ALGEMEEN fllEOWS- EN ADVERTENTiEBLAD VGOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No. 6293.
Donderdag 28 October 1915.
55e Jaargang.
ABONNEMENT:
ADVERT ENTiEN:
Dit Blad verschijnt Maandaj-, Woensdag- en Trijdagayond, iiitgiizoaflnd op Feestdagen, til de Firma P. J. VA8 DE SIJDE te Tar Keazen.
BINNENLAND.
FEUILLETOS.
BEaazsg i iibi m
Per 3 maanden binnen de stad I.—. Franco per post voor Nederland 1.10.
Bij vooruitbetalingvoor Belgie /1.40, voor Ned.-Indie en Amerika ^.65,
overig Buitenland 2.
Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten TerNeuzen 00$ b;j ade
Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders.
Telefooo 25.
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0.10.
Bi] directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de
prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief.
Inzending van advertentien voor 1 liur op den dag der uitgave.
39)
D e bclastingontwerpen.
Vlootbelastiog.
Huffing eener belasting als bijdrage in de
kosten van de vloot, inzonderheid voor zoo-
ver deze strekt tot verdediging van Ned.-
Indie.
In de memorie van toelichting tot dit
wetsontwerp, wordt opgemerkt, dat de ver
dediging van Ned.-Indie, welke in de eerste
plaats afhankelijk is van een goed georga-
niseerde en goed toegeruste zeemacht een
belang is van Nedarland en van alle Neder-
lariders, maar daarnevens een bijzonder be
lang van al diegenen, die in den vorrn van
dividend, tantiemes of bezoldiging uiL Indie
min of meer aanzienlijke batjen trekken. Het
betrekken van die personen in eene bijzon-
dere belasting is derhalve alleszins gerecht-
vaardigd.
Vooreerst zal voor de belasting buiten aan-
merking worden gelaten het niet in de ko-
lonien of bezittingen van het rijk gelegen
onroerend vermogen.
De opbrengst der belasting meent de Mi
nister te mogen stellen op f 6.000.000.
Heffing eener
dividend- ®n tantieme-belasting.
In de belaslingstelsels van verscliiilende
staten wordt de belasting der naamlooze
vennootschappen enz. in eene afzonderlijke
wet geregeld.
De inbond van dit ontyerp sluit zich in
hoofdzaak aan bij hetgeen de Wet op de
InkomstenbeLasting 1914 omtrent de belas
ting der naamlooze vennootschappen enz.
bepaalt.
Het bedrag der belasting wordt niet noe-
menswaard gewijzigd. De 33 opcenten ten
gevolge der Leeningswet 1914 op de hoofd-
som gelegd, zijn echter in die hoofdsom op-
genomen. Het bedrag is dientengevoige, naar
beneden afgerond, gesteld op f 6,50 per
f 100.
Effeclenbelasting.
Uit het ontwerp van wet nopens de grond-
slagen van het stelsel van 's ltijks belastin-
gen blijkt nog, dat de tot het samenstel
der belasting-ontwerpen behoorende, doch
later eerst in te dienen voorstellen, de vol-
gende s trekking hebben:
Onder den naam van effecten-belasting
wordt een jaarlijksche belasting geheven
oveir de waarde van effecten en van schuld-
vorderingen, voortspruitende nil geldleening.
Zij bedraagt:
wegens buitenland,sche effecten en wegens
schuldvorderingen ten taste van in het bui
tenland wonenden of gevestigden 1 van
elke geheele som van 1000;
wegens alle andere effecten en schuldvor
deringen 0,50 van elke geheele som van
1000.
Schuldan worden niet afgetrokken.
Geen belasting is verschuidigd wegens aan-
deelen in binnen het Rijk gevestigde naam
looze vennootschappen, commanditaire ven
nootschappen op aandeeien, cooperatieve en
andere vereenigingen en onderlinge verzekc-
ring-m a a tsdh ap pije ndie in het vorige be-
lastingjaar zijn aangeslagen in de dividend-
en tantieme-betas,ting of bij de Wet op de
dividend- en tantieme-belasting 1916 van die
belasting zijn vrijgesteld.
Deze belasting wordt geheven voigens de
Wet op de Effectenbelasting 1916.
Invoerreolit.
Onder den naam van „invoerrecht" wordt
een belasting geheven van de goederen bij
de Wet op het Invoerrecht vermeld, welke
in het Rijk in het vrije verkeer worden in-
gevoerd.
i®
De zaal was reeds druk bezocht. Toen
Hendrik den arm om Marie legde fluisterde
zij: „Wees, niet boos, wanneer ik het niet
goed doe, ik heb nog nooit gedanst."
