Leuven verwoest.
heeft deze vraag ook onder de oogen gezien.
ffWaaneer wij" zoo zegt hi) //tegen
onze hoop en geloof niet in staat mochten
zijn weer tot her oflensief over te gaan en
den Duitschen aanval in het noorden af te
slaau, zal een van de gevolgen zijn, dat de
Duitschers aan den overkant van de Straat
van Dover een basis van hun luchtvloot
kunnen maken en daardoor beter op de
hoogte zullen zijn van de bewegingen onzer
marine. Ze zullen daardoor in staat zijn
ons onder voortdurende observatie te houden,
om niet te zeggen, ons aan te vallen.
ffEen van de dingen die wij thans hebben
te doen is daarom dit te verkoeden door
een tegenaanval in de lucht en een groot
aantal zoeklichten en geschut tegen lucht-
sehepen uit te rusten. Onze sportlieden
zouden zich kunnen oefenen in luchtgevech-
ten en voor een seizoen bun eeuden- en
snippenjachten er aan geveu.
,/De Duitschers zullen hun zwaarste en
verstdragend geschut opstellen in iedere
havenplaats die zij vermeesteren en nog
eenmaal zal er een leger op de hoogte by
Boulogne kunnen gekampeerd liggen. (De
schrijver doelt op het leger van Napoleon,
dat daar ook in kampement gelegen heeft.
Red.)
,/Laat ons aldus besluit de schrijver
voor een ding dankbaar zijn, nl. dat de
Internationale financiers, oupractische theo-
retici en dwazen, die ons met een Kanaal-
tunnel wilden verryken, thans voor goed
tot zwijgen zijn gebracht."
Engelsche versterking en in
Belgie.
De correspondent te Brugge van het
Hbl. v. Antw. seint
Transportschepen hebben Donderdagmor-
gen en Donderdagnamiddag eene aanzienlijk
getal Engelsche fuseliers ontscheept en
vandaag worden er nog meer verwacht.
Deze flegmatieke en zwijgende troepen
zijjis seffens hun dienst der bewaking van
'bruggen en wegen begonnen.
Hunne komst heeft ten doel Ylaanderen
van uhlanen te zuiveren, in samenwerking
met de gendarmen en de 500 vrij willigers,
gisteren te Brugge aangekomen.
In een omtrek van 10 uren is geen enkel
Duitscher meer bespeurd.
Terugtrekkenvan Buitsche troepen
uit Belgie?
Uit Antwerpen wordt gemeld dat Zaterdag
en in den daaropvolgenden nacht dwars
door het Belgisehe gebied van het Zuid-
Westen naar het Noord-Oosten 160 treinen
vol met Duitschers zijn gepasseerd; 160
treinen vertegenwoordigen het transport van
een geheel legerkorps met zijn tros. Dit
schijnt te wijzen op een verpletterenden
opmarsch der Russen, die de Duitschers
noodzaakt hun posities aan de Maas van
troepen te ontblooten. Anderzijds verzekert
men, dat de troepenmacht rondom Brussel
tot op een minimum is teruggebracht.
Brussel moet van troepen ontbloot zijn.
Gijzelaars te Brussel.
Een bericht uit Antwerpen meldt, dat de
Duitsche militaire gouverneur van Brussel,
baron Lambert Rothschild en Ernest Solvay,
als gijzelaars gevangen heeft genomen, ten
einde zich te verzekeren, dat de oorlogs-
scbatting betaald wordt.
Ben Zeppelin boven Antwerpen. j|
De Lokal-Anzeiger noemt het doel, waar-
mede het bombardement van Antwerpen
door den Zeppelin-luchtkruiser is onder-
nomen, bereikt, zoowel wat de aangerichte
schade als den indruk betreft, die dit krijgs-
bedrijf vjoral in Engeland zal maken. Het
luchtschip is den 25sten dezer 's ochtends
te vier uur over Luik naar Duitschland
t iruggekeerd.
Ben Zeppelin boven Barijs.
Uit Berlijn wordt aan de N. R. Crt.
geseiudDe bewering, als zou de Ameri-
kaansche gezant bij de Duitsche regeering
met kracht hebben geprotesteerd tegen de
actie van een Zeppelin boven Antwerpen,
daar voor een verzinsel wordt verklaard.
