ALGEMEEN NIEUWS- EN ADYERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSGH-VLAANDEREN.
No. 6113.
Donderdag 27 Augustus 1914.
54e Jaargang.
ABONNEMENT:
ADVERTENTIEN
BINNENLAND.
Telefoon
Dit Blafl verschpt Maandag-, Woensdag- en Yru'dagavond, uitgezonderd op Feestdagen, by de Firma P. J. VAN DE 8ANDE te Ter Neuzen.
i;BiirmnB
Per 3 maanden binnen de stad f\.Franco per post voor Nederland /1.10.
Bij vooruitbetalingvoor Belgie /1.40, voor Ned.-Indie en Amerika /l.65,
overig Buitenland f 2.
Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle
Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders.
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0.10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de
prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief.
Inzending van advertentien voor 1 our op den dag der uitgave.
Bij Staatsraad Cool.
De Staatsraad en Oud-Minister van Oorlog,
luit.-generaal W. Cool, had de welwillend-
heid een redacteur van het Persbureau Vaz
Dias te woord te staan ter beantwoording
van enkele vragerl, Z.Exc. gedaan in ver-
band met den militairen toestand van het
oogenblik.
Het spreekt vanzelf, dat het gesprek zich
beperkte tot onderwerpen, waarop Staats
raad Cool in de gegeven omstandigheden
zich in een voor publicatie bestemd gesprek
kon uitlaten.
Generaal Cool erkende gaarne, dat de
mobilisatie ten onzent in elk opzicht stof
tot groote tevredenheid heeft geschonken
ook wat geest en stemming der manschappen
betreft. //Ons Volk" zei Z.Exc. //is nu
eenmaal wat nuchter van aard, wat soms
op 't kantje van recalcitrant zijn en //mop-
peren" kan raken. Maar in een tijd als
wij nu doorleven is van dit alles geen
spoor te ontwaren. Het werk der mobili
satie was sinds jaren met de grootste zorg
voorbereid, en van hoeveel waarde die arbeid
mag heeten, is thans gebleken. Waar volgens
sommiger oordeel de legerorganisatie, gelijk
Minister Colijn die naar zijn inzicht vast-
stelde, misschien iets te veel aan hoofd-
officieren voor gewonen vredestijd gaf,
daar heeft zij nu door het plotseling
ontstaue groote conflict, hetwelk natuurlijk
niemand zoo spoedig kon wachten, een
groot voordeel verschaft. Het werk der
mobilisatie is er niet onbeduidend door
bespoedigd.
Wij kwamen op de kwestie van het
geva'ar voor schending van
onze neutraliteit, speciaal van
Duitsche zijde.
Generaal Cool erkende, dat de ernstige
mogelijkheid daarvan zeer stellig onder de
oogen is gezien en mag niet voorbij zien,
dat Duitschland rekening had te houden
bij v. met het uit tactisch oogpunt niet te
onderschatten voordeel van een breeder front.
Toch is Nederland's neutraliteit ook van
Duitsche zijde volkomen geeerbiedigd, en
't gaat zeer stellig niet aan om Keizer
Wilhelm's vereering voor den Staat, waar
het Stamhuis Oranje-Nassau (waartm de
Keizer zich gaarne ook rekent te be-
hooren) daarbij als min-belangrijke factor
te achten. Juist is daarbij ongetwijfeld
ook de bewering, dat het hebben van een z.g.
bufferstaat tusschen Engelandtn Duitschland
van waarde is.
Dat op dit moment het oorlogsgevaar voor
Nederland zeer beduidend vermin
derd is, gaf generaal Cool volkomen toe.
z/Het groote gevaar voor overval", zij Z.Exc.,
z/is thans voorbij. Waar Nederland's oos-
telijke grenzen nagenoeg onbeschermd zijn
in gewone omstandigheden, kunnen de
Duitsche troepen al zeer spoedig tot de
Nieuwe Hollandsche Waterlinie voortmar-
cheeren^ In de groote garnizoenen
Keulen, Aken, Wesel, Hannover enz.
is de troepenmacht in vredestijd zoo talrijk,
dat men de mobilisatie niet behoeft af te
wachten om metdeze op te marcheeren en een
kleinen staat als 't ware te overvallen.
