Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 6234 Zaterdag 12 Juni 1915. 55e Jaargang. BINNENLAND. TWBBDB BILi-A-IP. TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag 10 Juni. Voorzitter de heer Goeman Borgesius. Een tijdelijk gezantschap bij den Paus. Aan de orde is, volgens het verslag der H. Ort., de yoortzetting der behandeling van het wetsontwerp tot instelling van een tijdelijk gezantschap bij den Paus. Rede van Minister Loudon. De Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer London, zegt, dat een Minister van Buitenlandsche Zaken in tijden als deze, nu ieder zoo gaarne belangwekkende mee- deelingen zou hooren, noodwendig velen moet teleurstellen, doordat hij gedwongen is te zwijgen. Echter is de aanhangige zaak, ontdaan van de dramatische weefsels, waarmee men ze heeft omsponnen, zeer eenvoudig. De Regeering was bekend ge- worden niet slechts met een vredelievende gezindheid van bet Vatikaan, maar met het feit van een embryonale vredesactie, die men ginds wenscht te voeren. De opdracht van dr. Nolens strekte tot het verleenen van tussehenkomst tusschen de Regeering en het Vatikaan om na te gaan, of eenigerlei samenwerking tusschen beiden wellicht op den duur bevorderlijk voor den vrede kon zijn. Het bleek dat de aansteliing van een officieel vertegen- woordiger bp 't Vatikaan de meest ge- schikte weg was om te trachten iets voor het herstel van den vrede te doeu. Op dit oogenblik is de toestand niet zoo, dat de eene partij wel vrede wil en de andere niet. Ware dit wel het geval en ging de Regeering werken voor den vrede, dan zou het den schijn hebben alsof zij eerstgenoemde partij in de kaart zou willen spelen. De ontroering, door dit ontwerp teweeg gebracht, betreft slechts een deel der natie. De bestrijding er van is psyehologisch zeer merkwaardig. Het ontwerp is genoemd ondemokratisch, onliberaal, anti-histonsch, niet volgens het mandaat, der Regeering door het volk verleend enz. De Minister heeft anonyme brieven ontvangen, waarin werd verklaard, dat door de indiening van dit ontwerp het laatste uur van zijn mi- nisterieel leven wasgeslagen. (Vroolijkheid). Overigens kan de Minister slechts herhalen dat de zaak zeer eenvoudig is de Regeering aan het gezantschap slechts een tijdelijk karakter verleent en de instelling er van niet beschouwt als de voorbereiding voor een permanent. Ook wanneer de vredes-actie niet gelukt, zal het voor Nederland een eer zijn, ei aan te hebben meegewerkt. Moeilijk kan men zich voorstellen dat er in ons laud menschen zouden zjjn, die liever geen vrede zouden willen dan een, door bemiddeling van het Vaticaan tot stand gekomen. Tegen de wijziging in den considerans, door den heer van Idsinga voorgesteld vol gens welke het besluit der Kamer een gevolg is van een reeds genomen beslissing der Regeering, heeft de Minister geen bezwaar. Hp laat de beslissing er van aan de Kamer over. Zonder eenigen twijfel zou de Minister een afstemming van dit ontwerp beschouwen als een bewijs van wautrouweu in de Re geering. Rede van Minister Cort van der Linden. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Cort van der Linden, zegt dat de oppositie een gevolg is geweest van vei- moedens en vrees, die uit de strekking van het ontwerp niet zijn af te leiden. Men vreest dat het Protestantsch karakter des volks zal worden aangetast. Vergeet men niet, dat een aanzienlijk deel van dat volk uit Roomsch-Katholieken bestaat Had ons volk geen Protestantsch karakter al die jaren dat wij geen bpzonder, maar een permanent gezant hadden bij den Paus? Het zou een bederf in het Staatsbedrpf zpn als de Regeering des lands rekening hield met eenige geloofsvoorkeur. Zij is niet Roomscb, niet Protestantsch, en kan dat niet zijn. Als het waar was dat het bp zonder gezantschap langzamerhand zou wor den een permanent, dan