Hij trok haar vast tegen zich aan en keek
lachend op haar neer. „Het zal wel gaan."
Maar het ging niet. Zij werd duizelig, zij
slruikelde, voelde zich door zijn arm gedra-
gen, kwam so,ins in de maat, doch spoedig
weer er uit, was bijna gevallen en stond
eindelijk hijgend met tranen in de oogen
in een hoek stil. Zij schaamde zich, het
deed haar teed, zoo ongeschikt te zijn. „Ik
verzoek het je, laat mij ik kan het niet.
„Nou, nou!" riep hij half ongeduldig, half
medelijdend. „Rust maar eens uit, dan zul-
ien wij weer opnieuw beginnen."
Een bekende klopte liem op den schouder
vroeg, lachte en trok hem mee.
Marie zat alleen, zij voelde zich ontsteld
en dacht: waren wij nu maar weer thuis.
Naast haar in den hoek zat een dikke
boerin, die sterk naar brandewijn rook, de
stoel aan haar anderen leant was leeg
Het tarief van het invoerrecht wordt ge
regeld in de label van de Wet op het In
voerrecht 1916.
Tabak.
Een accijns op de tabak ten bedrage van
tien ten honderd van den kleinhandelsprijs
van sigaren, sigaretten, rooktabak, pruim-
tabak en snuif.
Deze accijns wordt geheven voigens de
Tabakswet 1916.
Vooriiameii-faelastiiig.
Onder den naam van „voornamen-belas-
tin g' wordt eene belasting geheven wegens:
a. toekenning van meer dan een voor naam,
aan een kind bij de aangifte der geboorte;
b. latere bijvoeging o,f verandering van voor-
namen, en voorts wegens verandering van
den geslachtsnaam of bijvoeging van een
of meer namen aan den geslachtsnaam.
De wet op de voornamen-belasting 1916,
voigens welke deze belasting wordt geheven,
belielst regelen omti-ent het vers.chuldigde
rectit bij latere toevoeging van voornamen
of bij verandering van naam of voornaam.
Accijns.
Onder de rubriek accijnzen worden in
deze „grondslagen" de suikeraccijns, de ac
cijnzen op het geslacht en die op het zout
geheven voigens de bestaande wetten. (Deze
middelen blijveii dus blijkbaar onveranderd.)
Vender blijkt dat het gedeelte van de voor
het Leeningsfonds bestemde opbrengst van
de groin!belasting, de effecten-belasting, de
dividend- en tantieme-belasting, de perso-
neele belasting, den accijns op het zout en
den accijns op den wijn voor elk dier be-
lastingen een zesde bedraagt;
en van de successie-belasting, het registra-
tierecbt en den accijns, op het gedistilieerd,
elk een elfde gedeelte.
Nog wordt bepaald, dat van den len Mei
1917 af totdat de heffing d,e,r grondbelasting
zal gesichieden voigens de Wet op de Grond
belasting 1916, het Leeningsfonds 1914 een
uitkeering van 's Rijks scliatkist ontvangt ten
bedrage van f 125.000 per m a a n d.
Yerhooging van den accijns op den wijn.
Dit wetsontwerp str-ekt om dezen accijns
per H.L. wijn van 20 op 24 te verhoo-
gen. De indiening er van geschiedt wegens
de no^odzakelijke versterking der inkomsten
van 's Rijks schatkist. De inwerkingtreding
van de wet wordt gesteld op 1 Januari 1918.
Verhooging van den accijns op het
gedistilieerd.
Dit wetsontwerp strekt om dezen accijns,
eveneens ingaande op 1 Januari 1918, per
H.L. gedistilieerd ter sterkte van 50 °/o van
90 op f 99 te verhoogen.
De bedoeling van beide wetsontwei-pen is,
de tijdelijke verlnooging van beide accijnzen
ingevolge de Leeniingwet 1914 te bestendigen.
Wijziging van de Wet op de Inkomsten-
belasting 1914.
De wijzigingen welke uitsluitend een gc-
volg zijn van het uitlichten der belasting
van de naamlooze vennootschappen enz. uit
de Inkomstenbelasting, zijn opgenomen in
art. 62 van het ontwerp van wet op de divi
dend- en tantieme-belasting.
In verband ook met de voorgestelide be
lasting van de doode hand is het gewenscht
de slichtingen geheel buiten de inkomsten
belasting te stellen.