Zeker, men heeft hiervoor bij ons maatregelen
getroffen maar het groote gevaar schuilt
toch bij ons in die eerste dagen, die nu
geiukkig voorbij zijn.
't Spreekt vanzelf, dat tegeuover een
grooten staat als Fr^nkrijk, Duitschland
niet op deze wijze zou kunnen handelen,
maar eerst zijn leger volledig moet mobili-
seeren, aivorens tot het offensief te kunnen
overgaan.
z/Acht u, zooals de zaken thans staan,
het gevaar, dat Nederland in het conflict
zal worden gemengd, groot
//Men kan natuurlijk niet voorspellen,
hoe de zaken zullen loopen. antwoordde
de Staatsraad. /,Gesteld dat naar Antwerpsche
richting wordt gedirigeerd, en een groote
slag dicht bij onze grenzen plaats heeft,
ja, dan zou op Nederlandsch territoir een
wijkplaats kunnen worden gezocht. Bij
vervolging van den geslagen vijand kon men,
in zulk geval, schending van ons grond-
gebied, met al de consequenties daarvan,
krijgen. Groot acht ik deze mogelijkheid
niet."
De positie, waarin thans ons koloniaal
bezit in de Oost verkeert, beschouwd ge
neraal Cool optimistisch. Japan heeft
rekening te houden en met den storm van
verontwaardiging, die in Engeland zou
I opsteken, als het de hand naar onze be-
zittingen uitstrekte, en met de wenschen
der Vereenigde Staten in verband ook met
de Filippijnen.
z/Het spreekt van zelf", zei de heer Cool,
dat Nederland kan voorzien, wat waar
nu eenmaal tot het stipuleeren van vredes-
bepalingen zou zijn genaderd alsdan in
verband met Nederlandsche belangen zou
kunnen overwogen worden, maar 't is,
helaas, nog lang niet de tijd om daaraan
te denken. Voorloopig is gelijk ik reeds
opmerkte de aanleiding om ongerust te
zijn over het meegesleept worden in den
grooten strijd, nu ontbrand, zeer sterk
verminderd".
Dat deze wereldoorlog, eenmaal ontketend,
lang zal duren, generaal Cool ontveinst
zich niet dit te voorzien, te vreezen. Ver-
gelijking met 1870 gaat schier niet op.
En toen bij de worsteling op zooveel
beperkter schaal duurde de strijd toch
nog meer dan een half jaar. Duitschland,
thans op reusachtig meer tegenstand stuitend
dan een kleine halve eeuw geleden, beseft,
hoe 'ter hier op aan komt thans eene
//finale worsteling" uit te vechten. Zoowel
oeconomisch als militair acht generaal Cool
Duitschland //enorm sterk". Het trad vol
komen voorbereid den kamp tegemoet.
Hoewel 't zeker niet te betwisten valt, dat
het vooruitzicht van de zware vredeseischen
die de eventueele overwinnaar zal hebben
te stellen juist om te bereiken, dat het
eiude een //definitief karakter" drage,
de energie zal prikkelen. En de vredes-
beweging, waarover in deze dagen zoo
smalend wordt gesproken //Wei", zei de
heer Cool," misschien zal deze verschrikke-
lijke oorlog ten slotte het Vredesdenkbeeld
bevorderen. Na de gruwelen, thans door-
leefd, moet actie volgen ,/Een ieder zal
ten slotte doordrongen moeten worden van
het absurde van zulke vreeselijkheden".
De schatten en volkskracht verslindend
z/gewapende vrede" zooals wij die tot nu
kende, zal een eind moeten nemen".
Wat de krijgsoperaties der oorlogvoerende
partijen, zooals die thans schijnen te staan,
betreft, verklaarde generaal Cool 't niet
waarschijnlijk te achten, dat de Duitsche
troepen tegen Antwerpen zullen oprukken,
om deze vesting te belegeren. Wei zal
't noodig zijn, //ter observatie", onderwijl
men naar Fraukrijk verder optrekt, een
beduidende macht achter te laten bij de
stelling Antwerpen. En die //observatie-
korpsen" zullen schatte de heer Cool
toch ook eenige legerkorpsen moeten be-
dragen.
