ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 6312. Zaterdag 11 December 1915. 55e Jaargang. De Burgemeester der gemeente Zaamslag De Oorlog. ABONNEMENT: ADVERTENTIEN Telefoon 23. Dit Blad verschjjnt Maaodag^, Woensdag- en Vrijiiagavond, nitgezonderd og Feestdagen, bjj de Firma P. J. VAN DE 8ANDE te Ter Nenzen. JS1 mE&STIEi BLA.JD. BINNENLAND. Per 3 maanden binnen de stad 1.—Franco per post voor Nederland 1.10. Sij vooruitbetalingvoor Belgie /1.40, voor Ned.-Indie en Amerika /1.65, overig Buitenland 2. Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders. Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer f 0.10. Bij clirecte opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts twee ma al berekend. Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief. Inzending van advertentien voor 1 uur op den dag der uitgave. brengt ter kennis van houders van TREK- HOK9DEN, dat op grond van art. 32 der Inkwartieringswet eene vordering van TREKHONDEN van het MANNELIJK geslacht en met een schofthoogte van minstens 65 c.M. ten behoeve van het LEGER zal plaats hebben dat daartoe eene KEURING zal worden gehouden op Vrijdciy den 77 Decem ber a des voortniddags ten tien live op het erf van Mej. Wed. A. DE MUL, Polderstraat, alhier beveelt, met verwijzing naar de straf- bepalingen, gesteld op de niet-nakoming van deze bekendmaking, houders met hunne Honden op bovengemelde plaats en tijdstip tegenwoordig te zijn. Zaamslag, den 9den Deeember 1915. De Burgemeester voornoemd, JO0s DE FEIJTER Pz. Spijkerfoeeld in Luik. De stad Luik heeft een spijkerbeeld ge- kregen van generaal Von Emmich. den veroveraar der stad. Uit Luik werd naar Berlijn omtrent de onthulling berieht In de groote zaal van het Paleis van Justitie had in tegenwoordigheid van het geheele officierskorps en van vertegenwoor- digers der burgerlijke autoriteiten, de teeste- lijke onthulling van den „ijzeren Emmich" plaats. Wat door het inslaan van de spijkers wordt opgebracht is bestemd voor de natio- nale stichfcing ten behoeve van de achter- blijvenden der in den oorlog gevallen soldaten. De gouverneur van Luik, graaf Von der Schulenburg, eischte in gloedvolle woorden ieders oprechte deelname aan dit werk van den vrede op. Met de woorden: „Wat Emmich veroverd heeft, willen wij behouden", sloeg hi] den eersten spijker in. STEEDS MEER WAPENFABRIEKEN. Volgens de „Roeskoje Siowo" heeft het Moskousche comite voor de militaire-indu- strie uit het fonds van 5.000.000 roebel een som uitgetrokken voor het bijbouwen aan de bestaande wapenfabrieken van een nieuwe afdeeling voor het monteeren van kanonnen. De voorzitter van het comite, Raboesjienski, heeft het rapport van Bardygien ontvangen, waarin aanbevolen wordt het bouwen van 10 groote munitiefabrieken aan den Oeral en aan de Wolga, en het oprichten van een groote centrale machine-fabriek aan de Wolga, ten dienste van het leger. 1,115.000 roebel is uitgetrokken voor het iririchten bij de chemische fabrieken van Oesjkow van een nieuwe afdeeling voor de bereiding van zwavelzuur voor de munitie fabrieken. ONTMOETINGEN OP ZEE. De „New-York Sun" van 17 November meldt: Het s.