ALGEMEEN NIEUW8- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. De krijgsMrijven. No. 6270. Zaterdag 4 September 1915. 55e Jaargang. De Oorlog' ABONNEMENT: ADVERTENTIEN Telefoon 23. Bit Blad verschijnt Maandag-s Woensdag- en Vrijdagavond, nitgezonderd op Feestdagen, 3BH3BSTE IBIjAJD. I Nog een stem uit Zeeuwsch- Ylaanderen. FEUILLET ON. -« Per 3 maanden binnen de stad 1.—Franco per post voor Nederland 1.10. Bij vooruitbetalingvoor Belgie 1.40, voor Ned.-Indie en Amerika 1.65, overig Buitenland 2. Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders. Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer f 0.10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief. Inzending van advertentien voor 1 UUP op den dag der uitgave. 24) De aigemeene toestand. De offers van den ooriogr Van het Wesielijke gevechts- terrein. •Bscs: COURANT Onder dit opschrlft bevat de „Midd. Crl." het volgende schrijven: In den laatsten tijd werd in verschillen- de bladen de vraag behandeld of Nederland ooit den Sclieldemond kan of mag prijs- geven. Nog een inwoner van Zeeuwsch- Vlaanderen ik ben de eerste niet, geluk- kig voelt zich gedrongen om hierover een woord in 't midden te brengen. Het feit, dat deze vraag reeds meermalen, zonder dat alien het onmiddellijk over het antwoord geheel eens zijn, door Nederlanders kon ge- steld worden, heeft mij zoo geergerd dat ik niet langer zwijgen kon. Zou Nederland Zeeuwsch-Vlaanderen wil len missen! Zouden we misschien een stuk van Noord-Holland, van Limburg, van Fries- land of Groningen willen missen? Waarom zou er een stuk van ons volk moeten af- gescheurd worden? En waarom nu bepaald het jammerlijk denkbeeld opgeworpen dat we desnoods Zeeuwsch-Vlaanderen wet zou den kunnen missen? Behoort Zeeuwsch- Vlaanderen misschien minder tot Nederland dan eenig ander gedeelte van den Neder- landsehen bodem? Terwijl vrij zeker velcn met mij in de meening verkeerden, dat Zeeuwsch-Vlaanderen van af het laatst van de zestiende of het begin van de zevenlien- de eeuw, als gevolg van den opstand tegen Spanje, bij de Noord-Nederlandsche provin- cien behoorde, heeft de heer Fruytier kort geleden in de „Maashode" gewezen op het feit, jjat deze landstreek reeds van af 1324 een deel uitmaakt van Holland en Zeeland en dus van Noord-Nederland. Zes voile eeu- wen. Niemand zal dus tegenspreken, dat Zeeuwsch-Vlaanderen Zeeland bewester Schelde, zooals het in de geschiedboeken heet, doch de naam is zeker wat tang ge- vonden een echt, oud, op en top Noord- Nederlandsch gebied is. En waarom zouden we Zeeland bewester Schelde moeten missen? Toch niet omdat de bewoners het verlangen? Die zijn toch de eerste, zoo niet de eenige, die het rceht liebben om hierin een woordje te spreken. De bedoeling van de vraag is dan ook zonder twijfel: zullen we ons er kalm in schikken als Zeeuwsch-Vlaanderen van ons geeischt wordt of zullen we ons met hand en tand verzetten tegen mogelijke roof? Elk Nederlander, die wat gevoelt voor recht en voor de eer van zijn land en volk, zal dan maar een antwoord gereed kunnen hebben: „Nooit, zoolang er nog een handvol Nederlanders overblijft om het Iaatste hoek- je te verdedigen." Er zijn werkelijk ontwikkelde Nederlan ders, die over het afstaan of „ruilen" van grondgebied oordeelen, alsof daarmede niet de hoogste rechten van de bevolking ge- moeid waren, alsof deze met de gansche zaak niets te maken hadden. Zoo was de heer Troelstra, blijkens zijn Iaatste rede voor zijn ziek worden, van meening, dat het afstaan van een „brokje grond" niet zoo heel zwaar moest wegen. Het blijkt niet, dat de heer Troelstra het noodig vond eenige rekening te houden met de bewoners van zulk een brokje grond. Zwarte vogels zitten op de natte velden en vliegen met luid geschreeuw