ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUW8CH-VLAANDEREN. No. 6153. Zaterdag 28 November 1914. 54e Jaargang. AankoD diging. Gemeente HULST. 4'/a geldleening. De Oorlog ABONNEMENT: ADVERTENTlEN Dit Mad versctiijnt Maandag-, Woensdag- en YrUdagayoad, nitgezondord op Feestdagen, bp de Firma P. J. VAN BE SAHDE te Ter Heuzen. najaarsschouw over de voetpaden. ■feS Per 3 maanden binnen de stad 1.—Franco per post voor Nederland 1.10. Bij vooruitbetalingvoor Belgie /1.40, voor Ned.-Indie en Amenka 1.65, overig Buitenland 2.—. Men abonheert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders. Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0.10. Bij direct© opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief. Inzending van advertentien voor 1 UUP op den dag der uitgave. Burgemeester en Wethouders van ZAAMSLAG, brengen ter algeraeene kennis, dat te beginnen op Vpijdag 4 Dtcem- ber S., vanwege de gemeente eene algemeene opneming zal worden gebonden van de Zaamslag, den 24 November 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. DE FEIJTER, Burgemeester. J. STOLK Lz., Secretaris. Burgemeester en Wethouders van HULST maken bekend, dat de ioschrij ving is openge- steld, tot en met Maandag 30 November 1914, des namiddags half vier unr, tegen aan te bieden koersen voor 36 Obligatien van500 gulden ieder rentende 4*/j De storting moet geschieden v66r of op Dinsdag 8 December 1914, des voormiddags by den Gemeente-Ontvanger. lulichtingen worden verstrekt ter Secretarie. Hulst, 17 November 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Frs van WAESBERGHE, Voorzitter. ROTTIER, Secretaris. Van den oorlog in Vlaanderen. Gewonden. Requisites, Van Rousselaere naar 't Zuiden van Frankrijk. Ruwe soldaten. 't Wintert. Hoop Men scbryft van Vlaamsche zyde dd. 22 Nov. aan de //Tel." lk heb veel brieven van Belgische soldaten onder de oogen gehadik lees er ook wel eens gaarne van Duitschers. Ze geven ons een kjjkje in dat arme geteisterde Vlaanderen. Zoo schryft een verpleger over de ge wonden„Nauwelyks te E. aangekomen, hadden we de handen vol. Reeds zien we de eerste gewonden en onophoudelyk laden de auto's aan 't front er nieuwe. Spoedig een huis als lazaret ingericht. De meubelen op de straat, in den tuin, matrassen in de kamer, een helder vertrek is in weinige minuten een operatiezaal geworden, en artsen en helpers moeten koortsachtig werken, om de gekwetsten de eerste hulpe te geven. Spoedig liggen de kamers vol. De auto brengt voortdurend nieuwe mannen uit 't vuur, draagbaar na draagbaar wordt van zyn droevigen last ontdaan in de vertrekken, in de vestibule, overal liggen de gewonden in rijen naast elkander om den eersten bystand, de eerste leniging van smarten te ontvangen. Wij zien veel bloed en 't harte krimpt samen van deernis by den aanblik dier dapperen, die onlangs nog zoo krachtig, vroolyk en overmoedig hun plicht deden en nu zoo hopeloos daar nederliggen. Ook thans nog zijn het mannen die kloek hun leed dragen, want schoon zwak en stil, zyn ze toch altijd Duitsche soldaten vol discipline geduldig wacht ieder, tot het zyn beurt is en ik heb geen gejammer en gesteun gehoord. Dikwyls moet men er zich over verwon- deren, hoe de dapperen hun pyn verbyten. Gelukkig hebben de meesten lichtere wonden. Hand- en armkwetsujen, maar er zyn ook zwaar getroffenen, vooral door granaat- splinters en schoten in de borst, de longen, de buik Even poozen Ja, we zien hier in Vlaanderen licht- en zwaar gewonden van 'tslagveld wegvoeren Wagens reden langs onze wegen met hun zoo droevigen last en soms zag men t bloed door reten sypelen Te Ostende, Brugge en meer nog te Torhout, Rousselaere, Deghem, Ingenmnster Kortrijk, dus aan de grens van t tront, zal men er nog lang ovei spreken later wellicht meer dan nu, want thans wordt men gewoon aan die nooit ophoudende karavanen. En hoevelen bereiken die plaatsen niet meer, hoevelen sterven aan hun gru- welyke wonden voor ze vervoerd kunnen