-s. „Noordam" van de Holland --Amerika-lijn kwam gistermiddag vier da- gen over den tijd te New-York aan, daar het ter hoogte van Deal had moeten blijven gedurende stormachtig weder, waardoor de regcer i ngs-a i n b tenaren werden verhinderd aan boord te komen. Voordat het de reis moclit vervolgen, werden zeven Oostenrij- kers, die zich onder de passagiers bevon- den, een tweede-klasse-passagier en zes tus- schendekspassagiers, van boord genomen. Kort na het verlaten van Rotterdam kwa- men drie Dnitsche Tauben op de „Noor- dam" af, haalden het sehip in en bleven er boven rondzweven. Men vreesde eenj aanval, maar kapitein Van Walraven liet een groote Hollandsche vlag op het boven- dek uiLspreiden, waama de vliegtuigen zich verwijderden. Toen zij bijna uit het gezicht waren, kwam een van hen terug, blijkbaar om zich te overtujgen, dat er geen bedrog in het spel was. Het zweefde zoo laag rond, dat de inzillenden gemakkelijk konden ge- zien worden door de passagiers op 't stoom- s-chip; daarna vloog het weg otm zich bij de overig-e le voegen. Het voorval had plaats, toen de „Noor- dam" zich nabij het Noor-dhinder-lichtschip bevond. Onder de passagiers aan boord was Frank Boulton van Broadstreet 80, die ge durende zes maanden in Holland en Enge- land vertoefd had. Hij decide, behalve de hier reeds bekende gevallen van smokke- larij, ook nog een verhaal mede, hetwelk hem was gedaan door kapitein Anderson van het Zweedsebe scliip „Vit,alia". Een on- derzeeer naderde een Engelsch koopvaardij- schip, maar loen hij dichtbij was gekomen, vielen die zijden van den koopvaarder neer en werd een torpedoboiot zichlbaar, die den vijand met liaar kanonnen in den grond boorde. De vermommLng was., volgens kapi tein Anderson, zoo volkomen, dat niemand achterdiocht kreeg, voordat de zijden neer- vielen en de kanonnen te voorschijn deden komen. RATTEN IN DE LOOPGRAVEN. Onlangs meldide de „Matin", dat de Fran- sche soldaten aan het Westelijk front zulk een last van de ratten ondervonden. In de „Temps" vindt men deze klacht terug. Een vijand, zoo schrijft iemiand in het blad, die er zijn indrukken uit Champagne weergeeft, welke moeilijker te verdragen is misschien dan de koude en zelfs dan den regen, is de ral. In de kaiitonnementen vooral wemelt liet van die weerzinwekken-de dieren. Hun vraatzucht, ja hun grimmigheid, maken ze, als ze uitgehongerd zijn, gevaarlijk. In een hulppost, die uitgegraven was in de rulnen van het d.orp Souain, zeide men lot den correspondent der „Temps", dat de ralten nog erger waren dan de Duitschers. Het zijn reusachtige grijze of rosachlige ratten, vijf-en-iwintig centimeter lang en langer. Deze verschrikkelij k-e knagers pakken alles aan wat ze b-ereiken kunnen. Tevergeefs- liangt men broodzakken en ransels aan lou- wen op, die men door de schuren of ba- rakken spant; maar de ratten elen de ton- wen op en verslinden den inhoud van zak- ken en ransels: voedsel, riemen, dingen van leer, wol, ze sparen niets. Er worden klop- jachten georganiseerd en de ratten graven zich in. Men denkt, dal ze weg zijn, maar ze hebben zicli slechts verborgen en komen weldra weer le voorschijn. 