ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
OngelrailcL Tarwetoood.
Ongebuild Tarwebrood.
No. 6230.
Donderdag 3 Juni 1915.
55e Jaargang.
Bekendmaking.
De Oorlog
ABONNEMENT:
ADVERTENTIfiN:
Telefoon S3.
Bit BM verschpt Maandag^, Woensdag- en Yrpagavond, uitgezoaderd op Feestdagen, hij de Firma P. J. VAN DE 8ANDE te Ter Neuzen.
ZEJEFE^STIEI SXj-AJD.
BINNEN LAND.
FETJILLETON.
Per 3 maanden binnen de stad /I.Franco per post voor Nederland 1.10.
Bij vooruitbetalingvoor Belgie /1.40, voor Ned.-Indie en Amerika 1.65,
overig Buitenland f 2.
Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle
Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders.
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0.10.
Bij direct© opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de
prijs slechts twee ma al berekend.
Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief.
Inzending van advertentien voor 1 litir op den dag der uitgave.
Het tijdelijk gezantschap bij
den Hans.
De atgemeene toestand,
Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN,
brengen ter kennis, dat het primitief kohier van
den Hoofdelijken Omslag in deze gemeente voor
1915, in afschrift, gedurende vijf maanden op de
secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing
is nedergelegd.
Ter Neuzen, 31 Mei 1915.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN,
noodigen de ingezetenen, die nog gebruik wensehen
te maken van de gelegenheid om ongebuild
Tarwebrood te koopen, uit, daarvan aangifte te
doen in het lokaal nabij school C. (Java) lionder-
dag .5 Juni 1915, van des voormiddags 9 tot
12 en des namiddags van 2 tot 5 uur.
Ter Neuzen, den 2 Juni 1915.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
J. HUIZINGA, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris,
Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN,
noodigen de ingezetenen, die hunne broodkaarten.
van den door hen opgegeven broodbakker, nog niet
hebben ontvangen, uit, daarvan ten spoedigste kennis
te geven ter secretarie.
Ter Neuzen, den 2 Juni 1915.
Burgemeester en Wethouders van Ter Neuzen.
J. HUIZINGA, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.
JBatavier V en Zaanstroom.
Wolff meldt d.d. gisteren uit Hamburg
aan de N. R. Crt.
By de behandeling van de zaak-Batavier V
voor het prijsgerecht stelde de rijkscom-
missaris voor, het schip vrij te laten en
ook dat gedeelte van de lading, dat geen
contrabande is. Schadevergoeding wegens
het opbrengen kon niet worden toegestaan,
Een waarde van 274,450 M. aan giederen
kon teruggeven worden. Aan contrabande
bevond zich aan boord een waarde van
195,900 M.
Ten aanzien van de Zaanstroom werden
dezelfde conclusies genomen, maar verlangde
de Rijkscommissaris inbeslagneming van
het schip, aangezien meer dan de helft van
de lading uit contrabande bestond.
Het Hof besloot bet vonnis aan de par
tijen mee te deelen.
Wolff seinde ons het vonnis niet.
(Red.)
BLijkens het voorloopig verslag der 2e
Kamerafdeelingen over het wetsontwerp tot
instelling van een tijdelijk gezantschap bij
den Paus, had bij vele leden de aandrang
der Regeering tot buitengewoon spoedige
behandeling van dit wetsontwerp bevreem-
ding gewekt.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
verklaarde wel, dat de zaak, waarom het
Hij sloeg de handen als door ontroering
aangegrepen voor het gelaat en een diepe
zuclit scheen lucht te geven. Wat ging er in
hem om, in den cynischen, baatzuchtigen
ellendeling; was die uitbarsting van smart
een armzalige vertooning, geveinsd of echt?
Die vragen zweefden zijne verwanten op de
lippen, .doch zij hadden nooit liefde of ge-
negenheid van hem ontvangen, van daar,
dat de stem van het medelijden doof bleef.