Nog spraken wij over ailerlei sensatie-
geruchten, die (vooral de eerste weken na
het uitbreken van den oorlog) het publiek
zoo vaak schrik op het lijf joegen. 0. a.
over de mogelijkheden van een overval te
Scheveningen. Het gevaar daarvoor dat
dus de pier voor een landing voor kleinere
bodems, die o.a. ook geschut aan land
zouden trachten te brengen, onbruikbaar zou
moeten worden gemaakt door vopblazen",
alsmede de visschershaven acht generaal
Cool niet groot.
z/Hoofdzaak is" zei Z.Ex., //dat men een
behoorlijke macht ter plaatse heeft, gelijk
ook te Scheveningen 't geval is. In dat
geval kan men wel zeggen, dat een
landing door vreemde troepenmaehten bijna
uitgesloten is."
Of de huidige mobilisatie in Nederland
lang zal moeten duren
vDat onze soldaten niet spoedig naar
huis zullen kunnen gaan",' zei generaal
Cool," mag men wel als vaststaand rekenen.
Natuurlijk hangt ook dit geheel van den
loop der omstandigheden af. In 1870
konden de miliciens na enkele weken huis-toe
gaan, maar de situatie is nu geheel anders.
Laten wij niet vergeten, dat nog in Jauuari
1871 Fransche troepen onder Bourboqui,
in Zwitserland moesten geinterneerd worden
z/Wanneer u mij dus vraagt, of we
misschien na betrekkelijk korten tijd althans
de oudere iichtingen of de landweer naar
huis zullen kunnen zenden, dan antwoord ik
het is niet geheel onmogelijk,
maar niemand kan daar op dit moment
iets van zeggen.
Ten slotte zinspeelde ik nog op ailerlei
geruchten betreffende den Landstorm, die
oudere landgenooten verontrusten. Generaal
Cool wees mij op de thans algemeen bekende
bepalingen betreffende den Landstormlimiet.
En voegde er bij, dat de^inhoud van de
Landstormwet toch eigenlijk genoegzaam
bekend kon zijn om te weten, dat geen
personen van 20 tot 40 jaar tot den Land-
storm kunnen geroepi v/orden buiten
de reeds aangeduide categorien, n.l. de
landweermannen, miliciens afkorastig van
bereden korpsen en zeemiliciens, die in 1918
zijn ontslagen dan na specials in het leven
geroepen wet, welke aan de Landstorm-
bepalingen zekere terugwerkende kracht
zou schenken. En waarbij de limiet van
20 tot 40jarigen leeftijd zeker nooit zou
worden overschreden.
Ongeoefenden zouden in zulk geval on
getwijfeld bij de non-combattanten worden
gerangschikt, en niet bij den gewapenden
landstorm.
Van al dergelijke en andere nood-
maatregelen is op dit moment overigens
nog geen sprake.
Op de vriendelijke en minzame wijze
hem eigen, heeft Staatsraad Cool ons boven-
staande inlichtingen en beschouwing orn-
trent enkele vragen, die thans veler ge-
sprekken beheerschen, geschonken. En
wij brachten Z. Ex. onzen zeer hartelijken
dank voor zijn groote welwillendheid.
Een schitterend aanbod.
Bij den Minister van Binnenl. Zaken is
ingekomen van iemand, die verzoekt zijn
naam geheim te houden, de volgende brief
Stipt vertrouwelijk.
Amsterdam, 10 Augustus 1914.
Aan
Zijne Excellence den Minister
van Binnenlandsche Zaken, te
's Graveuhage.
