algemeen nieuws- en advertentieblad voor zeeuwsch-vlaanderen. No. 6249. Zaterdag 17 Juli 1915. 55e Jaargang. ABONNEMENT ADVERTENTlEN Telefoon 25. Dit Blad verschijnt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Feestdagen, hjj de Firma P. J. VAN DE 8ANDE te Ter Renzen. Provinciaie Staten van Zeeland. Per 3 maanden binnen de stad 1—Franco per post voor Nederland 1.10. Bij vooruitbetalingvoor Belgie /1.40, voor Ned.-Indie en Amerika J 1.65, overig Buitenland 2. Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders. Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0.10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief. Inzending van advertentien voor I uur op den dag der uitgave. NEUZENSCHE COURANT. Vergadering van Vrijdag 16 Juli 1915, des voonmiddags 10 uur. Voorzitter de heer Mr. H. J. Dijckmeester, Commissaris der Koningin. Aanwezig 39 leden. Afwezig de heeren Hombach en Wondergem met kennisgeving. Ingekomen was een verzoek van G. Danckaert, slager te Hontenisse, om grond van de provincie bij Kuitaart, te koopen of in erfpacht te mogen ontvangen, voor den bouw van een herberg. Dit adres wordt in handen gesteld van Gedepuleerde Staten, om in de Najaarszit- ting dienaangaande een voorstel te doen. In behandeling komen de volgende voor- stellen van Gedeputeerde Staten: a. Tot het vragen van machtiging aan H. M. de Koningin, om met de Staten van Noord-Brabant een waterschap voor de in de gemeenten Woensdrecht en Rllland-Bath ingedijkte gronden op te richten. Aangenomen. b. Tot machtiging van Gedeputeerde Sta ten om in de met het bestuur der Vereeni- ging tot Christelijke verzorging van krank- zinnigen gesloten overeenkomst die wijzigin- gen te brengen, welke noodig zijn om het verpleeggeld met ingang van 1 Januari 1915 te bepalen op 350 per jaar. Aangenomen. c. Tot toekenning van een subsidie van J 462,50 aan de gemeente Nisse in de kos- ten van hare huishouding voor 1915. In eene afdeeling drukte een lid de hoop uit, dat de aanvraag voor subsidie dit jaar voor het laatst zal zijn; hij vraagt, of het niet mogelijk is, dat Nisse met eene andere gemeente vereenigd worde. Het voorstel wordt aangenomen. d. Tot toekenning van een subsidie van 450 aan de gemeente Veere in de kosten van hare huishouding voor 1915. In eene afdeeling werd de opmerking ge- maakt, dat het te betreuren is, dat de ge meente Veere een beker bezit van reusach- tige waarde, die niet te gelde kan gemaakt worden; daarentegen zouden vele leden het betreuren, dat de beker voor de gemeente zou verloren gaan. In eene andere afdeeling meenden vele leden, dat deze gemeente niet meer zoo drin- gend subsidie noodig heeft. Zij heeft een kleinen schuldenlast; daarbij komt dat lee- ningen zijn gesloten voor buitengewone wer- ken. De burgemeesterswoning is verbouwd. De post gezondheidsdienst komt te hoog voor; vijftig opcenten op het personeel is ook niet te hoog en zoo zijn er nog meer- dere posten, waarop aanmerkingen te maken zijn, o. a. nog kosten van invordering van plaatselijke betasting. Een lid zal geen amendement indienen tot vermindering van het subsidie, maar geeft Gedeputeerde Sta ten in overweging het volgende jaar voor te stellen geen subsidie meer te verleenen. De post hoofdelijke omslag 2800 is ook niet te hoog. Een lid van Gedeputeerde Staten merkt op, dat moeilijk te beoordeelen is, of een bedrag van 2800 al of niet te hoog is en dat het heffen van opcenten boven de 50 op de personeele belasting in zulke gemeen ten niet veel oplevert. In de laatste afdeeling kon men zich alge meen met het voorstel vereenigen. De heer Van der Weijde wil slechts op- merken, dat hij in de afdeelingen niet l»e- doeld heeft, dat Veere de beker zonder meer zal verkoopen, maar hij bedoelde, dat, waar uitgemaakt is, dat Veere de beker be- waart in het algemeen belang, dat het Rijk of de Provincie den beker overnemen zal. Spreker verklaart zich echter niet tegen het