Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 6087. Zaterdag 27 Juni 1914. 54e Jaargang.
BLAHCA'S SIIIIM.
BUST eXlTnDL
BINNENLAND.
FETJILLETON.
TW3ED13 F3LA.X3.
ALBANIA
De opstandelingen in Albanie bebben in
het centrum voortdurend succes, waaruit
valt af te leiden, dat zij steeds grooteren
aanbang krijgen met nieuwen toevoer van
strijders. De regeeringstroepen worden in-
tegendeel steeds verzwakt, zonder dat er
kans bestaat op aanvullen.
De bulptroepen van den vorst onder
Prenk Bibdoda, bleken niet veel te be-
teekenen. In de eerste dagen van den strijd
boorde men daar niet veei van. Toen de
wapenstilstand gesloten was, begon hij aan-
vallend op te treden en bleef dit doen,
ondanks een bericht van de regeering dat
er een wapenstilstand gesloten was. Thans
is hij echter met zijn leger door de op-
standelingen gevangen genomen en later
losgelaten, nadat hi) op eerewoord beloofd
had, verder de wapenen niet meer tegen
de opstandeliDgen te zullen voeren. Een
der correspondenten opperde de onderstel-
ling, dat Prenk die gevangenneming mis-
schien wel eenigszins gezocbt heeft, otn op
die wijze met goed fatsoen van de zaak af
te komeo.
Ondertusschen is Woensdag ook het
bericht bevestigd, dat onze voormalige
stadgenoot,
Majoor Verhulst
en kapitein Reimers, met het door hen
aangevoerde regeeringstroepje door de op-
standelingen zijn omsingeld en gevangenge-
nomen. Zoo worden van lieverlede alle
hulptroepen, waarop de vorst had gerekend
om hem te Durazzo ter hulp te komen,
verslagen en het oproerige volk verovert
gaandeweg geheel midden- en Zuid-Albanie.
Nadat zij Elbassan, Berat en Fierri hebben
ingenomen, bedreigen zij nu Wallona. De
aldaar het bevel voerende Nederlandsche
majoor heeft naar Durazzo om hulp geseind,
maardaar komt men zelf mannen te
kort. Alle weerbare mannen worden daar
aan het werk gezet voor de verdediging
der stad.
Men is er druk bezig met het maken
van loopgraven. Daarvoor werden zelfs
door de Nederlandsche officieren een Itali-
aanschen en een Franschen dagbladcorres-
pondent gerequireerd. Dit had weer een
kwestie tengevolge met majoor Kroon, die
later zijn verontschuldiging voor het gebeurde
aanbood, zeggende de heeren niet te hebben
gekend.
Uit Italie wordt bericht, dat de gevreesde
Albanees Esjad Pasja daar spoorloos ver-
dwenen is. Men vermoedt, dat hij wel in
Albanie zal te voorschijn komen.
De correspondent van de //Tel.", die uit
Albanie op de thuisreis te Spalato aan-
kwam, schrijft o. a.
„Ik bewonder het flegma van de Hol-
landsche officieren, hun moed en onver-
saagdheid, hun ijzeren wil om tot het uiter-
ste vol te houden, maar voeg er aan toe,
dat hun werk ten slotte uitloopt op een
nutteloozen zelfmoord
Dat de kommandant van Durazzo, majoor
Kroon, niet hetzelfde afschuwelijke lot ge-
troffen heeft als den genialen overste
Thomson, is een puur toeval geweest. De
Malissoren weigeren absoluut de hoogte
van Rastboel te bestormen, ofschoon majoor
Kroon en een paar buitenlanders het voor-
beeld gaven en ongeveer 300 meters zonder
eenige hulp vooruit marcheerden, van alle
kanten beschoten.
Bertha maakte een gebaar van ongeduld.
„Laten wij dit gesprek afbreken! Als u
het goedvindt, keer ik naar mijn kamer terug."
„Wacht nog een oogenblik, Bertha! Ter
wille van u is Victor gisteren hier geweest.
