Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 6234
Zaterdag 12 Juni 1915.
55e Jaargang.
BINNENLAND.
TWBBDB BILi-A-IP.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Donderdag 10 Juni.
Voorzitter de heer Goeman Borgesius.
Een tijdelijk gezantschap bij den Paus.
Aan de orde is, volgens het verslag der
H. Ort., de yoortzetting der behandeling
van het wetsontwerp tot instelling van
een tijdelijk gezantschap bij den Paus.
Rede van Minister Loudon.
De Minister van Buitenlandsche Zaken,
de heer London, zegt, dat een Minister van
Buitenlandsche Zaken in tijden als deze,
nu ieder zoo gaarne belangwekkende mee-
deelingen zou hooren, noodwendig velen
moet teleurstellen, doordat hij gedwongen
is te zwijgen. Echter is de aanhangige
zaak, ontdaan van de dramatische weefsels,
waarmee men ze heeft omsponnen, zeer
eenvoudig. De Regeering was bekend ge-
worden niet slechts met een vredelievende
gezindheid van bet Vatikaan, maar met het
feit van een embryonale vredesactie, die
men ginds wenscht te voeren.
De opdracht van dr. Nolens strekte tot
het verleenen van tussehenkomst tusschen
de Regeering en het Vatikaan om na te
gaan, of eenigerlei samenwerking tusschen
beiden wellicht op den duur bevorderlijk
voor den vrede kon zijn. Het bleek dat
de aansteliing van een officieel vertegen-
woordiger bp 't Vatikaan de meest ge-
schikte weg was om te trachten iets voor
het herstel van den vrede te doeu.
Op dit oogenblik is de toestand niet zoo,
dat de eene partij wel vrede wil en de
andere niet. Ware dit wel het geval en
ging de Regeering werken voor den vrede,
dan zou het den schijn hebben alsof zij
eerstgenoemde partij in de kaart zou
willen spelen.
De ontroering, door dit ontwerp teweeg
gebracht, betreft slechts een deel der natie.
De bestrijding er van is psyehologisch zeer
merkwaardig. Het ontwerp is genoemd
ondemokratisch, onliberaal, anti-histonsch,
niet volgens het mandaat, der Regeering
door het volk verleend enz. De Minister
heeft anonyme brieven ontvangen, waarin
werd verklaard, dat door de indiening van
dit ontwerp het laatste uur van zijn mi-
nisterieel leven wasgeslagen. (Vroolijkheid).
Overigens kan de Minister slechts herhalen
dat de zaak zeer eenvoudig is de Regeering
aan het gezantschap slechts een tijdelijk
karakter verleent en de instelling er van
niet beschouwt als de voorbereiding voor
een permanent.
Ook wanneer de vredes-actie niet gelukt,
zal het voor Nederland een eer zijn, ei aan
te hebben meegewerkt. Moeilijk kan men
zich voorstellen dat er in ons laud menschen
zouden zjjn, die liever geen vrede zouden
willen dan een, door bemiddeling van het
Vaticaan tot stand gekomen.
Tegen de wijziging in den considerans,
door den heer van Idsinga voorgesteld vol
gens welke het besluit der Kamer een gevolg
is van een reeds genomen beslissing der
Regeering, heeft de Minister geen bezwaar.
Hp laat de beslissing er van aan de Kamer
over.
Zonder eenigen twijfel zou de Minister
een afstemming van dit ontwerp beschouwen
als een bewijs van wautrouweu in de Re
geering.
Rede van Minister Cort van der Linden.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
de heer Cort van der Linden, zegt dat de
oppositie een gevolg is geweest van vei-
moedens en vrees, die uit de strekking van
het ontwerp niet zijn af te leiden. Men
vreest dat het Protestantsch karakter des
volks zal worden aangetast. Vergeet men
niet, dat een aanzienlijk deel van dat volk
uit Roomsch-Katholieken bestaat
Had ons volk geen Protestantsch karakter
al die jaren dat wij geen bpzonder, maar
een permanent gezant hadden bij den Paus?
Het zou een bederf in het Staatsbedrpf zpn
als de Regeering des lands rekening hield
met eenige geloofsvoorkeur. Zij is niet
Roomscb, niet Protestantsch, en kan dat
niet zijn. Als het waar was dat het bp
zonder gezantschap langzamerhand zou wor
den een permanent, dan zou dat nog niets
veranderen aan den aard van t gezantschap.