Te oud, om mij, zoo noodig, persoonlijk
ter beschikking van de Regeering te stellen
voor de verdediging van ons land, heb ik
mij afgevraagd op welke wijze ik en zoovele
anderen, die in mijn geval verkeeren, van
hun opofferingsgezindheid kunnen doen bli)-
ken, en ik ben tot het volgend besluit ge-
komen
Ik verbind mij tegenover Uwe Excellentie
in 's Rijks schatkist, ten behoeve van een
fonds voor de verdediging van het Rijk en
de koloniea, te storten tien percent van
het vermogen, dat ik na afloop van den
tegenwoordigen oorlog zal bezitten. Als
maatstaf voor de grootte van mijn vermogen
geldt mijn eerste aangifte voor de vermogens-
belasting minstens 12 maanden na het sluiten
van den vrede tusschen Duitschland,Frankrijk
en Engeland. Bij vroeger overlijden zullen
mijn erfgenamen verplicht zijn voor het-
zelfde doel tien percent van mijn nalaten-
schap in 's Rijks schatkist te# storten.
Mocht voor de dekking van de nu ge-
maakte en nog te maken oorlogskosten of
voor de verdediging van onze kolonien een
extra-belasting geheven worden, dan be-
houd ik mijn erfgenamen en mijzelf het
recht voor, om de bovengedane toezegging
tot de hellt te verminderen of de extra-
belasting, voor zoover zij van het vermo
gen, op de wijze van de Duitsche //Wehr-
steuer" geheven wordt, van de verschul-
digde bijdragen af te trekken.
Als het blijkt, dat mijn vermogen na af
loop van den oorlog niet verminderd is,
dan zal de door mij toegezegde bijdrage
een som uitmaken van circa 120.000.
Ik vermeld dit in de hoop, dat velen,
die naar ik verwacht, mijn voorbeeld zullen
volgen, hetzelfde doende, de Regeering in
staat zullen stellen te beoordeelen wat voor
het door mij bedoelde fonds aan vrijwillige
bijdragen te verwachten is. Zijn er onder
de vermogenden, die zich alleen tot het
doen, eener bijdrage, als door mij toegezegd,
willen verbinden, mits zij de zekerheid
hebben, dat een groot bedrag bijeenkomt,
laten zij dan de voorwaarde stellen, dat
naar den vermogenstoestand, volgens de
laatste aangifte, minstens honderd millioen
aan bijdragen worden toegezegd. Ik wensch
die restrictie niet te maken, maar ik kan
het begrijpen, dat anderen dit wel wenschen.
Tijdens mijn leven mag aan niemand
medegedeeld worden wie-de schrijver van
dezen brief is. Voor deze daad wensch ik
lof, blaam of dank van niemand.
De Regeering, hooglijk waardeerende de
offervaardigheid, van welke dit aanbod blijk
geeft, is gaarne bereid zich met de vorming
van een fonds als is voorgesteld te belasten.
Zij, die daartoe willen meewerken langs
den aangegeven of een soortgelijken weg,
gelieven zich bij den Minister van Binnen
landsche Zaken aan te melden.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
CORT v. d. LINDEN.
Het wetsontwerp tot buitengewoon
uitstel van betaling.
Ingediend is een wetsontwerp strekkende
om de mogelijkheid te openen dat aan per-
so»en, die tengevolge van de tegenwoordige
buitengewone omstandigheden tijdelijk in
geldelijke moeilijkheden verkeeren, zoowel
wanneer zij in zake ter voldoening van eene
schuld worden aangesproken als wanneer
zij met verhaal op hunne goederen met
faillietverklaring of met eenig ander ver-
mogensnadeel worden bedreigd, alsnog een
termijn zal kunnen. worden gegund om aan
hunne verplichtingen te voldoen.
De termijn zal worden toegestaan door
den rechter, die daartoe alleen zal overgaan
wanneer hem voldoende blijkt, dat het niet
voldoen inderdaad alleen of hoofdzakelijk
het gevolg is van de buitengewone omstan
digheden. In alle gevallen zal door den
rechter een termijn van uitstelvan bepaalden
duur moeten worden vastgesteld, van
welken termijn echter verlenging zal kunnen
worden verkregen, terwijl de verleende
termijn ook zal kunnen worden verkort b.v.
indien de economische toestandeD zich spoe-
diger dan verwacht werd mochten ver-
beterd hebben, zoomede in het geval dat de
schuldenaar mocht blijken misbruik van
het toegestaan uitstel te hebben gemaakt.
