ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VGOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 6241. Dinsdag 29 Juni 1915. 55e Jaargang. De Oorlog. ABONNEMENT: ADVERTENTlfiN: BINNENLAND. Telefoon 25. Pit BM verschijnt MaaMag^, Woensdag- en Yriidagavond, nitgezonderd op Feestdagen, by de Firma P. J. VAN DE 8ANDE te Ter Neuzen. Per 3 maanden binnen de stad I.Franco per post voor Nederland /1.10. Bij vooruitbetalingvoor Belgie 1.40, voor Ned.-Indie en Amerika 1.65, overig Buitenland f 2. ■Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders. Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer f 0.10. Bij direct© opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groolere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief. Inzending van advertentien voor I uur op den dag der uitgave. Valsche zilverbons. De Minister van Finaneien brengt ter kennis, dat opnieuw eenige valsche zilver- bons van f 2.50 (nieuwen vorrn) zijn aan- - getroffen. Deze bons dragen ais serieletter B. D. en als nummer 18323. Het verschil met de eckte bons is dui- delijk hieraan te zien dat 1°. op de valsche bons geen watermerk voorkomt. Zooals bekend, is op de echte bons, indien men deze tegen het licht houdt, het watermerk //2.50" zichtbaar 2o. op de valsche bons komt de blauwe ondergrond niet voor. De ondergrond van de valsche bons is licht geel, op de echte bons daartegen licht blauw met figuren van zeer lichtgele kleur. •so Aangezien valsche bons niet door het 20' Rijk zullen vergoed worden, zal het publiek, ter voorkoming van geldeiijke schade, goed doen nauwkeurig op de hem aangeboden bons toe te zien en dezen, indien zij ken- -'merken van vervalsching vertoonen, te weigeren of wel vooveel mogeljjk met in- ...lichtingen omtrent de herkomst bij den '-"agent van het Ministerie van Finaneien te Amsterdam (Korte Spinhuissteeg no. 3) of >-r bp een der betaalmeesters aan te bieden. De Ceres vergaan. De directie van de Kon. Nederl. Stoom- boot-Maatschappij ontving telegrafisch be- richt, dat het stoomschip Ceres, dat Maandag j.l. was uitgevaren om hout te halen, Vrijdag is getorpedeerd of op een mijn geloopen bij Soderarm. De geheele bemanning is gered en te Stockholm aangekomen. Wolff's bureau seint uit Stockholm aan de N. R* Crt. Het Nederlandsche stoomschip Ceres is gisteren bij bet eiland Soderarm gezonken, nadat het op een mijn geloopen was of ge torpedeerd. De bemanning van 25 koppen is door een loodsboot gered en later door een torpedoboot overgenomen en aan iandge- bracht. Alleen de scheepspapieren zijn gered. Een kwartier voor het zinken zag men aan boord een torpedoboot van onbekende nationaliteit, die ook nog gezien werd toen het stoomschip zonk. De torpedoboot deed echter geen enkele poging om de bemanning te helpen. De gezagvoerder van de Ceres meent, dat de ontploffing door een torpedo is veroorzaakt. De Ceres, 2000 ton metende, had geen lading aan boord. Aftonbladet meldt, dat de torpedoboot, die de ontploffing heeft waargenomen maar snel wegstoomde en de schipbreukelingen aan hun lot overliet, een Russische was. Aankoop brandstoffen. De gemeenteraad van Wormerveer mach- iigde in een spoedeischende vergadering Burg, en Weth. tot aankoop voor gemeente- rekening van anthraciet, tot een bedrag van f 13000 en voor f 4000 briketten als reserve voor den a. s. winter, ten dienste der ingezetenen. De Zaanstroom en Batavier V. Het prijsgerecht te Hamburg heeft uit- spraak gedaan in de zaak van de Zaanstroom van de Hollandscbe