Hoewel de Minister een groot voorstander
is van de cooperatie, acht hij het onbillijk,
en dus ongewenscht, winstaandeelen door
leden van cooperatieve vereenigingen, of van
onderlinge verzekering-maatschappijen als
zoodanig genoten, niet op gelijke wijze te
„Goeden dag, Marie", zeide een vriende-
lijke mannenstem, en Fedor kwam naast
haar zitten.
„Ik wist, dat je bier alleen was, en daar
ik —'V
„Kijlc eens, ben jij daar ook, neef?" riep
Hendrik toeloopend. „Je danst toch niet.
Marie behoort ook aan mij. Kiom!"
„Je hebt gezien, Hendrik, dat ik niet dan-
sen kan."
„Dan moet je het juist leeren."
„Maar dat gaat niet."
„Ach, kom!" hij greep haar bij den pols
en wilde haar meetrekken.
„Laat mij laat mij je weet
toch, ik wil niet!"
Fedor kwam er tnsschen en zei: „Wees
niet ruw, Hendrik."
„Wat heb jij daar mee noodig, zij is. de
mijne!"
„Oh, ho nog lang niet!" riep zij ver-
schrokken.
„Ben ik je misschien niet knap genoeg?
Heb je een afleeer van me?" knarste hij.
„Ja", zeide zij trotsch, zonder na te den-
ken. Hij draaide zich op de hielen om en
sneldie weg; met de ellebogen baande hij
zich een weg door de menigte.
„Je hebt hem diep gekrenkt, Marie."
„Dat kan wel ik hoe durfde bij zoo
spreken, alsof hij mijn heer en meester was
ik gaf hem daar geen recht toe!" Zij
b eh a add en als in\aandeeien van aandeel-
houders in naamlooze vennootschappen en
van verzekerden, met winstuitkeering, kracli-
tens een polis van een niet-onderlinge ver-
zekering-maatsdiappij
De wijze waarop de wet Lliaris den kinder-
aftrek regelt, is, naar de meening van den
Minister minder gelukkig, vooral ten aan-
zien van de belas tingplichtigen met middel-
matige inkomens. De bestaande regeling,
dat aftrek voor kinderen alleen wordt toe-
gestaan aan de belastingplichtigen met een
inkomen beneden 5000, acht hij voorts
niet juist. Ook de draagkracht van belas-
tingplichtigen met een hooger inkomen staat
onder den invloed van de grootte van het
gezin.
De regeling omlrent den kinderaftrek, wel
ke hier wordt voorgesteld, sluit zich aan bij
hetgeen door de vorige regeering op aan-
drang van de Commissie van Voorbereiding
uit de Tweede Kamer werd voorgesteld in
het nader gewijzigd ontwerp van wet tot
wijziging der gemeentewet.
Op grond der gegevens van de laatste
volkstelling is aan te nemen, dat in 1917 het
aantal minderjarigeu zijn zal ruim 3 mil-
lioen en het aaulaLmeerderjarigen ten naas-
tenbij 3i/2 millioert. Het aantal aangesla-
genen in de inkomsten-belasting zal vermoe-
delijk tusschen 700.000 en 750.000 bedragen,
dus een vieixie a een vijfde van het aantal
meerderjarigen. In verband hiermede re-
kent men voorzichtig door aan te nemen,
dat de aangeslagenen in de inkouisten-belas-
ting kinderaftrek zuLleii kunnen toepassen
voor omstreeks een vierde van het totaal-
aantal minderjarigeu of voor 750.0tX).
Het totaal belaslbaar inkomen is te stel
len op ongeveer 1200 millioen. De tolale
opbrengst bij den bestaanden kinderafLrek
is geraamd op rond 28 millioen gulden. Dit
geeft een gemiddelde belasting van 2 1/3 pCt.
van het inkomen. De voorgestelde kinderaf
trek is gemiddeld aan te nemen op 90
hooger dan de bestaande. Over 750.000 min-
derjarigen geeft dit een vermindering van
belastbaar inkomen van 671/2 millioen gul
den, of een vermoedelijke vermindering van
opbrengst, bij een gemiddeld heffingsper-
centage van 2 1/3 pCt., van rond /1.600.000.
Belasting op speelkaarten.
In de memorie van toelichting zet de Mi
nister uiteen, dat bet denkbeeld eene be
lasting op speelkaarten te heffen, niet nieuw
as, dat in verschillende Ianden eene derge-
lijke belasting wordt geheven en dat in ons
land de heffing evenmin onbekend is.