„Het is pijnlijk mijne gedachten hij dit
onderwerp te bepalen", nam hij den draad
van het gesprek weder op. „\Vat er na
mijne thuiskomst gebeurde, weet ge; mijne
vrouw stierf kort daarop en liet mij twee
dochters na, een van bijna twee jaar en
een van omstreeks eene maand. Ik her-
vatte mijn zwervend leven en het einde was,
dat ik op een gegeven oogenblik een bede-
laar was; dit gebeurde evenwel eerst veel
later. In mijn ongebonden leven, in den
maalstroom van genot en vermaak van al-
lerlei aard, slaagde ik er in het arme Duit-
sehe meisje te vergeten of liever haar aan-
denken uit mijne gedachten le verbannen.
gaat, ernstig geschaad zou worden, indien
zij werd uilgesleld, maar niolieven werden
voor deze verklaring niet gegeven. Had de
Regeering onverwijld handelen noodig ge-
acht, dan liad zij bet met het wetsontwerp
beoogde doel kunnen bereiken door, zon-
der de S.taten-Generaal daarin vooraf le ken-
nen, gebruik le maken van bet haar bij
art. 15 van hoofdstuk III der Staatsbegroo
ting verleende crediet, at zou zij dan wegens
de onloereikendheid van dien post spoedig
een voorstel tot aanvulling hebben moeten
indienen.
Alsnog werd een uiteenzetling verzocht
van de gronden, waarop de Regeering op
zoo ongewoon spoedige behandeling beeft
aangedrongen.
Gebrekkige toeliehting'.
Vele leden waren van oordeel, dat de Me
morie van Toeliehting geen voldoend licht
geeft omtrent de redenen, welke de Regee-
ring bij de behandeling dezer aangelegen
lieid hebben geleid.
Bestaat er verband lusschen de aan dr.
Nolens gegeven opdracbl en het ingediende
wetsontwerp wat nauwelijks te betwij
felen valt dan is zijn zending kwalijk
overeen te brengen met de kort te voren
op 10 Februari j 1., door den Minister van
Buitenlandsehe Zaken in de Eerste Kamer
afgelegde verklaring, dat de omstandighe
den er niet naar waren om op dat oogen
blik de missie bij den Pauselijken Sloel te
herstellen. Men onderstelde dus, dat tus
schen den lOen Februari, en het oogenblik
waarop besloten werd dr. Nolens te verzoe-
ken naar Rome te gaan, in de omstandig
beden verandering is gekomen, en wenscbte
dan te vernemen waarin die verandering
bestond. Gaarne zou men verder met den
inhoud van de aan dr. Nolens verstrekle op-
dracht in kennis gesteld worden, en ver
nemen welke inlichtingen 11 ij aangaande de
beteekenis der in de toeliehting bedoelde
berichten aan de Regeering heeft verschaft.
In liet bijzonder miste men in de Memo-
rie van Toeliehting de noodige inlichtingen
omtrent de redenen, welke de Regeering
hebben bewogen de aanstelling van een tij-
delijken gezant bij den Pauselijken Stoel in
's lands belang te acbten.
Meeningsverschil.
Bij het afdeelingsonderzoek bleek; dat de
gevoelens der leden omtrent bet voorstel
der Regeering zeer uiteenliepen. Nevens
scherpen tegenstand bij enkelen, vond bet
bij anderen instennning. Tusseben deze
uitersten vertoonden zich de ineeningen van
velen, die in meerdere of mindere mate be-
denkingen tegen het wetsontwerp hadden,
en die hun stem over het wetsontwerp van
nadere inlichtingen van de Regeering afhan-
kebjk stelden.
Het scherpst stonden tegenover het Re-
geeringsvoorstel leden, die dit, afgescheiden
van andere bezwaren uit principieel oog-
punt, onaannemelijk acbtten. Van dezezijde
werd aangevoerd, dat zij waren tegen elk
terugkomen op de Sclieiding van Kerk en
Staat.
Vjoorts waren er leden, die de indiening
van het wetsontwerp betreurden, omdat zij
vreesden dat het voorstel der Regeering
gelijk trouwens reeds gebleken is bet geval
te zijn bij een deel des volks gevoelig-
heden zou opwekken.
Verscheidene leden meenden, dat in de
bestaande omslandigbeden bij kweslies van
buitenlandsch beleid aan de Regeering zoo-
veel mogelijk de vrije band moest worden
gelaten.
