ALGEMEEN NIEUW8- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
De krijgsMrijven.
No. 6270.
Zaterdag 4 September 1915.
55e Jaargang.
De Oorlog'
ABONNEMENT:
ADVERTENTIEN
Telefoon 23.
Bit Blad verschijnt Maandag-s Woensdag- en Vrijdagavond, nitgezonderd op Feestdagen,
3BH3BSTE IBIjAJD. I
Nog een stem uit Zeeuwsch-
Ylaanderen.
FEUILLET ON.
-«
Per 3 maanden binnen de stad 1.—Franco per post voor Nederland 1.10.
Bij vooruitbetalingvoor Belgie 1.40, voor Ned.-Indie en Amerika 1.65,
overig Buitenland 2.
Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle
Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders.
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer f 0.10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de
prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief.
Inzending van advertentien voor 1 UUP op den dag der uitgave.
24)
De aigemeene toestand.
De offers van den ooriogr
Van het Wesielijke gevechts-
terrein.
•Bscs:
COURANT
Onder dit opschrlft bevat de „Midd. Crl."
het volgende schrijven:
In den laatsten tijd werd in verschillen-
de bladen de vraag behandeld of Nederland
ooit den Sclieldemond kan of mag prijs-
geven. Nog een inwoner van Zeeuwsch-
Vlaanderen ik ben de eerste niet, geluk-
kig voelt zich gedrongen om hierover een
woord in 't midden te brengen. Het feit, dat
deze vraag reeds meermalen, zonder dat
alien het onmiddellijk over het antwoord
geheel eens zijn, door Nederlanders kon ge-
steld worden, heeft mij zoo geergerd dat ik
niet langer zwijgen kon.
Zou Nederland Zeeuwsch-Vlaanderen wil
len missen! Zouden we misschien een stuk
van Noord-Holland, van Limburg, van Fries-
land of Groningen willen missen? Waarom
zou er een stuk van ons volk moeten af-
gescheurd worden? En waarom nu bepaald
het jammerlijk denkbeeld opgeworpen dat
we desnoods Zeeuwsch-Vlaanderen wet zou
den kunnen missen? Behoort Zeeuwsch-
Vlaanderen misschien minder tot Nederland
dan eenig ander gedeelte van den Neder-
landsehen bodem? Terwijl vrij zeker velcn
met mij in de meening verkeerden, dat
Zeeuwsch-Vlaanderen van af het laatst van
de zestiende of het begin van de zevenlien-
de eeuw, als gevolg van den opstand tegen
Spanje, bij de Noord-Nederlandsche provin-
cien behoorde, heeft de heer Fruytier kort
geleden in de „Maashode" gewezen op het
feit, jjat deze landstreek reeds van af 1324
een deel uitmaakt van Holland en Zeeland
en dus van Noord-Nederland. Zes voile eeu-
wen. Niemand zal dus tegenspreken, dat
Zeeuwsch-Vlaanderen Zeeland bewester
Schelde, zooals het in de geschiedboeken
heet, doch de naam is zeker wat tang ge-
vonden een echt, oud, op en top Noord-
Nederlandsch gebied is.
En waarom zouden we Zeeland bewester
Schelde moeten missen? Toch niet omdat
de bewoners het verlangen? Die zijn toch
de eerste, zoo niet de eenige, die het rceht
liebben om hierin een woordje te spreken.
De bedoeling van de vraag is dan ook
zonder twijfel: zullen we ons er kalm in
schikken als Zeeuwsch-Vlaanderen van ons
geeischt wordt of zullen we ons met hand
en tand verzetten tegen mogelijke roof?
Elk Nederlander, die wat gevoelt voor
recht en voor de eer van zijn land en volk,
zal dan maar een antwoord gereed kunnen
hebben: „Nooit, zoolang er nog een handvol
Nederlanders overblijft om het Iaatste hoek-
je te verdedigen."
