Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 6530. Zaterdag 12 Mei 1917. 57e Jaargang, Aanwijzing yerkrijgbaarstelling Leyensmiddelen. Distribute van Kaarsen. De Oorlog-. TWH1SDB De Bnrgemeester van TER NEUZEN Verstrekking Aanvullingsbroodkaarten. Pistributie Hondenbrood. Regeeringsgoederen voor Militairen, die zelf in iinnne voeding moeten voorzien. B X N H N L k N D. maakt bekend: De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel brengt ter algenjeene kennis, dat in zijne beschikking van 23 April j.l. no. 31185, Afdeeling Handel (Nederlandsche Staatscourant no. 94) onder b bij den maxi mum kleinhandelprys voor aardappelmeel (pakmeel) in plaats van IP/a ct. per pakje van '/3 K.G. gelezen moet worden 11 Va ct. per pakje van x/4 K.G. Ter Neuzen, 11 Mei 1917. De Burgemeester voornoemd, J. HU1ZINGA. Bnrgemeester en Wethouders van TER NEUZEN maken bekend, dat in de week van 1419 Mei geidig zullen zijn voor: Aardappelen bonv no. 7, 8 en 9 2e serie. Bak- en Braadvet bon no. 7 le H Yarkensvleesch 7 le Bruine Boonen 2 le Havermout 2 le Ter Neuzen, 11 Mei 1917. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. HU1ZINGA, Burgemeester. L. WABEKE, Secretaris. N.B. Op bon no, 7 voor Varkens> vleesch mag0.300 K.G. worden afgegeven. Op bon no. 2 voor Havepmout mag slechts 0,100 K.G. worden afgegeven. De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend, dat volgens ontvangen Mini- sterieele beschikking een 2e aanvullings- broodkaart kan worden verstrekt in geval van zeer zwaren licbamelijken arbeid, c. w. voor Turfgravers en veenarbeiders, polder-, grond- en dijkwerkers, steenfabriekarbeiders, smeden, stokers, arbeiders in glas- en aardewerkfabrieken en in ijzergieterijen, bootwerkers en sjouwers. Ter Neuzen, 11 Mei 1917. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZ1NGA. De Burgemeester van TER NEUZEN, noodigt alle winkeliers en bandelaren in kaarsen, schemerlichteh enz. uit schrifte- Hjke opgave te verstrekken voor of op 15 Riles e„k-s van de benoodigde hoe- veelheid, die wekelijks wordt omgezet, zulks in verband met eene in te voeren distributie- regeiing. Ter Neuzen, 11 Mei 1917. Oe Burgemeester voornoemd, J. HU1ZINGA. De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend, dat ter beschikking der gemeenten kan worden gesteid hondenbrood of de grondstoffen ter bereiding daarvan, en noodigt mitsdien de eigenaren van honden, die dit brood wenschen te betrekken, uit schriftelijke opgave te verstrekken ten kantore v. h. Levensmiddelenbureau voor of op 16 Mei e. k„, met vermelding van het aantal honden en het benoodigde brood per 4 weken. Ter Neuzen, 11 Mei 1917. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZ1NGA. De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend, dat aan militairen, die tijde- Iijk buiten hun garnizoensplaats ver'blijf houden, dagrantsoenkaarten zullen worden verstrekt door de militaire overheid, welke recht geven op de aanschaffing van 1 K.G. aardappelen. Deze kaartei zullyn worden ingericht in den geest als de plaatsbewijzen van verschillende trammaatschappijen, zoodat zy slechts voor eea door inktpotlood aange- wezen dag diensl kunnen doen. Deze militaire dagrantsoenkaarten moeten by aanschaffing van h'et daarop vermelde rantsoen aan den verkooper worden afge- staan en zijn geidig voor alle gemeenten van het Rijk. Ter Neuzen, 11 Mei 1917. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA. Crisis Minister van Oorlog. De Tweede Kamer heeft gisteravond met 44 tegen 26 stemmen de motie-Marchant inzake de oproeping van de landstorm- jaafklasse 1908 aangenomen/ nadat de Minister verklaard had, dat zij, als de Kamer de motie aannam, ten voile begreep, dat de Kamer geen prys meer stelt op verdere samenwerking. TWEEDE KAMER. Vergadering van 10 Mei. Motie-Van Leeuwen buitenlandsche aangelegenheden. An de orde is volgens de H. Crt. de voortzetting der behandeling van de motie- Van Leeuwen betreffende vergrooting van het aandeel der Staten-Generaal in het bui- tenlandsch beleid. De heer Van Leeuwen (soc.-dem.) ver- dedigt zijn veranderde motie, waarin de Ka mer zegt, van oordeel te zijn, dat het alge meen belang verlangt, dat regelmatig over- leg wordt gepleegd tusschen de Regeering en de Staten-Generaal over de zaken van buitenlandsch beleid, en daaroin als haar meening uitspreekt, dat wijziging van het reglement van orde tot stand behoort te komen teneinde door instelling van een vaste commissie voor de buitenlandsche aangelegenheden tot het plegen van zoo- danig overleg te geraken. Spreker verkiaart, het meerdere te heb- ben teruggenomen om het mindere te be- houden, daar hij niet wenscht, dat zijn mptie op constitutioneele bezwaren zou stranden. De' Regeering heeft gezegd, zich niet te zullen uitlaten over een commissie, de instelling waarvan alleen de Kamer aan gaat. Dit valt te beschouwen als een tege- moetkomende houding der Regeering en hiervpor wordt haar dank gezegd. De heer.Beumer (anti-rev.) herinnert er- aan, dat de heer Van Leeuwen in zijn rede van December 1915 zeide, dat' de zaak, waarover het gaat, niet mocht worden uit- gesteld tot de grondwetsherziening, daar dit een verschuiving ad calendas graecas zou zijn. Nu is echter de grondwetsherziening, afgehandeld en toen heeft de heer Van Leeuwen over grootere inmenging inzake het buitenlandsch beleid gejzwegen. Nu wordt dan eindelijk de zaak behandeld dit is toch zeker een „achter de feiten aanloo- pen". Omtrent deze nieuwe motie dient een na- dere Verklaring te worden gegeven. Spre ker is steeds voor vaste commissies ge- weest, maar zal, als een toelichting uit- blijft, tegenstemmen. De heer Van Hamel (unie-lib.) vestigt er de aandacht op, dat deze stervende Kamer meer rechten eischt, ofschoon zij er zelf niet meer vdn kan profiteeren. In de besprekin- gen der beide laatste dagen over de motie- Van Leeuwen zit iets zinnebeeldigs. De volksvertegenwoordiging wenscht als het ware haar praestige te versterken, alvorens heen te gaan (protesten). Dit staat in ver band met de aanziensvermindering, die het parlement in het land heeft ondergaan in den laatsten tijd. De heer Hugenholtz (soc.-dem.) ontkent dit. De heer Van Hamel (unie-lib.): Valt u me toch niet steeds in de rede. Ik zeg het, zoo- als ik 't buiten de Kamer heb ervaren. Het is onjuist, dat de Regeering rechtens belet wordt, een commissie te aanvaarden, gelijk de heer Van Leeuwen yenscht. De leer van de trias politica, van de scheiding der machten, die door den ongelukkigen Montesquieu zelf nooit is voorgestaan, maar waaraan Minister Cort van der Linden vast- houdt, verlaagt de Kamer tot een wetgeven- den raad zonder meer. Ze strookt niet met de realiteit. In de praktijk zou een commis sie best aan het hoofd van het buitenlandsch beleid kunnen staan. Een parlement vertolkt de 'publieke mee ning, maar de burgers van ons land zijn in hun opinie omtrent het buitenlandsch be leid als groote kinderen. Over de grens ge- voelde men reeds lang, dat er een oorlog zou komen. De heer Kleerekoper (soc.-dem.): Daar hebben wij het ook wel eens over gehad! De heer Van Hamel (unie-lib.): Gij hebt dus de mogelijkheid van een oorlog aan- vaard De heer Duys (soc.-dem.): Lees onze re- soluties maar's! De heer Kleerekoper (soc.