Antwerpen, zoo verklaart men daar, is
een vesting, evenals Parijs. Aan de laatste
stad heeft Vrij dag een Zeppelinkruiser een
eerste bezoek gebracht.
Ben Zeppelin in Polen neer-
geschoten.
Een Zeppelin heeft het station Mlawa
beschoten. Het luchtschip werd gevolgd,
op acht werst van het station beschoten en
kwam te vallen. In de schuit waren 8
soldaten, twee mitrailleuses en ontplofbare
stoffen.
De stad Mlawa ligt noordelijk van War-
schau in Russisch Polen, niet ver van de
Oost-Pruisische grens.
Be Buitschers vallen in
Belgisch Congo.
Een telegram uit Libreville (in Fransch
Congo) deelt. mede dat de Duitschers een
inval in Belgisch Congo zijn begonnen.
De Belgisehe regeering heeft in overleg
met de Engelsche regeering maatregelen
van verdediging getroffen en heeft Frankrijk
daarvan op de hoogte gesteld.
Een Roode Krtiis-fonds.
In de Vereenigde Staten zal een Roode
Kruis-fonds worden bijeengebracht. Men
hoopt een som van 60,000,000 gulden
bijeen te krijgen voor de Engelsche, Bel
gisehe en Fransche slachtoffers van den
oorlog. Van Duitsche, Oostenrijksche of
Russische slachtoffers vinden wij geen gewag
gemaakt. De openbare meening in de
Ver. Staten het blijkt ook alweer hier-
uit is meer aan den kant van Frankryk
en Engeland dan van Duitschland.
In Servie.
Belgrado is bijna geheel verwoest, zegt
een Reuter-telegrara uit Nisj. Bijna geen
huis is onbeschadigd gebleven; het koninklijk
paleis is ten deele door brand vernield.
De Oostenrijkers bezigen de laatste dagen
voor het bombardement uitsluitend granaten
van groot kaliber, die zeer groote schade
aanricbten.
We meenden, dat Belgie wel al meer
dan overvloedig getroffen was, door de
rainpen van den oorlog, en dat het er nu
wel ongeveer bij blijven zou. Die meening
was, helaas, onjuist. Een ramp, die al wat
tot nu gebeurde overtrof, kwam Zaterdag
te onzer ken'nis de finale verwoesting van
Leuven.
Men moet zich de laatste weken er aan
gewennen, om veel zaken als gebeurde
feiten te aanvaarden, waarvan men voordien
de mogelykbeid betwijfelde.
Dat men een stad van den omvang als
Leuven, met 45.000 inwoners van den
aardbodem als zou wegvagen, leek ons
niet denkbaar, en toch is dit, blijkens de
berichten, gebeurd.
Dat feit verwekt in alle landeu eene ge-
weldige ontroering. Om begrijpelijke
redenen, deze gebeurtenis is ontzettend,
schrijft de N. R. Crt. en zij vervolgt
Er is tweeerlei lezing. Volgens de mede-
deeling, Vrydagnacht door de Engelsche
legatie te's Gravenhage verstrekt, heeft hier
een vreeselijk misverstand plaats gehad.
Op Dinsdagavond trok een Duitsch leger-
corps na een nederlaag geleden te hebben
in wanorde terug naar de stad Leuven.
Duitschers op wacht aan den ingang van
de stad, die den aard van dezen inval ver-
keerd opvatten, vuurden op hun op de
vlucht geslagen landslieden, hen voor Belgen
houdende. Ondanks alle ontkentenissen van
de autoriteiten beweerden de Duitschers,
om hun vergissing te dekken, dat het de
inwoners waren, die op hen gevuurd hadden,
terwijl de inwoners meer dan een week
geleden ontwapend waren, met inbegrip van
de politie.
Zonder onderzoek en zonder naar eeuig
protest te luisteren, kondigde de Duitsche
bevelhebber aan, dat de stad onmiddellijk
zou worden verwoest. Den inwoners werd
bevolen, hun woningen te verlateneen
deel der mannen werd gevangen genomen,
vrouwen en kinderen werden in treinen
gezet, waarvan de bestemming onbekend is.
Soldaten, voorzien van bommen, staken
alle deelen van de stad in brand. De
prachtige St. Pieterskerk, de universiteits-
gebouwen, de bibliotheek en wetenschappe-
lijke instellingen werden aan de vlammen
overgeleverd. Verscheidene notabelen wer
den doodgeschoten.