Met Minister Gogel (1805) en met verscliii
lende schrij vers, is de Minister van oor-
deel, dat eene belasting op speelkaarten als
weelde-belasting in beginsel volkomen is te
r ech t v aard igen
Waar de tegenwoordige tijdsomstandighe-
den dringend eischen, dat 's lands middelen
worden versterkt, heeft de Minister dan ook
niet geaarzeld, aan de speelkaarten-belasting
eene plaats, zij het ook eene bescheidene,
te verleenen in zijne voorstellen.
Vooropstellende, dat de opbrengst dezer
belasting, in verband met de statistische ge-
gegeveirs, betreffende den invoer van speel
kaarten en met de omstandigheid, dat hier
te lande speelkaarten worden vervaardigd,
kan worden geraamd op 200.000, heeft de
Minister zich bij de samenstelling van het
ontwerp laten leiden door de gedachte, dat
de heffing eenvoudig moet zijn, en dat de
uitvoering der wet weinig uitgaven moet
vereischen.
De Minister stelt zich voor in het ontwerp
van wet op bet invoerrecht, op te nemen,
dat de van bet buitenland ingevoerde speel
kaarten behalve aan de speelkaarten-belas-
zwegen, beiden in gedachten verzonken.
Fedor siloieg Liesbet gade, die in Ohlkes
armen aan niets, scheen te denken dan aan
dansen en haar danser.
„Vergeef mij", zei hij plotseling, „ik moet
even naar Lieze gaan en haar waarschuwen
voor den losbol, waannede zij onophoudie-
lijk danst."
Marie knikte, en bij jdrong (door de 'menigte
naar bet paar.
Marie was ondiertusschen opnieuw opge-
wonden geworden. Aan den ingang van de
zaal leunde de agent Muller. Zij bemerkte,
dat bij haar gade sloeg. Ko,esterde liij ver-
denking? Juist wilde Hendrik hem voorbij-
stormen, maar Muller hield hem vast, zij
spraken met elkaar, en Marie zag duidelijk,
dat over haar gesproken werd. Haar hart
begon vreeselijk te kloppen. Groote God,
misschien vroeg hij aan Hendrik, of zijn
Berlijner nicht ook de weggeloopen jonge
vronw kon zijn, die hij mo-est ^vastlaouden,
en weer naar haar man terug brengen Hoe
mioest zij steeds naar dien gevreesden man
kijken, die steeds haar aankeek en daarbij
de rossige knevels krulde.
Weinig sprekend en innerlijk vol zorgen
zaten Marie en Fedor en keken naar den
stroom der voorbijgaanden.
Dirk en Lodewijk kwamen aanloopen en
wilden met Marie dansen; zij bedankte, zij
had reeds bun oudsten broeder weggestuurd.
ting onderworpen zijn aan een invoerrecht
van 121/2 cent voor elk spei van niet meer
dan 32 kaarten en 25 cent voor elk ander
spel.
Aan een verbod van invoer van speelkaar
ten va'lt niet te denken.
De uitvoering der wet is opgedragen aan
de administratie der directe belastingen, in-
voerrechten en accijnzen.
Overigens zullen met de aanschaffing van
enkele stempeilmachines uitgaven gemoeid
zijn, welke zich in de eerste jaren niet zul
len hierhalen.
Belasting op plaalsbewijzen.
Heffing eener belasting op plaatsbewijzen
voor personenvervoer, met openbare midde
len van vervoer.
Doel en aard van dit ontwerp zijn reeds
in de Memorie van Toelichting tot het ont
werp van wet op het belas tings telsel 1916
aangegeven. De hier geregeld,e belasting werd
daar gekenschetst als verteringsbelasting; zij
lieft echter door het h a ndels verkeer. Men
overdrijve bier echter niet. Inimers vormt
de vermeerdering der reiskosten van de
handelsreizigers, die hier wel in hoofdzaak
in aanmerking komen, tegenover de alge-
meene bedrijfskosten, een factor, die niet
van overwegende beteekenis kon worden ge-
acht. Aan den anderen kant pleit voor deze
belasting, dat inning en toezicht eenvoudig
kunnen zijn en hoofdzakelijk in aansluiting
aan bestaande diensten kunnen worden ge
regeld. De daaraan verbonden kosten zullen
mitsdien slechts gering wezen.
Een bedrag van belasting, dat minder zou
beloopen dan een cent, wordt niet geheven.