Want de aard er van wordt niet bepaald
door den duur er van.
In den Paus heeft men te zien een be-
langrijke internationale politieke macht.
Deze macht moge men betreuren, maar ze
is een realiteit. Als de Pans bereid is,
zijn groote macht te gebruiken in het be-
lang van den vrede behoeft het geen ver-
wondering te baren, dat de regeering aan-
raking zoekt met den Paus door de zending
van een officieele gezant.
Dit laatste is het eemg juiste middel
De deuren van het Vatikaan gaan met
zoo gemakkelpk open als men zich voor-
stelt.
Zend men er een missie heen van een
ander karakter, dan zou deze wellicht in
de antichambre van het Vatikaan worden
toegelaten, maar niet vernemen, wat te
weten het doel van haar instelling was.
De Regeering, die aanraking met den
Paus heeft gewild, weet ook te waardeeren
de tegemoetkomende houding, door den
Paus aangenomen. Het gaat niet aau, als
men pogingen tot samenwerking zoekt, te
zeggen vlk wil wel trachten, met u samen
te werken, maar verder bedank ik voor de
zaak".
De heer Eerdmans interrumpeert
Dus toch permanent
De Minister Neen, mijnheer Eerdmans,
niet permanent, en ik ontzeg u het recht,
dit wantrouwen te toonen in de Regeering,
die heeft verklaard, dat het niet permanent is.
Deze zaak is hier en daar bezoedeld door
een toomeloozen geloofshaat.
(Beweging.)
De heer Duys Ik was van plan, voor
te stemmen, maar nu stem ik tegen.
De Minister Men verzet zich tegen de
instelling eener missie, waardoor de macht
van den Paus niet wordt vermeerderd en
niet kan worden vermeerderd. De inter-
nuntius hier is de agent van den Paus maar
onze gezant bp den Paus is de agent van
onze Regeering en heeft onze belangen te
dienen en niet die van den Paus. Als in
ons land geen enkele katholiek was, zouden
wij evenveel belang hebben bij een gezant
schap bij den Paus als thans.
De Regeering zou, is er gezegd, bij dit
voorstel speculeeren op politieke winst.
Zulk een Regeering zou de Kamer mis-
leiden en de Kamer zou haar geen oogen
blik de leiding van 's lands zaken mogen
toevertrouwen.
Het is waar, dat de katholieken in ons
land met blijdschap zullen zien, dat een
gezantschap wordt ingesteld bij den Paus,
dien zij nu eenmaal erkennen als hoofd
hunner kerk. Het is waar, dat het ver-
trouwen der katholieken in deze regeering
erdoor zal worden versterkt. Doch is dit
een reden om niet tot het voorstel over te
gaan
Er is gezegd dat de godsvrede door het
voorstel wordt verstoord. De Minister
begint hoe langer hoe minder te begrppen,
wat men onder godsvrede verstaat. De
godsvrede is niet in 't belang der politieke
partijen, maar in dat der Regeering, die
daardoor de eenheid des lands kan doen
uitkomen. Wie denkt over godsvrede in
de eerste beteekenis, begrijpt niet de verant-
woordelijkheid der Regeering in deze tijden
tegenover het buitenland. Men moet er
zich wel bewust van zijn, dat de geheele
constitute der wereld, zooals wij die altijd
hebben gekend, is ontwricht, en dat na den
vrede een gausch andere stand van zaken
er zal zijn. In de toekomst staat, hoe ook
het einde van den oorlog moge zijn, het
belang onzes lands en onzer kolonien op
het spel.
In deze onberekenbare toekomst mag de
Regeering niets verzuimen, wat tot verze-
kering van het lot des lands leiden kan,
niets verzuimen ook geen aanraking met
het Vatikaan,
Niemand weet, waar de banden voor den
vrede zullen worden aangeknoopt. Als dit
te Rome zal geschieden en daar de on-
derhandelingen worden gevoerd, is het zaak,
dat wij voor de belangen van Nederland
op de bres zullen staan.
Het is wijders onze plicht, dat wij als
neutrale mogendheid zullen medewerken
in de volheid onzer vermogens tot het ber-
stellen van de ontzaglijke materieele en
inoreele schade, die de zieke menschheid
ljjdt.
Re Minister is er van overtuigd dat de
invloed des Pausen zeer belangrijk zal zijn.