Zoo is deze stad van 45000 inwoners, de
intellectueele hoofdplaats van de zuidelijke
Nederlanden sinds de 15de eeuw, thans niets
meer dan een hoop asch. Dit vergrijp aan
de rechten der menschheid is zonder prece
dent in de geschiedenis.
Van Duitsche zijde meldt de oorlogs-
correspondent van de Vossische Zeitung
met goedvinden van de regeering
De bevolking van Leuven, die zich tot
dusverre vredelievend had gedragen, schoot
plotseling en als bij afspraak uit alle
vensters en kelders en van de daken op de
zich in de straten bevindende Duitsche
soldaten en doortrekkende troepen. Toen
ontspon zich een vreeselijk handgemeen,
waaraan de geheele burgerlijke bevolking
deelnam. Het gelukte onze soldaten binnen
korten tijd de razende bevolking meester
te worden. Te betreuren is dat bij dezen
overval veel Duitsch bloed is gevloeid. De
eisch van zelfbehoud gebood dat de zware
schuld, die de stad Leuven op zicb had
geladen, onmiddellijk en zonder pardon
werd gewroken. En zoo kan men zeggen
dat heden de oude en aan kunstschatten
zoo rijke stad niet meer bestaat.
Het lijdt geen twijfel dat de overval in
Leuven door de overheid op touw was gezet,
om den uitval uit Antwerpen te steunen,
want deze geschiedde precies terzelfder tijd.
Het is te hopen dat de Belgen thans den
lust tot voortzetting van den franctireurs-
oorlog zullen hebben verloren.
De Duitsche lezing staat dus recht tegen-
over de Belgisehe. Volgens haar zouden
de Leuvensche ingezetenen een georganiseer-
den overval op de Duitsche troepen hebben
gewaagd.
Wat er werkelijk is gebeurd zullen wij
wellicht nooit te weten komen. Wat doet
het tot het gebeurde af? Het feit van de
verwoesting van Leuven blijft bestaan en
dit feit is, wat ook de aanleiding ertoe
moge geweest zijn, zoo verschrikkelijk, dat
de gansche wereld er met de grootste ver-
slagenheid van moet hebben kennis genomen.
De verwoesting is, naar de Duitsche lezing
van het gebeurde, bedoeld als straf tegenover
de bevolking van de aloude vermaarde stad.
Het is eene straf, die verre en verre over
de bevolking van Leuven, verre over het
geteisterde Belgie heen gaat. Het is eene
kastijding, die al wat er op aarde aan de
Westersche beschaving bestaat heeft getroffen.
Wereldberoemde monumenten van geschie
denis, wetenschap en kunst van eeuwen en
eeuwen her, zijn in enkele uren vernietigd.
Daarmede is niet slechts het vijandelijke
land, neen, daarmede moet een ieder, die
in het oude en nieuwe werelddeel meeleeft
met de cultuur, verpletterd zijn.
Het Duitsche volk staat in de werken
des vredes zeer hoog. Schier op alle gebied
van wetenschap en beschaving staan Duitsche
coryfeeen vooraan. Zij ook, en zij niet in
de laatste plaats, moeten de straf, die op
de Leuvensche bevolking is toegepast, voelen
als ware die straf hun zelven aangedaan.
Zij evenzeer als alle anderen, neutralen en
oorlogvoerenden van beide partijen, moeten
ontsteld zijn, en de wonde, die hun is toe-
gebracht, zal ten eeuwige dage blijven
schrijnen.
Wij tieden niet in eene beoordeeling van
het gebeurde, uit krijgsmans oogpunt be-
schouwd. Wij beoordeelen niet of er recht
was of niet, noch ook of het eene juiste
taktiek is, de bevolking van een vijande-
lijken staat door zulke strafifen, als er nn
eens is voltrokken, tot wanhoop te drijven.
Maar Belgie heeft nog een aantal steden,
die als monumenten van geschiedenis, kunst
en beschaving gelden. Men weent bij de
gedachte wat, door een misverstand, door
een vergrijp van een aantal burgers misschien,
ook hun lot zou kunnen worden. En men
vraagt zich af, of er dan geen middel zou
zijn, om zelfs in gevallen, waarin het dan
misschien naar sfcreng oorlogsrecht ge-
oorloofd mocht zijn, met een slag te
vernietigen betgeen den roem uitmaakt
van lange eeuwen, niettemin in het belang
van de gansche menschheid genade te laten
gelden boven recht."