Vele andere leden stelden zich op bet
standpunt, dat liet oordeel over bet voor-
Ik was thans vrij, had haar mijn naam
kunnen geven, doch ik wilde mij geen kete-
nen aanleggen door haar deel te geven in
mijn leven. Behulve het weinige, dat ik af-
zonderde om mijne doebters eene behoor-
lijke opvoeding te geven, die ik aan mijn
en haar stand verplicbt was, verkwistte en
verbraste ik mijn reeds zeer geslonken ver-
niogen en mijn eenige bezitting, bet land-
goed Hohenlo, was zoo zwaar verhypolhe-
keerd, dat ik er geen steen meer mijn eigen-
dom van kon noemen. Uw vader, Arthur,
nam de hypotbeken over om u bekende re
denen; mijne jongste doch ter offerde des-
tijds hare liefde en hare hoop voor de toe-
komst op voor mijn belang. Het fijne, in
tense van de zaak bleef u, Arthur, ver-
borgen; doch ik herhaal hierbij plechtig,
dat ge niet bekend waart met datgene, wat
lusschen uw vader en mij verhandeld werd
en om nu die kwestie eenis en voor goed
op te lossen, wil ik je nog „en parenthese"
mededeelen, dat ingevolge een der bepalin-
gen in onze overeenkomst uw vader mijne
loopende schulden vereffende en voor eene
buitensporig hooge som mijn leven verze-
kerde. Een en ander is oorzaak, dat ik op
een zeer goeden, bijna weelderigen voet kan
leven, en tevens, dat hij tot uwer en veler
verwondering geen noemenswaardig fortuin
naliet; trouwens, uwe verwachtingen waren
op dat punt te hoog gespannen. In mijn
stel der Regeering beb'oort af te hangen van
de beantwoording der wraag; of er voldoende
reden is om aan te nr-meu, dat met de aan-
neming 's lands belang gediend kan zijn.
De eigenlijke inhoud van het voorstel.
Bij de bespreking van den inhoud van bet
voorstel werden door de leden, die bezwaar
hadden tegen bet wetsontwerp, of althans
nadere inlichtingen verlangden, twee vra
gen op den voorgrond gebrachl. In de eer
ste plaats de vraag, of er eenige kans is,
dat het herstel van den vrede kan worden
bevorderd. In de tweede plaats de vraag,
in hoeverre de aanneming van het wetsont
werp een punt zou vormen, waarop men
zich ten aanzien van de verdere regeling
der diplomatieke betrekkingen met het Va-
ticaan zou kunnen beroepen.
In verband met een en ander achtten
vele leden het noodig, dat de Regeering zich
omtrent haar bedoelingen nader duidelijk
en positief zou uitlaten. Men vroeg of de
Regeering bereid is te verklaren:
lo. dat zij tot instelling van een perma
nent gezantschap bij den Paus in geen ge
val haar medewerking zal verleenen;
2o. dat zij aan de tijdelijke zending een
einde zal maken, zoodra de vrede getee-
kend is of reeds voor dien lijd, als moclit
blijken, dat samenwerking met den Pause
lijken Stoel niet aan pogingen lot herstel van
den vrede bevorderlijk kan zijn;
3o. dat zij, indien men zich later ter be-
stendiging van het gezantschap zou beroe
pen op bet antecedent der tijdelijke missie,
dat beroep ongegrond zou acbten.
Verscheidene leden verklaarden bun stem
niet aan bet on twerp te kunnen geven, in
dien de regeering deze vragen niet onom-
wonden in bevesligenden zin beantwoordde.
De voorstamlers.
Ten aanzien van de raag of de Paus met
vrucbt zal kunnen optreden als bemiddelaar
voor het herstel van den vrede, werd in de
eerste plaats opgemerkt, dat er wegens de
talrijkheid der oorlogvoerende partijen niet
licht een meer geschikte bemiddelaar zou
zijn te vinden; voorts dat de Paus biervoor
bij uitstek geschikt is, omdat hij geen grond-
gebied bezit en geen wereldlijke belangen
heeft te beharligen.
Van de zijde der leden, die gestemd waren
voor een permanent gezantschap bij den
Pauselijken Stoel, werd opgemerkt, dat van
hen kan gezegd worden, dat zij door bet
uitbrengen van hun stem voor dit wetsont
werp een offer brachten. Het voorstel der
Regeering brengt immers geen blijvend her
stel van de diplomatieke betrekkingen met
liet Vaticaan, en is buns inziens zelfs niet als
een eerste stap in die ricbting te beschou-
wen.
