Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 6087. Zaterdag 27 Juni 1914. 54e Jaargang. BLAHCA'S SIIIIM. BUST eXlTnDL BINNENLAND. FETJILLETON. TW3ED13 F3LA.X3. ALBANIA De opstandelingen in Albanie bebben in het centrum voortdurend succes, waaruit valt af te leiden, dat zij steeds grooteren aanbang krijgen met nieuwen toevoer van strijders. De regeeringstroepen worden in- tegendeel steeds verzwakt, zonder dat er kans bestaat op aanvullen. De bulptroepen van den vorst onder Prenk Bibdoda, bleken niet veel te be- teekenen. In de eerste dagen van den strijd boorde men daar niet veei van. Toen de wapenstilstand gesloten was, begon hij aan- vallend op te treden en bleef dit doen, ondanks een bericht van de regeering dat er een wapenstilstand gesloten was. Thans is hij echter met zijn leger door de op- standelingen gevangen genomen en later losgelaten, nadat hi) op eerewoord beloofd had, verder de wapenen niet meer tegen de opstandeliDgen te zullen voeren. Een der correspondenten opperde de onderstel- ling, dat Prenk die gevangenneming mis- schien wel eenigszins gezocbt heeft, otn op die wijze met goed fatsoen van de zaak af te komeo. Ondertusschen is Woensdag ook het bericht bevestigd, dat onze voormalige stadgenoot, Majoor Verhulst en kapitein Reimers, met het door hen aangevoerde regeeringstroepje door de op- standelingen zijn omsingeld en gevangenge- nomen. Zoo worden van lieverlede alle hulptroepen, waarop de vorst had gerekend om hem te Durazzo ter hulp te komen, verslagen en het oproerige volk verovert gaandeweg geheel midden- en Zuid-Albanie. Nadat zij Elbassan, Berat en Fierri hebben ingenomen, bedreigen zij nu Wallona. De aldaar het bevel voerende Nederlandsche majoor heeft naar Durazzo om hulp geseind, maardaar komt men zelf mannen te kort. Alle weerbare mannen worden daar aan het werk gezet voor de verdediging der stad. Men is er druk bezig met het maken van loopgraven. Daarvoor werden zelfs door de Nederlandsche officieren een Itali- aanschen en een Franschen dagbladcorres- pondent gerequireerd. Dit had weer een kwestie tengevolge met majoor Kroon, die later zijn verontschuldiging voor het gebeurde aanbood, zeggende de heeren niet te hebben gekend. Uit Italie wordt bericht, dat de gevreesde Albanees Esjad Pasja daar spoorloos ver- dwenen is. Men vermoedt, dat hij wel in Albanie zal te voorschijn komen. De correspondent van de //Tel.", die uit Albanie op de thuisreis te Spalato aan- kwam, schrijft o. a. „Ik bewonder het flegma van de Hol- landsche officieren, hun moed en onver- saagdheid, hun ijzeren wil om tot het uiter- ste vol te houden, maar voeg er aan toe, dat hun werk ten slotte uitloopt op een nutteloozen zelfmoord Dat de kommandant van Durazzo, majoor Kroon, niet hetzelfde afschuwelijke lot ge- troffen heeft als den genialen overste Thomson, is een puur toeval geweest. De Malissoren weigeren absoluut de hoogte van Rastboel te bestormen, ofschoon majoor Kroon en een paar buitenlanders het voor- beeld gaven en ongeveer 300 meters zonder eenige hulp vooruit marcheerden, van alle kanten beschoten. Bertha maakte een gebaar van ongeduld. „Laten wij dit gesprek afbreken! Als u het goedvindt, keer ik naar mijn kamer terug." „Wacht nog een oogenblik, Bertha! Ter wille van u is Victor gisteren hier geweest. Hij wilde de noodige maatregelen nemen om voor je toekomst te zorgen." „Voor mijn toekomst?" vroeg Bertha. „In hoeverre kan graaf Norton nog iets met mijn toekomst hebben uit te staan?" „Lief kind, hoe dwaas, dat je dat nog vraagt! Je bekent zelf, dat je mijn neef al- leen om zijn rijkdom hebt genomen. Je zult je thans in dit opzicht niet teleurgesteld zien! Wat hij je in het huwelijksconfract