'sNachts vooral zijn ze brula.al, ze too pen over de manschap- pen heen, die ttiet rusten knnneti. In som- mige kantoimementen houdi men katten, maar die zijn onmacliLig tegen de enorme ratten. Men zou rattenhonden moeten heb ben en op sommige plaatseji van het front heeft men die laten komen. Er moet, zoo besluit de schrijver in de „Temps", ermoet een middel tegen deze plaag gevonden wor den, om onze soldaten van deze extra-kwel- ling te beveiligen. DE VESTINGEN VAN MONTENEGRO. De eorrespondentie „Heer und Politik somt de vestingen en bevestigde werken van Montenegro op. Aan de noordelijke grens, waar nu het Oostenrijksche offensief plaats vindt, zijn slechts weinig versterkte stellingen en for ten, waardoor het Montenegrijnsche front gesteund wordt. De reden is, dat het berg- achtige land een natuurlijke vesting vorml lemeer daar de Montenegrijnsche soldaten van hun jeugd ,af aan den bergoorlog ge wend zijn. Het Oostenrijksche offensief ten oosten van Trebinje, ten zuiden van Bilek, richt zich tegen den meer dan duizend meter hoogen Ilino Burdo. Hier bevond zich een bevestigde Montenegrijnsche stelling, die echier minder kunstmatig dan natuurlijk was. Behalve aan dit zuidelijkste punt van het Oostenrijksche offensief ging men ook van Awtowac aanvallend tegen Montenegro te werk. Het offensief riclitte zich hier tegen den bekenden Duna-pas, die in de richting van noord naar zuid van Gila uit naar Nik sjitin, een zeer sterk bevestigde plaats, door het noordelijke Montenegrijnsche gebergte loopt. Aan dezen pas ligt een reeks v erst er ic in gen waarvan de eerste, het fort Prejelca is. Ilet ligt aan den uitgang van den Duga- pas. De andere foirten Slostup en Nozdre zijn ook betrekkelijk goed en modern aan- gelegd. Een bevestigde stelling ligt weste lijk daarvan bij Renowac. Meer oostelijk aan de Servische grens ligt een reeks be vestigde versperringen, waarvan de noorde lijikste Plewlje is. Meer zuidelijk, ongeveer ter hoogte van Milrowica, liggen de forten van Berame en nog meer zuidelijk de beves tigde stelling van Ipek, die den weg naar Pristina beschermt en ongeveer op dezelfde hoogte als deze stad ligt. Aan de zuidelijke grens vinden we ten westen van Berame in het dal van de Tara een zeer belangrijike Montenegrijnsche grens stroom, die het land in zijn geheele lengte van het zuiden naar hel noorden snijdt, de forten van Kalasjin. Die liggen echter nog vrij ver van de grens. Het aanzienlijk- ste vestingsstelsel der Montenegrijnen ligt ten noorden van het meer van Skoetari, dat altijd het groote verlangen van Monte negro is geweest. Om de sterk aangelegde bruggenhoofdstelling Podgoriza ligt een ring van sterke plaatsen en vestingstellingen. Ten Zuid-Westen van de vesting Podgoriza ligt, dicht bij liet Skoetari-meer, de bergvesting Sjabljak. Ten Oosten daarvan is een reeks forten aangelegd aan den Noordelijken uit- looper van het Skoetari-meer. Zij groepee- ren zich om het fort van Tusji, ten Zuiden van Podgoriza. Ten Noorden van deze hooge vesting bevindt zich het fort Sjusj, dat met de vesting Podgoriza samen een sterk bevestigde linie vormt. Door deze ves- tingwerken worden de wegen naar Cettinje, naar het Zuid-We^ten, en verder naar het Skoetari-meer beschermd. Ten Noorden van Sjusj ligt de vesting Niksjiki. Er is gemeld, dat de Montenegrijnsche vestingen gedeeltelijk met Fransche en ge- deeltelijk met Engelsche kanonnen modem zijn uitgerust. In het algemeen kan men echier verwachten, dat de vestingen van Montenegro niet meer weerstandsvermogen zullen bezitten dan die van Servie. BESCIIRIJVING VAN DEN STRIJD OP DE KARST. De correspondent van het „Alg. Hbl. te Borne schrijft dd. 13 November 11.; Een paar dagen geleden publiceerden de kranten weer eens dagboekbladen van een Oostenrijksch officier. Ik vind het wel de moeite waard, tegcnover elkaar te zetten wat deze Oostenrijker