Er zijn werkelijk ontwikkelde Nederlan
ders, die over het afstaan of „ruilen" van
grondgebied oordeelen, alsof daarmede niet
de hoogste rechten van de bevolking ge-
moeid waren, alsof deze met de gansche
zaak niets te maken hadden. Zoo was de
heer Troelstra, blijkens zijn Iaatste rede
voor zijn ziek worden, van meening, dat het
afstaan van een „brokje grond" niet zoo
heel zwaar moest wegen. Het blijkt niet, dat
de heer Troelstra het noodig vond eenige
rekening te houden met de bewoners van
zulk een brokje grond.
Zwarte vogels zitten op de natte velden
en vliegen met luid geschreeuw op, als zij
naderl, een donkere fladderende zwerm,
die verderop weer neervalt.
De wandelaarster ziet de dieren verschrikt
na. Oh daar steekt de wegwijzer zijn
drie amen uit SoltauHaiddorfKirch-
hausen, bij de invallende schemering kan
zij het nauwelijks lezen. Dus naar rechts
naar Haiddorf.
De veldweg, dien zij nu inslaat, is mod-
derig; zij moet de droge plekjes zoeken
waar zij haar voet kan zetten. Wat ver-
moeit dat! Daarnaast is een vastere grond
met halfvergaan gras hier gaat het ge-
makkelijker.
Maar wat wordt de lucht graauw, hoe
wordt zij bedekt met een sluier van mist
Zij kan geen tien schreden meer voor zich
uit zien. De zon moet achter de wolken
zijn ondergegaan; dikke nevel zweeft over
de natte velden en Ihuldp ihaar 5n een kouden
mantel, verstikkend, zoodat zij er van rilt.
Wat wil zij hier eigenlijk? De verinoeid-
hedd overmeestert haar. Zij glijdt uit, zij
strompelt nog slechts werktuigelijk voort
Plotseling is het, alsof zij slapt in een af-
grond. Haar knieen knikken en zij glijdt
zachl op den grond. Haar hoofd rust op
den handkoffer voor haar, en zoo vertiest
zij het bewustzijn. Vijandige nevelgestalten
voeren een spookachligen dans uit om de
bezwijmde vreemdelinge en bedekken haar
met een grauwen sluier.
Nog fraaier dr. Van Vredenburch. Deze
denkt er over om te ruilen tegen een stuk
Duitsch gebied, om door middel van ons,
geruilden, nieuw ingelijfd Duitsch gebied le
verzekeren. Volgens een aanhaling n.l. in de
Hollandsche Revue van 25 Juni 1915schreef
dr. W. C. A. van Vredenburch in de „Toe-
komst" o. a.
.Heeft Von Jagow misschien gedacht aan
eene inlijving van Oostelijk Belgie, met een
verkleind onafliankelijk Belgie, maar onder
Engelschen invloed? Dan zou het inder-
daad noodig kunnen zijn bijv. door ge-
Medsruiling me I Nederland, het nieuw in-
gelijfdc gebied le verzekeren Legen aanval-
len nil' hel Wesien."
Wat te denken van een Nederlander, die
de nood z a k el ij k he id kan veroiiderstellen van
het verzekeren van een door de Duilschers
nieuw ingelijfd, d. w. z. door middel van
brutale kracht van de zooveel zwakker Bel-
gen geroofd gebied door bijvoeging van een
stuk Nederlandsch gebied? Naar den naam
te oordeelen, schijnt dr. W. C. A. van Vre
denburch werkelijk een Nederlander te zijn.
Verreweg de meeste, zoo niet alle bewo
ners van Zeeuwsch-Vlaanderen zullen met
mij instemmen als ik zeg: wij wenschen niet
ten gesclienke gegeven, verkocht of geruild
te worden. Wij hebben ons land lief en wij
hebben niet in de Iaatste plaats Zeeuwsch-
Vlaanderen en onze Schelde lief. Wij wen
schen hier te leven en te sterven als goede
Nederlanders. Wij zullen, zoolang er nog
eenige kracht in ons zit, geen andere vlag
op onze torens, op onze booten, op onze
visschersschuiten dulden dan onze eigen
driekleur, waarvan wij nog altijd kumien
zeggen: „toch hield die vlag zich op en
dekte land en zee en woei in eere rond."