Hij wilde de noodige maatregelen nemen om
voor je toekomst te zorgen."
„Voor mijn toekomst?" vroeg Bertha. „In
hoeverre kan graaf Norton nog iets met
mijn toekomst hebben uit te staan?"
„Lief kind, hoe dwaas, dat je dat nog
vraagt! Je bekent zelf, dat je mijn neef al-
leen om zijn rijkdom hebt genomen. Je zult
je thans in dit opzicht niet teleurgesteld
zien! Wat hij je in het huwelijksconfract
heeft toegewezen en alles, waarover hij nog
vrij te beschikken heeft, zal je bij gerech-
telijke acte worden toegekend. Het vermo-
gen van zijn grootmamia, dat zijn privaat
eigendom is, gaat geheel aan je over. Even-
zoo behoudt je zijn naam en- zijn rang. Hij
is van plan een groote reis te ondernemen,
misschien naar het Oosten. Hij mist de
kracht om je nog eenmaal te zien, hij zou
niet van je kunnen scheiden. Bertha, ach,
Bertha, als je wist, hoe onvermijdelijk dit
alles is hoeveel hij lijdt, terwijl hij wijkt
voor de dringendste noodzakelijkheid o,
dan moest je hem vergiffenis schenken!"
„Denkt u dat?" vroeg Bertha met een
zucht. „Misschien misschien ook niet!
Op dit oogenblik begrijp ik alleen, datik
een ellendig, verlaten schepsel ben; ikkan
hem nimrner vergiffenis schenken, maar
Welk nut heeft het, zoo vraag ik nog
eens, zijn leven in de waagschaal te leggen,
wanneer het heldhaftigste voorbeeld zonder
de minste uitwerking blijft op half-wilde
Malissoren, die niets begrijpen van de ge-
heele situatie en evenmin, waarom zij eigen-
lijk vechten
Na de politiek der Italianen als intri-
geerend te hebben gebrandmerkt, concludeert
de correspondent dat de Nederlanders zich
Diet verder beschikbaar moeten stellen voor
het zg. civilisatiewerk. //Moeten, zoo vraagt
hij, voor Oostenrijk of voor Italie of ter
wille van den Balkan of de andere mogend-
heden, onze beste mannen aan 't vaderland
ontnomen worden om hen hier ellendig te
laten omkomen Kent iemand van u de
toestanden in het binnenland hier
De gewoonten van dit lieflijke volk, dat
'n tegenstander uit een hinderlaag neerpaft
en niet alleen hem, maar ook zijn broeders
en zusters, zijn vader, moeder, en de kin-
deren, en de verwanten in tweeden en der-
den graad er bij. Weet een uwer, dat
deze lieden, althans 70 percent, door't bod
uit een geweer verraderlijk worden neerge-
veld, terwjjl de andere 30 percent een
natuurlijken dood sterft
Laten we rustig en koel de zaken bekij-
ken, zooals ze zijn.
Thomsom is gesneuveld. Toeval wil, dat
kapitein Sar en majoor Roelfsema en majoor
Kroon, Fabius en Dr. Reddingius den
doodendans ontsprongen zijn. Een centi
meter meer rechts en er waren andere
lijken gevallen.
Een vraag! Zijn de Nederlandsche offi
cieren hierbeen gekomen om een burger-
oorlog te leiden Als aanvoerder op te
treden van ongedisciplineerde, half-wilde
benden Hun leven elke seconde van den
dag op 't spel te zetten, ter wille van een
machteloozen, willoozen Koning, ter wille
van een staat, uitgebroea in de verwarde
hoofden van een troepje onhandige diplo-
maten
Wil men de taak voorloopig niet opgeven,
acht men zich aan zijn woord gebonden,
laat men dan in 's hemelsnaam den loop
der dingen afwachten, alvorens opnieuw
officieren naar Albanie te sturen. Zij, die
komen, loopen eenvoudig in een openstaande
val. Komen er geen nieuwe officieren, dan
moeten de mogendheden gezamenlijk of
Oostenrijk en Italie afzonderlijk ingrijpen.