worden. Een visioen, dat ik nooit vergeten zal, zei mij een soldaat. Mijn makker staat naast meEen bom ontploft. Als een wonder blijf ik ongedeerd. lk zie myn kameraad terug zijn lichaam gansch opengereten een bloedige massa. Een ander schetste me een onthoofding door eeD granaatscherf. En ik heb soldaten ontmoet, die Diet meer van de slachting aan de ser of rondom Yperen durfden spreken, omdat ze dan die verschrikking, dat verminken, dat openryten en vermorselen van lichamen weer als voor oogen zagen Een verzekerde me, dat hij oververmoeid was, maar al in een week niet slapen kon vanwege die visioenen der gewonden. En waarom zouden we zulks verzwijgen 0, dat de oorlog door woord beschreven, door plaat geschetst worde, opdat het menschdom eral meer en meer van huivere Misschien komen we zoo tot wat een Duitsch soldaat, die ook in die slachting geweest was, me als zyn hartewensch uitsprak Dasz dieser Krieg der letzte ware!" In bovenbedoelden brief lezen weo.m. ook »0p een verlaten hoeve halen we een even koppigen als reusachtigen os, dien we achter onzen wagen binden. Van een anderen boer halen we een varken, dat ter plaatse geslacht wordt. Maar als 't varken in twee helften op den wagen geladen is en de os het vleescb van zyn lotgenoot ruikt, is hij niet meer vooruit te krijgen, noch door goede wcorden, zelfs in zyn Vlaamsch dialect, noch door de zweep en er blijft ons niet anders over, dan de os op den landweg te slachten. Eenige lieden uit de streek helpen ons daarbij ijverig en ontvangen daarvoor een goed loon. De een een ossenkop, de andere bet vel, terwijl arme vrouwen, die zich spoedig om 't tooneel verzameld hebben, om eeu stuk bedelen en het krijgen. Als we den volgenden dag voortmarchee- ren, trekken vluchtelingen ons in lange rijen voorbij het is een eindeloos dwalen van bewoners der achtergelegen plaatsen, lieden uit alle rangen en standen, mannen, vrouwen, grysaards en kinderen, die hun huis verlaten hebben en er nu weer terug- keeren. De armen Wy geven aan veel kinderen van de luttele schatteu, die we zelf bezitten, een stuk brood, een tablet chocolade, en menige Belgiscbe moederblik drukt de woorden uit//Gij Duitsche soldaten, schynt toch niet zulke barbaren te zijn." Neen, soldaat, het volk noemt u niet alien barbaren, het weet te onderscheiden. En ge zyt daar in West-Vlaanderen te midden van zulk.e goedhartige menschen. Een uwer makkers getuigt het in zyn brief. Luister wat ik zooal hoorde. Vlaamsche vrouwen zien een landweer- man een Vlaamsch kind opnemen, het toelachen, dan het kussen. Kyk nu ne keer, zegt er een. Die is ook vader-en-ie peinst zeker aan zyn kinders. Ongelukkige zwerver, om zooverre van zyn huis te moeten ronddolen en misschien nooit meer vrouw en kinders weere te zien. Waarop een ander iuvalt Ja, 't is wreed Maar 't wordt hun niet gevraagd of ze willen gaan ze moeten En toen gekwetsten voorbij reden, hoorde ik een vrouw zeggen Arme, arme jongens. 't Zyn toch entwie's (iemands) kinderen of't zyn vaders en echtgenooten 1 Maar, soldaat, die vrouwen en de mannen, 't volk in Vlaanderen vraagt, waarom uw leger onze jongens komt dooden en wonden, jongens, die u of uw keizer nooit iets mis- deden, jongens van een koning, die immer zyn plicht deed jegens alle naties, maar ook een vorst van eere en rechtvaardigheid is. Dat volk vraagt, of het recht is, dat uw leger onze ossen en koeien, onze schapen en varkens, ons graan, onze levensmiddelen weghaalt, omdat gij nu eenmaal sterker zyt 1 Ons volk vindt 't wel barbaarsch, dat steden en hoeven en huizen zooveel huizen, van vlijtige werklieden moed- willig in brand werden gestoken dat 72 burgers bij 't gevecht te btaden voor uw leger werden gedreven dat mannen, vrou wen, kinderen ook kleine kinderen te Rousselaere voor uw solaten moesten marcheeren, de handen hulpeloos omhoog Gy spreekt van 't goed loon, dat de mannen ontvingen, die uw os hielpen slachten. Vreemd loon gy neemt hun een os af en geeft ze tot loor een kop, een huid, een stuk vleesch. Ons volk vraagt of dat recht is. Het meende, dat 't recht van den sterkste niet meer bestond. Van-den oorlog sn Vlaanderen... Er is zooveel over te vertellen Maar't zijn zulke droevige verhalen. 