Twee vluchtelingen, een ingenieur en een
professor in de wiskunde, te Baerle-Nassau
aangekomen verhaalden aan een corresp.
der N. R. Crt.
Vanaf den 19den tegen 4 uur waren de
Duitschers, een 300,000 man ongeveer, dagen
lang vanuit Luik met twee muziekkorpsen,
die krygsliederen speelden, de stad doorge-
trokken op weg naar Frankryk. Te Leuven
was een bezetting van ongeveer 500 man
achtergelaten. De soldaten hadden zich
kalm gedragen gedurende dien tijd en
eischten slechts levensmiddelen op. De
bevolking ontving hen uitstekend, nadat zij
alle vuurwapenen had ingeleverd, welke naar
Antwerpen waren gestuurd.
Den 25sten dezer, Dinsdag jl. des avonds,
kwamen de uit Mechelen teruggedreven
Duitschers weder op Leuven terug. De
beide heeren verzekerden, dat het onmogelijk
is geweest, dat burgers op deze terugkeerende
Duitschers geschoten hebben. Het was de
achtergebleven bezetting zelf, die in het
schemerdonker de terugtrekkenden voor den
vijand hield en dus op landgenooten schoot.
Met angst hoorde de bevolking de eerste
schoten vallen. Bij den professor in de
wiskunde kwam nu de ingenieur met zijn
vrouw en 3 kinderen in huis, benevens
andere vluchtelingen ten getale van 20.
Men begaf zich telkens naar den zolder,
om te zien wat er gebeuren ging en vreesde
het ergste.
Inderdaad zag men weldra overal de stad
in brand steken. Het eerst zagen zij het
branden in de Minkeliersstraat. Geen waar-
schuwing was de bevolking vooraf gegeven.
Met angst bemerkten de menschen vanuit
■hun dakvenster op den zolder, hoe het
vuur steeds meer het huis naderde. Om
4 uur des morgens, terwijl overal het vuur
woedde, zagen zy de kerk van St. Pieter
in brand staan.
Den morgen van den 26sten was het
huis van den professor nog gespaard
gebleven, en terwyl het 20tal in de grootste
angst zijn lot verbeidde, kwamen om 10
uur de Duitschers binnen en eischten een
4 a 5 emmers water voor zich en de paarden.
De hoogleeraar moest van elken emmer
eerst een glas drinken. De Duitschers
vreesden voor vergiftiging. Hierna gelastte
men het twintigtal mede naar het station
te gaan. Daar, zeiden de soldaten, zult
gij in veiligheid zijn. Heel vroeg in den
morgen, om vijf uur reeds, had de hoog
leeraar getracht zijn huis te verlaten en
naar Brussel te loopen. Men had hem
echter met den dood gedreigd, wanneer hij
niet in huis terugging.
Op het station aangekomen, werden plotse
ling de mannen van de vrouwen en kinderen
gescheiden. Geen enkel woord van afscheid
werd hun foegestaan. Uit geheel Leuven
waren thans niet meer dan 74 mannen op
het station samengedreven. Wat er van de
andere mannen geworden is, wisten zij niet
en evenmin, waar hun vrouwen en kinderen
heengebracht waren.
Om 11 uur brandde Leuven aan alle vier
windstreken. Op dit tijdstip werd den 74
mannen bevolen te loopen naar Herent, lig-
gende op den weg naar Brussel en op 4
K.M. afstand van Leuven. Men werd' ge-
dwongen bij troepjes van 4 tot 6 te mar-
cheeren, tusschen pelotons soldaten in, en
deze gedroegen zich het menschelijkst. Op
het gedrag van de officieren viel aan te
merken, maar het meest op dat van de
onder-officieren.
Ook het dorp Herent vonden zij in brand.
Men dwaalde daarna van den weg af in
Zuid-Westelijke richting tot Thildonek.
Daar werd plotseling halt gemaakt. Den
oudste van de mannen, een ziekelijken
grijsaard van ten minste 60 jaren, werden
de handen op den rug gebonden en in
knielende houding voor anderen geplaatst.
Men bond alle andere mannen eveneens de
handen op den rug en beval ze als de oude
man op een lange rij te knielen. Voor hen
en achter hen vatten soldaten post.