Dit laatste ware het beste.
Is de rust en orde hersteld, dan kan
misschien een gendarmerie georganiseerd
worden.
Zoo lang dit niet geschied is, blijft het
sturen van nieuwe Nederlandsche officieren
een misdaad I"
De gevangengenomen officieren.
z/Het Huisgezin" schrijft:
Het bericht, meldende de gevangenneming
bij Elbassan van majoor Yerhulst en kapitein
Reymers, zal te 's Hertogenbosch met ont-
roering zijn gelezen. Beide officieren immers
zijn voor de Bosschenaren geen onbekenden.
Majoor Yerhulst vertrok uit Den Bosch
naar Albanie. Sinds een jaar lag hij daar
als kapitein der artillerie in garnizoen.
Vijftien jaar geleden, toen hij iD dit garni
zoen als luitenant werkzaam was, vertrok
hij vandaar uit naar Transvaal, waar hij
aan de zijde der Boeren tegen de Engelschen
streed, in welken oorlog de kranige Neder
landsche officier veel bekwaamheid en dapper-
heid aan den dag legde.
Majoor Verhulst is de zoon van den ver-
maarden componist Verhulst.
Kapitein Reymers, voor hij in het najaar
wel haten, al stond ik aan zijn sterfbed.
Aan zijn edehnoedigheid heb ik nooit ge-
twijfeld. Al was ik eerlijk genoeg om te be-
kennen, dat ik hem alleen trouwde om zijn
rijkdom, aan den anderen kant zijn er toch
dingen, die men niet vergoeden kan met een
koninkrijk. En onder die dingen reken ik
den smaad, dien hij mij heeft aangedaan.
Geef mij tijd om na te denken. Morgen zal
ik mijn besluit mededeelen!"
Zij keerde zich om en ging naar de deur.
„Bertha", riep lady Carley, nog eenmaal
trachtende haar tot medelijden te bewegen,
„veroordeel hem niet zoolang je niet alles
weet! Heb toch medelijden met hem en met
mij. Mijn leven is zoo vol kommer en ver-
driet!"
Haar geluid ging over in een smartelijk
gekerm.
Bertha kwam voor de deur terug en sloeg
haar armen oim den halls Her bedroefde grijze
vrouw.
„Lieve, moederlijke vriendin", sprak zij,
„het doet mij innig leed u zoo bedroefd te
zien. Ik wilde dat ik u tot troost kon zijn!"
„Dat kan jm, luidde het haastige ant-
woord. „Blijf bij me, Bertha! Verlaat gij
mij nu ook niet! Neem de plaats in van
den zoon, dien ik verloren heb wees
mijn kind!"
Bertha's gelaat bleef somber.
„Morgen zullen wij alles regelen", ant-
woordde zij. „Wacht dus tot morgen:"
Het volgende oogenblik was lady Carley
alleen. Toen zonk zij snikkend op een stoel
neer.
Bertha verliet den ganschen dag haar
kamer niet meer. Zij haalde den koffer te
voorschijn, dien zij uit New-York had mee-
gebracht en begon dien te pakken.
Dat kositte niet veel moeite, want zij
naar Venlo vertrok, lag te's Hertogenbosch
als luitenant der irifanterie vele jaren in
garnizoen. Zijn collega's en ondergeschikten
mochten den steeds opgewekten, arbeid-
zamen officier gaarne.
Beide officieren zijn ongehuwd.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Oonderdag.
Het g e v a 1-R u t g e r s.
De heer Rutgers, die Woensdag uit ver-
stoordheid over bee beleid van den president
weigerde in strijd met het reglement
voor of tegen te stemmen, verklaarde,
volgens het verslag der H. Crt., heden tot
ander inzicht te zijn gekomen en betuigde
zijn leedwezen.
I nterpellatie-Otto.