Wij hebben daar recht op en 't is. onze
plicht. Wij zijn van goede afkomst hier en
noblesse oblige. Wij willen de nagedachte-
nis niet schandvlekken der erflaters door
de erfenis los te laten uit angst of te „rui-
len", de erfenis die ons is nagelaten door
de Zeeuwen die met hun bloed de Scheldie
hebben roodgekleurd om hun erfenis te be-
waren. En wij willen de erfenis ook onge-
schonden aan onze nakomelingen nalaten.
Als een inbreker onze deur komt intrappen
zullen wij ons verdedigen tot het uiterste.
De Regeering en de volksvertegenwoordiging
moeten ons helpen. Hun is de plicht te zor-
gen dat wij sterk en gereed zijn. Verzaken
zij die plicht, dan zal het hunne schuld
zijn als wij ons te vergeefsch zullen op-
offeren. Wanl verdedigen zullen wij ons
toch. Worden wij dan plat getrapt door
het brutaal geweld, dan zullen wij ten min-
ste onzen plicht gedaan hebben.
Zijn zij die zoo spreker opruiers? Behoo-
ran zij tot een oiiogspartij Zijn zij mili-
laristen?
Is het zich willen verzetten tegen inbre-
kers soms opruien?
Een oorlogspartijWat een zolteklap, een
oorlogspartij in Nederland. Wij verlangen
even hard naar oorlog als een varken naar
den spekslager.
Als we een goede polilie op prijs stellen
om ons tegen boeven te beveiligen, zijn we
dan politieisten?
Er zijn ook Nederlanders, die recht en
eer niet waard achten om er mannen en
centen aan op te offeren. Wat zal er ge
beuren als wij ons, hoogstens onder eenig
TIENDE HOOFDSTUK.
Terwijl de onbekende kleindochter het
huis van Dietrich Kruse naderde, zat de
oude man in zijn armstoel bij het raam,
uit te rusten van zijn dagwerk.
Een Iaatste zonnestraal brak door zware
wolken en speelde boven de bruine kachel
de eenvoudige meubelen en den met wit
zand bestrooiden grond.
De oude, een eerbiedwaardige grijsaard,
met dik zilverwit haar en liel blauwe oogen,
waarin nog jeugdig vuur flikkerde, hield
een boek in de hand en deed nu en dan een
trekje aan een kort pijpje, dat hem in den
mondhoek hing.
Zijn dochter Rika, een blijkhaar zwak
meisje van middelbaren leeftijd, zat met
haar spinnewiel bij den open haard, waar
in een blok dennenhout flikkerde en knapte,
terwijl op de kachel de koffie, die Rika
daar altijd warm hield, zijn eigenaardigen
geur verspreidde. Naast haar lag de zwart-
gevlekte huiskat, die haar steeds op den
voet volgde. Het spinnewiel snorde en de
oude hangklok aan den wand tikte.
Daar deze Dietrich voor ongeveer vijf-en
twintig jaar schout geworden en veel met
de gendarmen in aanraking gekomen was
en hier en daar de terechtzittingen had bij-
gewoond, was hij belang gaan stellen in
de bepalingen der wet en verordeningen
Hij las boeken over staathuishoudkunde, het
officieele blad en met zijn gezond ver-
stand vormde hij zich meeningen over aLles
wat er in de wereld voorviel, en durfde die
meeningen ook gerust uitspreken.
„Nu, luister eens, kind", zeide hij naden-
kend, „hier heet een hoofdstuk: Statistiel
over de sociale toestanden, en het handelt
protest, kalm laten inrekempi? Zullen dan
de mannen en de centen behouden blijven?