Men moest daarna bij zonnig weder verder
marcheeren tot Campenhout, kwam daar
om acbt uur aan en werd in de kerk opge-
sloten, met de gijzelaars uit Campenhout.
Zij kregen een stuk spek, wat brood en
een glas water. Tot op dat oogenblik
waren de gevangenen betrekkelijk goed
behandeld, niet geslagen of gestompt. Men
sliep dien nacht in de kerk op stoelen.
Een nieuwe kwelling werd den ongeluk-
kigen bij het aanbreken van den Donderdag-
ochtend, 27 Augustus, aangedaan. Na den
nacht in de kerk werden zij om half vijf
opeschrikt met de mededeeling, dat zij, die
wilden biechten, dat konden doen. Echter,
om vijf uur werd aangekondigd, dat de
mannen van Leuven vrij waren. Thans
werden ook de touwen van de handen af-
genomen. Men gaf hun een paspoort om
naar de brandende stad terug te gaan.
In Thildonek werd hun door soldaten
beduid, dat zij niet naar Leuven mochten,
maar naar Antwerpen moesten. In den
vroegen ochtend giugen nu in dat dorp de
deuren open en voegden zich circa 200 dorps-
bewoners by hen. Men trok thans verder
Noordwestwaarts in een voortdurende regen
en het ging langzaam, daar er vele kinderen
bij waren, ook die nog niet konden loopen
en door de mannen op de arm werden ge
dragen. Een vrouw moest onderweg in een
huis bevallen. Het was thans een ware
helletocht geworden. Aan beide kanten van
den wegstonden soldaten,diedeougelukkigen
ruw bejegenden en hen tot verzet tartten.
Maar de angst deed hen zwijgen. Plotse
ling werden alien gedwongen in den regen
stil te staan. Dat duurde zoo een half
uur lang.
Te Boortmeerheel werden ten slotte
alien vrijgelaten. Men bond zakdoeken aan
takken. Twee mannen gingen daarmede
vooruit om te beletten, dat men hen voor
vijanden aanzag. Telkens riep menWij
zijn Belgen, wij zijn Belgen.
Zoo liep men door, tot Mechelen toe,
dat geheel door de Duitschers verlaten was.
Dien dag kwamen de soldaten, een uur
nadat de beide mannen den trein naar het
Noorden hadden genomen, in Mechelen
terug.
Een correspondent van de N. R. Ct.
schrijft dd. 29 Aug.
Zooeven kom ik terug van een gevaarlijken
tocht naar Leuven. Hier volgt een getrouw
relaas van den toestand, zooals ik dien te
Leuven vond en bywoonde:
Mijn reis ging over St. Truyen en Tienen
(Tirlemont) en had Doornik tot einddoel.
Door het herhaald oponthoud, dat het zeer
nauwkeurig onderzoek van mijn passen en
legitimatiebewijzen vorderde, vlotte mijn
reis zeer langzaam. Even voorbij Tienen
waarschuwde mij een Duitsch officier niet
verder te gaan, daar de toestand te Leuven
hoofdzakelijk voor burgers uiterst kritiek
was en de stad door artillerie zou worden
gebombardeerd.
Hij ontried my ernstig verder te gaan,
daar ik groot gevaar zou loopen, zonder
vorm van proces te worden dood geschoten
door een Duitschen wachtpost, die mij voor
een inwoner zou aanzien, nog voor dat ik
gelegenheid zou gehad hebben mijn passen
te toonen, en zeker hetzelfde lot zou onder-
gaan door de nog aanwezige zich ver-
borgen houdende burgers, indien hy mij
een soldaat ter beveiliging van mijn persoon
meegaf, daar ik in dit geval voor een
Duitscher zou worden gehouden. Nadere
bijzonderheden kon hij mij niet geven, daar
hij voorgaf het ware zelf niet te weten.
Niettemin vervolgde ik mijn weg en stiet
reeds na korten tijd op duizenden vluch
telingen. Zonder kleeding mee te nemen,
ten deele zonder schoenen, hadden zij de
stad overhaast verlaten. Zieken en ouden
van dagen strompelden voort, luid wee-
klagend en jammerend. Kloosterzusters,
geescorteerd door miiitairen, kinderen die
naar hunne ouders zochten. Zij alien
vluchtten in de richting van Tienen (Tir-
mont).
Tot dicht by de stad Leuven genaderd,
bleek my dat aan een rechtstreeks door-
dringen niet te denken viel. Brandende
huizen werden afgebroken, telegraaf- en
tramdraden lagen gebroken over de straat.