op, als zij naderl, een donkere fladderende zwerm, die verderop weer neervalt. De wandelaarster ziet de dieren verschrikt na. Oh daar steekt de wegwijzer zijn drie amen uit SoltauHaiddorfKirch- hausen, bij de invallende schemering kan zij het nauwelijks lezen. Dus naar rechts naar Haiddorf. De veldweg, dien zij nu inslaat, is mod- derig; zij moet de droge plekjes zoeken waar zij haar voet kan zetten. Wat ver- moeit dat! Daarnaast is een vastere grond met halfvergaan gras hier gaat het ge- makkelijker. Maar wat wordt de lucht graauw, hoe wordt zij bedekt met een sluier van mist Zij kan geen tien schreden meer voor zich uit zien. De zon moet achter de wolken zijn ondergegaan; dikke nevel zweeft over de natte velden en Ihuldp ihaar 5n een kouden mantel, verstikkend, zoodat zij er van rilt. Wat wil zij hier eigenlijk? De verinoeid- hedd overmeestert haar. Zij glijdt uit, zij strompelt nog slechts werktuigelijk voort Plotseling is het, alsof zij slapt in een af- grond. Haar knieen knikken en zij glijdt zachl op den grond. Haar hoofd rust op den handkoffer voor haar, en zoo vertiest zij het bewustzijn. Vijandige nevelgestalten voeren een spookachligen dans uit om de bezwijmde vreemdelinge en bedekken haar met een grauwen sluier. Nog fraaier dr. Van Vredenburch. Deze denkt er over om te ruilen tegen een stuk Duitsch gebied, om door middel van ons, geruilden, nieuw ingelijfd Duitsch gebied le verzekeren. Volgens een aanhaling n.l. in de Hollandsche Revue van 25 Juni 1915schreef dr. W. C. A. van Vredenburch in de „Toe- komst" o. a. .Heeft Von Jagow misschien gedacht aan eene inlijving van Oostelijk Belgie, met een verkleind onafliankelijk Belgie, maar onder Engelschen invloed? Dan zou het inder- daad noodig kunnen zijn bijv. door ge- Medsruiling me I Nederland, het nieuw in- gelijfdc gebied le verzekeren Legen aanval- len nil' hel Wesien." Wat te denken van een Nederlander, die de nood z a k el ij k he id kan veroiiderstellen van het verzekeren van een door de Duilschers nieuw ingelijfd, d. w. z. door middel van brutale kracht van de zooveel zwakker Bel- gen geroofd gebied door bijvoeging van een stuk Nederlandsch gebied? Naar den naam te oordeelen, schijnt dr. W. C. A. van Vre denburch werkelijk een Nederlander te zijn. Verreweg de meeste, zoo niet alle bewo ners van Zeeuwsch-Vlaanderen zullen met mij instemmen als ik zeg: wij wenschen niet ten gesclienke gegeven, verkocht of geruild te worden. Wij hebben ons land lief en wij hebben niet in de Iaatste plaats Zeeuwsch- Vlaanderen en onze Schelde lief. Wij wen schen hier te leven en te sterven als goede Nederlanders. Wij zullen, zoolang er nog eenige kracht in ons zit, geen andere vlag op onze torens, op onze booten, op onze visschersschuiten dulden dan onze eigen driekleur, waarvan wij nog altijd kumien zeggen: „toch hield die vlag zich op en dekte land en zee en woei in eere rond." Wij hebben daar recht op en 't is. onze plicht. Wij zijn van goede afkomst hier en noblesse oblige. Wij willen de nagedachte- nis niet schandvlekken der erflaters door de erfenis los te laten uit angst of te „rui- len", de erfenis die ons is nagelaten door de Zeeuwen die met hun bloed de Scheldie hebben roodgekleurd om hun erfenis te be- waren. En wij willen de erfenis ook onge- schonden aan onze nakomelingen nalaten. Als een inbreker onze deur komt intrappen zullen wij ons verdedigen tot het uiterste. De Regeering en de volksvertegenwoordiging moeten ons helpen. Hun is de plicht te zor- gen dat wij sterk en gereed zijn. Verzaken zij die plicht, dan zal het hunne schuld zijn als wij ons te vergeefsch zullen op- offeren. Wanl verdedigen zullen wij ons toch. Worden wij dan plat getrapt door het brutaal geweld, dan zullen wij ten min- ste onzen plicht gedaan