zou dat nog niets veranderen aan den aard van t gezantschap. Want de aard er van wordt niet bepaald door den duur er van. In den Paus heeft men te zien een be- langrijke internationale politieke macht. Deze macht moge men betreuren, maar ze is een realiteit. Als de Pans bereid is, zijn groote macht te gebruiken in het be- lang van den vrede behoeft het geen ver- wondering te baren, dat de regeering aan- raking zoekt met den Paus door de zending van een officieele gezant. Dit laatste is het eemg juiste middel De deuren van het Vatikaan gaan met zoo gemakkelpk open als men zich voor- stelt. Zend men er een missie heen van een ander karakter, dan zou deze wellicht in de antichambre van het Vatikaan worden toegelaten, maar niet vernemen, wat te weten het doel van haar instelling was. De Regeering, die aanraking met den Paus heeft gewild, weet ook te waardeeren de tegemoetkomende houding, door den Paus aangenomen. Het gaat niet aau, als men pogingen tot samenwerking zoekt, te zeggen vlk wil wel trachten, met u samen te werken, maar verder bedank ik voor de zaak". De heer Eerdmans interrumpeert Dus toch permanent De Minister Neen, mijnheer Eerdmans, niet permanent, en ik ontzeg u het recht, dit wantrouwen te toonen in de Regeering, die heeft verklaard, dat het niet permanent is. Deze zaak is hier en daar bezoedeld door een toomeloozen geloofshaat. (Beweging.) De heer Duys Ik was van plan, voor te stemmen, maar nu stem ik tegen. De Minister Men verzet zich tegen de instelling eener missie, waardoor de macht van den Paus niet wordt vermeerderd en niet kan worden vermeerderd. De inter- nuntius hier is de agent van den Paus maar onze gezant bp den Paus is de agent van onze Regeering en heeft onze belangen te dienen en niet die van den Paus. Als in ons land geen enkele katholiek was, zouden wij evenveel belang hebben bij een gezant schap bij den Paus als thans. De Regeering zou, is er gezegd, bij dit voorstel speculeeren op politieke winst. Zulk een Regeering zou de Kamer mis- leiden en de Kamer zou haar geen oogen blik de leiding van 's lands zaken mogen toevertrouwen. Het is waar, dat de katholieken in ons land met blijdschap zullen zien, dat een gezantschap wordt ingesteld bij den Paus, dien zij nu eenmaal erkennen als hoofd hunner kerk. Het is waar, dat het ver- trouwen der katholieken in deze regeering erdoor zal worden versterkt. Doch is dit een reden om niet tot het voorstel over te gaan Er is gezegd dat de godsvrede door het voorstel wordt verstoord. De Minister begint hoe langer hoe minder te begrppen, wat men onder godsvrede verstaat. De godsvrede is niet in 't belang der politieke partijen, maar in dat der Regeering, die daardoor de eenheid des lands kan doen uitkomen. Wie denkt over godsvrede in de eerste beteekenis, begrijpt niet de verant- woordelijkheid der Regeering in deze tijden tegenover het buitenland. Men moet er zich wel bewust van zijn, dat de geheele constitute der wereld, zooals wij die altijd hebben gekend, is ontwricht, en dat na den vrede een gausch andere stand van zaken er zal zijn. In de toekomst staat, hoe ook het einde van den oorlog moge zijn, het belang onzes lands en onzer kolonien op het spel. In deze onberekenbare toekomst mag de Regeering niets verzuimen, wat tot verze- kering van het lot des lands leiden kan, niets verzuimen ook geen aanraking met het Vatikaan, Niemand weet, waar de banden voor den vrede zullen worden aangeknoopt. Als dit te Rome zal geschieden en daar de on- derhandelingen worden gevoerd, is het zaak, dat wij voor de belangen van Nederland op de bres zullen staan. Het is wijders onze plicht, dat wij als neutrale mogendheid zullen medewerken in de volheid onzer vermogens tot het ber- stellen van de ontzaglijke materieele en inoreele schade, die de zieke menschheid ljjdt. Re Minister is er van