Lijken van paarden versperden den weg.
Langs een omweg wist ik het station te
bereiken, waar ik gelegenheid had den
commandant kort te spreken en hem mijn
passen te laten viseeren. Intusschen was
het circa 6 uur in den namiddag geworden.
Met het oog op den tijd voor mijn voor-
genomen verdere reis naar Brussel, besloot
ik in verband met de invallende duisternis
zoo goed en zoo kwaad het ging een onder-
komen te zoeken. Ik vernam echter, dat
voorzoover de huizen nog niet in brand
gestoken of geschoten waren, dit spoedig
zou geschieden.
Van zeer verschillende zijden werd mij
inmiddels medegedeeld hetgeen was voor-
gevallen, De onderscheiden tegenstrijdig-
heden weglatende, meen ik het volgende
als de ware toedracht van zaken te kunnen
meedeelen.
Dinsdagavond circa 11 uur, terwijl de
stad door betrekkelijk weinig troepen land-
weer en linie was bezet, en lange colonnes
pro viand en een munitietrein door de stad
trokken, werd plotseling uit een huis tegen
over het station, waar het kwartier van den
stadscommandant en de staf gevestigd was
en dus veel miiitairen aanwezig waren,
geschoten. Spoedig daarop weerklonken
andere schoten uit de nabijzijnde huizen,
welk schieten zich in een oogenblik van
huis tot huis en van straat tot straat voort-
plaotte.
De Duitsche soldaten vielen in niet te
tellen menigte. Velen werden gewond. De
paarden voor de treinwagens werden ge-
dood of sloegen op hoi. Een algemeene
verwarring volgde. Duidelijk zag ik de
schoten van een machinegeweer door de
spiegelruiten van het station. By onderzoek
bleek dat een machinegeweer op de derde
verdiepiug van een tegenover het station
gelegen hotel was opgesteld. Juist was een
militaire trein uit Luik, met bestemming
naar Brussel aangekomen en ontladen.
Een sectie artillerie werd uit de omtrek
van Brussel gerequireerd. Het was onmoge
lijk te weten, wie de schuldigen waren en
precies te weten uit welke huizen de schoten
kwamen. Daarom drongen de soldaten de
huizen binnen en ontspon zich hier en daar
een verwoed straatgevecht. Iedere bewoner
die gewapend gevonden werd of verdacht
werd te hebben geschoten werd onmiddellijk
neergelegd.
Dat hierbij ook veel onschuldig bloed
werd vergoten, spreekt vanzelf, doch de tijd
ontbrak om alles nauwgezet en nauwkeurig
te onderzoeken. De bewouers, wier onschuld
bleek, ouden, zieken en kinderen, ten deeld
ook de vrouwen moesten hunne woningen
verlaten. Inmiddels wierp de artillerie voort-
durend granaatkartetsen in de stad, die
spoedig op verschillende plaatsen brand ver-
oorzaakten. Andere huizen werden met
benzine gedrenkt en aangestoken.
In dit stadium was ik bij het station
aangekomen en ik was getuige vnn het
wegbrengen van een vierhonderdtal Engel
sche Schotsche soldaten en hooglanders in
hun eigenaardige dracht.
Een langer verblijf bij het station achtte
de offieren, met het oog op het gevaar en
daar zij de verantwoordelijkheid niet durven
op zich te nemen, voor mij onraadzaam.
Een nieuwe beschieting uit andere, nog
intact gebleven huizen, werd verwacht.
Daar naderden onder sterk escorte twee
groepen gijzelaars, mannelijke en vrouwe-
lijke, ieder ter sterkte van vijfhonderd
menschen. Zij werden bij het station
opgesteld. Bij ieder schot dat op Duitsche
miiitairen werd afgevuurd, zouden er tien
worden gefusilleerd. Hier hielp geen klagen
of weenen. De goeden moesten het met
de kwaden ontgelden en werkelijk werd
nog tfienig soldaat uit een hinderlaag neer-
gelegd.
De nacht viel in en akelig verlichtte de
brandende gloed den omtrek.
Versterkte posten werden uitgezet. Tal-
loos waren de patrouilles die de stad door-
kruisten. Terwijl ik met een officier stond
te praten, knalden er schoten in onze
nabijheid Een gearresteerd bewoner werd
in mijn nabijheid gefusilleerd.