voor zich zelf noteerde en wat een Haliaan met zeldzame lcalmte aan een vriend mecledeelde. Blijkbaar be ll andelen beiden dezelfde gebeurtenissen. De Oo&tenrijker krijgt zoo verlelt het op zijn lijk gevonden dagboek den 18den October in Uggowitz, een eind achter Pon- tafei, bevel naar „onbekende bestemming" te vertrekken. Men vemioedt, dat dil Gorz heleekenl en „onder de compagnie ver- spreidde zich onbe.sehrijfelijke verslagen- lieid." Den 19den 'smorgens komt men in Gra- hova achler Tolmein aan. Verder le voet langs de spoorlijn tot bij Santa Lucia... ,,Hier ligt het terrein al onder granaatvuur, dat onophoudelijk onze kanonnen zoekt De avond begint te vallen. Een granaat springl midden in een groep soldalen ach ler mijn peleton, dood t vier en wondt der Lien man. De ons aangegeven stelling ligt onge veer duizend pas weg. We beginnen het nu le begrijpen: we gaan naar de loopgraven van Sanla Lucia. Dt i ukntv- iusschen ons en de stelling is bijna letterlijk met een liagel van vuur overdekt. De soldaten schik- ken zich in al gereedgemaakle kuilen. Het is onmogelijk een oog dichl te doen: een woedend geweervuur wissell af met ge- schut. Die hel duurt al den heelen naclit. Dal is oorlog! Een beslaan als het mijne, in bitterheid en teleurstelling gesleten, kan slechts met een gewelddadigen dood ein- digen. Uit deze hel kom ik niet levend terug Den 20sten Ixdrekt de officier met zijn maiisch,appen de aangewezen loopgraaf, waaruit men juist een vijftig gewonden weg- draagt. „Terzijde ligt een hoop lijken, gereed be- graven te worden... Wij wachten den aan val van den vijand af... Plotseling klinlct een levendig geweervuur en een geweldig geschreeuw van „Sav,oia!" Dat is ons uur. Wij anlwoorden met geweren en mitrailleu ses. Vijftien minuten lang, maar men ziet niemand komen. Na liet zwijgen van hel geweervuur begint de Italiaansche artille- rie weer woedend te schieten. De projectie- len spring-en op de borstweringen en vegen alles weg. De loopgraaf, die al ernstig be- schadigid was, toen wij kwamen, biedt ons geen lies,chatting meer. De beste plaatsen, die het sell too tvuur hebben doorstaan en door de kanonnen nog niet bereikt zijn, zijn in heslag genomen door de soldaten, die er al voor o-ns waren. Mijn peleton heeft reeds tien dooden en zes gewonden. Het is heel vreeimid, dat het vuur der Italianen m-eer do-oden dan gewonden veroorzaakt... Wij krijgen bevel bijna alien terug te trek- ken langs bedekte wegen. Bij liet appel blijkt, dat de compagnie totnogtoe 62 fnan verl-or-en heeft. En dat is nauwelijks het begin... Arme Albert! Bij bet terugtrelclcen worn hij h-et lioofd opsleken boven den liol- len wegmaar een vervloekte granaat sloeg liet hem -af. Alsof liet afgesproken was, haal-d-e ik uit zijn zak zijn papieren en een brief geadresseerd aan zijn vrouw Jose phine. Op een stukje papier voegdie ik er een paar diroeve wo-orden bij, die bedoel-d zijn als troo-st -en slum- zoo spoedig moge- lijk all-es aan het opgegeven adres... „21 October, 6 uur 'smorgens. Uit de vlakt-e dreunt steeds het kanon. Ik verza- mel mijn mannen. Het zijn er 31. Ze zijn akelig om ,aan te zien: de oogen buiten de kassen, het gezicht vol slijk, bijna alien min of meer gekneusd, de imiformen in Harden: ze lijken een met geweld door een versper- ring van prikkeldraad gejaagde ku-dde.. Rustdag22 October. Een dagorder van den