hebben. Zijn zij die zoo spreker opruiers? Behoo- ran zij tot een oiiogspartij Zijn zij mili- laristen? Is het zich willen verzetten tegen inbre- kers soms opruien? Een oorlogspartijWat een zolteklap, een oorlogspartij in Nederland. Wij verlangen even hard naar oorlog als een varken naar den spekslager. Als we een goede polilie op prijs stellen om ons tegen boeven te beveiligen, zijn we dan politieisten? Er zijn ook Nederlanders, die recht en eer niet waard achten om er mannen en centen aan op te offeren. Wat zal er ge beuren als wij ons, hoogstens onder eenig TIENDE HOOFDSTUK. Terwijl de onbekende kleindochter het huis van Dietrich Kruse naderde, zat de oude man in zijn armstoel bij het raam, uit te rusten van zijn dagwerk. Een Iaatste zonnestraal brak door zware wolken en speelde boven de bruine kachel de eenvoudige meubelen en den met wit zand bestrooiden grond. De oude, een eerbiedwaardige grijsaard, met dik zilverwit haar en liel blauwe oogen, waarin nog jeugdig vuur flikkerde, hield een boek in de hand en deed nu en dan een trekje aan een kort pijpje, dat hem in den mondhoek hing. Zijn dochter Rika, een blijkhaar zwak meisje van middelbaren leeftijd, zat met haar spinnewiel bij den open haard, waar in een blok dennenhout flikkerde en knapte, terwijl op de kachel de koffie, die Rika daar altijd warm hield, zijn eigenaardigen geur verspreidde. Naast haar lag de zwart- gevlekte huiskat, die haar steeds op den voet volgde. Het spinnewiel snorde en de oude hangklok aan den wand tikte. Daar deze Dietrich voor ongeveer vijf-en twintig jaar schout geworden en veel met de gendarmen in aanraking gekomen was en hier en daar de terechtzittingen had bij- gewoond, was hij belang gaan stellen in de bepalingen der wet en verordeningen Hij las boeken over staathuishoudkunde, het officieele blad en met zijn gezond ver- stand vormde hij zich meeningen over aLles wat er in de wereld voorviel, en durfde die meeningen ook gerust uitspreken. „Nu, luister eens, kind", zeide hij naden- kend, „hier heet een hoofdstuk: Statistiel over de sociale toestanden, en het handelt protest, kalm laten inrekempi? Zullen dan de mannen en de centen behouden blijven? Na 't ontvangen van de welverdiende spot en verachting van de opslokkers zullen de mannen en de centen geofferd worden voor heel wat anders dan voor ons recht, onze eer en onze vrijheid. We hebben een leer- zaam voorbeeld aan onze grootouders, die honderd jaar geleden geofferd werden in alle uithoeken van Europa, van Spanje tot Moskou. En de centen zijn toen ook niet in de zakken gebleven van hen, die de mannen moesten offeren. En dat geheel Nederland zal volgen, als er een 'deel van wordt losgelaten of „geruild", is ook niet twijfetachtig. Niet alleen de Sclieldemond is geschikt om nieuw inge- iijfd Duitsch gebied te verzekeren. Zal er geen aanranding plaats grijpen, des te beter. Wat zullen we dankbaar zijn en juichen als het achteraf blijkt, dat van alle geweerloopen herdersfluiten en van de ka- nonnen ploegen kunnen gemaakt worden. Maar voor het zoover is: laten we sterk zijn. Het is de dure plicht van Regeering en volksvertegenwoordiging om daarvoor te zorgen. Dr. H. B. VAN NES. Ter Neuzen, 30 Augustus 1915. Waar wij in ons blad reeds meerdere ar- tikels hebben opgenomen, omtrent de positie van Zeeuwsch-Vlaanderen, naar aanleiding van den Europeeschen oorlog, meenden wij ook bovenslaand artikel van ©en geacht stad- genoot onder de oogen onzer iezers te moe ten brengen, al is het ook, dat wij voor ons van meening zijn, dat er voor liet oogenblik veel te veel over die zaak geschreven en misschien ook. gesproken wordl. Zij. die het hadden over een afgeven of afstaan van Zeeuwsch-Vlaanderen, waren geen verant- woordelijke staatslieden. Er mag