Maar al was dit niet geval en de kans,
dat de Paus invloed ten goede kan oefenen,
klein, dan zou men deze kans nog moeten
aangrppen, waar het er op aan komt, een
uitweg te vinden uit dezen doolhof van
ellende,
Er zijn in het midden van ons land, die
trachten, ons te drijven naar den afgrond
van den oorlog. Dit spelen met vuur zou
zeer gevaarlijk zpn, als ons volk een meer
outvlambaar karakter had.
Zooals het nu is, is de Minister er van
overtuigd, dat ons volk zich zal laten leiden
door zpn gezond verstand.
De mensehen, die ons tot oorlog trachten
te brengen, doen dit voor eigen verant-
woordelijkheid. Dec volk ziet hun bedrjjf
aan en gaat zijns weegs. Volgens een bekend
staatsman worden de hoofden in Nederland
wel eens verhit, maar zijn zij spoedig weer
afgekoeld. Nederland is bereid tot den
oorlog, maar wil den vrede. De neutraliteit
blijft bewaard door den wil des volks.
Ons volk is geweest de bakermat van
het volkenrecht, dat het tot de laatste jaren
toe heeft trachten te behoeden en te be-
waren. Door zijn traditie kan Nederland
een steun zijn bij het herstel van het in-
ternationaal recht en het internationaal
verkeer na den vrede. Zoo ook kan Neder
land, als het, gelpk tot dusver, zijn zelf-
beheersching bewaart, een steun zpn bij
het herstel van den vrede.
De Regeering heeft er prijs op gesteld,
dat de Kamer in voile vrijheid zal oordeelen
over het voorstel der Regeering. Als de
Kamer bet voorstel afwpst, zal dit insluiten
een wantrouwen in dit gedeelte van het
regeeringsbeleid, hetgeen de kracht der
Regeering zou verzwakken, wat niet zou
strekkeu in het belang van het laud en
het belang van den vrede.
Er wordt gepauzeerd.
Na de pauze is aan de orde de
regeling van werkzaamheden.
De Voorzitter stelt o.a. voor, a.s. Woens-
dag het wetsontwerp tot uitbreiding van
den Landstorm in de afdeelingen te onder-
zoeken.
De heer Duymaer van Twist bepleit met
de groote urgentie van het voorstel af-
deelingsonderzoek, op morgen.
De heer Troelstra verklaart zich voor
een zoo voorzichtig mogelijke behandeling
van dit voorstel, opdat het geen koren op
den molen worde van hen, die ons volk in
de richting van oorlog willen drijven.
Aangenomen wordt het voorstel des
voorzitters.
Aan de orde is de voortzetting der be
handeling van het wetsontwerp betreffende
een tijdelijk gezantschap bij dpn Paus.
De heer Nolens zegt, dat men alleen
te doen heeft met wat er in de Kamer
wordt gezegd en kan elimineeren wat daar-
buiteu er over is gezegd en geschreven.
Spreker is in deze zaak persoonlijk ge-
mengd geweest. Hij is naar Rome gegaan
niet als ambtenaar van het departement,
maar als makelaar. Daarbij had hij zich
voorgenomen, niet te behooren tot die
menschen, van wie men wel eens zegt, dat
het zpn eerlpke menschen, die naar het
buitenland worden gezonden om daar in
het belang van het land te liegen.
Het vertrouwen, dat wij in de Regeering
moeten stellen, wat betreft de militaire en
politieke aangelegenheden van het oogenblik,
moeten vooral in deze aangelegenheiu aan-
wezig zijn. Het is diplomatiek niet beleefd,
om als alle personen, die bij de zaak be-
trokken zpn hebben herhaald, dat het een
tijdelijk gezantschap is, nochthans voort-
durend over het //gevaar" van een perma-
nente missie te spreken. Spr. waardeert de
tegemoetkomende houding der Regeering.
Er wordt gerepliceerd door den heer
Eerdmans.
De heer De Savornin Lohrnan doet een
beroep op de leden der Kamer om de dis-
cussien na de zakelijke en duidelijke rede
des Ministers van Buitenlandsche Zaken in
het belang des lands te beeindigen.
De heer Tydeman verklaart, mede namens
zijn politieke vrienden, dat na de rede des
Ministers van Binnenlandsche Zaken de
dubia eerder voor hen versterkt dan ver-
minderd zijn. Echter wenschen zij de
regeering niet tegen te werken en zullen
mitsdien hun stem aan het ontwerp geven.
Minister Cort van der Linden repliceert.