brigade-generaal bindt de officie- ren op h-et hart de soldaten aan te vuren door voorbeel-den van zelfv-erloochening en tmoed. Zal ik onder dien troep mannen zon- d-er initiatief en vol doodsangst iemand vin den, die mij navolgt?... „Het is een laatst oordeel! Het vuur der Italianen heeft iets monsteraehtigs, iets, dat meer dan vreeselijk is. De heuvel van Santa Lucia schijnt een zee bij storm. Een an-der beeld woet ik niet. Het trommelvuur duurt tot twee uur, dan wordt het minder, houdt geheel opi Ieder op zijn post! Zoo luidt het bevel. Wij gaan in de stelling, die we gisteren verlaten hebben. Levende man nen zie ik niet meer. Waar is het detache- ment, dat wij er gisteren op wacht gelaten hebben? Het is daar een kerkhof: een op- gegraven kerkhiof, met de lijken boven j aarde, de afschuwelijke lijken. Yeel gewon den, leeggebloe-d; men zal ze niet meer kun nen redden. Hun kreten zijn hartverscheu- rend. D-e anderen alien gevlucht. Niets scheidt ons m-eer van de positie van den vijand. De prikkeldraadversperrmg kan-men niet meer on-der-scheideti, misschien beslaat ze niet meer. Di-epe gaten, waarvan liet on mogelijk te begrijpen is, hoe ze ontstonden, gaven ons besclierming, maar verontrusten ons lege lijk o-ok. „Wij zenden een rapport, dat het omn-o- gelijk is stand te houden in deze stelling. Men antw-oordt* dat we een -onderzoek „in loco" van -den luitenant-kolonel m-oeten af- wachten. Intussch-en trekken wij een twin- tig meter terug. Het Italiaansche vuur be gint nog veel heviger. De vijand heeft een ni-euw kanon in stelling gebracht. Het enorm groote projectiel daarvan boort zich een paar meter diep in de aarde en springt pas na een paar sekonden, als we het aller- minst verwachten, met een geweldig lawaai, scheurt den grond vaneen en werpt eenvou- dig lieele kubieke meters terrein op. Een van die vrQeselijke werptuigen barstte twin- tig meter van mij af, veeg-de zeven mannen weg en begroef er nog drie, Ook ik werd aan handen en gezicht gekneus-d door de in de lucht g-eworpen brokken. „Onverwachts, houdt het gescliutvuur op. H-et voetvolk springt te voorschijn en nadert in stormloop. De -onzen vuren enkele ge- weerschoten af, maar nu is hel te laat, zelfs een heele brigade zou de stelling niet kunn-en redden. Wat moet, Wat "kan men do-en? W-einige mannen islagen er in zich met mij te bergen. gebukt loopend door een droge sloot, die zich rechts langs den heu vel langs, -den kant van Tolmein uifcstrekt. De Italianen: stormen met verschrikketijkc wo-ede aan. Onder hun aanval bezwijkt ook de tw-eede linie, slecht beschut en zwak verdedigd. Nu gaan de 42 man, die van mijn compagnie ov-erbleven ze staan nu onder bevel van mij en den eenigen ande- ren in leven gebleven officier een batal- jon Feldschutzen, dat klaar- staat vo-or een tegenaanval, versterken. Intussehen beschiet onze artillerie de zoo- pas door den vijand bezette stelling. „Negen uur 's. avonds. 