met grond verondersield worden, dat de gezindheid der Zeeuwsch-Vlaamsche bevolking bij onze Vorstin, bij de verantwoor- delijke regeeringspersonen voldoende bekend is. Men is overigens omtrent onze liistorie in de toekomst eenerzijds zeer optimistisch, anderzijds wel eenigszins bezorgd gestemd, tot dit Iaatste geleid door historische voor- beelden. Ondertussehen meenen wij, dat al het schrijven en praten in deze tijden, van weinig invloed zal zijn op de liistorie, die eenmaal in de toekomst omtrent onze land streek zal moeten worden geschreven. Hedi. TP N. Crt. Het Duitsehe legerbericht metdt, dat Luzk, een der vestingen van den vesting-drielioek Luzk-Rofno-Dubno, genomen is. Dit is aldus schrijft bet „HM." een zeer belangrijk bericht, wijl deze vesting driehoek de terngtochtswegen beschermde van de Russisclie legers, die zich sederl den val van Lemberg hadden vastgezet in Oost- Galicie, tusschen den Dnjester, de Zlota- Lipa en de grens van Bessarabie. Een be- langrijke Duitsch-Oostenrijksche sbijdmacht. die in den laatsten tijd in Galicie was bij- over de vele menschen in de groote steden, die geen werk kunnen vinden. Daar er nu in Berlijn duizenden leegloopers en luiaards zijn, en op liet platte land voor geen geld lianden te krijgen zij nzoo moesten zij alien, die in de stad te veel zijn, op den kruiwa- gen zetten en daarheen brengen, waar men ze goed kan gebruiken. Zie eens, dat moes ten ze zelf begrijpen." „Ja, vader", zeide Rika an liield een oogen blik haar spinnewiel slil. Zij was stil van aard, had groolen eerbied voor zijn meening en stemde gewoonlijk met hem in. „Waarom maken zij dan geen korte metlen en zenden ons in den oogsttijd werklieden?" „Men kan geen mensch tot zijn eigen best- wit dwingen. En die in de stad zijn, willen er in de meeste gevallen niet vandaan." „Ik begrijii maar niet, hoe men in zulke kleine kamers kan leven, bij ons is liet toch veel mooter." „Dat vind ik ook. Maar daar groeien vel kinderen op die geen andere toestanden ken- nen en wie in de stad opgroeil, verstaat geen landarbeid. En de jonge kerels in de kazernen, als die eenmaal liet bonte leven en alle genoegens kennen, willen zij er niet vandaan en rekken hun leven in ge- brek en ontbering. Evenzoo de meisjes die naar de stad gaan om er te dienen. Wie arbeiden wil, kan bij ons echter ook spoe- dig een goed stuk brood verdienen, en zich een beetje opwerken; er ligt nog veel land braak en wacht op handen, maar alle steed- sclie pracht en vermaak ontbreekt." Hij stat zijn pijpje wader aan, dat onder het spre ken was uitgegaan. De kamerdeur werd geopend, en twee jonge mannen traden binnen. Hendrik Beer man, kleinzoon van Kruse, was de krach eengebracht, ter ondersteuning van de daar aanwOzige legers van Pilanzer-Baltin, Von Bohm-Ermolli en Von Bothmer, bracht een nieuw offensief tot stand, dat ten doel had de daar aanwezige Russische legers te nood- zaken, hunne stellingen te verlaten. In lang- durige en hardnekkige gevechlen, waarvan de Russische berichten ons meer vertellen dan de Oostenrijksche, werden de Russen gedwongen tot den terugtocht, dien zij, op- gedrongen door de bondgenooten, in Noor- delijke richting aanvaardden, van Buczacz en Brzezany, over Zborof en Zloczof naar Brody, ten einde den vesting-driehoek, die met de basis naar hel Noorden ligt en waar van Dubno in den tophoek gelegen is, te bereiken. Dubno ligt aan de spoorweglijn, die van Brody, langs Dubno en Rofno, naar hel Noorden voert. Langs Rofno en Luzk, dus tangs de basis van den driehoek, loopt de spoorwegverbinding van Kowel (en dus van Brest-Litowsk) naar Berditsjef en naar Kief. Tusschen Dubno en Luzk bestaat geen spo orwegverbinding. Door het bezetten van Luzk hebben de Duitschers een belangrijk strategisch punt