwen (soc.-dem.) ver
kiaart zich tot wijziging der motie niet be
reid. De heer Nolens zelf heeft onlangs ge
zegd, dat de considerans er weinig toe doet.
De motie aangenomen.
De motie-Van Leeuwen wordt met 38 te-'
gen 31 stemmen aangenomen.
Buitengewoon marinekrediet.
Bij de behandeling van een buitengewoon
marinekrediet deelt de Minister van Marine,
de heer Rambonnet, in verband met een d'es-
betreffende vraag des heeren Hugenholtz
(soc.-dem.) mede: De gewone lichting 1911
is in Februari naar huis gegaan en de kust-
wacht 1911 is op enkelen na reeds vertrok-
ken. De gewone lichting '12 gaat morgen
naar huis en't laatste gedeelte wan de kust-
wacht '12 half Augustus. De gewone lich
ting '13 gaat in de tweetie helft van Augus
tus, alsmede de le helft der kustwacht '13,
benevens de 2e der kustwacht '12. De
gewone lichting '14 gaat eind November
naar huis en de rest der kustwacht '13 plus
de kustwacht '14 dan ook.
Het krediet wordt aangenomen.
Goedgekeurd wordt de verandering der
artikelen 82 en 85 van de Inkomstenbelas-
tingwet '14, evenals de verandering der wet
betreffende bijzondere maatregelen met be-
trekking tot de lichting,'18.
Interpellatie-Marchant landstorm-
jaarklasse '08.
Aan de orde is de interpellate des heeren
Marchant betreffende de besluiten, door de
Regeering genomen ter zake de oproeping
der landstormjaarklasse 1908.
De vraag.
De heer Marchant (vrijz.dem.) gaat de
geschiedenis der vorige motie nog eens na.
Ze was aanvankelijk niet bedoeld als een
motie van afkeuring, maar toen de Minister
zei, dat hij ze niet wilde uitvoeren, verkreeg
ze een ernstig karakter. Spreker vraagt nu:
Is het bericht juist, voorkomende in de
avondbladen van 5 Mei, waaruit zou vol-
gen, dat de Minister van Oorlog gemeend
heeft, ook na de discussie in de Tweede
Kamer den vorigen dag, bij zijn voorne-
men te moeten blijven om de landstorm
jaarklasse '08 op te roepen voor de militie-
lichting '18?
Zoo ja, hebben er zich dan nieuwe mo-
tieven sedert voorgedaan, die den Minister
bewogen, deze houding aan te nemen?
Het antwoord. x
De Minister van Oorlog, de heer Bos-
boom, gaat ook de discussies van de vorige
vteek nog eens na. De motie was volgens
den heer Marchant eerst geen motie van
wantrouwen; daarna kreeg ze een ander
karakter en toen was ze weer geen motie van
wantrouwen. De Minister heeft gezegd, dat
hij ze ten slotte niet als een afkeuringsmotie
beschouwde, maar dat hij zich vrijheid van
handelen wilde voorbehouden. De heer
Marchant heeft dit zoo opgevat, alsof de Mi-_
nister had beloofd, de motie in overweging"
te nemen. Dit heeft de Minister er nooit
mee bedoeld. Hij is geen veteraan op parle-
mentair terrein, maar „vrijheid van hande
len zich voorbehouden" wil in zijn oog niet
zeggen: „de zaak in overweging nemen".
Het bericht in de avondbladen was juist
De Minister is niet voornemens geweest,
vaif zijn eenmaal aangenomen houding in
zake de jaarklasse '08 af te wijken. Nieuwe
motieven hebben zich niet voorgedaan.
De heer Marchant (vrijz.-dem.) zegt, dat
de aanneming der motie dan niet meer dan
een comedie is geweest. De Minister spreekt
steeds over een motie van afkeuring of geen
motie van afkeuring, maar de Kamer spreekt
uit, wat ze wenscht en de Minister moet
weten, of hij dan wil aanblijven en de ver-
antwoordelijkheid wil blijven dragen.
