De krijgsbedrijven
houden. Nu de uitvoer van levensmiddelen
is verboden, dalen de prgzen. Er is genoeg
voorraad. De volkssletnruing is opgewek'.
Men hoopt vast op een goeden afloop.
Alle voikeren der monarch e strijden met
hart en ziel voor de vaderlandsche zaak.
Alle twist wordt onderdrukt. De ver-
tegenwoordigers van handel en industrie
zijn bezonnen. Het publiek verdraagt
zonder morren de gevolgen van den oorlog.
De oogst wordt door grijsaards, vrouwen
en kinderen binnengehaald.
De forten van Luik.
Daaromtrent schrijft iemand uit Maas
tricht, die Luik bezocht, het volgende aan
het Hbl
Het eerste fort, dan geuomen werd, was
dat van Barchon, boven Jupille. De com
mandant was krankzinnig geworden, zoodat
de olHcieren en soldaten, zonder leiding, op-
hielden met vuren. Daardoor bekwamen de
Duitschers een doorgang om Luiktebereiken.
Het fort Poatisse boven V.vegnies-Herstal
heeft zich daarna overgegeven, omdat de
soldaten vop" waren van vermoeienis.
In het fort van Obaudfontaine is een Duit
sche granaat door de muren gedrongen in
het kruitmagazijn, zoodat dit uit elkaar
sprong. Van de 300 aanwezigen werd de
helft gewond of gedood, terwgl de andere
heift in de richting Namen vluchtte onder
aanvoering van een ofHcier.
Achtereenvolgens moesten ook de overige
forten het vuren staken. Ze werden alle,
evenals die van Barchon en Pontisse, door
de Belgen onbruikbaar gemaakt men liet
de koepels in de lucht springen en zette de
forten vervolgens onder water.
Tegen het grootste fort, dat van Feron,
en dat hardnekkig verdedigd werd, is door
de Duitschers het enorrue kanon van 470
m.M. gebruikt, dat opgesteld was op de
Square d'Avroy. Het loste 4 schoten, te
beginnen om 4 uur 's morgens precies om
de tiea minuten. Daarna was het fort ver-
nielcL
Zoo bleef ten slotte enkel nog het fort
van Lovein boven Ans, waarop generaal Le-
man zich teruggetrokken had. Deze deed
het fort springen om daarna te trachten
zich op Waremme terug te trekken, ten
einde het Belgische land leger te bereiken.
De aan beide beenen gewonde heldbaftige
commandant van de vesting Luik werd
echter door de Duitschers achterhaald en
gevankelijk naar Keulen gevoerd. Daarmede
verloor het Belgische leger zijn onvermoei-
bareu en zeer energieken aanvoerder.
Den Duitsche beschouwing.
Een Duitsch hoofdofficier deelde aan een
correspondent van de N. R. Crt. te Luik
mede hetgeen hij wist van het verloop van
den veldtocht. Hij maakte er seen geheim
van, dat het //Loch im siidlicnen Elsass"
met opzet was opengelaten om een inval
der Franschen daar uit te lokken. Dit toch
zou de Duitschers op het andere gevechts-
terrein ontlasten. Thans echter was dat gat
gesloten en zou er geen muis meer door
kunnen dringen.
Een officier van den generalen staf deelde
mede, dat hij Maandagavond persoonlijk
binnen Namen geweest en daarvan terug-
keerde. Hij was verrast over het zelf uiet
verwachte voorloopig zoo groote succes der
Duitschers en eindigde het intervieuw met
het uitspreken der verwachting, dat als
aHcs zoo voortging als tot dusverre, hij
binnen vier weken zoo niet den vrede,
dan toch een wapenstilstand in het ver-
schiet zag.
Duitsche persstemmen.
In deze dagen,. nu het Duitsche leger
in het Westen voorwaarts dringt, mag men
zich, aldus schrijft het Correspondenz Norden
uit Berlijn wel eens te binnen brengen,
hoe pijniijk het in Duitschland een ieder,
zonder onderscheid van partij, heeft ge-
troffen dat Duitschland met Frankrijk moet
oorlogvoeren en dat nog wel om der wille
van het tsarisme. Nu er bloed gevloeid
is, heeft dit gevoel natuurlijk plaats gemaakt
voor het vaste besluit met Frankrijk een
grondige afrekening te houden, tegelijk
evenwel worden de stemmen talrijker van
diegenen, die Frankrijk, wanneer het de
nederlaag lijdt, een gouden -brug willen
bouwen, daar immers een toestand van
erfvijandschap tusschen deze beide elkander
in beschaving aanvullende naties, een
onding is.