Door verscheidene leden werd de wensch
geuit, dat, voor zoover de Regeering be
zwaar mocht hebben de gevraagde inlich
tingen in bet openbaar te verstrekken, zij
zulks zou doen in een comile-generaal.
Sehrijven met de linkerhand!
De „Vereenigde Weesvaders" hebben te
Amsterdam vergaderd en besloten om, in
navolging van hetgeen in een weeshuis te
Rotterdam met succes wordt toegepast, ook
in het weeshuis der vereeniging de „Carel
Van Walreestichting" te Dieren te doen on-
derwijzen, namelijk bet sehrijven met de
linkerhand.
Voorts werd besloten in een request aan
den Minister van Binnenlandsche Zaken, de
Regeering le verzoeken, het daarheen te
willeu leiden, dat bij wijziging der Lager
Onderwijs-wet bet sehrijven, ook met de
linkerhand, op school in te voeren.
dagboek, dat ik u na mijn dood zeer ter
lezing kan aanbevelen, zult ge vele we-
tenswaardige bizonderheden vinden en o.a.
dit, dat uw vader bijna zijn gansche ver-
mogen prijs gaf om voor u, zijn beminden
zoon, bet geluk te grondveslen, bestaande
in het verwerven van de band mijner doch-
ter, en deze braclit aan haar vader hare
liefde, hare hoop op te toekomsl ten offer
op het altaar van kinderlijken plicht, zoo-
als zij dien opvatte, en ten slotte was de
edelman, die zijn vermogen verbrast en ver-
kwist bad, de eenige, die van al die offeran-
den voordeel bad."
Van Weert en Van Berken zagen elkander
veelbeteekenend aan; de gissing van den of-
ficier was juist geweest. Beiden hadden van
hun eerbiedwaardigen schoonvader steeds
dezelfde meening gehad, en zoo mogelijk
was die meening thans nog versterkt, doch
ze zwegen, eensdeels uit beleefdheid jegens
zijne dochters, en ten andere wegens zijn
gezondheidstoestand.
Beiden begrepen, dat het den ouden beer
slechts door overspanning en stalen wils-
kracht mogelijk was, zich staande te hou-
den, en dat die opwinding stroovuur was,
de laatste krachtige opflikkering der lamp,
voor ze uitgaat. En zeker, zijn einde was
nabij, dichter dan men vermoedde; anders
zou de man met zijn ijzeren wil, zijn stoi-
cynische levensbeschouwing, zich tot geene
De Vereeniging van Weesvaders" is door
bet volgende tot deze verheffing van de
linkerhand gekomen:
lo. door tubereulose zijn er verscheide
ne kinderen, zelfs volwassenen, die het ge
bruik van den rechterarm moeten misisen;
2o. in den tegenwoordigen oorlog is het
aanlal geamputeerden aan i-ecblerhand en
arm ontzettend groot, zoo zelfs, dat in
Duilschland reeds scbolen zijn geopend om
den leerling te leeren sehrijven en werken
met de linkerhand;
3o. ongevallen, als breken van arm of
pols;
4o. ter bevordering van alzijdige ontwik-
keling.
Een Duilsch oordeel.
De „Frankf. Ztg." brengt 't tweede van
de serie artikelen over Nederland en den
wereldoorlog.
De schrijver wijst op de stemming in de
drie groote steden: in Den Haag, den zetel
van de Regeering, zegt bij, tracbt men naar
objectiviteit en onzijdigheid; in Amsterdam,
waar men de oogenblikkelijke afhankelijk-
heid van Engeland voelt, in zake den han-
del met de Nederlandscbe kolonien, gaat
men meer in Engelsche richting; daarente-
gen voelt men in Rotterdam, welks bloei
aan de landen aan den Rijn te danken is,
meer voor Duitschland.
Schrijver beschouwt onze oorlogsleening
van 275 millioen in verliouding met ons be-
volkings-aanlal en berekent, dat deze lea
ning in Duitschland met zijn meer dan tien-
maal grootere bevolking, ongeveer 5 milli
ard zou bedragen.
Deze zware last toont aan, dat de strikte
onzijdigheid geen gemakkelijke leunstoel is,
van waar uit men oorlogs-voordeelljes kan
opstrijken.