De heer Otto vroeg verlof tot den Minister
van Binnenlandsche Zaken eenige vragen
te mogen richten inzake pensionneering van
weduwen van voor 1905 overleden onder-
wijzers.
Inlandsch personeel op de vloot.
Voortgezet werd vervolgens de beraad-
slaging over het wetsontwerp tot wijziging
en verhooging van het lie hoofdstuk der
begrooting van uitgaven van Ned.-Indie
voor 1914. (Hervorming van het korps
inlandscbe schepeliugen.)
De heer Duymaer van Twist meent, dat
de toevloed van inlandsche schepelingen wel
niet groot zal zijn, omdat ze worden acbter-
gesteld bij de Europeesche. Voorts betwijfelt
spreker of het wenschelijk is te Makassar
een vast opleidingsschip te plaatsen.
De heer Bichon van JJselmonde wijst er
op, dat verschillende marine-specialiteiten
tegen de werving zijn, o.a. de oud-Minister
Cohen Stuart. Van deopleidingsinrichting
te Makassar heeft spreker geen groote ver-
wachtingen. Men lette bij de werving vooral
op de kwaliteit, al zal de kwantiteit dan
ook minder groot zijn.
De Minister van Kolonien verdedigde
uitvoerig de kweekscbool te Makassar. De
grondgedachte is, Indie in zijn eigen be-
hoeften te doen voorzien. Spreker ontkent,
dat de eerste proef ai; mislukt zou moeten
worden beschouwd. De inlanders blijken
met geweer en kanon spoedig beter te
kunnen schieten dan de Europeanen. Dat
ze als seiners minder voldeden vond voor-
namelijk zijn oorzaak in gebrekkige kennis
van de Nederlandsche taal.
Spreker verwacht, dat de kustbewoners
zich in voldoende aantal zullen aanmelden
om de proef op den duur te doen slagen.
Javanen, die landbouwers zijn, zullen we
vermoedelijk weinig op de vloot krijgen.
Sommigen twijfelen aan de geschiktheid
van den inlander voor deze opleiding en
denken waarschijnlijk te veel aan inlandsche
huisbedienden en huurkoetsiers. Spreker
echter wijst op de resultaten der scholen
van inlandsche artsen en onderwijzers.
De voorzitter dringt, indien de heeren niet
van repliek kunnen afzien, op kortheid aan.
De heer Hugenholtz repliceert en dringt
nog eens aan op uitschakeling der werf-
agenten.
Na repliek van den Minister wordt het
ontwerp aangenomen.
Aan de orde is het wetsontwerp tot
voorziening in de gevolgen van het gelijk-
tijdig aanhangig maken van een groot
aantal beroepen betreffende het recht op
rente, bedoeld bij de artt. 369 en 370 der
Invaliditeitswet.
pakte slechts dat in, wat er vroeger in was
geweest. Al de fraaie kleederen, de sieraden
en rijke geschenken, die zij van haar echt-
genoot, van zijn tartte of hunne vrienden
ontvangen had, liet zij onaangeroerd. Zij
behield daar niets van, zelfs den trouwring
niet. Zij legde dien bij andere sieraden in
een fraai etui, dat zij sloot, schreef eenige
regelen aan lady Carley en legde hetsleu-
teltje er bij:
Zij schreef
Lieve moederlijke Vriendin!
Als u dezen regelen leest, heb ik het
slot Powsys voor altijd verlaten! Tracht
niet mij terug te willen brengen, mijn
besluit staat vast. Ik erken geen heer-
schappij over mij en ik verander mijn be
sluit niet.
Ik zal mijn weg door de wereld zoeken;
kracht en gezondheid ontbreken mij niet.
Wat ik vroeger hier heb gebracht, ligt
in mijn zwarten koffer gepakt. U zal
wel zoo vriendelijk zijn, het deze week
nog naar Londen te zenden. Al het overige
laat ik achter. Van graaf Norton neem ik
niets aan, zelfs zijn naam niet. U zal wel
begrijpen, dat ik niet anders kan hande-
len, zoolang ik nog eenige achting voor mij
zelve bezit. Tante Elisabeth, vaarwel!