Zoo schrijft o.a. Die Welt am Montag
z/De strijd met Frankrijk moet worden uit-
gevochten tot het bittere einde, doch hij
moet worden gevoerd in den juisten geest.
Wij hebben met te doen met een schadelijk
gedierte, dat moet worden uitgeroeid maar
met een eerlijken vijand, met wien nader-
hand een eerlijke, rechtvaardige vrede moge-
li]k is. Uit militaireoverwegingenmoeten wij
Frankrijk overwinnen, ja zelfs verpletteren,
maar als wij het overwonnen hebben willen
wij het niet vernietigen. Dit volk van be
schaving behoudt ook na den oorlog zijn
recht op bestaan. Wij wijzen daarom met
beslistheid de plannen af van fantasten, die
reeds nu een programma voor de verbrokke-
lingen van geheel Frankrijk opstellen. Neen
Vernietigen willen wij alleen het tsarisme,
doch Frankrijk willen wij behouden. Wij
willen den oorlog zoo voeren en Frankrijk
zoo overwinnen, dat het na den vrede moge-
lijk zal zgn, samen met Frankrijk een
Europeesche beschavings-gemeenscbap te
vestigen, evenals Bismarck in 1866 reeds
aandacht aan een later te sluiten vredes-
bondschap met Oostenrij k-Hongarije wijdde."
De Vorwarts, het orgaan der sociaal-
democraten. schrijft,/Zooals Bismarck
in 1866 het overwonnen Oostenrijk een
gouden brug gebouwd heeft, waarover het
den weg van een bondgenootschap kon
opgaan, moet ook thans de weg tot over-
eenstemming tusschen de groote beschaafde
natien openblijveu. Wij moeten derhalve
het oog gericht houden op een staatkunde,
welke niet door veroveringen en verstoringen
van de eenheid en de onafhankelijkheid
van andere naties, de onzalige vijandschap
met de westelyke mogendheden ten eeuwigen
dage bestendigt en welke daardoor Rusland,
zelfs nadat het een nederlaag .heeft geleden,
weer in de positie zou brengen van den
vreeselijken en ondragelijken scheidsrechter
van Europa. Voor ons blijft de eenige
vijand het tsarisme.
Deze oorlog moet niet ten doel hebben
veroveringen te maken en in plaats van de
Engelsch-tsaristische wereldheerschappij een
nieuwe te vestigen, doch op vrijmaking der
natien, op hun bevrijding van het moskowie-
tendom, op vrijheid en onafhankelijkheid voor
Polen en Finland, op vrije ontwikkeling
ook voor het groote Russische volk zelf,
op verlossing van twee beschaafde naties
uit het onnatuurlijke bondgenootschap met
het tsaristisch barbarendom. Dit was het
doel dat het Duitsche volk geestdriftig en
offervaardig heeft gemaakt. Dat dit dus
de uitkomst moge zijn, daarvoor heeft de
staatkunde thans te waken.
Dat de Berlijnsche bladen dergelijke me?-
ningen mogen openbaar maken ofschoon de
censuur elk woord wikt en weegt, bewijst.
dat de opvatting der regeering hiervan niet
veel kau verschillen. Men behoeft zich
in dit verband slechts te herinneren,
dat de Duitsche regeering in haar onder-
handelingen met Engeland steeds heeft
herhaald, dat de onaantastbaarheid van
Irankrijks grondgebiedgewaarborgd zou zijn
indien Engeland zich maar onzijdig wilde
houden. Hoe voorbarig het op het oogen-
blik ook moge schijnen, wegens den ver-
bitterden strijd, toch is de hoop op over-
eenstemming met Frankrijk in de toekomst
aan Duitsche zijde algemeen.
jHet Engelsche expeditieleger.