Stoomboot-Maatschappij en de Batavier V der Batavier-lijn. Naar men weet, was de niet-contrabande van de naar Zeebrugge opgebrachte Zaan stroorn indertijd reeds vrijgegeven en uit Zeebrugge teruggehaald. De procedure voor het ,/Preisengericht liep dus over de contrabande (o.a. de duizeri- den eieren, die aan boord van het schip waren). Bet prijsgerecht heeft de levensmiddelen, die bestemd waren voor Engeland en Zuid- Afrika, verbeurd verklaard. Daarentegen werden de levensmiddelen, bestemd voor Engelsch-Indie, Australia en Reunion, vrijgegeven. De verbeurd verklaarde lading der Zaan stroom is ongeveer 60 °/0 van de geheele lading. Daar meer dan 50 °/0 van de lading als contrabande besch >uwd wordt. is volgens de Londensche declaratie, ook de Zaanstroom zelve verbeurd verklaard. Wat de Batavier V" aangaat. ook van dit schip is een groot deel der lading door het prijsgerecht verbeurd verklaard. Op grond, fiat aan boord van dit schip minder dan 50 °/0 der lading contrabande was, werd de Batavier vrijgelaten. Naar men weet bevonden zich op de Batavier minder levens middelen dan op de Zaanstroom. Het is nog niet bekend, of tegen dit vonnis van het prijsgerecht hooger beroep zal worden aangeteekend. (Hdbl.) De alcjemeene toesfand. Aan den Dnjester en in het front be- noorden die rivier wordt de strijd nog steeds heftig voortgezet. De Russen, hoewel ge- noodzaakt zijnde Lemberg te ontruimen en hun hoofdkwartier naar Rusland over te brengen, bieden zoo schrijft het Alg. Hbl. overal tegenstand aan de opdrin- gende Duitsche en Oostenrijksche legers. De Russische berichten maken den indruk, dat de legers der bondgenooten telkens worden teruggeslagen en over den Dnjester geworpen de troepen van Von Linsingen, die tengevolge van de krachtige aanvallen van de Russen bij Martinof weder over den Dnjester moesten terugtrekken, lieten aan de overzijde een afdeeling achter, om het bruggenhoofd te vormen. Maar de Russen namen die afdeeling, ongeveer 15 cfficieren en 700 man, gevan- gen. En het leger van Mackensen, dat poogde langs den spoorweg van Lemberg over Kamenka en Berejany op te rukken, werd door de Russen belet dit plan uit te voeren, zoodat het naar zijn vroegere stel- lingen moest terugkeeren, tenminste den ondernomen opmarsch moest opgeven. In het Duitsche legerbericht worden deze tegen- slagen erkend, al wordt over de gevangen- neming van het bruggenhoofd bij Martinof niet gesproken. Maar uit alle berichten blijkt verder, dat de pogingen om den Dnjester over te gaan en den opmarsch voort te zetten, nog niet zijn opgegeven. Het Russische bericht verbaast zich eenigs- zins daarover, en zegt//ondanks dien ongelukkigen afloop van de pogingen tot j overgang van de rivier, ondernamen de Duitschers en Oostenrijkers toch in den nacht van 24 op 25 Juni opnieuw den overtocht, op bruggen, die ten zuiden van Boukatsjevetsj waren geslagen. Zij slaag- den er slechts in bij het dorp Roesdviany de rivier over te gaan." Hier is dus de sleutel van het Duitsche bericht//Verder stroomopwaarts zijn wij bezig met vooruitgaande aanvallen". Of de overgang bij Roesdviany zal leiden tot het bezet houden van de overzijde, is nog niet bekend. Het Russische bericht meldt, dat daar de gevechten nog voortduren. Het is ook niet op te maken uit de be richten of daar thans door Von Lissingen een voldoende troepenmacht over de rivier is gebracht, om stand te houden en den Russen te beletten den verderen overgang te bemoeilijken. Doch wel blijkt uit de berichten, dat