Van slapen was geen sprake.
Losgerukte paarden, loeiende koeien,
verschrikt door het knetterend neervallen
van balken en het donderend geraas van
instortende gevels en huizen, daartusschen
het vallen van schoten. Het bijwonen van
zooveel ellende en kommer maakte ieder
rustnemen onmogelijk.
Koud en kil was de nacht, dien ik in
betrekkelijke veiligheid doorbracht.
Tegen het aanbreken van den dag trokken
de soldaten er op uit om machtig te worden,
wat nog niet door den brand was verwoest.
De telegrafische gemeenschap en de post-
verbinding van Luik uit naar Holland is
verbroken. Ik moest mij dus haasten, naar
Holland terug te keeren, om u tijdig te
seinen en gaf dus mijn plan, om over
Brussel naar Frankrijk te gaan, voorloopig
op. Terugkeerende over de buitenboulevards
zag ik gisterochtend nog veel lijken liggen
van inwoners. Ik telde er een twintigtal.
Ik zag veel geestelijken naast elkaar met
het gezicht naar den grond, een eind verder
een grijsaard, waarnaast een stokoude vrouw.
Zouden zij zich, van niets kwaads bewust,
en zich beschut door den ouderdom wanend,
op straat hebben gewaagd
Wat verder weer het lijk van een priester.
De soutane bemodderd en bevuild door bloed.
Afschuwelijk was de aanblik van die onbe-
graven dooden. Het hart krimpt bij het
aanschouwen van een tafereel, waar de
slechtste menschelijke hartstocbten hoogtij
vierden. Op mijn terugtocht buiten Leuven
naar Tienen (Tirlemont) eenaaneenschakeling
van uitgebrande huizen en boerenwoningen.
Ook hier was veel verwoest en vernield.
Herhaald bandenpech aan mijn auto, was
oorzaak) dat ik moest overnachten bij boeren-
lieden, ongeveer twintig kilometer voor Luik,
waarvan ik heden drie uur terugkeerde.
De oorzaak van de vreeselijke gebeurte-
nissen die te Leuven plaats hadden, wordt
door de Duitsche miiitairen, waarvan ik vele
officieren sprak, toegeschreven aan de houding
der geestelijkheid, die de bevolking volgens
hun zeggen had diets gemaakt, dat de
Duitschers de nederlaag zouden hebben ge
leden en in voile aftocht waren. Vast staat
dat den dag voor mijn aankomst in den
omtrek van Brussel een gevecht heeft plaats
gehad. Een officier die daaraan deelnam,
trof ik in het brandende Leuven.
Hij beweerde met de grootste stelligheid,
dat de vijandelijke aanval zegenvierend was
afgeslagen en door een overmacht verpletterd
hoewel drie divisies tegenover hen stonden
bestaande uit Engelsche troepen. Ver-
moedelijk waren de bovenvermelde en
binnengebrachte Engelsche krijgsgevangenen
uit dit gevecht afkomstig. Dit zou dan
geenszins duiden op een nederlaag der
Duitsche troepen. Als curiositeit moet ik
nog vermelden dat ik te Leuven vernam,
dat het Duitsche leger tot op tachtig kilo
meter van Parijs was doorgedrongen. Er
heerschte dientengevolge groote geestdrift
en hoera's werden uitgebracht. Ook zou
Frankrijk vredesonderhandelingen hebben
aangeboden. Voortdurend werd mij gevraagd
of Engeland aan Nederland den oorlog had
verklaard. Natuurlijk weerlegde ik der-
gelijke geruchten enverzekerdedat Nederland
den wil en de kracht had volmaakt neutraal
te blijven.
Een Nederlander, die in een rijwielzaak
te Leuven in dienst was, vertelt aan een
verslaggever van de N. R. Crt. omtrent
den rampzaligen avond het volgende
Eenige uren later, we waren juist aan
den maaltijd, werden we onverwachts opge-
schrikt door geweerschoten, vermoedelijk
in de stad. Oogenblikkelijk heerschte er
buiten een groote drukte. De Duitschers
liepen te hoop, zonder dat ze blijkbaar zelf
wisten wat er gebeurde. Van de burgers
waagde zich niemand op straat. Het ge-
weervuur kwam steeds nader, tot dat we
duidelijk in onze straat schoten hoorden
vallen. Kanonnen reden door de straten,