-dem.): Daar om waren we tegen bewap'ening! De heer Van Hamel (unie-lib.): Een com missie voor het buitenlandsch beleid is een uitstekend middel om een opinie in het land omtrent het buitenlandsch beleid te krijgen. Een voorbeeld der huidige gebrekkige meening is de ,,Indie-Weerbaar"-beweging, waarbij men zeer impulsief optreedt en het gevaar veel grootpr aanslaat dan het werke- lijk is. De voorzitter dringt op kortheid aan. De heer Van Hamel (unie-lib.) zegt het meeste te gevoelen voor het denkbeeld-Van Idsinga nopens een commissie, die een vast plan tot samenwerking zal ontwerpen. De motie-Van Leeuwen is ongelooflijk verba- zend verwaterd. De heer, De Savornin Lohman (christ.- hist.) meent, dat de grondwet zich alreeds duidelijk uitspreekt over het overleg tus schen Kroon en Staten-Generaal en het scherp regelt. Spreker heeft bezwaar tegen een vaste commissie voor het buitenlandsch beleid, met wie de Regeering toch niet veel, zal kunnen mededeelen. Het is niet aangenaam met een kluitje in het riet te worden gestuurd, maar het is nog minder aangenaam, zichzelf met een kluitje in het riet te sturen. Dat doet de Kamer door zulk een commissie te benoe- men. Wel valt er veel te zeggen tegen de geheimhouding van de meest belangrijke traktaten, maar dat zou alleen kunnen wor den verholpen door een aanvulling der grondwet, bepalende, dat een traktaat alleen bindende is, als het wordt gepubliceerd en de Staten-Generaal eraan hebben meege- werkt. De heer Visser van IJzendoorn (unie-lib.) meent, dat het niet aangaat/dat de Kamer een motie aanneemt om haar eigen houding aan vast te leggen. Dit heeft geen doel en de motie dient alleen nog voor de 10 dagen dat de Kamer bijeen is. Mein kan alleen een motie aannemen om de houding der Regee ring eraan te binden, maar dit is hier niet het geval; De heer Limburg (vrij-lib.) verheugt zich erover, dat het jongste lid, de heer Van Hamel, zich bereid heeft verklaard, mee te werken tot de verhooging van het praestige der Kamer. De heer Van Hamel beschikt over kanalen buiten de Kamer, waarlangs hij dat streven kan doen blijken, en het is te hopen, dat hij van die kanalen zal gebruik maken. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft gezegd, dat er geen conventie bestaat ten aanzien der medezeggenschap der Sta ten-Generaal over buitenlandsch beleid. Maar indien de Kamer haar verlangen na'ar medezeggenschap wil doorzetten en zij zal zich misschien den eersten keer te pletter loopen, maar daarna de Regeering als in 1868 doen zwichten, dan zou die con ventie geborjen zijn en men zou een machts- verhouding krijgen, djn met de Grondwet niet in strijd zou zijn. Voor de redeneering des heeren Visser van IJzendoorn kan men niets gevoelen, daar men na 2 dagen debat over deze zaak niet kan uiteengaan zonder een beslisSing te hebben genomen. Weliswaar kan de mo tie deze stervende Kamer slechts binden voor enkele dagen, maar zij is voor een volgende Kamer van groote beteekenis en daarom zal spreker ervoor sfemmen. De heer Schaper (soc.-dem.) zegt, dat 't weer de oude geschiedenis is: men zegt, dat de motie zeer verwaterd is, dat ze niets rtieer beteekent. De Kamer heeft onlangs besloten, dat alle ontwerpen, moties enz. haar waarde behouden en nu komen dezelf- de'heeren, die dat hebben toegesjemd, zeg gen: de Kamer is stervende; we moeten de zaak laten rusten. Maar de oorlog is niet stervende en daarom blifft deze zaak ook urgent voor ons, voor de kleine mogend- heden, gelijk Roemenie heeft beteezen. Men wist er daar ook niets van. Het is nu de ge- legenheid en ook de Regeering had, juist omdat ze niet gewantrouwd wordt, in deze mee kunnen gaan. Als de motie nu niets beteekent, zooals de heer Van Hamel zegt, dan was't zijn plicht