verkregen; te verwachten is, dat die bezet- ting weldra gevolgd zal moeten warden door den val van Rofno. Voor de Russische legers in Oost-Galicie is dan de weg naar het Noorden afgestoten; zij zullen dan moeten trachten in Oostelijke richling te ontkomen, waar een spoorweg van Tarnopot (in Galicie) loopt naar Podo- lie, over Proskoerof. Het is niet duidelijk, of die lijn nog vrij is; in ieder geval wordt ook deze terugtochtsweg door de Oostenrijk sche Iroepen, die van Buczacz in Noorde- lijke richting oprukhen, sterk bedreigd. Het leger van den Oostenrijkschen veld- luigmeester, generaal Von Puliallo, dat i eeds langs den Boeg tot Wladimir Wolynski was opgerukt, en welks cavalerie langs den straat- weg van Kowel naar Kobrin marclieerde, kreeg bevel zijn marschroute te wijzigen en naar bet Oosten te gaan, om door de bezet- ting van Luzk en Rofno den terugtochtsweg der Russen af te snijden. Na hevige gevech- ten aan de rivier de Stvr, ten Noorden van Luzk, werden de Russische troepen, die daar tegensland boden, in Zuidelijkc rich ting op den vesting-driehoek teruggeworpen. Tbans is die stad door de Oostenrijkers genomen. Maar bovendien weixlen in Oost- Galicie door de Oostenrijksche troepen nieu- we overwinningen behaaid, die voor een deel den tegenstand der Russen braken. Bij Bia- Lykamien, dat in Oost-Galicie tusschen Zloc zof en Brodv ligt, brak het leger van gene raal Von Bohm-Ermolli over een breedte van 20 K.M. door het Russische front; alle troepen, die aan den Boven-Stvr standhiel- den, werden daardoor tot den terugtocht ge- noodzaakt. Zborof werd door de Oostenrij kers bezel Uit de Oostenrijksche en Russische be richten blijkt wel, dat de Russen aan de Strypa en ten Noorden van Buczacz krach tigen legenweer bieden. Maar de positie van de Russische legers wordt daar zool hache- iijk, dat een voortdurende tegenstand niet meer mogelijk schijnt. Van het centrum verneemt men alleen, dat de vervolging van de terugtrekkende Russische legers wordt voortgezet. Maar een eenigszins belangrijke wijziging tigste en flinkste van beiden. Met zijn krul- lend blond haar, zijn goed verzorgden kne- vel, het frissche gebruindie gelaat en Ide vroo- lijke blauwe oogen, zag hij er uit als een toonbeeld van mannelijke jeugd en gezond- heid.- Hij had bij de cavalerie gediend en hij had fiog een militaire houding. De oogen van den oude glinsterden, toen zijn kleinzoon hem naderde. Al was Hendrik zijn beveling, loch deed hij moeite om deze voorliefde onder een barschen toon te ver bergen. De ander, Fedor Kruse, de zoon van Dietrichs neef, den dominec (e Kirchhausen, was kandidaat tot den heiligen dienst; hij was bevalliger van bouw en had een fijn na- denkend gezicht. De jonge bloedverwanten, zoo verschillend van beroep, waren even oud en de beste vrienden. Een bruine langharige patrijshond volgde hen. „Goede dag, samen", zeide Hendrik en trad op zijn grootvader toe. „Fedor wiide nog eens zien hoe het hier gaat." „Hoe gaat het, oom Dietrich?" vroeg de kandidaat, zijn grootvader dte hand reikend. Toen wendde hij zich naar tante Rika. De oude Kruse stond op, zijn breedge- schouderde gestalte kwam boven de beide jongelui uit; hij stiet bijna tegen de lage zoldering. Zijn houding dwong eerbied af door het eerwaardige in zijn voorkomen. „Ga zitten. jongens, laten wij een beetje praten", zei hij en \yees op een paar stoe- ien, die Hendrik bijschikte. „IJ moet ook de groeten hebben van mijn ouders, tante", zei Fedor tot Rika, die haar spinnewiel weg schoof, en den jongen bloed- verwant vriendelijk aankeek. Zij gevoe.lde een moederlijke teederheid voor Fedor, dien kan nog niet worden aangegeven. De leger- groep van Leopold van Beieren, opereerend ten Noorden van den spoorweg Brest-Minsk, is het bosch van