Al zullen wij elkander nooit wederzien,
vergeet nimmer, dat ik steeds de grootste
vereering en dankbaarheid jegens u blijf
koesteren.
Bertha."
Haar hand had niet gebeefd. Zij vouwde
den brief dicht, verzegelde hem en schreef
het adres. Intussclien was het bijna don-
lcer geworden. Voornemens een koord om
den koffer te binden, lichtte zij het deksel
op en kreeg Charles brieven in handen.
Haar blik werd verteederd, toen zij met een
Strekking van het ontwerp is om ter
bespoediging aan uitspraken van Raden van
Beroep, waarbij een door het Bankbestuur
geweigerde rente wordt toegekend, onmid-
dellijk uitvoeriDg te doen geven, dus dadelijk
de rente te doen uitbetaleu van af den dag
van ingang der rente en zulks doordat
eventueel door den Centralen Raad van
Beroep uitspraak is gedaan en daarbij even
tueel beslissing van den Raad van Beroep
heeft vernietigd.
De heer Rutgers bestrijdt het ontwerp
in een uitvoerige rede.
De heer Koolen acht het ontwerp om
principieele redenen te eenenmale onaan-
nemelijk. Een praktisch bezwaar noemt
spreker voorts de rechtsongelijkheid tus-
schen de burgers van Nederland. Zoo zijn
er bv. Raden van Beroep, die aannemen
dat loondienst van ouders bij kinderen ou-
mogelijk is, en andere, die in tegengestelden
zin beslissen.
De heer Lohman stelt voor de beide nog
op de agenda voorkomende interpellaties
daarvan af te voeren, daar het onmogelijk
zal blijken, heden de agenda geheel af tedoen.
De heer Kleerekooper verzet zich tegen
dit denkbeeld op theoretische en praktische
gronden en acht de kwestie urgent.
De heer Van Doom zal zich bij het voorstel
neerleggen, doc'n hoopt, dat hij in het begin
van het nieuwe seizoen zijn interpellatie zal
kunnen houden.
De heer Lohman repliceert, waarna de
voorzitter zich bij den wensch van den heer
Lohman aansluit. Hij heeft den heer
Kleerekoper in overweging, heden-middag
eenige vragen tot den Minister te richten,
die onmiddellijk zullen worden beantwoord.
De heer Kleerekoper is bereid zich voor
loopig bij deze oplossing neer te leggen.
Aan den heer Duymaer van Twist werd
na de pauze verlof gegeven op een naler
te bepalen datum tot den Minister van
Oorlog eenige vragen te richten, terzake
van diens antwoord van 17 Juni 1914 op
zijn schriftelijke vraag van 20 Mei 1914
met betrekking tot de bevordering van
sergeanten-majoor-inslructeur tot den rang
van adjudant-onderofficier.
Daarna wordt voortgezet de hedenmorgen
aangevangen beraadslaging over het wets
ontwerp tot voorziening in de gevolgen
van het gelijktijdig aanhangig maken van
een groot aantal beroepen betreffende het
recht op rente, bedoeld bij de artikelen
369 en 370 der Invaliditeitswet.
De heer Sannes verdedigt het ontwerp,
bestrijdt den heer Koolen en wijst er op,
dat we hier staan voor een dubbelen nood-
toestand zeer oude menschen en een grooten
achterstand.
De Minister van Landbouw, de heer Treub,
beantwoordt de verschillende sprekers, en
verdedigt het ontwerp. Ook spreker wijst
op den noodtoestand en op het groot aantal
aanvragen tegelpk in den aanvangdat is
iets exceptioneels.
Na replieken wordt het ontwerp met 40
tegen 28 stemmen aangenomen. Tegen de
rechterzijde (behalve de heeren Lohman en
De Geer) en de heer Rink.