De voorgestelde regeling is door tal van
mannen van beteekenis in de handelswereid
wier oordeel ten deze is ingewonncn, met
ingenomenheid begroet.
Voorzien wordt o. a. ook in het algemeen
in het geval, dat de overeenkomst eene
voorwaarde behelst, krachtens welke bij
niet tijdige voldoening eener geldsom voor
deel en door een der partijen, bij de over
eenkomst bedongen, voor haar verloren
zouden gaan. Gedacht wordt b. v. aan over-
eenkomsten van leveusverzekering, krachtens
welke de overeenkomst zal vervallen wan
neer de premie niet op den bepaalden tijd
wordt voldaan, aan overeenkomsten van
geldleening waarbij af betaling in termijnen
is bedongen doch de hoofdsom opeischbaar
wordt wanneer een of meer termijnen wordt
verzuimd, of wel aan overeenkomsten van
huurkoop (afbetalingscontracten), waarbij
de verkooper het goed kan terugnemen
wanneer het verschuldigde bedrag niet tijdig
wordt betaald.
De rechterlijke beslissingen, ingevolge
deze Wet gegeven, zijn niet onderworpen
aan hooger beroep, revisie of eassatie. De
rechter is steeds bevoegd, aivorens eenige
beslissing te geven, belanghebbenden, ge-
tuigen en deskundigen te hooren.
Deze Wet is niet van toepassing ten aan-
zien van verplichtingen, aangegaan na 29
Juli 1914, nog ten aanzien van al hetgeen
waarin is voorzien bij de Beurswet 1914:
Het ontwerp „Beurswet 1911''.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp, houdende bepalingen betref
fende den geld- en fondsenhandel in de
tegenwoordige buitengewone omstandig
heden.
Vooral met het oog op de Amsterdamsche
Effectenbeurs wordt in de eerste plaats
voorgesteld, de Beurzen van Koophandel,
voor zoover zij bestemd zijn voor den geld-
en fondsenhandel, onder toezicht van den
Minister van Laudbouw, Nijverheid en
Handel te stellen, totdat door de Koningin
is verklaard, dat de tegenwoordige buiten
gewone omstandigheden zich* niet meer in
den geld- en fondsenhandel doen gevoelen.
Dit toezicht zal medebrengen, dat door den
Minister voorschriften kunnen worden ge
geven omtrent de opening en de sluiting
van bedoelde beurzen, alsmede omtrent de
wijze waarop aldaar zaken zullen worden
gedaan en omtrent de noteering. Zoolang
het toezicht van de Regeering op de Beurs
duurt, zullen in de prijscourant alleen de
door den Minister aangewezen fondsen wor
den opgenomen. Trapsgewijze kan dan naar
bevind van omstandigheden de geheele
prijscourant weer in eere worden hersteld,
opdat de koersverlagingen althans van in
onderpand gegeven fondsen zich niet ver
der uitstrekken dan door den economischen
toestand wordt geboden en dat met name
gedwongen verkoopen zooveel mogelijk wor
den vermeden en executies tegen spotprijzen
streng worden tegengegaan.
Voorts wordt de volgende regeling voor
gesteld
Als maatstaf ter berekening van de waarde
van fondsen, strekkende tot onderpand voor
niet-afgeloste prolongates, voorschotten in
rekeningcourant of voor andere leeningen,
welke van voor 29 Juli 1914 loopen, worden
aangenomen de koersen door of vanwege
den Minister bepaald. Daarmede vervallen
dus de verplichtingen uit alle daarmede niet
overeenkomende bepalingen, reglementen en
overeenkomsten voortvloeieude. Voor het
geval echter dat de noteering van den dag
eene lagere mocht zijn dan bedoelde koers,
zal ook in dat geval eene verplichting tot
aanvulling van het surplus bestaan doch
binnen een termijn, door den Minister be
paald. De bedoeling is tot die aanvullicgr
trapsgewijze te geraken.