Na 't ontvangen van de welverdiende spot
en verachting van de opslokkers zullen de
mannen en de centen geofferd worden voor
heel wat anders dan voor ons recht, onze
eer en onze vrijheid. We hebben een leer-
zaam voorbeeld aan onze grootouders, die
honderd jaar geleden geofferd werden in
alle uithoeken van Europa, van Spanje tot
Moskou. En de centen zijn toen ook niet in
de zakken gebleven van hen, die de mannen
moesten offeren.
En dat geheel Nederland zal volgen, als er
een 'deel van wordt losgelaten of „geruild",
is ook niet twijfetachtig. Niet alleen de
Sclieldemond is geschikt om nieuw inge-
iijfd Duitsch gebied te verzekeren.
Zal er geen aanranding plaats grijpen, des
te beter. Wat zullen we dankbaar zijn en
juichen als het achteraf blijkt, dat van alle
geweerloopen herdersfluiten en van de ka-
nonnen ploegen kunnen gemaakt worden.
Maar voor het zoover is: laten we sterk
zijn. Het is de dure plicht van Regeering
en volksvertegenwoordiging om daarvoor te
zorgen.
Dr. H. B. VAN NES.
Ter Neuzen, 30 Augustus 1915.
Waar wij in ons blad reeds meerdere ar-
tikels hebben opgenomen, omtrent de positie
van Zeeuwsch-Vlaanderen, naar aanleiding
van den Europeeschen oorlog, meenden wij
ook bovenslaand artikel van ©en geacht stad-
genoot onder de oogen onzer iezers te moe
ten brengen, al is het ook, dat wij voor ons
van meening zijn, dat er voor liet oogenblik
veel te veel over die zaak geschreven en
misschien ook. gesproken wordl. Zij. die
het hadden over een afgeven of afstaan van
Zeeuwsch-Vlaanderen, waren geen verant-
woordelijke staatslieden.
Er mag met grond verondersield worden,
dat de gezindheid der Zeeuwsch-Vlaamsche
bevolking bij onze Vorstin, bij de verantwoor-
delijke regeeringspersonen voldoende bekend
is. Men is overigens omtrent onze liistorie
in de toekomst eenerzijds zeer optimistisch,
anderzijds wel eenigszins bezorgd gestemd,
tot dit Iaatste geleid door historische voor-
beelden. Ondertussehen meenen wij, dat al
het schrijven en praten in deze tijden, van
weinig invloed zal zijn op de liistorie, die
eenmaal in de toekomst omtrent onze land
streek zal moeten worden geschreven.
Hedi. TP N. Crt.
Het Duitsehe legerbericht metdt, dat Luzk,
een der vestingen van den vesting-drielioek
Luzk-Rofno-Dubno, genomen is.
Dit is aldus schrijft bet „HM." een
zeer belangrijk bericht, wijl deze vesting
driehoek de terngtochtswegen beschermde
van de Russisclie legers, die zich sederl den
val van Lemberg hadden vastgezet in Oost-
Galicie, tusschen den Dnjester, de Zlota-
Lipa en de grens van Bessarabie. Een be-
langrijke Duitsch-Oostenrijksche sbijdmacht.
die in den laatsten tijd in Galicie was bij-
over de vele menschen in de groote steden,
die geen werk kunnen vinden. Daar er nu
in Berlijn duizenden leegloopers en luiaards
zijn, en op liet platte land voor geen geld
lianden te krijgen zij nzoo moesten zij alien,
die in de stad te veel zijn, op den kruiwa-
gen zetten en daarheen brengen, waar men
ze goed kan gebruiken. Zie eens, dat moes
ten ze zelf begrijpen."
„Ja, vader", zeide Rika an liield een oogen
blik haar spinnewiel slil. Zij was stil van
aard, had groolen eerbied voor zijn meening
en stemde gewoonlijk met hem in. „Waarom
maken zij dan geen korte metlen en zenden
ons in den oogsttijd werklieden?"