't Wordt een boek, een dik boek, doch van elke bladzijde lekt bloed We lazen daar van vluchtelingen. Onlangs beschreef ik de gevechten bij Rousselaere en zei toen, dat veel inwoners dier geteis terde stad leperen waarts vloden, als onder een bommen- en kogelregen. Velen zyn toen gevallen. 'k Heb nu van zoo'n Rousselaersche vluchtelinge, een vrouw, een brief ontvan-^ gen uir Bergerac, heel in't Zuiden van Frankryk. 't Is een eigenaardig verslag. z/U verlangt zeker te weten, hoe het ons nu gaat. Ik zal u onze reis eens vertellen met de pen. 's Zondags, toen de Fran- schen en Duitschers daar aan 't Koorts- kapelleke te Rousselaere vochten, stonden wy gereed om naar de kerk te gaan. Daar hoorden we 't nieuws. De oorlog was dus tot onze stad genaderd. Ge weet, dat myn man blind is. Vluehtenis moeilijk dan en we besloten bjjtijds te gaan. Haastig pakten we t noodige in en myn man, ik en de kinderen, alien beladen, zoo trokken we Ieperenwaarts, maar we bleven natuurlijk zoo ver mogelijk van't gevecht. We hoorden de schoten en spoedden ons voort, ik, of mijn oudste dochter myn man leidend, over de akkers, door grachten, tot we den steen- weg bereikten. waar 't veilig was. e kwamen voorbij Fransche troepen. De sol daten hadden deernis met ons. We bleven niet alleen. Veel menschen uit de dorpen trokken ook weg. 'tGaat hier- kwaad worden, zeiden ze." Vier uur marcheerden we tot leperen. Het wemelde hier van vluchtelingen. lemand gaf ons den raad, naar Frankrijk te gaan. Maar hoe? We logeerden 's nachts in leperen we waren te moe om de reis te vervolgen. 's Anderdaags kregen we een plaatsje in een goederenwagen en men voerde ons naar Calais. Te Cilais konden we niet blyven. De vluchtelingen werden naar een boot geleid, wy dus ook. Om elf uur 's avonds is de boot weggevaren en's morgens om acht uur kwamen we te Boulogne. We hebben daar heel den dag gelegen tot'savonds. Van Boulogne hebben we gevaren van den Dinsdagvond, den Woensdag, Donder- dag, Vrydag en Zaterdagmorgen zijn wy aangekomen te La Palais. Daar gingen we van de boot om 8 uur en mochten eten in een school, waar de vluchtelingen ont vangen werden. Daar was t aandoenlijk. Er stonden tafels gereed met voedsel en drank; aan de muren hiDgen Belgische vlaggen en schilden met de woorden //Vive la Belgique". Na 'teten stond er voor de vluchtelingen een trein gereed. We reden heel den dag en kwamen om zeven uur te Angouieme. Daar hielden we een half uur op. De soldaten brachten eten aan den trein. Dan reden we heel den nacht tot wy s morgens aankwamen te Bergerac, waar we nog zyn. We mochten eerst gaan eten in de kazerne we hebben daar ook een nacht op't stroo geslapen. Nu zyn we hier by goede men schen opgenomen, het eene kind hier, het andere daar. lk denk, dat het zal zyn tot de oorlog gedaan is. Ja, ik beschrijf u dat kort, maar we hebben nog al wat afgedaan, vooral op de boot, toen we een dag sleclit weer hadden en we alien ziek waren. Maar we moeten ons geneeren in den staat, waarin we zijn en op Gods genade hopen. En van de familie geen nieuws. Waar is myn oude vader Mijn zuster is be- vallen tijdens 't bombardement. Hoe zou ze 't stellen Waar mogen al de andere familieleden zyn Myn hoofd doet er zeer van, om op dat alles te peinzeu en ik heb nog geen enkelen nacht goed geslapen. En wanneer zal het gedaan zijn Van Rousselaere naar 't Zuiden van Frankryk 1 0, duizenden zwerven rond, ver van hujs, ver van familieleden „Myn zuster is bevallen tijdens't bombar dement", schreef my de vrouw. lk wist het al en ik weet meer dan de schrijfster. Die zuster lag s Maandags als kraamvrouw te bed. Haar man en moeder zaten by heur sponde. Daar wordt de deur opengeduwd en eenige ruwe Duitsche sol daten drongen binnen. Ze grepen den man