de Russen den overgang over den Dnjester met alle macht pogen tegen te gaan want zij zien wel in, dat daarvan hun positie in dat deel van Galicie afhankelijk is. Doch waar reeds bij Zyndaczof de Oostenrijkers den Dnjester overtrokken en zij Chodarof, dat ten noorden van die plaats ligt, bezetten, is de eerste bres in de Russische positie gemaakt. In het noordelijk deei van het lange front, dat in Russisch-Polen in den hoek door den San en den Weichsel gevormd, aan die rivier was aangeleund, trekken de Russen reeds sneller terug, achtervolgd door de troepen van Aartshertog Jozef Ferdinand, die daar het bevel voert. Doch in het zuide- lijk deel van het front, langs den Dnjester en de Bessarabische grdns houden de Russen nog krachtig stand. Het bericht uit Tsjernowits aan den z/Lokal Anzeiger", dat melding maakt van de zeer krachtige Russische aanvallen, vooral ten oosten van Zaleszczyki, geeft daarvan het bewjjs, dat nog versterkt wordt door mededeelingen in de Russische berichten, over de groote aantallen gevangenen, die in deze gevechten worden gemaakt. De noodkreet van de //Times",, en van zijn militairen medewerker, kolonel Reping- ton, over het onvoldoende aandeel dat Engeland tot nog toe in den strijd genomen heeft, in vergelijking met de vastelandsmo- gendheden, maakt klaarblijkelijk diepen indruk. Het denkbeeld om den algemeenen dienstplicht in te voeren, dat herhaaldelijk geopperd is, stuit echter op te groote moei- heden. Daarvoor moet een organisatie worden gescbapen, die in de staten van het vaste- land geleidelijk is tot stand gekomen, maar die men, naast de andere reeds door den oorlog geeischte organisaties, niet maar zoo uit den grond kan sUmpen. Bovendien zou die dienstplicht, zoo men niet een zeker aantal lichtingen tegelijk kon oproepen, door aan de wet terugwerkende kraeht te geven, eerst na jaren tot het beoogde doel leiden. En al is men in iangeland overtuigd, dat men geen haast heeft, dat men het best kan uithouden, het is toch de vraag ot het voornemen, den oorlog jaren lang te rekken, niet op groot verzet zou stuiten. Er moest dus een andere weg worden ingeslagen om iederen Enge'schman er toe te brengen, wat Nelson bij Trafalgar noemde //every man to do his duty." En wanneer men nu de //Daily Mail mag gelooven, dan meent de Regeering dit middel, fgevonden te hebben. Aan iederen Engelschman zullen, naar dit blad meldt, door de regeering vragen worden gesteld niet alleen vragen omtrent leeftijd, beroep, woonplaats, gehuwd of ongehuwd maar ook vragen, die rechtstreeks van belang zijn voor den oorlog ,/Zijt gij bereid dienst te nemen, zoo daarvoor een beroep op u wordt gedaan ,/Zijt gij bereid eenig ander werk te doen, tijdens den oorlog Zijt gij bereid uw tegenwoordige woonplaats te ver- laten en elders oorlogswerk te verrichten, zoo dat noodig is Dit schijnt een middel, om door vrijwil- lige bereidverklaring hetzelfde doel te be- reiken, dat door dienstplicht in andere landen werd bereikt, ja nog meer, want de bereid verklaring geldt niet alleen den militairen dienst, maar ook den arbeid in de fabrieken voor het oorlogsmateriaal. En wie zal, zonder dat hem de blaam treft geen goed Engelschman te zijn, op die vragen ontkennend willen ot durven ant woorden Wellicht, dat dit middel zal baten en het Engelsche leger zoo sterk zal maken, de munitie-aanmaak en verzending zoo zal doen toenemen, dat de reeds zoo vaak verwachte en voorspelde doorbraak der Duitsche linies zal kunnen plaats hebben. Zelfs het Fransche