't Is stik-don- kere naclit. We zijn gereed voor den tegen aanval. Ik v-oel, dat het meest kritieke oogenblik van mijn leven gek-omen is. Op marsch!" En nu wat een ItaJiaansch officier, die ev-enals de O-oistenrijker juist voor het groote offensief naar hel front kwam, maar niet in den stormaanval betrokken werd, omdat hij artillerist was, zag en voelde: „Uit de kranten zul je het resultant van dez-e vrees-elijke -dagen op de Karst verno- men hebben, maar die kunnen niet den in- druk geg-even hebben van de vrees-elijke h-evigheid -der aanvallen, die dagen en dagen Lang zich hier herhaalden, van de moeilijk- lieid van -den strijd en den heldenmoed der v-echters. „Ik lieb nu den oorlog gezien in zijn meest -ontzettenden vorm: den mensch, die zich werpt op een onoverkomelijke versper- ring: de -dood, die maait, maait, maait met zijn lange zeis, met breed koninklijk gebaar. „Nu keerd-e ik half versuft terug. „In -de loopgraven van den vijand heb ik zijn lijken gezien, die door het ges-chut- vuur tot vormelooze klompen gemaakt wa ren: gezichten bloedig opgezet in de vcr- schrikking van het laatste oogenblik, onver- -g-etelijke oogen. Een macabere doo-dendans huppelt v-oor mijn geesteso-og, maar 't is beter. dat ik kalm vertel. „Uitvertr-okken, bleef ik vijf dagen inmaakte kennis met liet materiaal en vertrok toen da-delijk naar liet front. De actie begon onmid-dellijk. Onze spoedig juist gericlite schoten sloegen geweldige gaten in de draadversperringen en de Oostenrijksche loopgraven, v or woes t ten opstellingen van mitrailleuses .en sloegen de bomvrije kaze- matten door. „Het sloffelijk effect was geweldig, h-et m-oreele nog grooter. De vijanden waren ontzet, vernietigd, versuft van schrik. Ieder projectiel groef in het terrein een diepen kuil, die onmi-ddellijk, zoodra hel ontplof- fin,gsmiddel binnen in het projectiel hegon le werken, veranderde in den fantastischen Icrater van een sp-rookjesvulkaande onbe- grijpelijk li-oog opg-eworpen brokken vielen tot op meer dan twee hiomderd meter afslandi neer. ,,Na zoo'n voorbereiding hadden de vijan den, als onze infanterie den stormaanval begon, geen kracht m-eer om weerstand te bieden en gaven zich in massa over, maar waar het ges-chut hen niet had kunnen be reiken, was de worsteling lang, fel en hard- nekkig. De onzen troffen daar kolossaal sterke draadversperringen, stevige en goed bewapende loopgraven aan en het schijnt een sprookje, dat we ook daar vooruit heb ben kunnen komen. Na een d,ag van onaf- gebroken aanvallen moesten de troepen, die in de veroverde loopgraven overnachtten den heelen nacht waken met het geweer in de hand om zich niet in een nachtelijken tegenaanval te laten afnemen, wat ons zoo- veel gekost had. ,Heel den nacht d-oor was het vuur het heele front langs, onafgebraken; een ge- weersch-ol ergen-s g-elost ontstak een woe dend geknetter langs de heele linie en de bui kwam telkens nader, trok over en stierf weg als het wachLwoord, dat ieder soldaat aan d-en makker naast hem ove-rgeeft. „Ook het ges-chut kende geen rust: na den heelen dag g-ewerkt le hebben aan de verwoesting van d-e Oostenrijksche verdedi- gingsw-erken, moest het den heelen nacht voortgaan in de duisterais zijn vuurlawines uit te braken om als een waakhond aan den ketting te beletten, dat de vijanden hun borslweringen herstelden. ..Het gehuil d-er kanonnen had iets liart- verscheurend-s: de in het donker verscholen monsters houden niet op met brullen. ,En de dageraad was slechts het sein tot nieuwe worsteling. „Wie deze dagen doorleefd heeft zullen ze onvergetelijk blijven als iets monsteraeh tigs, van titanische geweldighei-d. Hem zal de worsteling niet meer bet werk van deze kleine menschjes lijken, maar van wonder- lijke reuzen met verschrikkelijke slemmen ,,Het is buitengewoon inleressant na den strijd de plekken te bekijken, waar