Lord Kitchener, de Minister van Oorlog,
tevens lid van 't Hoogerhuis, heeft er, vol-
gens een Reutertelegram aan de N. R. Crt.,
in het Hoogerhuis met nadruk op gewezen
dat de landen waar dienstplicht bestaat,
bijna hun heele mannelijke bevolking in
't veld ^hebben gebracht, terwgl Engeland
onder 't heerschende stelsel dit niet heeft
gedaan en nog kan bogen op uitgebreide
reserves, zoowel in 't moederland als in de
kolonien en bezittingen. Terwijl de zelf-
besturende gewesten machtige troepencon-
tingenten naar 't territoriale leger zenden,
heeft ook Engeland op loyale wijze gehoor
gegeven aan hei krachtige beroep op zijn
plicht. Meer dan 70 bataljons hebben zich
vrijwillig aangemeld voor den dienst in
den vreemde.
Feitelijk is de vorming van een tweede
leger van 100,000 man reeds verzekerd, en
daarachter staan nog weer bijzondere en
nationale reserves. Terwijl het totaal der
legermaohten van de vijandelijke landen een
gestadige vermindering ondergaat, kan En
geland versterkingen aanvoeren, welke ge-
regeld in toenemenden getale naar 't ge-
vechtsterrein stroomen zoodat het
Engelsche veldleger in getal en hoedanigheid
waardig zal blijken te zijn om voor de macht
en de verplicbtingen van het rijk op te
komen (toejuichingen). Indien de oorlog
van langen duur mocht zijo en nog verdere
offers van de natie worden gevraagd, ver-
trouwde Kitchener dat deze offers niet
zouden geweigerd worden (toejuichingen).
Lord Kitchener heeft verder in het Hooger
huis in zijn overzicht van den toestand
gezegd Niemand kan den duur van den
oorlog voorspellen, maar Engeland zal vol-
houden (toejuichingen). De strijd zal de
hulpbronnen van het Britsche rijk aan-
spreken en het Engelsche volk zal zich aan-
merkelijke offers moeten getroosten, doch
het zal dat gaarne doen voor de eer van
het land en de handbaving der positie van
Engeland in de wereld. De kolonien hebben
van hun offervaardigheid reeds bewijzen
gegeven.
Het Engelsche expeditieleger heeft aan de
noordwestelijke grens van Frankrijk voet
aan wal gezet en is vandaar opgerukt.
Onze troepen zijn reeds 30 uur in contact
geweest met een overmachtige Duitsche
strijdmacht en hebben in die gevechten den
goeden naam van den Britschen soldaat
gehandhaafd en zich uiterst dapper gedragen.
De krijgsverrichtingen, hen opgedragen,
eischen de grootst mogelijke volharding van
de soldaten en schrandere taktiek van de
officieren.
Ik heb den opperbevelhebber telegrafisch
verzocht, de troepen met hun kranig gedrag
geluk te wenschen wij alien zijn trotsch
op hen.
Lord Kitchener vervolgdeWe weten
hoezeer het Fransche volk de prompte huip
waardeert, welke zij nan dat land bij't begin
vau den oorlog hebben kunnen bieden.
t Is duidelijk, dat niet alleen de moreele,
maar ook de materieele steun, welke onze
troepen verleenen, factoren van de hoogste
militaire beteekenis moeten zijn, in zooverre
het terrein der vijandeiijkheden er door
beperkt wordt en haar duur er door bepaald.
Indien strategische overwegingen het
hadden veroorloofd, zou men ons zij aan
zij gezien hebben met het dappere Belgische
leger in zijn prachtige worsteling tegen een
verpletterende overmacht. Hoewel dit voor-
recht ons is ontgaan, zoo kent Belgie onze
genegenheid, onze verontwaardiging over
de slagen welke aan dat land zijn toegebracht
en ons besluit om er voor te waken dat in
't einde Belgie's offers niet tevergeefs zullen
blijken te zijn gebracht. (Toejuichingen.)
Asquith, de minister-president zeide Wij
hebben van generaal French gehoord dat
de terugtocht van onze troepen naar een
nieuwe stelling met succes is voltooid zij
hebben echter aanzienlijke verliezen geleden.
De Engelsche troepen hebben hevige aan-
vallen van den vijand te voorduren gehad,
doch ze alle afgeslagen. Op het oogenblik
is het niet gewenscht, meer mede te deelen
behalve dat generaal French meldt, dat on-
danks vermoeiende marschen en hardnekkige
gevechten de Engelsche troepen goedsmoeds
zgn. French schat de verliezen aan Engel-
scheu kant op iets meer dan 2000 man.