Ook economiscb beleeft Nederland moei-
lijke tijden. Engeland moet bet le vriend
houden, van wege den zeebandel, en Duitsch
land van wege den invoer van stoffen en
steenkool.
De diamant-industrie heeft een knak ge-
kregen.
Daarentegen is er veel verdiend op de
suiker, omdat in bet begin van den oorlog
de Engelsche regeering tegen hoogen prijs
suiker in Ned. O.-Indie moest koopen.
Daarna bebandelt schrijver onze kolonien
in Oost-Indie. Slechts een zeer klein deel
daarvan is in exploitatie gebracht; alleen
Java en Madoera jlierbergen 4/5 der koloniale
bevolking en dit is een zwak punt in Ne-
derlands positie.
Japan aast op al die beziltingen en hoe-
wel het voorloopig in China een afzetge-
bied kan vinden, zal het in de loekomst
loch zijn oogen begeerig richten op Ned.
Oost-Indie.
Nederland zal zich hebben le verstaan
met een of meer groote mogendheden, in
den zin van de in de laatste jaren bespro-
ken entente die de Amerikaansche, Britscbe
en Nederlandsche belangen in bet Oosten
zou moeten waarborgen.
Veel hangt af van de vraag, wat er van
Antwerpen zal worden. Een Engelseh denk-
beeld om de provincie Zeeland te koopen
of te pachten en daardoor aan Belgie een
groote zeeliaven te verscbaffen, is al door
Colijn verontwaardigd van de hand gewe-
zen.
Moclit Belgie politiek worden hersteld,
dan zal Rotterdam, nog meer dan te voren,
de groote haven worden voor Duitsche
waren.
Schrijver bepleit in dat laatste geval, dat
dan meer rekening zal worden gehouden
met Duitsche economisehe belangen.
(N. Crt.)
bekentenis hebben Eaten verlokken.
„Doch", ging de jonker voort, „wij dwalen
af; keeren wij tot ons onderwerp terug.
Ik dacht niet meer aan liet zwartoogige
Duitsche meisje, behalve in die oogenblik-
ken, waarvan ik gesproken lieb, lotdat na
ruim dertig jaar, haar naam mij plotseling
in de ooren klonk.
„Nora Galz!" riep Heinrich met forsche
stem uit.
De grijsaard zonk dieper in zijn sloel,
sloot de oogen en scheen aan lievige ont
roering ten prooi. Die twee woorden „Nora
Galz" waren als de vurige letters in het pa-
leis van koning Belsasar en bet dreuiide ook
hem in de ooren als het vonnis van bet
laatste oordeel. Die twee woorden ver-
tolkten hem een gansch drama van leugen
en bedrog.
Hij berstelde zich evenwel spoedig.
„Nora Galz! ja, dat was de naam. En
daar ik feitelijk reeds te veel aan mijne
wegvliedende krachten gevergd heb, ver-
zoek ik u verder te verhalen, wat er ge-
beurd is na mijn vertrek."
„Ja maar zeide Heinrich, „ik ben niet
gewend veel met de grootheid te praten;
mijn vrouw is baker geweest bij voorname
lui en daar steek je allicht wat van op, ze
heeft er dus beter slag" van."
„Mij goed; als ze maar zoo kort mogelijk
is. Menschen als jelui zijn meestal nog al
De toesland op het westelijk oorlogstoo-
neel is nog vrijwel onveranderd en de offi-
cieele legerberichlen der wederzijdsclie par
tijen kunnen ons geen andere mededeelin-
gen doen dan belreffende locale gevechten,
die den een of den ander eens een klein
succes mogen geven, maar de beslissing
geen stap nader brengen. Het is, aldus
scbrijft het „Alg. Hbl." voor de stafoffi-
cieren, die deze dagelijksche rapporten moe
ten opstellen, ook een wanhopig werk, om
elken dag weder aan mededeeling te moe
ten doen van betrekkelijk onbelangrijke ac-
ties, en het is als het ware een bespotting,
als men in de officieele berichten omtrent
een strijd langs een front van honderden
kilometers, waar millioenenlegers tegenover
elkaar liggen, melding ziet gemaakt van het
maken van 50 krijgsgevangenen (officieel
Fransch communique) of van eenige dozij-
nen zwarte Fransche soldaten '(officieel
Duitsch legerbericht. Aan fie Dardanellen
zijn evenmin de vorderingen van belang.