Van meer belang dan het karakter eener
motie is de vraag, of de landstormjaarklasse
'08 later kan opkomen. Daarom gaat 't.
Dit is de zaak. De Kamer heeft een wensch
uitgedrukt en de Minister, geen gronden
voor zijn houding aanvoerende, stoort er
zich niet aan. Als dit regel ware, zou de
Kamer zich alleen maar met wetgevenden
arbeid hebben te bemoeien. Dat kan de
Kamer zjch niet laten aanleunen. Ze moet
uitspreken, dat ze het beleid van den Minis
ter te dezer zake afkeurt.
Een motie-Marchant.
Daarom dient spreker de volgende motie
in:
„De Kamer, gehoord den Minister van
Oorlog, verkiaart te betreuren, dat de Re
geering gemeend heeft, na de discussie en
de beslissing der Kamer op 4 Mei betreffen
de de oproeping der landstormjaarklasse '08,
haar voornemens te dien aanzien niet te
moeten wijzigen."
De heer Ter Laan (soc.-dem.): Zeg
dit geval het gevolg is van een misverstancL
Maar er is een oplossing. De lichting 1918
kan best in Juni in de kazerne zijn, in plaats
van in Juli.
Minister Bosboom schudt ontkennend het
hoofd.
De heer K. ter Laan (soc.-dem.): Zeg
nu niet neen, want ge voert geen gronden
aan voor uw ontkenning. Met de lichting
'18moeten 4 dingen plaats hebben: in-
schrijving, keuring, oproeping, inlijving.
Laat de keuring anders voor een deel na de
oproeping vallen. Dan kan men in Juli klaar
zijn.
De motie gewijzigd.
Teneinde discussie te voorkomen, wijzigt
de heer Marchant (vrijz.-dem.) zijn motie
zoo, dat er geen sprake is van de „Regee-
ring", maar van den „Minister".
De heer Duymaer van Twist (anti-rev.):
Als het belang des lands eischt, dat de jaar
klasse '08 wordt opgeroepen voor de mili-
tielichting '18 wordt opgeroepen, ben ik be
reid, den Minister te steunen. Maar ik voor
mij geloof, dat het bezwaar des Ministers
denkbeeldig is, weshalve mij de motje-
Marchant sympathiek voorkomt.
De h'eer Nolens (r.-k.): Een motie is nu
eens niet, dan weer wel een motie van ver-
trouwen. Voor mij, die niet in de omstan-
digheden thuis ben, is het heel lastig. (Ge-
lach.) Ik ben het feitelijk met de motie eens,
want ik betreur't ook. Maar wat is de be
teekenis der motie volgens den voorsteller
en volgens den Minister? Als men het be
leid des Ministers afkeurt, dan moet men
zeggen tegen den Minister: „ga heen, dan
zijn we van de martelingen af".
De heer Schaper (soc.-dem.). Ik heb da-
delijk wel begrepen, dat, toen de Minister
zei, zich zijn vrijheid van handelen te moe
ten voorbehouden, de motie niet zou wor
den uitgevoerd.
De heer Marchant (vrijz.-dem.). Dan had
u tegen moeten stemmen.
De heer Schaper (soc.-dem.): Daar heb
'k niet aan gedacht!
De heer Afarchant vrijz.-dem.): Dan was
't komedie!
De heer Schaper (soc.-dem.): Dat is een
leugen, mijnheer Marchant!
De Voorzitter roept spreker tot de orde.
De heer Schaper (soc.-dem.): Ik trek
't woord als onparlementair in, maar 't is
hoogst ongepast van den heer Marchant.
Wij zijn nooit verliefd geweest op een
Minister van Oorlog. 't is ons genre niet.