succes in de Vogezen bij Metzeral en Fontenelle, beeft geen verder gevolg gebad. Er werden eenige posities prijsgegeven, ontruimd, of verloren de linie werd ietwat verplaatst, in de eene of andere richting, maar daarbij bleef het. Zoo kan het echter niet altoos blijven voortgaan. Zulk een abnormale toestand, die nu al sinds maanden duurt, mag niet voor onbepaalden tijd worden verlengd. In het belang van de oorlogvoerende mo- gendheden, in het belang der neutralen, in het belang van de geheele menschheid. En daarom, maak er einde aan, hoe eer hoe liever Zelfs in Duitschland vindt dit denkbeeld ingang en bij een partij, waarvan de be- kende conservatieve „Kreus. Ztg." het or- gaan is. In dit blad wordt //de ethische waarde van den wensch naar vrede" erkend in de volgende woorden z/Het is van ethisch standpunt te begrijpen, dat de gedachte, dat de wereld weer eens vrede zal kennen, in dezen tijd van bloed- vergieten, van rouw, wonden en pijnen, een bijzonder geluk brengende, verblijdende uitwerking moet hebben. Er is wel nie- mand, die niet met diep en vurig verlangen denkt aan het oogenblik, waarin de wapens zullen worden neergelegd, de vredesvlaggen zullen wapperen". Wat het blad dan verder zegt over de wijze, waarop die vrede kan worden ver- kregen, doet weinig ter zake. Het denkbeeld aan vrede, moet in dezen somberen, ernstigen, bangen tijd, worden aangewakkerd. In de hoop, dat daardoor de spoedige komst van den vrede, het spoedige einde van den strijd zal worden bevorderd. FKIflLLErOS. Q)3F2F12Jt, 2) Goldammer was reeds verzoend en ging den zoogenaamden salon binnen. Dat was de kamer waar de bezoekers werden ont- vangen, en vanwaar een trap naar het ate lier leidde. Dit vertrek was wel met smaak gemeubileerd, maar alle meubelen verlang- den naar de goede zorgen van den meubel- maker of van den stoffeerder. Voorzichtig zette de fotograaf zijn hondje in een hoek van de sofa neer en met een handgebaar noodigde hij den gast tot plaats- nemen op een der leunstoelen. Doch Gold ammer ging niet zitten; met een tevre- den glimlach op het gelaat, met de handen op den rug stapte hij in de kamer heen en weer. Op eens bleef hij voor Liebreich staan en zei: „Zoo'n beetje preutschheid is toch eigenlijk wel lief. Doe me een pleizier, pa- paatje, en ga zachtzinnig met het lieve kind om." Beide mannen waren ongeveer even oud, en Emil Liebreich zag er niet uit, of hij hardvochtig kon wezen." „Jammer dat mijn kind haar moeder reeds moet missen", zei hij met een zucht. Gewoon aan de kruipende houding van zijn winkeljuffrouwen en haarwerksters, schepte Goldammer evenveel behagen in Marie, zoowel oin haar fiere houding, als om haar frissche schoonheid. Reeds lang vond hij het preltig haar te zien, en telkens moest hij aan haar denken. Hij begon nu met Liebreich te overleg- gen, of zij in de eerstvolgende dagen niet eens een vroolijken avond konden hebben. Hij wilde Jeanne Duverssier, de directrice van zijn werkplaats, meenemen, dan telde het gezelschap evenveel dames als heeren. Liebreich had al tijd die Lransche dame gaame gezien. De fotograaf wist niet, dat hij ooit iets' van dien aard had laten blijken, maar zon der nog aan die Lransche te denken, had hij gewichtige redenen om dezen voorslag af te wijzen. Uit zijn aard was hij afkee- rig van alles, wat buiten den gewonen loop van zijn eenzelvig leven ging. De drukte, het gedruisch en de walm in de restaurants en in de cafe-chantants deden hem walgen. Hij zocht uitvluchten, want den vrien- delijk