De N. R. Crt. wijst er op dat het zekec
verraelding verdient dat enkele Engelsche
bladen volmondig den tegenspoed van de
wapenen der verbonden legers in Belgie
erkennen.
De Pall Mall Gazette van gisteren zegt
dat de positie van de Engelsch Fransche
troepen door 't Duitsche succes ongunstiger
is geworden. Wel hebben ze nog goede
kansen als de Franschen maar niet
gemagnetiseerd zijn door Elzas-Lotharingen
en te veel van hun krachten aan 't oostelijke
front hebben geconcentreerd. Het b'lad
erkent dat Frankrijk's lot tot den crisis is
genaderd. Ook de Daily Chronicle gewaagt
van de zware slagen, die de Duitschers hun
tegenstanders hebben toegebracht.
zijn de laatste dagen blijkens de ingekomen
berichten met kracht voortgezet. Hoe de
resultaten dear van zijo althans volgens
de Duitsche lezing meldt het telegram
van het Wolff-bureau dat onze lezers in
dit nummer vinden,
Gisterennamiddag zijn ook hier en in de
omgeving geruimen tijd met regelmatige
tusschenpoozen kannonschoten waargenomen
uit Zuid-Oostelijke richting. Naar het
schijnt kwam dat geluid van de forten van
Antwerpen, waar het geschut werd inge-
schoten (beproefd).
Woensdag heeft, naar uit Antwerpen
aan de Tel. gemeld wordt, heel den dag
een allerverschrikkelijkste slag gewoed tus
schen Mechelen en Yilvoorde.
Vluchtelingen en soldaten vertellen de
meest verbijsterende verhalen over den veld-
slag van Dinsdag. De Duitschers willen met
alle geweld naar Antwerpen op en brengen
steeds nieuwe troepenmachten uit het Oosten
aan. Reeds twee dagen hielden de Belgen
hen tegen ten Zuiden van het kanaal naar
Leuven, dat de grens van Mechelen vorrat.
Dinsdag hadden ze de Duitschers tot Vil-
voorde achteruitgeSlagen, doch Woensdag-
ochtend begon de vijand den aanval opnieuw.
Het gevecht moet alle bescbrijving tarten.
Op sommige plaatsen liggen de lijken tot
op manshoogte. Mechelen ligt voor een
groot gedeelte in puin, de Belgische troepen
zelven moeten overgegaan zijn tot het doen
springen van een gansche stadswijk, die staat
tusschen de vaart naar Leuven en het fort
van Waelhem, Noordwaarts van Mechelen.
De bedoeling van dit offer zou zijn, het
fort van Waelhem te doen meewerken,
dwars door Mechelen heen, tegen den op-
rukkenden vijand. De gewonden worden
achteruitgebracht tot over den Rupel, waar
ze door treinen en ambulance-wagens worden
opgenomen, om naar Antwerpen te worden
vervoerd.
Er werden tal van gewonden aangebracbt.
De militaire overheid deelde Woensdag
mede
Zooals wij reeds gemeld hebben, is de
krijgsbeweging zuidwaarts Mechelen vol-
komen geslaagd het doel was tweeledig
de tijdelijke verdedigingswerken, door de
Duitschers aldaar opgericht, te vernietigen,
vervolgens een zoo aanzienlijk mogelijk
getal troepen naar ons te trekken om den
linkervleugel der Franschen een deel van
hun tegenstanders te onttrekken. Het ge-
volg is geweest dat het 4e Duitsche leger-
korps, dat reeds zuidwaarts was opgerukt,
verplicht is geworden rechtsomkeert te
maken en de Duitschers tusschen Mechelen
en Brussel te versterken. De 4e afdeeling
van Namen, na door haar tegenwoordigheid
de vjjandelijke kolonnes tegengehouden te
hebben, naar het voorbeeld der 3e afdeeling
te Luik, heeft zich geheel kunnen loswerken
langs den sector van Samber en Maas en
is over Marienbourg teruggetrokken. Zij
heeft de Fransche lijnen bereikt, waar
doorheen zij getrokken is op Vervins en
Laon, waar zij een korte doch noodige
ru3t zal nemen vooraleer weder actief op
te treden.