voorstel te zullen verzetten, dat wordt aangenomen. e. Tot verleening eener bijdrage uit de provinciaie kas voor verpleging van be- hoeftige doofstommen uit Zeeland, ad 50 's jaars. Aangenomen. f. Tot wijziging van het besluit der Sta ten betreffende het aanstellen in vasten dienst der provincie van arbeiders op de provin ciaie wegen. Aangenomen. g. Tot verleening van een renteloos voor- schot voor wegsverbetering aan de gemeen ten Westkapelle en Domburg. Aangenomen. h. Tot verhooging van het aan de ge meente Schore verleende renteloos voor- schot voor wegsverbetering. Aangenomen. i. Tot opening van een crediet, tot een maximum van 3000 's jaars voor dejaren 1916, 1917 en 1918 aan de vereeniging tot verbetering van het rundvee in Zeeland ter bevordering en aanmoediging van de ver betering der veefokkerij in dit gewest. In twee afdeelingen ging men, blijkens het algemeen verslag, algemeen met het voorstel mede terwijl in de andere afdeeling meer- dere leden medegingen met de opmerking van een lid in deze afdbeling, dat hij het wenschelijk zou vinden, dat de Staten meer op de hoogte werden gesteld met de cijfers van de onlvangsten en uitgaven, waaruil ook de versehillende subsidie's van vereenigin- gen en parliculieren blijken, en op welke wijze de uitgaven worden besleed. Het voorstel is aangenomen. j. Tot vaststelling der rekening en goed- keuring der verantwoording van de Pro vinciaie inkomsten en uitgaven over 1913. Aangenomen. k. Tot wijziging van de begrooting der Provinciaie inkomsten en uitgaven voor 1915. In twee afdeelingen kon men zich ver eenigen met het voorstel, terwijl in de an dere afdeeling enkele leden het betreurden, dat, nil de inrichting van den stoomboot- dienst Ter Neuzen-Hansweert zooveel meer moet kosten dan aanvankelijk door de des- kundigen der stoomboot-commissie was ge- raamd, zonder nadere goedkeuring der ver- hoogde uitgaven, door de Staten de be- noodigde sloomboot is aanbesteed. Men had liever gezien, dat daarmede ge- waclil was geworden tot na den oorlog en ook vooral tot de uitkomsten bekend zouden zijn van den in aanleg zijnden tramweg van Ter Neuzen naar Walsoorden. Men was van oordeel, dat vele reizigers dan de reis zullen maken met de tram over Walsoorden en zoo naar Hansweert. Door een lid van Gedeputeerde Stateu werd het voorstel verdedigd op de in de toelicliting vermelde gronden. Het voorstel wordt zonder discussie of stemming aangenomen. 1. Tot vaststelling van de begrooting der Provinciaie inkomsten en uitgaven voor 1916. Aan liel onderzoek in de afdeelingen heb- ben deelgenomen 39 leden, waaronder 6 leden van Gedeputeerde Staten. In eene afdeeling wordt, blijkens het al gemeen verslag, door een lid betoogd de wensclielijkheid van een toeslag aan de Pro vinciate ambtenaren. Vele particuliere werkgevers, gemeenten, en ook de provincie Groningen, hebben dezen toeslag verleend wegens de buitenge wone lijdsomstandigheden en vooral wegens de duurte der eerste levensbehoeften. Dit lid stelt voor: „Aan de gehuwde ambtenaren der Provincie, die eene jaarwedde van de Provincie genieten van niet minder dan 100,en niet meer dan 800,en een of meer minderjarige kinderen hebben, wordt gedurende de mobilisalie een toeslag ver leend van een gulden per week, in te gaan 1 Juli 1915 en zoolang als Gedeputeerde Sta ten, in verband met de tijdsomstandigheden, zullen noodig oordeelen." Een ander lid in de afdeeling merkt daar tegen op, dat thans door het goedkoopere regeeringsbrood en spek aanmerkelijk wordt uitgespaard, zoodat weder andere noodza- kclijke arlikelen kunnen worden gekocht. Het brood is bovendien goed. Verledien jaar is de bezoldiging van vele ambtenaren ver- hdogd, zoodat het nu niet de geschikte tijd: is reeds over toeslag te beslissen. Dit lid wenscht Gedeputeerde Staten uit te noodi- gen te overwegen, of het gewenscht is toe slag te verleenen. Dergelijk voorstel kan dan in de Najaarszitling