(Gelach.) Maar ik heb me dikwijls ge-
ergerd aan 't getreiter, dat deze Minister
van zekere zijde te verduren had. Maar
nu zegt zelfs de heer Duymaer, die laatst
voor de wantrouwensmoti'e-Scheurer stem-
de, dat de Minister best de lichting '18 vroe-
ger kan oproepen. Er zijn nu 3 sprekers,
die den Minister trachten te bewegen, te
doen, wat de wensch der Kamer is en wat
mogelijk is. Laat de Minister zich toch be-
raden. Hij moet over gevoeligheden heen-
stappen. Dat moeten we alien in dezen tijd.
Onze fractie kan niet tegen de motie stem-
men, maar wij wenschen deze Minister ook
niet voor eey ander te zien plaats maken.
Men zegt wel eens, dat de nacht raad brengt/
Laat-de pauze nu raad brengen.
Een reddingsplank?
De heer Eland (unie-lib.) geeft in over
weging, een derde der militieliehting '18
vroeger op te roepen. Dan behoeft niet
bp" te komen de jaarkiasse '08, wicr getal-
sterkte een derde der lichting '18 is. -
DE ALGEMEENE TOESTAND.
Als generaal Sarrail over nog enkele di-
visies de beschikking krijgt, zal de op-
mafsch ter bevr'ijding van Servie beginnen,
aldus vertelt op gezag van den Franschen
afgevaardigde Chapetelain, de correspon
dent van het Alg. Hbl. te Saloniki in een
brief van 10 Maart gedateerd, zou die op-
marsch nu dan toch werkelijk begonnen
zijp? Duitsche en Bulgaarsche berichten
berichten van de zijde der geallieerden ont-
bereken nog maken melding van krach-
tige aanvallen' langs het geheele Macedo-
nische front van Italianen, Russen, Fran
schen en Engelschen. Aanvallen, die vol
gens de legerberichten der c^ntralen alle
werden afgeslagen. De zeer verwoede ge-
vechten duren echter nog voort. Daar de
aanvallen op het geheele front tegelijker-
tijd zijn ingezfet, heeft men hier dus waar-
schijnlijk werkelijk te doen met het zoo lang
verwachte offensief der geallieeerden. Het
uitblijven van berichten hieromtrent van de
zijde der geallieerden, doet vermoeden, dat
voorloopig de actie nog geen succes heeft
gehad. Zoodra eenig voordeel is behaald,
zullen we van deze zijde echter wel berich
ten ontvangen.
Wellicht zullen we nu ook spoedig ver-
nemen van een hernieuwde krachtiger actie
aan het Italiaansche front, opdat de vijand.
niet meer, zooals, in de laatste weken, uit-
sluitend zijn aandacht aan de verdediging
van het westelijk front zal kunnen wijden.
Dat zou dan gefuigen van een grootere sa
menwerking der geallieerden op de verschil
lende fronten, welke door de besprekingen
van de politieke en militaire leiders'der En
tente van den" jongsten tijd schijnt te zijn
voorbereid.
Aan het westelijk front duren de gevech-
ten voort zonder echter voorloopig belang
rijke wijzigingen te brengen. Zij zijn op het
oog'enblik van meer plaatselijken aard, in,
afwachting van een hernieuwde groote actie
der verbonden Fransche en Engelsche legers.
Van weerskanten blijft men zich bij de
beschouwingen over de gevechten aan het
westelijk front bezig houden met de groote
verliezen, die den vijand worden toege-
bracht, en tracht men te beredeneeren, dat
de tegenstander nu toch eindelijk uitgeput
begint te raken. Eenigszins grappig is daar-
bij een redeneering van Reuter's correspon
dent) die weet te vertellen, dat onder de
Duitsche gevangenen zich misdadigers be-
vonden, die, tot zware straffen veroordeeld,
waren vrijgelaten en naar het front gezon-
deta. Wij laten de juistheid van deze bewe-
ring in yet midden, maar de conclusie van
den correpondent, dat het Duitsche legerbe-
stuur slechts tot zulk een maatregel kon
overgaan, wegens gebrek aan mannenp is
wat al te mooi. Of wil de correspondent
VElZEJIfSdlE
<r