De heer Kleerekoper stelt de volgende
vraag
Is de Minister bereid zijn invloed aan
te wenden bij de directie der S. S., teneiude
voor de Gemeenteraadsleden uit het perso
neel dier maatschappij een voorloopige
regeling te doen treffen, welke aan hun
bezwaren inzake de verlofsregeling voor
de vervulling van het Raadslidmaatschap
zooveel mogelijk tegemoet komt, tot deze
zaak in: de Kamer een punt van princi-
treurigen glimlach zijn portret uit hetpakje
nam.
„Ik geloofde, dat ik je nooit meer zou
mogen aanzien", fluisterde zij, „en nu ben
je mij alles, wat ik heb." Zij verborg het
portret aan haar boezem, legde alles nog
eens en sloot den koffer. Zij ging zitten en
dacht over de toekomst- Zij zag den strijd
om het bestaan in al zijn ruwheid voor zich.
Wat zou zij doen?
In haar binnenste sprak een stem: Aan-
vaard den strijd des levens en verdien je
brood met handenarbeid. Ga naar Londen
en daal af in den afgrond der ellende en der
armoede, dien je hebt willen ontvluchten,
door je vast te klennnen aan een twijfel-
achtig geluk. Aanvaard den strijd met moed
wie een vasten wil en kracht bezit, kan
niet falen!
Onwillefkeurig beefde zij terug voor de
keuze die zij doen moest. Zonder midde-
len en alleen! Zou zij niet ondergaan in het
gewoel der wereldstad? Doch zij bleef
standvastig; ja, zij zou naar Londen gaan.
Zij had nog twaalf goudstukken in haar
beurs, daar kon zij de reiskosten wel mee
betalen.
Om negen uur vertrok de trein uit Chester.
Zij wilde bij het aanbreken van den dag het
slot verlaten, te voet naar Chesliolm gaan
en daar een rijtuig nemen, om haar naar
het spoorwegstation te brengen. Dan kon zij
om vier uur te Londen zijn.
Zij dacht er niet aan, naar haar vaderland
terug te keeren. Behalve, dat zij daarvoor
geen geld genoeg bezat, haid zij er ook
geen verlangen naar. Wat leven had zij
thuis? Neen, er bleef haar niets over, dan
alleen voor zich zelve te leven tot aan
haar dood.
„God sta mij bij", bad zij met gevouwen
pieele bespreking zal hebben uitgemaakt.
De Minister van Waterstaat de heer
Lely, antwoordt hierop, geheel buiten be-
schouwing latende de principieele kwesties,
die met deze aangelegenheid in verband
staan, gaarne bereid te zijn aan het verzoek
waarvan de strekking hem sympathiek is,
te voldoeu.
Verschillende conclusies van commissies
voor de adressen worden goedgekeurd, o. a.
die betreffende het adres van M. de Greef,
alhier.
Daarna gaat de Kamer op reces.
Majoor Thomson.
De voorloopige commissie, bestaande uit
eenige vrienden van wijlen majoor Thomson,
welke zich te's Gravenbage terstond gevormd
had ter huldiging zjjner nagedachtenis heeft
zich uitgebreid en gevormd tot een Nationaal
Comite en is thans als volgt samengesteld
K. Eland, gep. luit.-generaal, oud-Minister
van oorlog, voorzitter; H. Colijn, oud-
Minister van oorlog, onder-voorzitterH.
P. Staal, gep. luit.-generaal, oud-Minister
van oorlog; Mr. Th. H. de Meester, lid
van de Tweede Kamer; Jhr. Mr. A. F. de
Sarvornin Lohman, Minister van Staat, lid
van de Tweede Kamerprof. Dr. VV. H.
Nolens, lid van de Tweede Kamer, alien te
's Gravenhage J. B. A. Jonckheer, Amster
dam Dr. J. C. J. Bierens de Haan, arts;
Rotterdam Mr. P. Droogleever Fortuyn,
J. Jurriaan Kok, Mr. J. D. Verbroek,
M. M. Couvee Jr., secretaris-penningmeester,
alien te 's Gravenhage.