„Men kan geen mensch tot zijn eigen best-
wit dwingen. En die in de stad zijn, willen
er in de meeste gevallen niet vandaan."
„Ik begrijii maar niet, hoe men in zulke
kleine kamers kan leven, bij ons is liet toch
veel mooter."
„Dat vind ik ook. Maar daar groeien vel
kinderen op die geen andere toestanden ken-
nen en wie in de stad opgroeil, verstaat
geen landarbeid. En de jonge kerels in
de kazernen, als die eenmaal liet bonte
leven en alle genoegens kennen, willen zij
er niet vandaan en rekken hun leven in ge-
brek en ontbering. Evenzoo de meisjes die
naar de stad gaan om er te dienen. Wie
arbeiden wil, kan bij ons echter ook spoe-
dig een goed stuk brood verdienen, en zich
een beetje opwerken; er ligt nog veel land
braak en wacht op handen, maar alle steed-
sclie pracht en vermaak ontbreekt." Hij stat
zijn pijpje wader aan, dat onder het spre
ken was uitgegaan.
De kamerdeur werd geopend, en twee
jonge mannen traden binnen. Hendrik Beer
man, kleinzoon van Kruse, was de krach
eengebracht, ter ondersteuning van de daar
aanwOzige legers van Pilanzer-Baltin, Von
Bohm-Ermolli en Von Bothmer, bracht een
nieuw offensief tot stand, dat ten doel had
de daar aanwezige Russische legers te nood-
zaken, hunne stellingen te verlaten. In lang-
durige en hardnekkige gevechlen, waarvan
de Russische berichten ons meer vertellen
dan de Oostenrijksche, werden de Russen
gedwongen tot den terugtocht, dien zij, op-
gedrongen door de bondgenooten, in Noor-
delijke richting aanvaardden, van Buczacz
en Brzezany, over Zborof en Zloczof naar
Brody, ten einde den vesting-driehoek, die
met de basis naar hel Noorden ligt en waar
van Dubno in den tophoek gelegen is, te
bereiken.
Dubno ligt aan de spoorweglijn, die van
Brody, langs Dubno en Rofno, naar hel
Noorden voert. Langs Rofno en Luzk, dus
tangs de basis van den driehoek, loopt de
spoorwegverbinding van Kowel (en dus van
Brest-Litowsk) naar Berditsjef en naar Kief.
Tusschen Dubno en Luzk bestaat geen
spo orwegverbinding.
Door het bezetten van Luzk hebben de
Duitschers een belangrijk strategisch punt
verkregen; te verwachten is, dat die bezet-
ting weldra gevolgd zal moeten warden door
den val van Rofno.
Voor de Russische legers in Oost-Galicie
is dan de weg naar het Noorden afgestoten;
zij zullen dan moeten trachten in Oostelijke
richling te ontkomen, waar een spoorweg
van Tarnopot (in Galicie) loopt naar Podo-
lie, over Proskoerof. Het is niet duidelijk,
of die lijn nog vrij is; in ieder geval wordt
ook deze terugtochtsweg door de Oostenrijk
sche Iroepen, die van Buczacz in Noorde-
lijke richting oprukhen, sterk bedreigd.
Het leger van den Oostenrijkschen veld-
luigmeester, generaal Von Puliallo, dat i eeds
langs den Boeg tot Wladimir Wolynski was
opgerukt, en welks cavalerie langs den straat-
weg van Kowel naar Kobrin marclieerde,
kreeg bevel zijn marschroute te wijzigen en
naar bet Oosten te gaan, om door de bezet-
ting van Luzk en Rofno den terugtochtsweg
der Russen af te snijden. Na hevige gevech-
ten aan de rivier de Stvr, ten Noorden van
Luzk, werden de Russische troepen, die
daar tegensland boden, in Zuidelijkc rich
ting op den vesting-driehoek teruggeworpen.