De heer Duys verklaart, na de rede van
den Minister van Binnenlandsche Zaken
niet meer te kuuneu oordeelen over de
incidenteele en politieke strekking van het
ontwerp en mitsdien voor de stemming de
zaal te zullen verlaten. (Vroolijkheid.)
Ret wetsontwerp wordt vervolgens in
stemming gebracht en aangenomen met
83 tegen 10 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Eerdmans,
Bichon van lJsselmonde, Helsdingen, Heeres,
De Muralt, Van Raalte, Gerhard, Mendels,
Spiekman en Lieftinck.
De interpellatie-van Yuuren.
Aan de orde is de voortzetting der be
handeling van de interpellate des heeren
Van Vuuren tot den Minister van Kolonien
in verband met de uitgifte der Indische
leening.
De Minister van Kolonien, de heer Pieyte,
gaat de geschiedenis van de voorbereiding
der leening nog eens na en vermeldt, dat
de president der Nederlandsche Bank, de
heer Vissering, hem den raad had gegeven,
niet te karig met commissie-loon te zijn.
De Minister had getracht, geld in Ame-
rika te krijgen. Tot dat doel was iemand
den oceaan overgestoken, maar hij had geen
geld kunnen leenen dan tegen zeer hooge
provisie. Ook behoefde men er niet aan
te denken, geld op de markten in het overige
buitenland te kunnen krpgen.
Door de leening van Minister Treub en
de gemeentelijke leeningen was het water
hier afgevischt. Toen kwam bij den Minister
de gedachte op met de kredietinstellingen
in verbinding te treden. Hij kende Indie
en begreep, dat langs haar kanalen het
kapitaal kon worden geplaatst.
Door het gebruik van het consortium
kreeg men ook de beschikking over zijn
technische en lokale kennis. De verzekering
der geheele leening was bovendien voor
den Minister niet de hoofdzaak, wel de
vestiging van een Indisch krediet. De
moeilijkheden, om aan geld te komen,
waren groot. De Minister had overal het
hoofd gestooten, en de heer van Aalst had
hem verklaard, dat zijn denkbeeld niet zou
kunnen worden verwezenlijkt. Zoo trok
de Minister ten laatste naar Amsterdam,
om met de hoofden der kredietinstellingen
te confereeren, tengevolge waarvan de
overeenkomst tot stand kwam, die aan de
Kamer bekend is.
Als men 't commissieloon te hoog vindt,
moet men niet vergeten dat ook bij bui
tenlandsche staats- en koloniale leeningen
steeds hooge commissiekoersen werden uit-
gekeerd. De 3 iustellingen hebben zoo met
elkaar 143.500 gulden verdiend, maar deze
winst hebben ze afgestaan aan de menschen,
die zich bij haar hadden gevoegd.
De emissie was afgewikkeld op den dag
dat de toewijzing had plaats gehad. De
heer van Vuuren en zijn zegslieden hebben
de zaak anders opgevat, waardoor ze in
een geheel ander licht komt.
De heer Van Aalst over den
oorlog.
In de /.Vossische Zeitung" vervolgt de
speciale correspondent, wiens onderhoud
met professor Hector Treub wij dezer dagen
weergaven, zijn serie interviews, sehrijft de
Tel. Dezen keer is het de meening van den
president der Nederlandsche Handels-maat
schappij, den heer C. J. K. van Aalst, die
openbaar wordt gemaakt.
Spoedig na het uitbreken van den oorlog",
aldus het artikel, werd in Nederland de
Nederlandsche Overzeetrust-maatschappij ge-
sticht, of beter gezegd, de heer Van Aalst,
de president der Nederlandsche Ilandel-
maatschappij, richtte haar op, met het doel
een centrum te scheppen, hetwelk er voor
zou kunnen borg staan, dat de uit het een
of andere land hier geiraporteerde contra-
banda niet weder near een der oorlogvoerende
rijken zou worden uitgevoerd. Met andere
woorden om een einde te maken aan de
geliefkoosde beschuldiging van Engeland
als zou Nederland slechts invoeren, om
naar Duitschland te kunnen uitvoeren.
//De heer Van Aalst staat ongetwijfeld
aan bet hoofd der Nederlandsche koopmans-
wereld", aldus vervolgt de man van de
//Vossische" zijn artikel, dat tot opschrift
draagt ,/Neerlands handelswereld in den
oorlog". Aan zijn energie in de eerste
plaats is het te danken, dat Neerlands
koloniale handel werd, wat hij thans is.