overtuigd dat de invloed des Pausen zeer belangrijk zal zijn. Maar al was dit niet geval en de kans, dat de Paus invloed ten goede kan oefenen, klein, dan zou men deze kans nog moeten aangrppen, waar het er op aan komt, een uitweg te vinden uit dezen doolhof van ellende, Er zijn in het midden van ons land, die trachten, ons te drijven naar den afgrond van den oorlog. Dit spelen met vuur zou zeer gevaarlijk zpn, als ons volk een meer outvlambaar karakter had. Zooals het nu is, is de Minister er van overtuigd, dat ons volk zich zal laten leiden door zpn gezond verstand. De mensehen, die ons tot oorlog trachten te brengen, doen dit voor eigen verant- woordelijkheid. Dec volk ziet hun bedrjjf aan en gaat zijns weegs. Volgens een bekend staatsman worden de hoofden in Nederland wel eens verhit, maar zijn zij spoedig weer afgekoeld. Nederland is bereid tot den oorlog, maar wil den vrede. De neutraliteit blijft bewaard door den wil des volks. Ons volk is geweest de bakermat van het volkenrecht, dat het tot de laatste jaren toe heeft trachten te behoeden en te be- waren. Door zijn traditie kan Nederland een steun zijn bij het herstel van het in- ternationaal recht en het internationaal verkeer na den vrede. Zoo ook kan Neder land, als het, gelpk tot dusver, zijn zelf- beheersching bewaart, een steun zpn bij het herstel van den vrede. De Regeering heeft er prijs op gesteld, dat de Kamer in voile vrijheid zal oordeelen over het voorstel der Regeering. Als de Kamer bet voorstel afwpst, zal dit insluiten een wantrouwen in dit gedeelte van het regeeringsbeleid, hetgeen de kracht der Regeering zou verzwakken, wat niet zou strekkeu in het belang van het laud en het belang van den vrede. Er wordt gepauzeerd. Na de pauze is aan de orde de regeling van werkzaamheden. De Voorzitter stelt o.a. voor, a.s. Woens- dag het wetsontwerp tot uitbreiding van den Landstorm in de afdeelingen te onder- zoeken. De heer Duymaer van Twist bepleit met de groote urgentie van het voorstel af- deelingsonderzoek, op morgen. De heer Troelstra verklaart zich voor een zoo voorzichtig mogelijke behandeling van dit voorstel, opdat het geen koren op den molen worde van hen, die ons volk in de richting van oorlog willen drijven. Aangenomen wordt het voorstel des voorzitters. Aan de orde is de voortzetting der be handeling van het wetsontwerp betreffende een tijdelijk gezantschap bij dpn Paus. De heer Nolens zegt, dat men alleen te doen heeft met wat er in de Kamer wordt gezegd en kan elimineeren wat daar- buiteu er over is gezegd en geschreven. Spreker is in deze zaak persoonlijk ge- mengd geweest. Hij is naar Rome gegaan niet als ambtenaar van het departement, maar als makelaar. Daarbij had hij zich voorgenomen, niet te behooren tot die menschen, van wie men wel eens zegt, dat het zpn eerlpke menschen, die naar het buitenland worden gezonden om daar in het belang van het land te liegen. Het vertrouwen, dat wij in de Regeering moeten stellen, wat betreft de militaire en politieke aangelegenheden van het oogenblik, moeten vooral in deze aangelegenheiu aan- wezig zijn. Het is diplomatiek niet beleefd, om als alle personen, die bij de zaak be- trokken zpn hebben herhaald, dat het een tijdelijk gezantschap is, nochthans voort- durend over het //gevaar" van een perma- nente missie te spreken. Spr. waardeert de tegemoetkomende houding der Regeering. Er wordt gerepliceerd door den heer Eerdmans. De heer De Savornin Lohrnan doet een beroep op de leden der Kamer om de dis- cussien na de zakelijke en duidelijke rede des Ministers van Buitenlandsche Zaken in het belang des lands te beeindigen. De heer Tydeman verklaart, mede namens zijn politieke vrienden, dat na de rede des Ministers van Binnenlandsche Zaken de dubia eerder voor hen versterkt dan ver- minderd zijn. Echter wenschen zij de regeering niet