gezinden kapper wilde hij niet rond- uit afwijzen. Emil Liebreich was trouwens geen man, die flink een besluit kon nemen. „Natuurlijk betaal ik alle kosten", zei Goldammer, terwijl hij de sleutels in zijn broekzak liet rammelen. „Ik weet wel, vriend, dat ge zulke bui- tengewone uitgaven niet doen kunt." „Als ik dat buiten rekening laat, zal er loch niets van komen", antwoordde de fo tograaf zaclit. „Mijn dochler zal niet wil len, ze is helaas wat eigenzinnig." ,.Ja, mijn waarde, hoe ge het klaar-spec-It met dat stijfkopje, is uw zaak; laat me van- middag maar weten, of mijn uitnoodiging wordt aangenomen. Kom, ik ga weg! Adieu!" En hij ging heen. Liebreich verbood den hond, die den kap per nablafte, nam het diertje op den arm en fluisterde: „Wij zijn altijd goede vrien- den. Ja, laat die anderen maar loopen, die gaan ons niet aan." Zoo sprekende ging hij met zijn fatondje op den schoot bij het ven- ster zitten. Daar werd aangescheld en weinige oogen- blikken later stak Asset het hoofd door een kier van de deur en, nog buiten adem van zijn werk aan de lift, zeide hij: „Een dame met twee kinderen is erik geloof, dat het de vrouw is van den rijken slager. die op den hoek van de Kroonstraat woont." „Het kan nu niet. Ze moet maar eens terugkomen", riep de fotograaf barsch. Assel zeide nog een paar woorden om zijn neef tot nadenken te stemmen, doch hij begreep spoedig, dat in deze stemming niets met zijn vriend te beginnen'was. Hij trok dus de deur dicht en wist zelfs de veront- waardigde slagersvrouw over te halen tot de belofte, dat zij zou terugkomen lom haar por- tret te laten maken. Bij Liebreich werd de lust tot werken al minder en minder. Zoolang zijn vrouw leef- de, had hij aan haar een /steun gehad; nu hij haar miste, scheen hij naar ziel en lich'aam verslapl te zijn. Om zijn flinlce dochter be- kommerde hij zicli weinig, die kon zich wel redden. Tot haar geluk had haar moeder Lot haar zestiende jaar het meisje aan ern stigen arbeid gewend, zoodat Marie nu in staat was zichzelf te besturen. Marie gevoelde wat in haar vader om- ging; zij begreep zijn treuren om de gelief- de doode, want ook hij haar had het lang geduurd eer zij wat bekomen was van den zwaren slag. Doch haar frissche jeugd en de noodzakelijkheid van het huiswerk, de verzorging der beide mannen hielpen haar de smart overwinnen. Daar de fotografie- zaak voortdurend achteruitging, zou zij haar vader en haar oom weldra moeten her- inneren aan de noodzakelijkheid om geld te verdienen, maar ze zweeg, omdat haar va der nog altijd het geld had gegeven, dat zij voor de huishouding noodig had. Zij was vroolijk en welgemoed, zooals van jonge menschen is te verwachten. TWELDE HOOEDSTUK. Na het middagmaal, toen Marie de keuken opgeruimd en zich wat opgeknapt had, ging zij bij oom Hans. De kleine man zat over zijn werk gebukt aan de groote tafel, en was zoozeer in den arbeid verdiept, dat Vredesgep^chten. Meer dan ooit, meldt men van Duitsche zyde, tuoet ineu een tvHjfe.iende houding aannemen teger.over geruchten over vredes- vooruitzichten. Te Londen en Parijs is de koppigheid nog zoo groot, dat er geen kans op verzoening bestaat. Duitschland echter is tbans niet alleen aan ieder front aan de winnende hand, maar voelt tevens de kracht in zich, den strijd voort te zetten totdat zijn vijanden hun plannen, waarmede zij den wereldoorloghebben doen ontbranden, hebben opgegeven. Aan dat idee moet dus worden vastgehouden. Een Zwitsersch blad vernam uit MiJaan, dat een in 't