Het comite heeft met groote dankbaarheid
en waardeering keDnis genomen van het
besluit der regeering om het stoffelijk over-
schot van majoor Thomson door een Neder-
landsch oorlogsschip naar het vaderland te
doen overbrengen en heeft daardoor te dien
opzichte geen taak meer te vervullen. Het
heeft, gezien de vele bewijzen van instem-
ming uit het geheele land ontvangen, be-
sloten de oprichting voor te bereiden van
een monument op een Thomsonplein te
's Gravenhage, ter eere van den voortreffe-
lijken Nederlander, den kundigen hoofdoffi-
cier, den geboren aanvoerder, den man van
karakter en van zeldzame algemeene en
militaire ontwikkeling, den ridder zonder
vrees of blaam, den humanen mensch,^die
met onbezweken trouw, ook als volksver-
tegenwoordiger, zijn roeping voor Neder-
Iand's verdediging heeft vervuld en die door
zijn heldendood niet alleen zijn eigen krijgs-
mansroem heeft vergroot, maar bovenal
den naam vau zijn land en van zijn volk
tegenover heel de wereld in een schitter-
glans heeft gebracht.
Het comite wendt zich met een oproep
om geldelijken steun tot het Nederlandsche
volk, terwijl het zeer op prijs zou stellen,
indien in verschillende gemeenten van ons
land, en zoo mogelijk ook in het buiten-
land, sub-comite's gevormd worden om het
verkrijgen van bpdragen te bevorderen.
(N. R. Crt.)
Ouderdomsrente.
In de St.Ct. (no. 1117) is opgenomen een
overzicht van den stand der rente-aanvragen
en der toegekende renten, ingevolge de
artt. 369 en 370 der Invaliditeitswet, per
1 Juni 1914.
Daaruit blijkt, dat op 1 dezer waren
ontvangen 131,532 aanvragen, en waren
toegekend in 't geheel 111,656 renten
(111,323 door de Rijksverzekeringsbank en
333 in beroep.)
Van de 111,656 toegekende renten waren
op 1 dezer al weer 5043 vervallen, wegens
overlijden.
handen en groote tranen parelden langs
haar wangen. In berouw en zelfverwijt
bracht zij den nacht door.
De nieuwe dag brak aan. De lucht was
nog altijd zwaar bewolkt, toen Bertha, in
een doek en zwaren sluier gehuld, met een
reistaschje in de hand, zacht de trap afging
en door een zijdeur naar buiten trad. Nie-
inand zag haar heengaan.
De lucht was koud, de wind blies scherp
uit het nooriden, maar de regen had opge-
houden. Juist toen zij de poort uitging, sloeg
het zeven uur. Nog eenmaal keek zij om
naar de vensters van lady Carley. „Vaar-
wel", fluisterde haar bleeke lippen, „vaar-
wel!" Toen zette zij haar weg voort en
verdween in de nevelen van dien herfst-
morgen.
HOOFDSTUK XXXI.
Op een schoonen zomermiddag zaten twee
jonge dames met een boek in de hand aan
het venster, dat uitzicht op een der drukste
straten van Londen gaf, en keken onver-
schillig naar de voorbijgangers. Van buiten
had dat huis een vuil, ouderwetsch, on-
vriendelijk voorkomen, dat een scherpe te-
genstelling vormde met de pracht en weel-
de, die daar binnen te vinden was. Het ver-
trek, dat we binnentreden, is smaakvol in-
gericht, met kostbare meubelen en tapijten,
met bloemen en schilderstukken.
Beide dames waren in wandeltoilet. De
eene was baronesse Leonore Draxel, de
andere miss Howard, een meisje, dat weldra
in de gezelschappen zou worden bin-
nengeleid.
„Waar Portia toch blijft?" riep barones
Leonore. „Wij hadden reeds een half uur
op weg moeten zijn."
(Wordt vervolgd.)
TEB SEEZESSCHE (0IR1VT.