tegen te werken en zullen mitsdien hun stem aan het ontwerp geven. Minister Cort van der Linden repliceert. De heer Duys verklaart, na de rede van den Minister van Binnenlandsche Zaken niet meer te kuuneu oordeelen over de incidenteele en politieke strekking van het ontwerp en mitsdien voor de stemming de zaal te zullen verlaten. (Vroolijkheid.) Ret wetsontwerp wordt vervolgens in stemming gebracht en aangenomen met 83 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen de heeren Eerdmans, Bichon van lJsselmonde, Helsdingen, Heeres, De Muralt, Van Raalte, Gerhard, Mendels, Spiekman en Lieftinck. De interpellatie-van Yuuren. Aan de orde is de voortzetting der be handeling van de interpellate des heeren Van Vuuren tot den Minister van Kolonien in verband met de uitgifte der Indische leening. De Minister van Kolonien, de heer Pieyte, gaat de geschiedenis van de voorbereiding der leening nog eens na en vermeldt, dat de president der Nederlandsche Bank, de heer Vissering, hem den raad had gegeven, niet te karig met commissie-loon te zijn. De Minister had getracht, geld in Ame- rika te krijgen. Tot dat doel was iemand den oceaan overgestoken, maar hij had geen geld kunnen leenen dan tegen zeer hooge provisie. Ook behoefde men er niet aan te denken, geld op de markten in het overige buitenland te kunnen krpgen. Door de leening van Minister Treub en de gemeentelijke leeningen was het water hier afgevischt. Toen kwam bij den Minister de gedachte op met de kredietinstellingen in verbinding te treden. Hij kende Indie en begreep, dat langs haar kanalen het kapitaal kon worden geplaatst. Door het gebruik van het consortium kreeg men ook de beschikking over zijn technische en lokale kennis. De verzekering der geheele leening was bovendien voor den Minister niet de hoofdzaak, wel de vestiging van een Indisch krediet. De moeilijkheden, om aan geld te komen, waren groot. De Minister had overal het hoofd gestooten, en de heer van Aalst had hem verklaard, dat zijn denkbeeld niet zou kunnen worden verwezenlijkt. Zoo trok de Minister ten laatste naar Amsterdam, om met de hoofden der kredietinstellingen te confereeren, tengevolge waarvan de overeenkomst tot stand kwam, die aan de Kamer bekend is. Als men 't commissieloon te hoog vindt, moet men niet vergeten dat ook bij bui tenlandsche staats- en koloniale leeningen steeds hooge commissiekoersen werden uit- gekeerd. De 3 iustellingen hebben zoo met elkaar 143.500 gulden verdiend, maar deze winst hebben ze afgestaan aan de menschen, die zich bij haar hadden gevoegd. De emissie was afgewikkeld op den dag dat de toewijzing had plaats gehad. De heer van Vuuren en zijn zegslieden hebben de zaak anders opgevat, waardoor ze in een geheel ander licht komt. De heer Van Aalst over den oorlog. In de /.Vossische Zeitung" vervolgt de speciale correspondent, wiens onderhoud met professor Hector Treub wij dezer dagen weergaven, zijn serie interviews, sehrijft de Tel. Dezen keer is het de meening van den president der Nederlandsche Handels-maat schappij, den heer C. J. K. van Aalst, die openbaar wordt gemaakt. Spoedig na het uitbreken van den oorlog", aldus het artikel, werd in Nederland de Nederlandsche Overzeetrust-maatschappij ge- sticht, of beter gezegd, de heer Van Aalst, de president der Nederlandsche Ilandel- maatschappij, richtte haar op, met het doel een centrum te scheppen, hetwelk er voor zou kunnen borg staan, dat de uit het een of andere land hier geiraporteerde contra- banda niet weder near een der oorlogvoerende rijken zou worden uitgevoerd. Met andere woorden om een einde te maken aan de geliefkoosde beschuldiging van Engeland als zou Nederland slechts invoeren, om naar Duitschland te kunnen uitvoeren. //De heer Van Aalst staat ongetwijfeld aan bet hoofd der Nederlandsche koopmans- wereld", aldus vervolgt de man