Door het Ministerie van oorlog is
officieel aangekondigd dat de
Zeppelin ballon heeft willen
terugkomen
in den nacht van Dinsdag op Woensdag,
boven de geheel duistere stad, doch dat het
teruggekeerd is, waarschijnlijk omdat be-
merkt werd, dat men er nu op voorbereid
was het luchtschip te ontvangen op eene
wijze die den Zeppelin gevaarlijk zou ge
worden zijn. Er werd aangekondigd, dat
de forten het noodsignaal zouden geven, als
het luchtschip nog boven de stad werd gezien
en dat de bewoners dan in de kelders moesten
vluchten.
De Duitsche generate staf meldde
Woensdag, dat de forten bij
Namen
oorlog van 1870/71 werd het de derde maal
veroverd, n.l. op 25 Januari, nadat eerst
Montmedy en Mezieres gevallen waren.
Bij deze laatste verovering vielen den
Duitschers 200 kanonnen en 4000 krijgs-
gevangenen in handen.
Een Oostenrijksche overwinning
in Polen.
W EENEN, 26 Aug. Het hoofdkwartier
meldt
De driedaagsche slag bij Krasnik (ten
O. v/d. Weichsel) is gisteren met een vol-
ledige overwinning van onze troepen ge-
eindigd.
De Russen werden uit hun geheele, on-
geseer 70 K.M. breede front geworpen en
sloegen op de viucht in de richting van
Lublin.
Door dezejoverwinning waar 3000 Russen
zijn gevangeu genomen, en drie vaandels,
twintig kanonnen en zeven machinegeweren
buitgemaakt, is een groot deel van Polen
bewesten de Weichsel in de macht gekomen
van de Oostenrijkers. Twee Russische leger-
korpsen zijn over het geheel frontterugge'sla-
gen en worden thans door cavalerie nagezet.
in het bezette gebied is het Oostenrijksch
bestuur ingevoerd. De spoorweglijnen-
breedte wordt van de Russische wijdte op
de normaal wijdte teruggebracht.
De groote slag in Noord-Frankrijk
en Noordoost-Erankrijk.
Wolffs bureau seint heden uit Berlijn
zonder handteekening
Het Duitscbe leger staat thans na 9 dagen,
in het einde van zijn opmarsch. Onder
voortgezette overwinningen is het thans op
Fransch gebied en dus de grenzen binnen-
gedrongen.
Van af Kamerijk tot de zuidelijke Vogezen
toe, is de vijand overal geslagen en bevindt
hij zich in vollen terugtocht.
De omvang van zijn verliezen aan geval-
lenen, gevangenen en oorlogsmaterieel zijn
van reusachtige uitgebreidheid, doch door
de verschillende slagvelden in een bergach-
tige streek, nog niet te overzien, zelfs niet
bij benadering te bepalen.
Het leger onder generaal Von Kluck
weerde de Engelschen bij Maubeuge terug
en viel hen, met een omtrekkende beweging,
heden ten zuiden van Maubeuge opnieuw aan.
De legers van generaal Von Bulow en
Von Gassen hebben tusschen de Sambreende
Maas en aan Namen ongeveer 8 legerkorpsen
van Fransche en Belgische troepen volledig
verslagen in gevechten welke verscheidene
dagen duurden.
De vijand wordt op het oogenblik voorbij
Maubeuge ten oosten van deze stad vervolgd.
Namen viel na eene beschieting van 2
dagen.
De aanval op Maubeuge is ingeleid.
Het leger van Hertog Adelbrecht.
van Wurtemberg heeft de door hem ver
slagen troepen over de Semoi vervolgd en
is over de Maas getrokken.
Het leger van den Duitschen Kroonprins
veroverde een versterkte stelling voorbft
Longwy, en sloeg een krachtigen aanval uit
de richting van Verdun terug.
Hij rubt naar de Maas op.
Longwy is gevallen.
Het leger van den Kroonprins van Beieren
werd bij de vervolging in Lotharingen door
nieuwe vijandelijke strijdkrachen van uit het
zuiden aangevallen. Deze aanval is terug-
geslagen.
Generaal Von Heeringen zet de vervolging
in de Vogezen naar het zuiden voort. De
Elzas is door den vijand ontruimd.
Uit Antwerpen deden vier Belgische
divisie's Dinsdag en Woensdag een aanval
tegen onze verbindingslijnen in de richting
vau Brussel.