worden beliandeld en aan het besluit terugwerkende kracht worden gegeven, indien zulks noodig mocht blijken. Nog een ander lid in deze afdeeling wijst er op, dat geen enkel ambtenaar of work man van de Provincie om toeslag heeft ge- vraagd, zoodat hij de zaak eenigszins voor- barig acht. Het eerstgenoemde lid in deze afdeeling, voorsleller van den toeslag, loont de nood- zakelijkheid van den toeslag nader aan door er op te wijzen, dat de werklieden en kleine ambtenaren zwaar zijn gelroffen door de duurte der levensbehoeften, dat het brood wel goedkooper is geworden, maar, naar hem werd medegedeeld, minder voedzaam is. Er zijn particuliere werkgevers, die niet bij maehte zijn toeslag te verleenen; er zijn er ook, die het om andere redenen maar nalaten. Colleges behooren echter hooger te staan, terwijl het budget der Provincie niet zwaar wordt belast. De leden van Gedeputeerde Staten konden niet van advies dienen, wijl deze zaak in bun College niet is behandeld. Drie leden verklaarden zich in deze afdee ling voor het voorstel, zes tegen en vier be- hielden zich liun stem voor. In eene afdeeling wordt bij hoofdstuk 111 art. 8 der uitgaven door een lid opgemerkt, dat de kolenwerkers geen enkelen vrijen dag hebben buiten den Zondag; hij noemt zulks geen goeden toestand. Een lid van Gedepu teerde Staten zegt onderzoek toe. In eene afdeeling merkt een lid op, dat de vrachten, die tegenwoordig over de wegen vervoerd worden, te zwaar zijn voor de klinkerbestrating, waarom hij het juist acht dat langzamerhand de klinkers vervangen worden door keien. Door ihetzelfde lid wordt de wensch te kennen gegeven, dat een rij- wielpad worde aangeler, 1 over de dijken. loopende van den Dui>n£polder ondier de gemeente Biervliet af naar de kom der ge meente Philippine. Ten opzichte van eerstgenoemden wensch wordt door een lid van Gedeputeerde Sta ten erkend, dat keien duurzamer zijn dpn klinkers, doch ook, dat de uitgaven voor keien veel hooger zijn. Waar mogelijk en noodig, wordt de aan- dacht aan deze zaak gesrhonken. Door een ander lid in deze afdeeling wordt nogmaals de aandachl gevraagd voor het doen maken van een paardentrap bij de aanlegplaats van de Provinciaie boot in de haven te Zierikzee. Van de zijde van Gede puleerde Staten wordt opgemerkt, dat wel- licht de tijdsomstandigheden van invloed ge- weest zijn aan het niet tot stand komen van deze zaak. In eene afdeeling merkt bij hoofdstuk II afdeeling I art. 3 der uitgaven een lid op, dat de weg in de kom van IJzend'ijke zoo- danig rond ligt, daL eh bezwaar bestaat voor het vallen der paarden. Een lid van Gedeputeerde Staten antwoordt, dat het Col lege daaraan zijn aandacht zal wijden. In deze afdeeling vraagt een lid bij lioofd1- stuk III art. 7, om de Provinciaie Biblio- theek ook des avonds open te stellen, al- thans eenige avonden in de week. Dewijl het meer kosten met zich brengt, wenscht hij thans geen voorstel te doen, maar geeft hij toch Gedeputeerde Staten in overwe ging, dit punt nader onder het oog te zien. Een lid van Gedeputeerde Staten meent, dat het thans ook met het oog op het per soneel wat bezwaarlijk zoude zijn. Bij eene afdeeling vraagt een lid bij hoofd stuk III artt. 8, 9, 10 en 11 of het waar is, dat het personeel bij de booten, sedert de mobilisatie begonnen is, ueen vrijen Zondag heeft gehad; hij zou, indien dat zoo was en het mogelijk is ondanks de tijdsomstan- digheden dat te verandferen, in overweging geven, wat meer vrije Zondagen aan het personeel te geven. Een ander lid maakt de opmerking, djat de vaart b.v. naar Zierikzee wel eens ge- schied is in den donker, helgeen gevaar op- leverde met het oog op mijnen. Een lid van Gedepuleerde Staten merkt op, dat de menschen zeer veel vrijen tijd hebben gehad, en, als hij goed uitrekent, ook levenveel vrije Zondagen als voor den oorlog, al is het door de omstandighedjen niet zoo regelinatig. Hetzelfde lid zegt, dat, zoodra