En toen Engeland begon met Nederland
wegens zijn //verboogden invoer" moeilijk
heden in den weg te leggen en het gevaar
bestond, dat Engeland dit voorwendsel zou
gebruiken, om Nederland alien toevoer af
te snijdeu, was het Van Aalst, die het
dreigend gevaar onder de oogen zag, met
Engeland onderhandelingen aanknoopte, en
de trust oprichtte.
Het spreekt van zelf, dat een toonaan-
gevende persoonlijkheid als de heer Van
Aalst, in wiens handen de draden der
Nederlandsche handelswereld bijeenkomen,
de stemming in de Nederlandsche handels
wereld door en door kent. Van daar, dat
ik mij onder den indruk van het onderhoud
met professor Treub, tot hem heb gewend.
Ik heb hem medegedeeld, wat professor
Treub mij gezegd had en vroeg ziju mee
ning dienaangaande.
Ten einde dal, wat de heer Van Aalst
antwoordde cronologisch te kunnen weer-
geven, dien ik eerst nog even op de hierboven
aangestipte oprichting van de N. 0. T. M.
terug te komen. De heer Van Aalst zeide
mij, dat de stichting der maatschappij hem
den roep beiorgd had anti-Duitsch te zijn.
Niets is onjuister dan dit. In de eerste
plaats is hij Nederlander en dientengevolge
is het zijn streven de belangen van Neder
land te behartigen. Als zoodanig is hij
absoluut neutraal.
Toen de onderhandelingen met Engeland
over het oprichten van de Trust werden
aangeknoopt, geschiedde zulks niet om te
ageeren tegen Duitschland, maar uit den
aard der zaak moest men het in de eerste
plaats eens worden met Engeland om den
toevoer der schepen te verzekeren. Ten
slotte heeft ook Duitschland ingezien, dat
de maatschappij geen ander doel heeft, dan
de meest absolute verzekering van de neu
traliteit in het belang van Nederland. Thans
kon de heer Van Aaist niet voldoende ver-
klaren, dat de economische toestand van
Nederland ten gevolge van de oprichting
der Trust werkelijk goed is.
Den boer, die een ruimer afzetgebied voor
zijn producten heeft, dan voorheen, gaat
het beter dan ooit. De industrie ontvangt
de stoffen, welke zij noodig heeft voor de
voortzetting van haar bedrijf en, moge hier
en daar een enkeling lijden, de economische
toestand laat, over het geheel genomen,
nauwelijks iets te wenschen over. Dit is
niet het gevolg van een anti-Duitsche of
een anti-Engelsche, maar van een pro-Neder
landsche handelspolitiek. De Trust yervult
haar taak met de allerstrikste neutraliteit.
Onder geen enkele omstaudigheid wordt
uitgevoerd, wat ingevoerd wordt. Zoo zou,
bijvoorbeeld, Engeland gaarne millioenen
voor Duitsche aniline betalen telkens weer
komen aanvragen uit Engeland, of het niet
mogelijk is een weinig, een heel klein
beetje, af te staaD. Het antwoord aldus
de heer Van Aalst behoef ik u zeker
niet te zeggen. Wij zijn thans zoo ver,
dat, teneinde misbruik te voorkomen, het
lossen, stuwen en opslaan van Duitsche
aniline in Nederland wordt bewaakt door
detectives.
Nadat de heer Van Aalst zich aldus
verdedigd had tegen het hem door een
Duitsch blad gedane verwijt van anti-
Duitsch te zijn, bespraken wij de algemeene
stemming in Nederlandsche handelskringen.
In tegenstelling met professor Treub is
de heer Van Aalst van meening, dat de
Nederlander den Duitscher beslist genegen
ishem als den meest sympathieke zijner
buren beschouwt.
Tot bewijs kan bijvoorbeeld het feit
dienen, dat de Nederlander met voorliefde
in Duitschland reist. Zelden denkt hij aan
een overtocht naar Engeland daarentegen
treft men hem herhaaldelijk in alle deelen
van Duitschland aan. Daar voelt hij zich,
voor zoover dit in het buitenland mogelijk
is, het spoedigst thuis. De heer Van Aalst
zelf is jarenlang lid geweest van de Duitsche
club te Singapore en heeft zich in de
Duitsche omgeving altijd op zijn gemak
gevoeld.