geweest, de mo tie beter te maken. Wat de grondwettelijke bezwaren betreft, de Grondwet heeft vaak voor de rechtsovertuigingen moeten wijken. Deze wijzigden zich; eerst later werd de Grondwet daarmee in overeenstemming ge- bracht. Schrijvers als Lohman en Struy- cken hebben dit erkend. Spreker is teleur- gesteld door den heer Cort van der Linden, die alles afwijst in plaats van te zeggen: „gaarne zal ik medewerken". De ideeen zullen groeien en dit voorstel zal de kiem zijn van groote belangstelling, die tot iets wezenlijks leidt. De heer Koolen (R.-K.) is het eens met het slot der motie, maar verkiaart zich tegen den considerans, daar er van regelmatig overleg tusschen de Regeering en Staten- Generaal geen sprake kan zijn, zoolang de aandrang er toe alleen van de zijde der Staten-Generaal komt. De overwegingen behooren dus te worden veranderd. De heer Nolens (R.-K.) acht het in den considerans bedoelde „overleg" onduidelijk. Wel is het gewenscht, dat de Kamer op eenigerlei wijze van haar gevoelen zal doen blijken. De heer Van Leeuwen (soc.-dem.) ver kiaart zich tot wijziging der motie niet be reid. De heer Nolens zelf heeft onlangs ge zegd, dat de considerans er weinig toe doet. De motie aangenomen. De motie-Van Leeuwen wordt met 38 te-' gen 31 stemmen aangenomen. Buitengewoon marinekrediet. Bij de behandeling van een buitengewoon marinekrediet deelt de Minister van Marine, de heer Rambonnet, in verband met een d'es- betreffende vraag des heeren Hugenholtz (soc.-dem.) mede: De gewone lichting 1911 is in Februari naar huis gegaan en de kust- wacht 1911 is op enkelen na reeds vertrok- ken. De gewone lichting '12 gaat morgen naar huis en't laatste gedeelte wan de kust- wacht '12 half Augustus. De gewone lich ting '13 gaat in de tweetie helft van Augus tus, alsmede de le helft der kustwacht '13, benevens de 2e der kustwacht '12. De gewone lichting '14 gaat eind November naar huis en de rest der kustwacht '13 plus de kustwacht '14 dan ook. Het krediet wordt aangenomen. Goedgekeurd wordt de verandering der artikelen 82 en 85 van de Inkomstenbelas- tingwet '14, evenals de verandering der wet betreffende bijzondere maatregelen met be- trekking tot de lichting,'18. Interpellatie-Marchant landstorm- jaarklasse '08. Aan de orde is de interpellate des heeren Marchant betreffende de besluiten, door de Regeering genomen ter zake de oproeping der landstormjaarklasse 1908. De vraag. De heer Marchant (vrijz.dem.) gaat de geschiedenis der vorige motie nog eens na. Ze was aanvankelijk niet bedoeld als een motie van afkeuring, maar toen de Minister zei, dat hij ze niet wilde uitvoeren, verkreeg ze een ernstig karakter. Spreker vraagt nu: Is het bericht juist, voorkomende in de avondbladen van 5 Mei, waaruit zou vol- gen, dat de Minister van Oorlog gemeend heeft, ook na de discussie in de Tweede Kamer den vorigen dag, bij zijn voorne- men te moeten blijven om de landstorm jaarklasse '08 op te roepen voor de militie- lichting '18? Zoo ja, hebben er zich dan nieuwe mo- tieven sedert voorgedaan, die den Minister bewogen, deze houding aan te nemen? Het antwoord. x De Minister van Oorlog, de heer Bos- boom, gaat ook de discussies van de vorige vteek nog eens na. De motie was volgens den heer Marchant eerst geen motie van wantrouwen; daarna kreeg ze een ander karakter en toen was ze weer geen motie van wantrouwen. De Minister heeft gezegd, dat hij ze ten slotte niet als een afkeuringsmotie beschouwde, maar dat hij zich vrijheid van handelen wilde voorbehouden. De heer Marchant heeft dit zoo opgevat, alsof de Mi-_ nister had beloofd, de motie in overweging" te nemen. Dit heeft de Minister er nooit mee bedoeld. Hij is geen veteraan op parle- mentair terrein, maar „vrijheid van hande len zich voorbehouden" wil in zijn oog niet zeggen: „de zaak in overweging nemen". Het bericht in de avondbladen was juist De Minister is niet voornemens geweest, vaif zijn eenmaal aangenomen houding in zake de jaarklasse '08 af te wijken. Nieuwe motieven hebben zich niet voorgedaan. De heer Marchant (vrijz.