bleek, dat er mijnen ook op de Ooster-Schelde voor- kwamen, maatregelen zijn genomen en dat er op gelet zal worden, dat de booten voor den donker op de haven komen. Een ander lid hoopt, dat in elk geval, wat de vaart naar Walzoorden betreft, zooveel mogelijk rekening gehouden wordt met aan- komst en vertrek van treinen en de tegen- woordige dienstregeling zal gehandhaafd worden. Een lid meent, dat inderdaad niet alle Provinciaie diensten naar denzelfden inaatstaf kunnen geexploiteerd worden. In deze afdeeling wordt bij hoofdstuk VI afd. IV art. 2 gevraagd, hoe het komt, dat voor de Middelburgsche ambachtsschool een maximum van J 5000,— staat, terwijl voor- gesleld is j (W00.Een lid van Gedepu teerde Staten merkt op, dat dat verband zal liouden met het huidig aantal leerlingen. Het lid, hetwelk de opmerking maakte, deelt echter mede, dat het aantal leerlingen toch boven de 200 is geslegen. Een ander lid merkt op, dat dit verschil ook bij andere scholen bestaat, b.v. te Zie rikzee. Algeineene beschouwingen hebben niet plaats. Bij de artikelsgewijze behandeling herhaall de heer Van de Putte zijne vraag uit de afdeeling, betreffende den vrijen weekdag voor de kolenwerkers. De heer Van Roinpu deelt mede, dat wer- kelijk alleen vrije Zondagen voor deze man- nen bestaan. De heer Van de Putte stelde daarop voor, aan deze mannen vier vrije weekdagen in het jaar toe te kennen. De Voorzitter achtte dit geen amendement en meende, dat het als een afzonderlijk voor stel moet worden ingediend. De heer Dieleman bespreekt de kwestie van de vrije Zondagen van het personeel, en vraagt, of Gedepuleerde Staten er bij blijven, dat er evenvee! vrije Zondagen zijn geweest als in gewone lijden. De heer Van Rompu bevestigt dit. Hij deelt mede, dat na de mobilisatie eene nieu- we regeling zal worden voorbereid. De begrooting is daarna vastgesteld in ontvangsten en uitgaven op een bedrag van 220.060,321/2. Thans stelde de heer Dekker voor, aan ambtenaren in dienst der provincie en wel aan hen die minstens J 100 en ten hoogste 800 verdienen in dienst der provincie een toeslag toe te kennen van 1 per maand voor ieder kind beneden de 18 jaar. De heer Dekker zette in den breede de duurte der lijden uiteen en de houding van meerdere werkgevers in deze; hij meent, dat ook op de provincie den plicht rust, te oorzien in de behoeften harer ambtenaren. Een goede werkgever wacht niet tot de ondergeschikten vragen om toeslag. De heer Van de Putte deed een voorstel in gelijken geest als de heer Dekker, doch zonder bepaling van een bedrag. De Voorzitter wilde beide voorstellen met goedvinden van de voorstellers in handen an Gedeputeerde Staten stellen om in de Najaarszitting daaromtrent een voorstel te doen. De heer Van Niftrik zeide, dat het hem wel eens kwalijk genomen is, dat hij spreekt, als hij het niet met de andere leden van Gedeputeerde Staten eens is, miTar als hij het niet met zijn eer en geweten vinden kan, zal hij niet buigen. Hij houdt verder een warm pleidooi voor het verleenen van een toeslag. De voorstellen worden alsnu gesteld in handen van Gedeputeerde Staten. De heer Van de Putte stelt alsnu eene moti'e voor, waarbij Gedeputeerde Staten worden uitgenoodigd de kolenwerkers vier vrije dagen, buiten de Zondagen, te ver leenen. De heer Van Rompu zeide toe, dat daar- voor gezorgd zal worden. De heer Van der Vliet meende, dat de motie dan geen doel meer heeft. Deze wordt toch in stemming gebracht en verworpen met 35 tegen 4 stemmen. ni. Tot heffing van opcenten op de Rijks- belaslingen voor 1916, als volgt: 41 op de hoofdsom der grondbelasting op de onge- bouwde eigendommen, 33 op die op ge- bouwde eigendommen en 28 op de hoofd som der personeele belasting. Het voorstel is aangenomen. n. Tot verleening van subsidien aan am- bachtsscholen. Aan het onderzoek in de afdeelingen heb ben deelgenomen 39 leden, waaronder 6 teden van Gedeputeerde Staten. In een der