Vaticaan verkeerend persoon verklaard heeft, dat eerlang in Zwitserland politieke personen van alle oorlogvoerende landen bijeen zullen komen om zonder ver- binding de grondslagen voor een vredes- conferentie te bespreken. Die samenkomst zou een gevolg zijn van president Wilsons bemoeiingen. De Nationale Zeitung verklaart echter, dat Duitsche politici geen deel zullen nemen aan de onderhandelingen. Wij deelen een en ander onder alle voor- behoud mede. Ook de officieuse Norddeutsche Allgemeine Ztg. ontkent de gegrondheid van de ge ruchten over vredestoebereidselen. Het blad verklaart met nadruk Gedurende den ge- heelen oorlog heeft geen vijandeiijke regee ring, noch middellijk, noch onmiddellijk vredesaanbiedingen aan Duitschland gedaan en ook is tot heden bij de Duitsche regee ring niets bekend geworden, hetwelk er op wijst, dat een der vijandeiijke regeeringen bereid zou zijn vrede te sluiten. Groenie-woeker1. Professor dr. Dammer, custos aan den botaniscben tuin te Dahlem bij Berlijn schrijft in de Vossische Zeitung: Er is dit jaar in Duitschland meer groente geplant dan in andere jaren, niet alleen in de particuliere tuicen, doch ook door de groente-telers. Men zou denken, dat wij spoedig groente in overvloed zullen hebben. Desniettemin zijn de groente-prijzen hoog, buitengecvoon hoog. Men wil, e'venals bij de aardappelen vroeger, weer te veel ver dienen. Is het niet gruwelijk, dat spinazie bij wagonladingen tegelijk uit de centrale markthai gebracht moest worden, niet om gegeten, doch op den mesthoop gebracht te worden Is het niet ongehoord, datduizen- den centenaars spinazie in een tijd. dat het pond in normale jaren vijf pfennig kost, eenvoudig niet geoogst worden. doch mee oingeploegd met den grond, omdat er geen aannemelijke prijs voor betaald werd Uit Engeland. De oproep voor vrijwilliger om in den vrijen tijd en's avonds in de regeeringsarse- nalen en munitiefabrieken te werken, heeft meer aa ibiedingen opgeleverd dan terstond kunnen worden aangenomen. De aanbiedingen waren duizenden in getal. Een speciale vrijwillige brigade van bankbeamb'en en klerken is gevormd om die te behandelen. Alle klassen werken mede. Zij die uitge- kozeu zijn om aan den arbeid te gaan. be- staan uit geestelijken, kooplieden, bankiers, advocaten. accountants, ingenieurs, lood- gieters enz. hij haar binnentreden niet hoorde. Achter Hiein staande, bedekte zij onverwacht zijn oogen met haar handen, doch Hans raadde dadelijk, dat zij het was. Zij kwam bij hem zitten op den hoek van de tafel, haar ge- wone zitplaats, sedert de laatste tien jaar als ze in deze kamer kwam. Zoo konden ze elkaar het best aankijken en met elkaar babbelen. Zij haalde haar breiwerk uit den zak en vroeg: „Wat ben je nu weer aan het ma ken"?" „Ik ben bezig aan een machine voor den landbouw. Maar hoor eens, kind, waarom ben je toch zoo onvriendelijk tegen onzen huisheer? Hij kan ons veel kwaad doen." „Ik kan die vervelende Goldammer hoe 1 anger hoe minder uitstaan. Vroeger ging ik dikwijls naar beneden om met de win keljuffrouwen te praten, toen heb ik ook dikwijls met Florian gestoeid. Tegenwoor- dig vermijd ik alien omgang met hen. Mijn- heer Goldammer is zoo overvriendelijk en wil me telkens aanpakken, ik moet grof wor den om hem van mijn lijf te houden. En hoe vriendelijker hij is, hoe koeler juffrouw Jeanne is, en vroeger waren we toch bij zonder vertrouwelijk met elkaar." (Wordt vervolgd). COURANT.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1915 | | pagina 1