Het gevolg hiervan is, dat het reizen in de
deixle klasse, over korle afstanden, geheel
vrij van de belasting zal zijn. Eerst als het
plaatsbewijs meer kost dan 33 centen, wordt
de belasting verschuidigd. In verband met
deze bepaling zal het reizigersverkeer in de
derde klasse op de tramwegen zoo goed als
geheel en op de spoorwegen voor een niet
onbelangrijk deel buiten de belasting blijven.
Het laatste lid van |art. 3 stelt ook de Iram-
wegen, die van plaatselijken aard zijn, maar
die zich toch niet strikt beperken tot de
gemeentegrens en die dus niet vallen onder
het laatste lid van art. 2, niettemin prac-
tisch buiten het bereik der belasting.
In de toelichting tot het algemeene ont
werp werd er intusschen op gewezen, dat
de belasting, zij moge dan al niet als ver-
keers belas ting bedoeld zijn, toch voor dat
verkeer niet te ontkennen moeilijkheden zal
medebrengen, die haar zwaartepunl vinden
in de z.g. declassificatie, de omstandigheid,
dat het publiek meer dan te voren plaats
zail nemen in de lagere klassen, hetgeen voor
de ondernemers der openbare middelen van
vervoer, behalve een daarmede verband hou-
dende directe vermindering van inkomsten,
moeilijkheden zal medebrengen in de samen
stelling van haar rijtuigpark
Men diene echter in de eerste plaats wel
in bet oog te houden, dat aan dit nadeel
uit den aard der zaak grenzen zijn gesteld.
De verdeelilng in drie klassen is niet eene
Moot willekeurige, maar staat in, verband
met de ingewortelde gewoonten en begrip-
pe-n men denke slechts aan de zoo ge
heel verschillende plaats die de lste klasse
bij o,ns en in het buitenland inneemt. Men
kan daarom zeggen, dat elke Idasse in het
algameen haar eigen publiek heeft, dat zich
in zijn groote meerderheid door een kleine
verhooging van den vrachtprijs, niet zal laten
bewegen om in zijn eenmaal voorgenomen
wijze van reizen verandering te brengen.
Men overwege voorts hierbij, dat het inter-
nationale verkeer een belangrijk aandeel in
het vervoer der hoogere klassen heeft, ter
wijl juist bij dat verkeer voor den scliadelij-
ken invloed van de verhooging van den
vrachtprijs, minder vrees behoeft te worden
gekoesterd. De verschuiving, die van de in-
voering eener belasting als de hier voorge
stelde het gevolg zai zijn, zai derhalve, naar
verwachl mag worden, binnen enge grenzen
blijven. Neemt men nu daarbij in aanmer
king, dat de intensiteit van het verkeer jaar-
lijks, merkbaar grooter wordt, een verschijn-
sel, dat met tal van factoren, die in de
maatschappij werken, samenhangt en mits
dien zeker niet door een kleine verhooging
als het gevolg zal zijn van de hier voorge
stelde belasting, in zijne ontwikkeling zal
worden gestuit, dan mag worden verwaclit
dat de invloed der belasting zeer voorbij-
gaand en heel weinig diep ingrijpend zal zijn
en op het bedrijf, dat zidi spoedig aan den
nieuwen toestand zal weten aan te passen,
een drulckende werking van eenigszins ern-
stige of van blijvende beteekenis niet zal
uitoefenen.
Dit wordt bevestigd door de statistiek van
het Duitsche, inzonderheid door dat van bet
Prui&ische spoorwegwezen.
De opbrengst der belasting ten aanzien
van de genoiemde middelen stelt de Minister
op omstreeks 2.000.000.
De belasting zal door de ondernemers van
den dienst met den vrachtprijs van de rei-
zigers worden geind en vervolgens aan het
Rijk worden afgedragen. Ten aanzien van
de groote ondernemers is daarbij een gere
geld toezicht minder noodig. Slechts ten
aanzien van kleinere ondernemingen schijnt
een strengere controle wenschelijk. Ook deze
kan echter zonder veel kosten geschieden.
Het ontwerp stelt daartoe voor op het
voetspoor van de verordeningen, die in ver
schillende gemeenten bestaan ten aanzien
van de belasting op openbare vermakeiijk-
heden dat aan deze ondernemers kan
worden opgelegd, himne plaatsbewijzen van
het Rijk te moeten ontvangen tegen den kos-
tenden prijs, vermeerderd met de belasting.