afdeelingen vereenigden zich, blijkens het algemeen verslag, alle leden met het voorstel van Gedeputeerde Staten. In eene andere afdeeling werden door een 4tal leden opmerkingen gemaakt omtrent de algemeene regeling. Drie dezer leden waren van meening, dat wel eene meer algemeene regeling te ont- werpen ware geweest als thans door Gede puteerde Staten wordt aangeboden. Een dezer leden achtte het svsteem der regeling niet geheel en al juist; wel meen de hij, dat een vast bedrag per jaar en per leerling moesl worden verstrekt, maar dit bedrag moest ook verband houden met het aantal lesuren en het aantal vakken, waarin onderwijs werd gegeven. Een ander lid achtte een vast bedrag per leerling minder gewenscht. Hij was van oor deel, dat, waar vermeerdering of verminde ring van leerlingen met enkelen geen ver schil geeft voor de uitgaven der ambachts school, ook bij vermeerdering of vermin dering van het aantal leerlingen de ontvang sten gelijk dienen te blijven. Hij geeft daar- om de voorkeur aan een subsidie in verhou- ding tot de uitgaven, zooals ook bij de an dere vakscholen wordt voorgesteld, doch zou ten deze geen voorstel doen, omdat naar zijn meening binnen korten tijd een wettelijke regeling van het vakonderwijs tot stand zou komen en deze van zelf wijziging met zich zou brengen van de Provinciaie subsidie en de daarvoor te stellen regelen. Een ander lid was van meening, dat het voor de Provincie onnoodig was een zoo groot aantal regelen te stellen en dat men er mede had kunnen volslaan, met te bepa len dat voor iedere ambachtsschool 25, per leerling zou worden gegeven, mits het Rijk minstens de dubbele bijdrage van de Provincie verstrekt. Dit lid achtte het juist zeer in het belang van de ambachtsscholen, dat een vaste bijdrage per leerling werd ge geven. Wel is juist, dat vermeerdering of vermindering met enkele leerlingen geen wij ziging van het personeel ten gevolge heeft, maar iedere ambachtsschool-leerling kost aan de school een bedrag aan materialen, dat over het algemeen op minstens 25, per leerling per jaar is te stellen, zoodat wel degelijk de ambachtsscholen meer of minder kosten hebben, naar mate er meer of minder leerlingen de school bezoeken; en deze kosten kunnen zij ongeveer goed maken, doordat de subsidie van de Provin cie in verhouding is met het aantal leer lingen. Door Gedeputeerde Staten werd medege deeld, dat zij geraadpleegd hebben de rege ling in andere Provincien, maar dat de be staande toestand in onze Provincie reden gaf bij de afwijkende bepalingen, die voor de versehillende subsidie's gemaakt waren, om geen algemeene regeling te maken. Bo vendien zou binnen korten tijd een wette lijke regeling te verwachten zijn en dan zou toch de Provinciaie subsidie misschien op geheel andere leest moeten geschoeid wor den. Sedert jaren was eenmaal aange nomen een subsidie van 25,per jaar per leerling en daar wensehten Gedeputeerde Staten nu niet van af te wijken, omdat daar allicht moeilijkheden voor de bestaande scholen uit zouden kunnen voortspruiten. Wat de versehillende regelen op zichzelf betreft, werd door een paar leden de op merking gemaakt, dat het onbillijk was in het bijzonder met het oog op de kleine ge meenten, als eisch te stellen, dat de bijdrage van de gemeente, waar de school gevestigd is, gelijk moet staan met ten minste de helft van de Provinciaie bijdrage. Voor grootere gemeenten moge dit geen bezwaar zijn, klei- nere gemeenten, die eenvoudig gekozen wor den als centraal punt en wier ambachts school voor verre weg het grootste deel be- zocht wordt door leerlingen uit andere ge meenten, zouden dikwijls niet in staat zijn aan dezen eisch te voldoen; daarom was ook bij de oprichting van de scholen in Oost- bul-g en Hulst deze eisch niet gesteld. Een ander lid merkte op, dat het ook niet noodig was dezen eisch te stellen. omdat het de Provincie vrij onverschillig kan zijn, hoe men aan de rest van het