Het ontwerp waakt er voor, dat de geld-
nemer op prolongate zijn onderpand niet
beneden een redelijken prijs kan verliezen,
ook al wil de geldgever de leening niet
verlengen en al gaat hij na het verstrijken
van den termijn tot executie van het onder
pand over. Dezen waarborg vindt de geld-
nemer hierin, dat de pandhouder de fond
sen alleen mag verkoopen, wanneer hij zich
verbindt er een bod op te doen tot een door
of vanwege den Minister vast te stellen
koers, indien geen hoogere prijs ter Beurze
kan worden bedongen, zoomede de voor-
waarden na te leven, door den Minister
eventueel te stellen. Indien voor eenzelfde
verbintenis fondsen in onderpand zijn ge
geven, waarvan een deel wel en een ander
deel niet in de prijscourant is opgenomen,
mogen de eerstbedoelde afzonderlijk worden
verkocht.
Tenslotte is in het ontwerp nog een be-
paling opgenomen om tegenover de moei
lijkheden, die de toepassing dezer wet
wellicht voor den geldgever kan doen ont-
staan, hem de gelegenheid te geven, door
beleening van het onderpand op zijn beurt
zich contanten te verschaffen, teneinde aan
zijn verplichtingen te voldoen.
De Regeering zal bij de uitvnering dezer
wet voortdurend voorlichting van deskun
digen behoeven en uit den aard der zaak
geen belangrijke beslissingen nemen, dan
na het noodige overleg.
Deze wet kan worden aangehaald als
//Beurswet 1914".
lie graanvoorraad en onze
neutraliteit.
Het N. v. d. D. verneemt uit Den Haag,
dat onze regeering bezig is met de orga-
nisatie van een centrale inrichting voor de
uitvoering van de levensmiddelenwet (de
bijgevoegde artikelen 67 en volgende van
de Onteigeningswet) voor zooveel betreffende
graan en meel. Aan het hoofd van dit
bureau staat de heer Van Eelde. Het
bureau is gevestigd in de lokaliteiten van
de afdeeling handel van het deparfement
van landbouw enz., in de Lange Houtstraat.
Het bureau zint op middelen om zooveel
mogelijk graan in ons land te krijgen, dit
graan tot meel te laten verwerken en ge-
noemde artikelen zooveel mogelijk over het
geheele land te distribueeren. De inrich
ting werkt geheel zelfstandig.
L)e Telegraaf verneemt uit Londen, dat
de Daily Telegraph een telegram uit's Gra
veuhage publiceert, betreffende een inter
view met Minister Treub, die den specialen
correspondent van het blad verzekerde, dat
Engeland er volstrekt overtuigd van kan
zijn, dat, er kome wat er komt, Nederland
zijn neutraliteit niet zal schenden en niet
op onwettige wijze goederen aan Duitsch
land zal leveren.
De correspondent wees er den Minister
op, dat men in sommige kringen in Enge
land denkt, dat Nederland graan opstapelt
ten behoeve van Duitschland, wanneer de
nood voor dat land aan den man mocht
komen. Minister Treub verklaarde dit voor
een uit den duim gezogen praatje en zeide,
dat Nederland niet eens genoeg graan heeft
voor zijn eigen gebruik en dat het dienten-
gevolge niet aan andere landen van zijn
voorraad kan afstaan.
En ofschoon het scheepvaartverkeer langs
den Rijn vrij is, zoo was de Nederlandsche
Regeering toch verplicht geweest op het
voor vervoer langs den Rijn geconsigneerde
graan beslag te leggen.
De Minister verklaarde voorts, dat de
regeering hoopt, een voldoenden voorraad
meel in stock te houden, door ladingen
tarwe uit Amerika te laten komen. Het
is daarvoor echter noodig, dat ieder schip
papieren kan toonen waaruit blijkt. dat de
ladingbestemd is voor Nederland, een <>eu-
tralen staat, en niet zal worden overgebracht
naar een ander land.
Ill ifHIH'—B