Door hen, voor zoover deze bepaling op hen
zal worden toegepast, voorts in de gelegen-
heid te stellen om aanvankelijk voor de be
lasting te worden gedebiteerd, kan worden
tegemoetgekomen aan het bezwaar, dat zij
aldus de belasting zouden moeten voorsehie-
ten.
Grondslag voor de belasting is de betaaide
vraichtprijs voor personenvervoer, vertegen-
woordigd door de daarvoor afgegeven quit-
tantie: het plaatsbewijs.
De totale opbrengst van de nieuw-voor-
gestelde belastingen wordt geraamd op een-
en-zestig millioen gulden.
Grondwetsberziening en tjetastinig-
ontwerpen.
De Minister van JFiDancien heeft aan het
slot van paragraaf 1 van zijn memorie van
toelichting tot het wetsontwerp, dat de
grondslagen van het stelsel van 's Rijks
belastingen bevat, verklaard
,/Bij een zoo aanzienlijk tekort als de
onlangs ingediende Staatsbegrooting opnieuw
aanwijst, zou bij zich dan ook niet ver-
antwoord acbten 's lands geldmiddelen te
blijven bekeeren, indien hij niet mocht
rekenen op de medewerking der Staten-
Generaal bij zijn poging tot voorziening in
dat tekort en tot, het financieel mogelijk
maken der uitvoering van het regeerings-
program."
Naar aanleiding hiervan heeft de Minister
van FinanciSn gisteren in een persgesprek
verklaard
Het is mijn vaste overtuiging, dat's lands
Nog andere jonge mannen vroegen haar ten
dans, maar zij wees ze af. Zij zou graag
weggegaan zijn, maar zij vertrouwde zich
niet alleen onder die menigte, en Fedor
scheen een oogje op Liesbet te willen hou
den.
De boerin aan den anderen kant van het
meisje knikkebolde en snorkte. De paren
dwarrelden onophoudelijk voorbij en gun-
den de muziek geen rust.
Het stof vloog in wolken omlioog en ver-
duisterde het daglicht; juichkreten, gelach,
hard gesehreeuw en stampen vervulden de
ruimte.
Toen Hendrik in zijn kwaadheid toch den
agent wilde voorbijsnellen, hield deze hem
vast.
„Zeg eens, mijnheer Beerman. Uw nicht,
dat schoone meisje zeg mij eens in ver-
trouwen, heeft zij geld? Ze kijkt verduiveld
veel naar me, dat ziet ge! Al moet een
jonggezal in dienst ook een ongevoelig hart
hebben, toch will hij in zijn vrijen tijd ook
zijn deal van het aardsche geluk smaken.
Een politieman is toch ook een mensch?"
„Juffrouw Liebreich is zoo arm als een
kerkrat", stootte Hendrik uit.
„Ach, dat is jammer voor zoo'n inooie
juffrouw!"
„Wat een gemeene kerel!" dacht Hendrik.
Om niet grof te worden, rende hij weg.
Daar zat hij nu bij het raam van de gelag-
kamer met de hand ondier het hoofd bij
een hoop drinkende, spelende en lawaaima-
kende mannen, liij hoorde en zag niets, maar
Met grog brengen, die hij haastig opdronk.
„Neem me niet kwalijk, mijnlieer Beer-
man", sprak hem iemand aan.
Hendrik keek op, ah, de paardenhande-
laar, aan wien hij zijn oud paard verkocht
had.
„Wat wilt gij, Schorsmeier?"
„H,et deed mij leed, n zoo neerslachtig te
zien." Hij zette zich tegenover Hendrik.
„Hem ontbreekt slechts een, Schorsmeier,
zeide ik bij mij zelf: een lieve vronw."
„Die heb ik niet noodig, laat mij met
rust!"
„Ho, ho, gij hebt uw eigen vrijen wil,
Maar er is er een: vijftigduizend Untier
bruidschat en zwaar verliefd op u!"
„Ik wil geen geld, ik heb genoeg!"
„Dat is praclitig!" riep de veehandelaar
verbaasid. „M,aar, al is er overvloed van
geld op den Beermanshof, het moet toch
onder de broers en zusters verdeeld worden.
Zij is een rijke landbouwersdoehter uit Fal-
lingsbostel. Waarom zou ik het niet open-
lijk zeggen? Stine Fintje heet ze. Ge kent
haar ook wel. Zij is, daar in de zaak, je
kunt met haar dansen, zij is een flinke
dikkert, en bekwaam voor het werk."
(Wordt vervolgd.)
I