Tbans is die stad door de Oostenrijkers
genomen. Maar bovendien weixlen in Oost-
Galicie door de Oostenrijksche troepen nieu-
we overwinningen behaaid, die voor een deel
den tegenstand der Russen braken. Bij Bia-
Lykamien, dat in Oost-Galicie tusschen Zloc
zof en Brodv ligt, brak het leger van gene
raal Von Bohm-Ermolli over een breedte
van 20 K.M. door het Russische front; alle
troepen, die aan den Boven-Stvr standhiel-
den, werden daardoor tot den terugtocht ge-
noodzaakt. Zborof werd door de Oostenrij
kers bezel
Uit de Oostenrijksche en Russische be
richten blijkt wel, dat de Russen aan de
Strypa en ten Noorden van Buczacz krach
tigen legenweer bieden. Maar de positie van
de Russische legers wordt daar zool hache-
iijk, dat een voortdurende tegenstand niet
meer mogelijk schijnt.
Van het centrum verneemt men alleen,
dat de vervolging van de terugtrekkende
Russische legers wordt voortgezet.
Maar een eenigszins belangrijke wijziging
tigste en flinkste van beiden. Met zijn krul-
lend blond haar, zijn goed verzorgden kne-
vel, het frissche gebruindie gelaat en Ide vroo-
lijke blauwe oogen, zag hij er uit als een
toonbeeld van mannelijke jeugd en gezond-
heid.- Hij had bij de cavalerie gediend en hij
had fiog een militaire houding.
De oogen van den oude glinsterden, toen
zijn kleinzoon hem naderde. Al was Hendrik
zijn beveling, loch deed hij moeite om deze
voorliefde onder een barschen toon te ver
bergen.
De ander, Fedor Kruse, de zoon van
Dietrichs neef, den dominec (e Kirchhausen,
was kandidaat tot den heiligen dienst; hij
was bevalliger van bouw en had een fijn na-
denkend gezicht.
De jonge bloedverwanten, zoo verschillend
van beroep, waren even oud en de beste
vrienden. Een bruine langharige patrijshond
volgde hen.
„Goede dag, samen", zeide Hendrik en trad
op zijn grootvader toe. „Fedor wiide nog
eens zien hoe het hier gaat."
„Hoe gaat het, oom Dietrich?" vroeg de
kandidaat, zijn grootvader dte hand reikend.
Toen wendde hij zich naar tante Rika.
De oude Kruse stond op, zijn breedge-
schouderde gestalte kwam boven de beide
jongelui uit; hij stiet bijna tegen de lage
zoldering. Zijn houding dwong eerbied af
door het eerwaardige in zijn voorkomen.
„Ga zitten. jongens, laten wij een beetje
praten", zei hij en \yees op een paar stoe-
ien, die Hendrik bijschikte.
„IJ moet ook de groeten hebben van mijn
ouders, tante", zei Fedor tot Rika, die haar
spinnewiel weg schoof, en den jongen bloed-
verwant vriendelijk aankeek. Zij gevoe.lde
een moederlijke teederheid voor Fedor, dien
kan nog niet worden aangegeven. De leger-
groep van Leopold van Beieren, opereerend
ten Noorden van den spoorweg Brest-Minsk,
is het bosch van Bjelowjesk doorgetrokken,
en nadert nu den spoorweg; Von Macken-
sen, die ten Zuiden van dien spoorweg op-
treedt, drijft daar de Russische legers voor
zich uit.
De berichten over de gevechten in het
Noordelijk gebied, tusschen Wilna en Riga,
geven evenmin een duidelijk beetd van wat
daar geschiedt. Er wordt gevochten, hevig
gevochten, en de Duitsehe legers pogen met
krachtige aanvall-en de rivieren over te trek-
ken, die den verderen opmarsch beletten.