De tot opsluiting van Antwerpen achter-
gelaten strijdkrachten sloegen deze Belgische
troepen, maakten vele gevangen en ver-
meesterden kanonnen.
PARIJS, 26 Aug. Het officieele com
munique van vannacht twaalf uur z^gt dat
de slag in de nabijheid van Nancy en de
Vogezen nog met groote verbittering voort-
duurt. De Franschen hebben voordeelen
behaald.
Aan de Fransch-Belgische grens zijn de
Fransche en Engelsche linies nog eenigszins
teruggetrokken. Er is nog geen beslissend
resultaat.
ANTWERPEN, 27 Aug. Te Mechelen
is geen enkel Duitscher binnengekomen.
Geen nieuw3 vanmiddag. De vluchtelingen
uit de Mechelsche streek worden terugge-
zonden.
De Duitsche kruiser Magdeburg
opgeblazen.
BERLIJN, 27 Aug. (Wolff) De kleine
kruiser Magdeburg is in de Finsche Golf
Een aaitgrijpend werhaal.
na dappere verdediging door den vijand,
alle door de Duitschers genomen zijn.
Tevens werd gemeld, dat ook Longwy
na dapperen tegenstand is genomen.
Longwy is een verouderde vesting, die
behalve een gebastioneerden wal twee ver
sterkingen bezit, n.l. Bel-Arbre en Vieux-
Chateau. Longwy werd den 26sten Augus
tus 1792 voor de eerste maal door de
Pruisen in den eersten coalitie-ooriog ver
overd. Het bleef echter slecbts kort in hun
bezit, daar de opperbevelhebber, de hertog
van Brunswijk, den 23s'*en October de vesting
weder deed ontruimen. Den 12^September
1815 werd het de tweede maal door de
1 ruisen, die onder bevel van prins August
van Pruisen stonden, genomen. In 'den
in de nabijheid van het eiland Odensholm
bij mist vastgeloopen.
Daar bijstand door andere schepen bi] de
heerschende dichte mist onmogelijk was en
men er niet in slaagde het schip af te
brengen, liet men den kruiser in de lucht
springen, toen overmachtige Russische strijd
krachten kwamen opdagen.
De Magdeburg heeft op deze wgze een
eervollen ondergang gekregen. Onder vijan-
delijk vuur werd door de torpedoboot V 26
het grootste gedeelte der bemanning gered.
De verliezen van de Magdeburg en van
de V 26 staan nog niet geheel vast. Tot-
nogtoe is bekend, dat er 17 dooden zijn,
21 gewonden en 85 vermisten, o. w. de
commandant van de Magdeburg.
De geredden zullen heden in een Duitsche
haven aankomen.
(De Magdeburg is een pantserdekkruiser
van 4550 ton, in 1911 van stapel geloopen,
en een zusterschip van de Breslau, die te
Konstantinopel ligt. Hij is gewapend met
12 kanonnen van 10,5 c.M.)
(N. R. Crt.)
O
Aan een medewerker van het dagblad »De Amster-
dainmer" deed de weduwe van den heer II. J. Dijkstra
onderwijzer aan de Wilhelminaschool te Amsterdam,
het volgende verhaal over den tragisehen dood van
haar man
Wij girigen 27 Juli op reis naar Belgie. Mijn man
en ik, een vriendin en eenige onderwijzers. Wij
kwamen aan in Esneux en namen onzen intrek in
Hotel Bellevue. Prachtig was het weer en het uit-
zieht op de brug die vlak voor het hotel lag, was
seliitterend.
Hier vernamen wij voor 't eerst van de oorlogs-
geruehten maar de gedachte der menschen, die hier
woonden, was»maak u maar niet bezorgd, want
dat komt hier zoo dikwijls voor dat ze zeggen er
komt oorlog. Er gebeurt toch niets, want Belgie is
onzijdig."
Bat nu stelde ons nu weer gerust en deed ons
zelfs besluiten nog een weinig dieper Belgie in te
gaan, namelijk naar Laroche.
Maar wie schetst onze verbazing toen wij daar
aankwamen, over het gezicht van de menschen en
de houding van den hotelier. Be menschen keken
ons aan met verwilderde oogen en riepen maar »Be
vijand komt!' De hotelier zeide: »Gij komt hier
niet in keer terug, want de vijand komt."