Desniettemin heerscht in Nederland een
zekere ontstemming tegen Duitschland, al
is het, om de hierboven aangegeven rede-
nen, verkeerd, te spreken van een gepronon-
ceerden haat. Maar er bestaat het niet
te beschrijven, instinctmatig ondervonden
gevoel van onbehaaglijkheid, dat altijd hand
aan hand gaat met wantrouwen. Met
andere woorden de Nederlander heeft angst
voor een te machtig Duitschland. Door
dit gevoel gedreven, verklaarde de heer
Van Aalst openhartig, hoopt de meerderheid
van het Nederlandsche volk op Duitschlands
nederlaag. Niet en daarop leg ik nog-
maals den nadruk uit haat tegen Duitsch
land maar uit vrees, dat het Nederland
vergaan kan, zooals Belgie.
#En deelt u deze meening?" vroeg de
man van de //Vossische". //Gelooft u, dat
Duitschland, indien het als overwinnaar uit
dit strijdperk treedt. Nederland met huid
en haar zal verslinden
En de verstziende, grootste koopman in
Nederland antwoordde
„Neen, zeer beslist neen. Want Duitsch
land zal aan een vriendschappeljjk gezinden
zelfstandigen Nederlandschen buurman altijd
meer hebben dan aan een vijandelijken
bondsstaat. Ik geloof niet dat in Duitschland
thans het geringste plan bestaat, om de
zelfstandigheid van Nederland te bedreigen."
Doch desniettemin en dit voelen wij
alien als Duitschland Belgie houdt en
ook op deze grens onze buur wordt, zijn
wij in een groot Duitschland als eenige
buur geklemd. En al zijn de voornemens
nog zoo goed, die groote kerel om ons heen
beneemt ons lucht en adem. Wij stikken
in een atmosfeer van voortdurende be-
klemming. Want wij zouden ons nooit
kunnen bevrijden van de gedachte, Duitsch
land zooal niet vandaag, en niet binnen
tien jaren, dan misschien toch binnen
vijftig of honderd jaren het noodzakelijk
zou kunnen achten Nederland in te lijven.
Bedenk wat dit voor ons zou beteekenen.
Het absolute einde. Want Engeland zou
onmiddellijk de Nederlandsche kolonien in
bezit nemen. En onze rol in de wereld-
gesehiedenis zou uitgepeeld zpn.
Nu ben ik persoonlijk van meening, dat
Duitschland Belgie niet zal behouden. En
om deze reden deel ik in de eerste plaats
de vrees mijner landgenooten niet.
Hoe stelt u zich de toekomst voor tus
schen Duitschland en Nederland vroeg
de interviewer, en de heer Van Aalst ant
woordde
„Ik voorzie een vruchtbare samenwerking
tusschen beide landen. Ik geloof dat na
den oorlog, onverschillig hoe hij eindigd,
Nederland in Duitschland en door Duitsch
land een groote economischen vlucht zal
nemen."
Wien wenscht gij persoonlijk de over-
winning toe, meneer Van Aalst?" vroeg
de Duitscher.
Hij antwoordde niet dadelijk.
z/Ik ben neutraal, een Nederlander. En
geland ligt aan de overzijde van het Kanaal.
L>e eenige buurman is na Belgie's neder
laag Duitschland. Kunt u het dan niet
begrijpen, dat ik, ondanks mijn overtuiging
van Nederlands nationale veiligheid, toch
moet wenschen, dat onze eenige buurman niet
zij een bovenmatig machtig Duitschland
TER NEUZEN, 11 Juni 1915.
Het weerbericht van het moteorolo-
gisch instituut te De Bilt van heden, luidt
als volgt
Hoogste barometerstand 765.0 Skudesnaes.
Laagste barometerstand 754.7 Haparanda.
Verwachting tot den avond van 12 Juni:
Meest matige Noordelijke tot Oosteljjke
wind, afuemende bewolking, waarschijnlijk
droog weer behoudens onweerskans vooral
in het Zuiden, iets warmer.
Bij Kon. besluit is benoemd tot ge-
westelijk commissaris van het Nederlandsche
Roode Kruis in de provincie Zeeland de
heer Jhr. Mr. E. A. O. de Casembroot te
Middelburg.
De St. Ct. bevat de statuten van de
Mariavereeniging te Sluiskil.
Bij Kon. besluit is benoemd tot plaats-
vervangend dijkgraaf van het waterschap
Groote- en Kleine Isabella de heer P. F.
Wijne te Philippine.