geld komt. Het Rijk geeft ongeveer 50 »/o van de exploi- tatiekosten, de Provincie daarboven 25,— per leerling, de rest zal door de vereeniging moeten worden gevonden hetzij uit bijdragen van gemeenten uit particulieren en uit de schoolgelden. Geven de belanghebbende ge meenten niet voldoende, dan komt er van de oprichting niets. Namens Gedeputeerde Staten werd hierop geantwoord, dat de plaats, waar de school gevestigd is, groot voordeel geniet van - en groot belang heeft bij de vestiging van een goede onderwijs-inrichting en dat het daar om billijk is, dat zij een behoorlijk bedrag in de kosten daarvan geeft. Door dit antwoord niet voldoende over- tuigd, dat daarom van de plaats van vesti ging ten minste de helft van de Provinciaie subsidie als bijdrage moest worden gevor- derd, stelde een lid als amendement voor het schrappen uit de voorwaarde sub b van de 'woorden: „terwijl de bijdrage van de ge meente waar de school gevestigd is gelijk moet staan met ten minste de helft van de Provinciaie bijdrage" en uit de voorwaarde sub ji van de woorden„de voorwaarde b eerst in werking treedt, zoodra het aantal leerlingen aanleiding zou geven tot een Pro vinciaie bijdrage van meer dan 2.000. en dan nog tot een verhooging boven de 2.000,— beperkt blijft, zullende voor het bedrag tot en met 2.000,—." In stemming gebracht, verklaren 8 leden zich voor dit amendement, 3 tegen, terwijl 2 leden zich hun stem voorbehielden. Nog werd door een lid de opmerking ge maakt, dat het gewenscht zou zijn in de voorwaarde sub d op te nemen, dat niet al leen de behoefte moet blijken uit de over te leggen begrooting, maar ook uit de reke ning over het afgeloopen jaar. Hierop werd door Gedeputeerde Staten gezegd. dat zij meenden bij het toekennen van subsidie vooral rekening te moeten hou den met de begrooting, maar dat zij daarom geenszins de rekening ovdr het afgeloopen jaar uit het oog zouden verliezen. welke rekening hun volgens de voorwaarde sub g ook moest worden overgelegd. Overigens vereenigen alle leden zich met het voorstel van Gedeputeerde Staten. In de derde afdeeling vereenigen zich ook alle leden met het voorstel van Gedeputeer de Staten. Door een der leden werd be treffende de bijdrage van de gemeente. waar de school gevestigd is, dezelfde opmerking gemaakt, als in de vorige afdeeling. zonder dat zulks echter tot het indienen van een amendement of tot het uiten van hun ge- voelen te dien opzichte door andere leden leidde. De heer Dieleman heeft zich afgevraagd, of het niet wenschelijk ware geweest. dat Gedeputeerde Staten nog iets verder waren gegaan. Deze vraag kan betrekkelijk. in af- wachting op de rijksregeling, ter zijde wor den gesteld. Toch zou spreker gaarne voor alle vakscholen eenzelfden inaatstaf willen en wel eene subsidie in verhouding tot de uitgaven der scholen. Met de subsidieering per leerling bewerkt men dit niet. Spreker zal geen voorstel doen, maar wil alleen doen uitkomen, dat hij het niet geheel met het voorgestelde svsteem eens is. Ook blijkt spreker het lid te zijn. die heeft gewezen op het onbillijke van het verplichten van een groote subsidieering door de gemeenten, waar de scholen zijn gevestigd, en zal ten deze bij de artikels gewijze behandeling een voorstel indienen. De heer Blum verdedigt het voorstel van Gedeputeerde Staten, die met de omstandig- heden rekening houden. Subsidie toeken nen in verband met het aantal leerlingen en de uitgaven zou zeer bezwaarlijk zijn en het maken van nog meer bepalingen was moei lijk. Spreker wijst op het steeds grooter wor den van het aantal gesubsidieerde scholen. De aangelegde regelen zijn meer voor Ge deputeerde Staten dan voor de Provinciaie Staten. Bij de artikelsgewijze behandeling stelt de heer Dieleman voor, te laten vervallen de woorden „terwijl de bijdrage, enz." (zie het afdeelingsverslag hierboven).

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1915 | | pagina 1