van de //Vossische" zijn artikel, dat tot opschrift draagt ,/Neerlands handelswereld in den oorlog". Aan zijn energie in de eerste plaats is het te danken, dat Neerlands koloniale handel werd, wat hij thans is. En toen Engeland begon met Nederland wegens zijn //verboogden invoer" moeilijk heden in den weg te leggen en het gevaar bestond, dat Engeland dit voorwendsel zou gebruiken, om Nederland alien toevoer af te snijdeu, was het Van Aalst, die het dreigend gevaar onder de oogen zag, met Engeland onderhandelingen aanknoopte, en de trust oprichtte. Het spreekt van zelf, dat een toonaan- gevende persoonlijkheid als de heer Van Aalst, in wiens handen de draden der Nederlandsche handelswereld bijeenkomen, de stemming in de Nederlandsche handels wereld door en door kent. Van daar, dat ik mij onder den indruk van het onderhoud met professor Treub, tot hem heb gewend. Ik heb hem medegedeeld, wat professor Treub mij gezegd had en vroeg ziju mee ning dienaangaande. Ten einde dal, wat de heer Van Aalst antwoordde cronologisch te kunnen weer- geven, dien ik eerst nog even op de hierboven aangestipte oprichting van de N. 0. T. M. terug te komen. De heer Van Aalst zeide mij, dat de stichting der maatschappij hem den roep beiorgd had anti-Duitsch te zijn. Niets is onjuister dan dit. In de eerste plaats is hij Nederlander en dientengevolge is het zijn streven de belangen van Neder land te behartigen. Als zoodanig is hij absoluut neutraal. Toen de onderhandelingen met Engeland over het oprichten van de Trust werden aangeknoopt, geschiedde zulks niet om te ageeren tegen Duitschland, maar uit den aard der zaak moest men het in de eerste plaats eens worden met Engeland om den toevoer der schepen te verzekeren. Ten slotte heeft ook Duitschland ingezien, dat de maatschappij geen ander doel heeft, dan de meest absolute verzekering van de neu traliteit in het belang van Nederland. Thans kon de heer Van Aaist niet voldoende ver- klaren, dat de economische toestand van Nederland ten gevolge van de oprichting der Trust werkelijk goed is. Den boer, die een ruimer afzetgebied voor zijn producten heeft, dan voorheen, gaat het beter dan ooit. De industrie ontvangt de stoffen, welke zij noodig heeft voor de voortzetting van haar bedrijf en, moge hier en daar een enkeling lijden, de economische toestand laat, over het geheel genomen, nauwelijks iets te wenschen over. Dit is niet het gevolg van een anti-Duitsche of een anti-Engelsche, maar van een pro-Neder landsche handelspolitiek. De Trust yervult haar taak met de allerstrikste neutraliteit. Onder geen enkele omstaudigheid wordt uitgevoerd, wat ingevoerd wordt. Zoo zou, bijvoorbeeld, Engeland gaarne millioenen voor Duitsche aniline betalen telkens weer komen aanvragen uit Engeland, of het niet mogelijk is een weinig, een heel klein beetje, af te staaD. Het antwoord aldus de heer Van Aalst behoef ik u zeker niet te zeggen. Wij zijn thans zoo ver, dat, teneinde misbruik te voorkomen, het lossen, stuwen en opslaan van Duitsche aniline in Nederland wordt bewaakt door detectives. Nadat de heer Van Aalst zich aldus verdedigd had tegen het hem door een Duitsch blad gedane verwijt van anti- Duitsch te zijn, bespraken wij de algemeene stemming in Nederlandsche handelskringen. In tegenstelling met professor Treub is de heer Van Aalst van meening, dat de Nederlander den Duitscher beslist genegen ishem als den meest sympathieke zijner buren beschouwt. Tot bewijs kan bijvoorbeeld het feit dienen, dat de Nederlander met voorliefde in Duitschland reist. Zelden denkt hij aan een overtocht naar Engeland daarentegen treft men hem herhaaldelijk in alle deelen van Duitschland aan. Daar voelt hij zich, voor zoover dit in het buitenland mogelijk is, het spoedigst thuis. De heer Van Aalst zelf is jarenlang lid geweest van de Duitsche club te