Teekenend daarvoor is zeker wel dat het
laatst ontvangen officieele bericht der ge-
allieerden zich terug houdt met de actie
in bet laatst van April en de eerste dagen
van Mei. Dan is er eindelijk de actie der
Italianen in het grensgebied van Trentino,
waar eenig voorloopig succes is behaald,
dat echter natuurlijk, gelijk we reeds eer-
der opmerkten, van geen belang is, omdat
men mag verwachten, dat niet in dit berg-
land de beslissende actie lusschen de nieuwe
vijandelijke partijen zal worden ingezet.
Liever dan ons vandaag dus bezi'g te
houden met de militaire actie op de ver-
schillende oortogstooneelen, vestigen wij de
aandacht onzer lezers op eenige punten van
polilielcen aard. Daar is in de eerste plaats
dan de merkwaardige discussie in denDuit-
schen Rijksdag, die tot beftige tooneelen
in bet Duitsche parlement aanleiding gaf.
Aanleiding tot deze discussie was de rede-
voering van den sociaal-democraat F.bert,
die daarin het standpunt uiteenzette van
zijn partij, die van geen overweldiging van
vreemde volken wil welen. Hoewel de naam
van Belgie niet werd genoemd, is het toch
duidelijk dat de heer Ebert bij zijn waar-
schuwing om den tockomstigen vrede niet
door voldoening aan veroveringslust in ge-
vaar te brengen, in het bijzonder het oog
had op Belgie, nu immers in Duitsche bla-
den van een zekere richting, ondanks het
officieele verbod om reeds nu de toekom-
stige vredesvoorwaarden te bespreken. al
propaganda wordt gemaakt voor een an-
nexatie van het in het Westen bezette ge-
bied. De conservatieve graaf Westarp maak-
te zich tot woordvoerder van de partij, die
wel gebiedsuitbreiding nastreeft, en al kon
en mocht ook hij natuurlijk geen bepaalde
aanwijzingen doen, zijn door de rechterzijde
toegejuichte woorden, dat waarborgen moes-
len worden verkregen voor de toekomstige
veiligheids des Rijks en dat men hiervoor
ook voor gebiedsuitbreiding niet moclit te-
rugschrikken, toonden duidelijk welke geest
een deel en een zeer belangrijk deel
van het Duitsche volk op het oogenblik nog
bezielt. En duidelijk bleek die ook uit de
woorden van den nationaal-liberaal Schif-
fer, dat de onlzaglijke offers aan goed en
bloed, „ons de verplichting opleggen reeele
en tastbare zekerlieid ons le verschaffen,
dat deze offers niet levergeefs zijn gebracht
en dat indien uitbreiding der grenzen daar
voor noodig is „het zedelijke plicht is deze
grensverandering tot stand le brengen."
Toen de sociaal-democraat Liebknecht. die
breedsprakig."
Elsa, de vrouw van Heinrich, liet die
halelijkheid voorbij gaan zonder te ant-
woorden; zij was inderdaad voor liaar stand
eene vrij beschaafde vrouw en begon zon
der veel beweging te maken of verlegenheid
te toonen
,,Toen mijnheer vertrokken was, riep frau-
lein Nora mij onmiddellijk. Ik had haar
lief, innig lief; zij was het voedsterkind
mijner moeder. Mijn man en ik waren bij
haar vader, een predikant, in dienst ge
weest, hij als tuinman en ik als dienstbode.
Na den dood van den leeraar en zijn vrouw
bleven wij in gelijke betrekking bij Nora.
Haar verdriet ging mij aan het hart, of ze
mijn eigen kind was geweest. Ze was altijd
zaclit, lief geweest, een beetje „raar", zei-
den de boeren en arme lieden, waaruit de
bevolking van ons dorp bestond. Doch na
bet weggaan van dien heer veranderde ze
als een blad in een boom. Heinrich, mijn
man, moest hem onmiddellijk nareizen, al-
les van hem en zijn familieomstandigheden
uitvorschen en daarna terug komen. Hij
bracht de meest volledige inlichtingen mede.
Toen rijpte een plan in het arme meisje,
een plan om zich op den man te wreken.
(Wordt vervolgd).