vast, bedreigden hem met bun revolver, fouilleerden bem en wierpen den ongelukkige dan tegen den muur. Kraamvrouw en moeder gilden van angst. De soldaten trokken heen. In de buurt vlamden huizen, Toen zyn de moeder, de man en de kraam vrouw met 't pasgeboren wicht verder de stad in gevlucht, bij familieleden. Deze geboortedag zal wel nimmer vergeten worden En de oorlog woedt voort. Elken dag werkt de vernieling verder, de teistering van het schoone, eens zoo vreedzame Vlaanderen. Nu ligt Dixmuiden neer, is Nieuwpoort vreeselijk gehavend en ploffen de bommen in leperen. En al meer en meer worden winkels, huizen, schuren, stallen leeggehaald, ten behoeve van den overheersche*. 't Wintert nu. Reusachtige vuren vlammen aan de kanten van 't Vrybosch. Dixmuidenwaarts. Kloeke boomen werden neergehaald; ze ploften op den grond met hevigen slag, die dreunde in de vriezige lucht. En in t schynsel der vlammen stappen Duitsche soldaten heen en weer, glinsteren helmen en bajo netten. Maar die vuren geven bijna geen be schutting tegen de felle koude, tegen den guren wind, die's avonds opsteekt en's nachts door het woud huilt. Stijf zijn de terpjes. waaronder de gesneuvelden rusten. Maar deze slapen. Denk echter eens aan de ge wonden, welke op den harden, ljzigen grond liggen te wachten op hulpe. En rond Dixmuiden en Nieuwpoort klotst 't water, Zuidwaarts ook tot Bixschooten toe. Klein, gering Bixschooten, hoe zijt ge op eens vermaard geworden vKom eens naar hier", schreef me in 't voorjaar een inwoner. t Is te Bixschoo- l ten wel een triestig leven. De menschen gaan er om acht uur slapen, maar we zullen naar den Kemmelberg trekken en op de Blanckaart spelevaren en de legenden der streek afluisteren. Kom dezen zomer eens Myn huis is 't uwe." De oorlog beeft ons plan verijdeld. Arm Bixschooten. Nu is het er wel heel tries- tig. En als ik er terugkora, zullen we geen legenden maar vreeselijke verhalen hooren en graven bezooken en verwoesting zien. Dixmuiden, rustig stadje. Eens in de week ontwaakte het. 's Maandags en al vroeg. Dan was 't markt, waar vooral Fransche kooplui de beroemde boter van Veurne-Ambacht kwamen koopen. 's Middags sliep Dixmuiden weer in. Nu is 't een puinhoop. Weg ook Eesen met zyn zwaren toren, weg 't bevallige Peroyse. En zooveel andere dorpen nog, alien geofferd aan den oorlog. ffEr is maar een Duitschland en de lieden hier zullen wel erkennen welk een zege ons rjjk kan brengen", zoo las ik in een veld- postbrief uit Vlaanderen. Een wonderbare zegen inderdaad.- Er is maar een laanderen, zoo zeggen wij, een klein gebied, en een reus heett er zyn laars opgezet. En zou Vlaanderen nu nog bewondering kunnen gevoelen voor dien reus Vlaanderen klaagt en schreit, maar hoopt nog. Tot waar is het Belgie? vroeg een Duitsch soldaat onlangs aan een vrouw bij de Noordergrens. - Hier is Nederland, hier is Belgie, en zal Belgie blyven, klonk het antwoord. En zoo is inderdaad de voile overtuiging. Ja, by het treuren is er hoop. Men staart naar de toekomst, als //Belgie weer Belgie zal zyn zooals ik telkens en telkens in de gesprekken hoor. En dan gaan we weer opbouweD en her- stelleu en werken, want wat 't lied van De(n) Vlaamsche(n) Leeuw zegt: Een volk kan niet vergaan. Voor Dixmuiden. De Nordd. Allgem. Zeitung bevat het volgende verbaal van een gewonden strijder van hetgeen hy voor Dixmuiden beleefde Wij groeven ons in en sliepen een paar uur. Dagenlang reeds, dag en nacht, had den wij bij kletterenden regen in natte loopgraven gelegen en vau koude gerild, zonder te kunnen slapen. Dezen nacht ging het ons niet beter. Wij waren hij het voortrukken in de duisternis dikwijls tot de heupen in het water gekomen. Om drie uur 's nachts kwam het bevej tot den aanval. Nauw aaneengesloten schoof de enorme linie zich voort naar een spoor- wegdijk, waarachter op een K. M afstand het dorp lag. Heel stil bewoog de enorme linie zich voort over de boomlooze vlakte, trok door de drassige greppels en naderde den