Ban maar terug. JVIaar hoe I Een trein ging niet
meer, dan maar loopeu. En beladen met onze koffers
en pakken namen wij den terugweg aan. Maar, o
ellende, zij hadden de boomeri langs den weg om-
gekapt en die dwars over den weg geworpen en daar
prikkeldraad tu schen gespamien. Na een paar uur
worstelen kwamen wij aan Mebruc. Hier was nog
een trein die naar Luik gaan zou.
Wij namen een kaartje naar Luik en ineenden nu
alle bezwareu te hebben overwonnen. Maar, o schrik,
toen de trein ging rijden, vlogen alle bruggen die
wij overgegaan waren, met donderend geweld in de
lucht. Wat soldaten stapten uit, legden dynamiet
in een gemaakte opening en was dan de trein over
de brug heen, dan vloog deze in de lucht.
Schrik en ontsteltenis grepen ons aan ook toen
wij zagen dat met de rails evenzoo werd gehandeld.
W aar moest dat heen En nog grooter werd onze
ontsteltenis toen wij in Comblay Pont aankwamen
en hoorden: »Hier uitstappen, niets rijdt meer door.
Daar stonden wij. W;at te doen Naar Luik was
te ver, dan maar Esneux.
En zoo geschiedde. Wij kwamen in Esneux terug
na uren loopen en gingen naar hetzelfde hotel waar
wij geweest waren, vlak tegenover de brug. De
hotelhouder zeide ons hoe de toestand was en dat
het beter was als wij weggingen, maar toen hij hoorde
dat dit onmogelijk was, nam hij ons weer op.
Kalm hebben wij toen de komende dingen afge-
wacht. Maar dat is niet lang geweest. Op een
gegeven moment zagen wij vier wielrijdende Buitsche
soldaten den weg af komen Snellen en bezit nemen van
de brug. Even daarna kwam een heele Buitsche colonne
en bezette eveneens de brug. Alles ging betrekkelijk
rustig in zijn werk. Be soldaten kwamen daarna
in het hotel en aten en dronken en alles scheen
rustig te verloopen. Vier Buitrche officieren kwamen
bij ons en begonnen te vertellen, wij verteldpn hun
en alles ging op de meest vriendschappelijke wijze.
Tevens was het eer. verrukkelijk schouwspel het
aankomend Duitsche leger te zien. Wie het niet
gezien heeft kan het niet gelooven, maar 't is schit-
terend. Groote paarden, sterke kerels, de uitrusting
nieuw en glinsterend in de zou. Waarlijk, 't maakt
een verheffenden indruk.
Woensdagavond legden wij ons dan ook vermoeid
van het zien en het helpen der soldaten om 10 uur
zoo goed als het ging ter ruste. Maar nauwelijks
hadden we ons neergelegd, of daar klonk een kanon-
schot. Wat is dat? De geheele plaats was in een
oogenblik hersehapen in een oorlogskamp.
Be soldaten renden door de straten en de cavalerie
rende in voile vaart de brug over. Het kanonge-
bulder nam steeds in hevigheid toe. De Belgen waren
gekomen en beschoten van de hoogten af de brug en
het dorp. Mijn man en ik stonden voor het raam.
Het was een wilde ren.
Be Duitschers stormden den Belgen te gemoet en
deze beschoten van boven af de munnen die de brug
over wilder. Wij zagen de Duitsche jongens als
kegels omvallen. Een heele rij werd weggeschoten
en een andere nam die plaats in om evenzoo te worden
omgeworpen. En hoe verschrik kelijk het ook was
en wij tot in ons hart beefden, konden we niet na-
laten dit ontzettend schouwspel aan te zien.
Mijn man zat voor het raain tot een kogel dichtbij
kwam, waaruit wij- begrepen te moeten opstaan. Ik
greep zijn hand en gevoelde hoe hij klam was van
bet zweet. »Vreest ge, zeide ik, je waart nooit bang".
Neen, zei hij. ik vrees niet voor mij zelf, ik denk
aan de kinderen. Dit was eigenlijk het laatste woord
dat ik van hem hoorde.
De Duitschers hadden de Belgen ontmoet en eenigen
kfijgsgevangen gemaakt, die zij met geboeide handen
bij ons in het hotel brachten. Een werd gebracht
in een kamer en daar bewaakt door de soldaten.