Singapore en heeft zich in de Duitsche omgeving altijd op zijn gemak gevoeld. Desniettemin heerscht in Nederland een zekere ontstemming tegen Duitschland, al is het, om de hierboven aangegeven rede- nen, verkeerd, te spreken van een gepronon- ceerden haat. Maar er bestaat het niet te beschrijven, instinctmatig ondervonden gevoel van onbehaaglijkheid, dat altijd hand aan hand gaat met wantrouwen. Met andere woorden de Nederlander heeft angst voor een te machtig Duitschland. Door dit gevoel gedreven, verklaarde de heer Van Aalst openhartig, hoopt de meerderheid van het Nederlandsche volk op Duitschlands nederlaag. Niet en daarop leg ik nog- maals den nadruk uit haat tegen Duitsch land maar uit vrees, dat het Nederland vergaan kan, zooals Belgie. #En deelt u deze meening?" vroeg de man van de //Vossische". //Gelooft u, dat Duitschland, indien het als overwinnaar uit dit strijdperk treedt. Nederland met huid en haar zal verslinden En de verstziende, grootste koopman in Nederland antwoordde „Neen, zeer beslist neen. Want Duitsch land zal aan een vriendschappeljjk gezinden zelfstandigen Nederlandschen buurman altijd meer hebben dan aan een vijandelijken bondsstaat. Ik geloof niet dat in Duitschland thans het geringste plan bestaat, om de zelfstandigheid van Nederland te bedreigen." Doch desniettemin en dit voelen wij alien als Duitschland Belgie houdt en ook op deze grens onze buur wordt, zijn wij in een groot Duitschland als eenige buur geklemd. En al zijn de voornemens nog zoo goed, die groote kerel om ons heen beneemt ons lucht en adem. Wij stikken in een atmosfeer van voortdurende be- klemming. Want wij zouden ons nooit kunnen bevrijden van de gedachte, Duitsch land zooal niet vandaag, en niet binnen tien jaren, dan misschien toch binnen vijftig of honderd jaren het noodzakelijk zou kunnen achten Nederland in te lijven. Bedenk wat dit voor ons zou beteekenen. Het absolute einde. Want Engeland zou onmiddellijk de Nederlandsche kolonien in bezit nemen. En onze rol in de wereld- gesehiedenis zou uitgepeeld zpn. Nu ben ik persoonlijk van meening, dat Duitschland Belgie niet zal behouden. En om deze reden deel ik in de eerste plaats de vrees mijner landgenooten niet. Hoe stelt u zich de toekomst voor tus schen Duitschland en Nederland vroeg de interviewer, en de heer Van Aalst ant woordde „Ik voorzie een vruchtbare samenwerking tusschen beide landen. Ik geloof dat na den oorlog, onverschillig hoe hij eindigd, Nederland in Duitschland en door Duitsch land een groote economischen vlucht zal nemen." Wien wenscht gij persoonlijk de over- winning toe, meneer Van Aalst?" vroeg de Duitscher. Hij antwoordde niet dadelijk. z/Ik ben neutraal, een Nederlander. En geland ligt aan de overzijde van het Kanaal. L>e eenige buurman is na Belgie's neder laag Duitschland. Kunt u het dan niet begrijpen, dat ik, ondanks mijn overtuiging van Nederlands nationale veiligheid, toch moet wenschen, dat onze eenige buurman niet zij een bovenmatig machtig Duitschland TER NEUZEN, 11 Juni 1915. Het weerbericht van het moteorolo- gisch instituut te De Bilt van heden, luidt als volgt Hoogste barometerstand 765.0 Skudesnaes. Laagste barometerstand 754.7 Haparanda. Verwachting tot den avond van 12 Juni: Meest matige Noordelijke tot Oosteljjke wind, afuemende bewolking, waarschijnlijk droog weer behoudens onweerskans vooral in het Zuiden, iets warmer. Bij Kon. besluit is benoemd tot ge- westelijk commissaris van het Nederlandsche Roode Kruis in de provincie Zeeland de heer Jhr. Mr. E. A. O. de Casembroot te Middelburg. De St. Ct. bevat de statuten van de Mariavereeniging te Sluiskil. Bij Kon. besluit is benoemd tot plaats- vervangend dijkgraaf van het waterschap Groote- en Kleine Isabella de heer P. F. Wijne te Philippine.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1915 | | pagina 5