In het Noorden, hij Friedrichstadt, wordt ge-
streden om den overgang van de Duna, te-
genover Wilna worden pogingen gedaan om
de Wilija te oversehrijden, en tusschen den
Njemen en de Meretsjoeka hebben de Duit
sehe legers volgens het Russische bericht
Orany bezet, aan den spoorweg van Grod
no naar Wilna, 80 K.M. ten N. van Grodno.
Hindenburg meldt, dat zijn troepen Grod
no zoover genaderd zijn, dat zij voor de bui-
lenste fortenlinie staan.
De bezetling van Orany en de opmarsch
naar Grodno zou, naar de „Times" meent,
leiden tot de isoleering van de groep Wilna-
Grodno en tot het afsnijden van den terug
tochtsweg van de troepen in de Njemen-
linie.
Grodno zelf vervult in dien terugtocht
een groote rol, daar het als steunpunt moet
dienen voor de troepen, die den Duitschen
opmarsch tegenhouden, in de richting van
Lipsk. De Russische medewerker van de
„Times" hoopt, dat de Duitschers er niet
in zulien slagen den terugtocht van Grodno
naar den spoorweg MostyLida af te snij
den, wijl daardoor het Russische leger in
de Njemen-lime ernstig zou worden be
dreigd.
Toen de oorlog uitbrak namen de tien
broeders Cosey, die alien vroeger reeds ge
diend hadden, wederom dienst bp hun vroe-
gere regimenten. Van deze tien broeders
zijn er thans vijf gesreuveld, een is gewond
en ligt in bet hospitaal, een loopt thans
rond met een verbrijzelden arm, een is ge
wond aan bet beeD en als ongeschikt uit den
mili'airen dienst ontslageu, een is krijgs-
gevangen en nog slechts een dus bevindt
zich aan let fro: t in Engelschen dienst.
Wij ontleenen aan de „N. R. Crt." de
volgende telegrammen:
BERLIJN, 2 Sept. (Wolff) Officieele
mededeeling uit het groote hoofdkwartier
In de Vogezen ten N.W. van MCnster
leidde den Slsten onze aanval tot herovering
van de in de gevechten van 1823 Augustus
aan de Franschen verloren stukken loopgraaf.
De bergkam Lingekopf— Barrenkopf is
dus weer in ons bezit. Tegenaanvallen
werden afgeslagen, 270 Franschen gevangen
genomen, een machinegeweer veroverd.
zij in zijn kindsheid trouw verzorgd had.
De patrijshond liep met opstaande ooren
en stijf opgerichten staart naar de kat, deze
zetle een kroinmen rug, begon te blazen en
drukte zich tegen haar mees teres aan.
„Slil, gespuis!" riep Fedor. „Koest, Nero!"
Rika tilde de kat op haar sehoot. „Wees
maar stil, Mies." De bond, die een ktap
had gekregen, trok zich terug en ging aan
Hendriks voeten liggen.
Fedor vertelde van de pastorie. Vader
hoopt, dat het Zondag beter weer is, dan
spant grootvader de twee paarden voor de
sjees, en gij alle komt bij ons."
De oude Kruse werd door de geheele fa-
milie grootvader genoemd.
„Zou het veld gauw droog genoeg zijn om
te kunnen ploegen, grootvader?" vroeg Hen
drik, een sigaar aanstekend, dien de oude
hem had gegeven.
„April doet wat hij wit, maar je zult er
toch op de hooge akkers mee kunnen be-
ginnen." Zij spraken verder over het weer
en over de Iaatste veeprijzen; Hendrik had
een koe verkocht; en Fedor zeide, dat hij er
spoedig over zou moeten denken, zijn ouders
weer te verlaten. Hij had een be trekking als
hulppredikant in den omtrek van Liineberg
gekregen.
„Het wordt schemerig", zei hij toen, dicht
bij het venster gaande. „Gij kunt me wel
een stukje wegbrengen, Hendrik."
(Wordt vervolgd.)