-dem.) zegt, dat de aanneming der motie dan niet meer dan een comedie is geweest. De Minister spreekt steeds over een motie van afkeuring of geen motie van afkeuring, maar de Kamer spreekt uit, wat ze wenscht en de Minister moet weten, of hij dan wil aanblijven en de ver- antwoordelijkheid wil blijven dragen. Van meer belang dan het karakter eener motie is de vraag, of de landstormjaarklasse '08 later kan opkomen. Daarom gaat 't. Dit is de zaak. De Kamer heeft een wensch uitgedrukt en de Minister, geen gronden voor zijn houding aanvoerende, stoort er zich niet aan. Als dit regel ware, zou de Kamer zich alleen maar met wetgevenden arbeid hebben te bemoeien. Dat kan de Kamer zjch niet laten aanleunen. Ze moet uitspreken, dat ze het beleid van den Minis ter te dezer zake afkeurt. Een motie-Marchant. Daarom dient spreker de volgende motie in: „De Kamer, gehoord den Minister van Oorlog, verkiaart te betreuren, dat de Re geering gemeend heeft, na de discussie en de beslissing der Kamer op 4 Mei betreffen de de oproeping der landstormjaarklasse '08, haar voornemens te dien aanzien niet te moeten wijzigen." De heer Ter Laan (soc.-dem.): Zeg dit geval het gevolg is van een misverstancL Maar er is een oplossing. De lichting 1918 kan best in Juni in de kazerne zijn, in plaats van in Juli. Minister Bosboom schudt ontkennend het hoofd. De heer K. ter Laan (soc.-dem.): Zeg nu niet neen, want ge voert geen gronden aan voor uw ontkenning. Met de lichting '18moeten 4 dingen plaats hebben: in- schrijving, keuring, oproeping, inlijving. Laat de keuring anders voor een deel na de oproeping vallen. Dan kan men in Juli klaar zijn. De motie gewijzigd. Teneinde discussie te voorkomen, wijzigt de heer Marchant (vrijz.-dem.) zijn motie zoo, dat er geen sprake is van de „Regee- ring", maar van den „Minister". De heer Duymaer van Twist (anti-rev.): Als het belang des lands eischt, dat de jaar klasse '08 wordt opgeroepen voor de mili- tielichting '18 wordt opgeroepen, ben ik be reid, den Minister te steunen. Maar ik voor mij geloof, dat het bezwaar des Ministers denkbeeldig is, weshalve mij de motje- Marchant sympathiek voorkomt. De h'eer Nolens (r.-k.): Een motie is nu eens niet, dan weer wel een motie van ver- trouwen. Voor mij, die niet in de omstan- digheden thuis ben, is het heel lastig. (Ge- lach.) Ik ben het feitelijk met de motie eens, want ik betreur't ook. Maar wat is de be teekenis der motie volgens den voorsteller en volgens den Minister? Als men het be leid des Ministers afkeurt, dan moet men zeggen tegen den Minister: „ga heen, dan zijn we van de martelingen af". De heer Schaper (soc.-dem.). Ik heb da- delijk wel begrepen, dat, toen de Minister zei, zich zijn vrijheid van handelen te moe ten voorbehouden, de motie niet zou wor den uitgevoerd. De heer Marchant (vrijz.-dem.). Dan had u tegen moeten stemmen. De heer Schaper (soc.-dem.): Daar heb 'k niet aan gedacht! De heer Afarchant vrijz.-dem.): Dan was 't komedie! De heer Schaper (soc.-dem.): Dat is een leugen, mijnheer Marchant! De Voorzitter roept spreker tot de orde. De heer Schaper (soc.-dem.): Ik trek 't woord als onparlementair in, maar 't is hoogst ongepast van den heer Marchant. Wij zijn nooit verliefd geweest op een Minister van Oorlog. 