Nu scheen een oogenblik rust te zullen komen en
alles werd stil. Maar die krijgsgevangenen zouden
ons ongeluk worden. Want geen uur daarna komen
Belgische troepen aan om die gevangenen te ontzetten.
Wat toen geschiedde valt haast buiten alle beschrij-
ving. Hat hotel werd als doorzeefd met kogels. Be
kanonnen bulderden op de hoogten en namen schoor-
steen en dak van het hotel weg. De ramen werden
er uitgeschoten, de kasten doorboord, de pooten vlogen
onder de stoelen vandaan en de sehoorsteen in het
huis viel in puin voor onze voeten.
Er was maar een kreet »Red jeEn zie daar
kreeg ik een bijzondere ingeving. Ik dachtZoo
zijn wij verloren, maar de waard hier heeft twee
kinderen en die zal hij wel in veiligheid brengen,
ik moet dien man in 't oog houden. En zoo ge-
schiede ook.
Wij klemden ons aan hem vast en volgden hem
en zijn kinderen naar een keuken. In die keuken
was een gat dat uitkwam in een kolenkelder. Hierin
lieteu wij ons neder en sloten de deur toe met een
grendel. Onbewegetilijk hebben wij zoo een uur
gelegen, plat op onzen buik, zonder een woord te
spreken, ja haast zonder te durven ademhalen.
Mijn man was bij mij, evenals de oberkellner die
ook medegevlucht was. Deze ellendeling had tot
uujn allergrootsten schrik een revolver bij zich. Als
deze gevonden werd, zouden wij immers alien zonder
pardon gefusileerd worden. Na een uur scheen het
schieten te bedaren en hoorden we boven ons loopen.
Toen meende mijn man het oogenblik gekomen,
om te zien, of wij weer uit deze ellendige ruimte
konden komen en hij ging. Ach, was hij nooit ge-
gaan. Want hij ging om niet weder te keeren. llij
klom den kelder uit, ging de keuken door, opende
de deur naar de straaten nauw had hij deze geopend,
of een schot klonk en met doorboord haft lag hij
dood op de straat.
Wie dat gedaan heeft, een Belg of Duitscher, ben
ik niet te weten gekomen. Zoo hebben wij hem
later gevonden.
Ik wist niet van hetgeen hem overkomen was,
doch wachtte: maar hij kwam niet. Ik riep, maar
kreeg geen antwoord. Ik meende, hij zal aan't helpen
zijn van gewonden of zieken en begaf mij ook naar
boven. Maar nauwelijks boven, begon hetzelfde leven
weer. Nog ontzettend was het gebulder der kanonnen
en het invallen der huizen. Terug naar den kelder
was de eenige redding.
Een uur ging voorbij. Weer lagen wij lang uit,
op onze borst, sidderend en bevend. Want het
schrikkelijke dat zich aan ons yoordeed was, dat wij,
glurend door eenige spleten in den zolder en muren,
vlammen zaggn, alles vlammen en rook. Toen kreeg
de toestand iets helsch. Wie zou hier redden Nu
brandde het boven ons en wij, wat zouden wij De
angst bereikte zulk een hoogtepunt, dat wij besloten,
er gebeure wat wilde, hier vandaan te gaan.
Tegelijkertijd hoorden wij zware voetstappen boven
ons van Duitsche soldaten. Wij kropen uit onzen
kelder en vonden boven soldaten, die alles dooizochten.
Bij het bevelHanden omhoog", voldeden wij hier-
aan direct. Men greep ons aan, betastte ons of wij
ook wapens hadden en ge begrijpt wat een angst ik
toen doorstond over dien kellner met zijn pistool.
Maar God lof, een wonder geschiedde hoe wel men
hem doorzocht, vond men het pistool niet. Het was
even dieper gezakt, dan de soldatenhand voelde. Wij
werden direct aan 't werk gezet om de gewonden
te helpen.
Maar, o schrikkelijke toestand, ik moest daartoe
stappen over de lijken men kon niet heen of weer
of men moest over het lichaam van een mensch.
Maar God gaf kracht in dezen ongekenden toestand.
Maar was mijn man Ik meende het uit te gillen.
Zeg dan toch waar hij is. Ik vroeg aan den hotelier
en zeide: »Gij weet het, ik gebied u, zeg het mij".