spoordijk, die 500 M. voor ons uit als een zwarte schaduw zichtbaar werd. Nog 300 M. gingen wy vooruit. Een breeds sloot hield ons tegen en het duurde tien minuten voor het front aan den anderen kant hersteld is. Nog 200 M Plotseling begint het bij den tegenpartij te weerlichten. Het knettert en fluit, sist en spat. Dui- zend flitsende vlammetjes zien wij op de hoogte van den dijk. Machinegeweren ratelen. Van voorwaarts komen geensprake meer ,/Gaan liggen Plat liggen we op het ongedekte veld. De spaden worden voor den dag gehaald. Een ieder graaft zoo hard hij kan. Ik heb geen spade en graaf dus maar met mijn handen. Duim voor duim trek ik de taaie graszoden uit. Myn linkerbuurman valt dood naast my neder. Ik neem zijn spade. Een slag. Myn helm wordt bijna van de riem ge- trokken. Een kogel is door de punt gegaan. Ik graaf nog sneller, want 't begint te schemeren. Een kogel slaat door myn ransel. Eindelijk geloof ik, dat ik diep genoeg ben. De ransel krijgt nog een kogel. Rechts van my graaf ik een klein gat en leg hem daarin, zoodat hy er nog uit komt kijken. Onmiddellyk wordt hij nog eenmaal geraakt. De spoorwegdya spuwt vuur. //Ha! zij zitten ook op de daken Dan nog maar dieper graven. Zoo liggen wij van zes uur 's morgens en wachtten op onze artillerie. Eindelijk,' om twaalf uur, zien wij de eerste grauaten in het dorp inslaan. Tegen vier uur is het dorp een puinhoop, de kerktoren een ru'ine. Maar de dijk spuwt nog steeds zijn hagel van lood, zooals te voren. Wee dengene, die 't hoofd opheft. Plotseling wordt de aarde naast mij uit elkaar gescheurd. Een krakende slag. Mijn ransel met zyn inhoud vliegt in duizend stukken door de lucht en mijn rechtervoet krijgt een slag, alsof iemand er met een ijzeren stang op gestagen had. Ik ruik een Oraudlucht. En als ik mij ouikeer, zie ik een rookend stuk van myn ransel naast mij liggen. Als een egel rol ik mij weer in myn kuil. In myn voet heb ik geen gevoel m-*er. lk voel alleen dat bloed door myn broekspyp loopt Rechts en links is een gat in mijn schoen, waaruit bloed druppelt. lk kijk om. Rechts van mij liggen vijf man dood. Volkomen verbryzeld. Waar de ransel gelegen heeft, is een ontzaglijk gat. Bij het vallen van den nacht begon de pyn." lk rolde als een ton terug en viel in een kleinen kuil, waar ik adem schepte. De kogels floten vroolyk over mij heen en verder rollend kwam ik aan de sloot van 's morgens. Ik stak het linkerbeen in het water en kwam tot aan mijne heup er in. Voorz'.chtig trok ik het rec terbeen na en liet mij voorover vallen. Met de armen bereikte ik juist den anderen oever en kwam eruit. Ik rolde verder en begon langzamerhand op een leemton te gelyken. De volgende greppel was drassig. Toen ik er doorheen gekropen was, zat ik vol modder. De volgende was droog. Daarin bleef ik liggen. Nog steeds zongen de projectielen hun onwelluidend lied. Ik sneed myn scboe- nen open, trok de kousen uit en verbond mij met mijn pakje verbaDdmwatten. Einde lijk hoorde in stemmen. Op myn geroep, kwamen drie mannen van een ander regiment aankruipen. Een gespte mijn band los en zoo droegen mij de dapperen, zonder te letten op de ontelbare kogels, die rondom ons floten, naar een stukgeschoten stal en legden mij op stroo. lk had geen drogen draad aan het lyf, myn voet deed hevige pyn en ik kon niet slapen. Rillend van de koude bracht ik den nacht er door met eenige padden te bevechten, die steeds weer een poging deden in mijn gezicht te springen. Om vijf uur kwam Goddank een troep voorbij, die in reserve gelegen had. Twee man droegen ray op bun geweren een eindje terug, maar moesten mij toen weer in een greppel laten liggen, want het gevecht was weer begODnen. De greppel houdende, sleepte ik mij voort tot aan een weg. Twee uur later kwamen er een paar hospitaal-soldaten voorbij met een baar. Deze brachten mij naar de verbandplaats en van daar weer verder in een ezflkarretje 0 U RANT.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1914 | | pagina 1