't is ons genre niet. (Gelach.) Maar ik heb me dikwijls ge- ergerd aan 't getreiter, dat deze Minister van zekere zijde te verduren had. Maar nu zegt zelfs de heer Duymaer, die laatst voor de wantrouwensmoti'e-Scheurer stem- de, dat de Minister best de lichting '18 vroe- ger kan oproepen. Er zijn nu 3 sprekers, die den Minister trachten te bewegen, te doen, wat de wensch der Kamer is en wat mogelijk is. Laat de Minister zich toch be- raden. Hij moet over gevoeligheden heen- stappen. Dat moeten we alien in dezen tijd. Onze fractie kan niet tegen de motie stem- men, maar wij wenschen deze Minister ook niet voor eey ander te zien plaats maken. Men zegt wel eens, dat de nacht raad brengt/ Laat-de pauze nu raad brengen. Een reddingsplank? De heer Eland (unie-lib.) geeft in over weging, een derde der militieliehting '18 vroeger op te roepen. Dan behoeft niet bp" te komen de jaarkiasse '08, wicr getal- sterkte een derde der lichting '18 is. - DE ALGEMEENE TOESTAND. Als generaal Sarrail over nog enkele di- visies de beschikking krijgt, zal de op- mafsch ter bevr'ijding van Servie beginnen, aldus vertelt op gezag van den Franschen afgevaardigde Chapetelain, de correspon dent van het Alg. Hbl. te Saloniki in een brief van 10 Maart gedateerd, zou die op- marsch nu dan toch werkelijk begonnen zijp? Duitsche en Bulgaarsche berichten berichten van de zijde der geallieerden ont- bereken nog maken melding van krach- tige aanvallen' langs het geheele Macedo- nische front van Italianen, Russen, Fran schen en Engelschen. Aanvallen, die vol gens de legerberichten der c^ntralen alle werden afgeslagen. De zeer verwoede ge- vechten duren echter nog voort. Daar de aanvallen op het geheele front tegelijker- tijd zijn ingezfet, heeft men hier dus waar- schijnlijk werkelijk te doen met het zoo lang verwachte offensief der geallieeerden. Het uitblijven van berichten hieromtrent van de zijde der geallieerden, doet vermoeden, dat voorloopig de actie nog geen succes heeft gehad. Zoodra eenig voordeel is behaald, zullen we van deze zijde echter wel berich ten ontvangen. Wellicht zullen we nu ook spoedig ver- nemen van een hernieuwde krachtiger actie aan het Italiaansche front, opdat de vijand. niet meer, zooals, in de laatste weken, uit- sluitend zijn aandacht aan de verdediging van het westelijk front zal kunnen wijden. Dat zou dan gefuigen van een grootere sa menwerking der geallieerden op de verschil lende fronten, welke door de besprekingen van de politieke en militaire leiders'der En tente van den" jongsten tijd schijnt te zijn voorbereid. Aan het westelijk front duren de gevech- ten voort zonder echter voorloopig belang rijke wijzigingen te brengen. Zij zijn op het oog'enblik van meer plaatselijken aard, in, afwachting van een hernieuwde groote actie der verbonden Fransche en Engelsche legers. Van weerskanten blijft men zich bij de beschouwingen over de gevechten aan het westelijk front bezig houden met de groote verliezen, die den vijand worden toege- bracht, en tracht men te beredeneeren, dat de tegenstander nu toch eindelijk uitgeput begint te raken. Eenigszins grappig is daar- bij een redeneering van Reuter's correspon dent) die weet te vertellen, dat onder de Duitsche gevangenen zich misdadigers be- vonden, die, tot zware straffen veroordeeld, waren vrijgelaten en naar het front gezon- deta. Wij laten de juistheid van deze bewe- ring in yet midden, maar de conclusie van den correpondent, dat het Duitsche legerbe- stuur slechts tot zulk een maatregel kon overgaan, wegens gebrek aan mannenp is wat al te mooi. Of wil de correspondent VElZEJIfSdlE <r

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1917 | | pagina 5