hij woed-.dede lijken liggen nog bijna alle onbegraven, verstoppen de gangen, vullen de loopgraven. „Overal verspreid ziet men geweren, bajo- netten. jassen, ransels, broodzakken en dui zend andere vo-orwerpen, die to-t de bewape- ning dienden of tot comfort, militaire en ge- won-e huiselijke dingen. In de bomvrije ka- zematten vindt men veldkachels, koffiepot- ten, flesschen, boeken, kranten. In -een ervan, die zeker aan een officier behoord in d, stond een heel mooi rococosto-eltje, dat er zoo i-dyllisch zeventiende-eeuwsch uitzag, dat je dadelijk in lachen uitbarstte. Omdat ze al maanden en maanden lang die onderaard- sche schuilplaatsen moesten inrichten, liad- den de Oostenrijkeirs ze van alle gemakken voorzien." Geen demobilisalie. Omtrent het door de Tweede Kamer ge- ho-uden co-mite-generaal verluidt, dat het vrij belangwekkend moet geweest zijn. doch dat zeer in gr ij pen de verandering inzake de maalregelen op militair gebied niet als re- sultaat er van te wachten schijnt. (R. N.) De gevangenneining van den hoofdredacteur der „Telegraaf". De Minister van Justitie verklaarde gis- teravond in de zitting van de Tweede Ka mer, dat van hem geen maatregelen zijn te wachten tot beperking van de drukpers- vrijheid. Ten aanzien van de gevangenne- ming van d-en heer Schroder zeide de Minister staat men echter voor de taak van het openbaar gezag: een misdrijf le on-derwerpen aan het oordeel van den reeh- ter. Maalregel tegrn den sntokkelhandel. Het lid van de Tweede Kamer, Mr. De Meester, heeft den 6den dezer de volgende schriftelijke vraag ingezonden: „In het Ochtendblad B der „Nieuwe Ro-t- teixl.ams.chie Coiurant" van 3 December jl. is aan een Reuter-telegram ontleend, dat Cecil, onderminister van buitenlandsche za- ken, in het Lagerhuis, in antwoord op een vraag van Dalziel naar d-e working van de N.O.T., o.m. heeft gezegd, dat de gewone in Nederland genomen voorzorgsmaatregelen op verzoek der Brilsche regeering zijn ver- scherpt en er b.v. scherper maatregelen tegen den sm-okkelhandel worden getroffen. Naar aanieiding van dat berieht heb ik de eer Zijne Excellentie den Minister van Buitenlandsche Zaken heleefd te verzoeken m-ed-e te -deelen, of eenig verzoek van de Brilsche regeering aanieiding heeft gegeven tot het nem-en dezerzij-ds van scherper maat regelen tegen den smokkelhandel, meer in het bijzonder tot de samenstelling en indie- ning van het wets-ontwerp nop-ens tijdelijke bepalingen belreffende het vervoer en de nederlage van goederen." De Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Loudon, heeft daarop gisteren ge- antwoord Het n-emen door de Nederlandsche Regee ring van scherpere maatregelen tegen dep smokkelhandel, meer in het bijzonder door samenstelling en indiening van het wetsont- werp nopens tijdelijke bepalingen belreffen de het vervoer en de nederlage van goede ren is niet ingevolge eenig verzoek van de Britsche regeering geschied. Overig-ens is uit de berichtgeving van Hare Majesteit's gezant te Londen en uit bet ver- slag der zitting van het Lagerhuis in „The Times." van 3 December jl. gebleken, dat lord Robert Cecil met geen enkel woord van zoodanig verzoek ihieeft gerept en -dat bet desbetreffend Reuter-telegi-am, afgedrukt in de Nederlandsche bladen van 3 December, derhalve onjuist is. TER NEUZE COURANT

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1915 | | pagina 1