Bjelowjesk doorgetrokken, en nadert nu den spoorweg; Von Macken- sen, die ten Zuiden van dien spoorweg op- treedt, drijft daar de Russische legers voor zich uit. De berichten over de gevechten in het Noordelijk gebied, tusschen Wilna en Riga, geven evenmin een duidelijk beetd van wat daar geschiedt. Er wordt gevochten, hevig gevochten, en de Duitsehe legers pogen met krachtige aanvall-en de rivieren over te trek- ken, die den verderen opmarsch beletten. In het Noorden, hij Friedrichstadt, wordt ge- streden om den overgang van de Duna, te- genover Wilna worden pogingen gedaan om de Wilija te oversehrijden, en tusschen den Njemen en de Meretsjoeka hebben de Duit sehe legers volgens het Russische bericht Orany bezet, aan den spoorweg van Grod no naar Wilna, 80 K.M. ten N. van Grodno. Hindenburg meldt, dat zijn troepen Grod no zoover genaderd zijn, dat zij voor de bui- lenste fortenlinie staan. De bezetling van Orany en de opmarsch naar Grodno zou, naar de „Times" meent, leiden tot de isoleering van de groep Wilna- Grodno en tot het afsnijden van den terug tochtsweg van de troepen in de Njemen- linie. Grodno zelf vervult in dien terugtocht een groote rol, daar het als steunpunt moet dienen voor de troepen, die den Duitschen opmarsch tegenhouden, in de richting van Lipsk. De Russische medewerker van de „Times" hoopt, dat de Duitschers er niet in zulien slagen den terugtocht van Grodno naar den spoorweg MostyLida af te snij den, wijl daardoor het Russische leger in de Njemen-lime ernstig zou worden be dreigd. Toen de oorlog uitbrak namen de tien broeders Cosey, die alien vroeger reeds ge diend hadden, wederom dienst bp hun vroe- gere regimenten. Van deze tien broeders zijn er thans vijf gesreuveld, een is gewond en ligt in bet hospitaal, een loopt thans rond met een verbrijzelden arm, een is ge wond aan bet beeD en als ongeschikt uit den mili'airen dienst ontslageu, een is krijgs- gevangen en nog slechts een dus bevindt zich aan let fro: t in Engelschen dienst. Wij ontleenen aan de „N. R. Crt." de volgende telegrammen: BERLIJN, 2 Sept. (Wolff) Officieele mededeeling uit het groote hoofdkwartier In de Vogezen ten N.W. van MCnster leidde den Slsten onze aanval tot herovering van de in de gevechten van 1823 Augustus aan de Franschen verloren stukken loopgraaf. De bergkam Lingekopf— Barrenkopf is dus weer in ons bezit. Tegenaanvallen werden afgeslagen, 270 Franschen gevangen genomen, een machinegeweer veroverd. zij in zijn kindsheid trouw verzorgd had. De patrijshond liep met opstaande ooren en stijf opgerichten staart naar de kat, deze zetle een kroinmen rug, begon te blazen en drukte zich tegen haar mees teres aan. „Slil, gespuis!" riep Fedor. „Koest, Nero!" Rika tilde de kat op haar sehoot. „Wees maar stil, Mies." De bond, die een ktap had gekregen, trok zich terug en ging aan Hendriks voeten liggen. Fedor vertelde van de pastorie. Vader hoopt, dat het Zondag beter weer is, dan spant grootvader de twee paarden voor de sjees, en gij alle komt bij ons." De oude Kruse werd door de geheele fa- milie grootvader genoemd. „Zou het veld gauw droog genoeg zijn om te kunnen ploegen, grootvader?" vroeg Hen drik, een sigaar aanstekend, dien de oude hem had gegeven. „April doet wat hij wit, maar je zult er toch op de hooge akkers mee kunnen be- ginnen." Zij spraken verder over het weer en over de Iaatste veeprijzen; Hendrik had een koe verkocht; en Fedor zeide, dat hij er spoedig over zou moeten denken, zijn ouders weer te verlaten. Hij had een be trekking als hulppredikant in den omtrek van Liineberg gekregen. „Het wordt schemerig", zei hij toen, dicht bij het venster gaande. „Gij kunt me wel een stukje wegbrengen, Hendrik." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1915 | | pagina 1