heeft toegewezen en alles, waarover hij nog vrij te beschikken heeft, zal je bij gerech- telijke acte worden toegekend. Het vermo- gen van zijn grootmamia, dat zijn privaat eigendom is, gaat geheel aan je over. Even- zoo behoudt je zijn naam en- zijn rang. Hij is van plan een groote reis te ondernemen, misschien naar het Oosten. Hij mist de kracht om je nog eenmaal te zien, hij zou niet van je kunnen scheiden. Bertha, ach, Bertha, als je wist, hoe onvermijdelijk dit alles is hoeveel hij lijdt, terwijl hij wijkt voor de dringendste noodzakelijkheid o, dan moest je hem vergiffenis schenken!" „Denkt u dat?" vroeg Bertha met een zucht. „Misschien misschien ook niet! Op dit oogenblik begrijp ik alleen, datik een ellendig, verlaten schepsel ben; ikkan hem nimrner vergiffenis schenken, maar Welk nut heeft het, zoo vraag ik nog eens, zijn leven in de waagschaal te leggen, wanneer het heldhaftigste voorbeeld zonder de minste uitwerking blijft op half-wilde Malissoren, die niets begrijpen van de ge- heele situatie en evenmin, waarom zij eigen- lijk vechten Na de politiek der Italianen als intri- geerend te hebben gebrandmerkt, concludeert de correspondent dat de Nederlanders zich Diet verder beschikbaar moeten stellen voor het zg. civilisatiewerk. //Moeten, zoo vraagt hij, voor Oostenrijk of voor Italie of ter wille van den Balkan of de andere mogend- heden, onze beste mannen aan 't vaderland ontnomen worden om hen hier ellendig te laten omkomen Kent iemand van u de toestanden in het binnenland hier De gewoonten van dit lieflijke volk, dat 'n tegenstander uit een hinderlaag neerpaft en niet alleen hem, maar ook zijn broeders en zusters, zijn vader, moeder, en de kin- deren, en de verwanten in tweeden en der- den graad er bij. Weet een uwer, dat deze lieden, althans 70 percent, door't bod uit een geweer verraderlijk worden neerge- veld, terwjjl de andere 30 percent een natuurlijken dood sterft Laten we rustig en koel de zaken bekij- ken, zooals ze zijn. Thomsom is gesneuveld. Toeval wil, dat kapitein Sar en majoor Roelfsema en majoor Kroon, Fabius en Dr. Reddingius den doodendans ontsprongen zijn. Een centi meter meer rechts en er waren andere lijken gevallen. Een vraag! Zijn de Nederlandsche offi cieren hierbeen gekomen om een burger- oorlog te leiden Als aanvoerder op te treden van ongedisciplineerde, half-wilde benden Hun leven elke seconde van den dag op 't spel te zetten, ter wille van een machteloozen, willoozen Koning, ter wille van een staat, uitgebroea in de verwarde hoofden van een troepje onhandige diplo- maten Wil men de taak voorloopig niet opgeven, acht men zich aan zijn woord gebonden, laat men dan in 's hemelsnaam den loop der dingen afwachten, alvorens opnieuw officieren naar Albanie te sturen. Zij, die komen, loopen eenvoudig in een openstaande val. Komen er geen nieuwe officieren, dan moeten de mogendheden gezamenlijk of Oostenrijk en Italie afzonderlijk ingrijpen. Dit laatste ware het beste. Is de rust en orde hersteld, dan kan misschien een gendarmerie georganiseerd worden. Zoo lang dit niet geschied is, blijft het sturen van nieuwe Nederlandsche officieren een misdaad I" De gevangengenomen officieren. z/Het Huisgezin" schrijft: Het bericht, meldende de gevangenneming bij Elbassan van majoor Yerhulst en kapitein Reymers, zal te 's Hertogenbosch met ont- roering zijn gelezen. Beide officieren immers zijn voor de Bosschenaren geen onbekenden. Majoor Yerhulst vertrok uit Den Bosch naar Albanie. Sinds een jaar lag hij daar als kapitein der artillerie in garnizoen. Vijftien jaar geleden, toen hij iD dit garni zoen als luitenant werkzaam was, vertrok hij vandaar uit naar Transvaal, waar hij aan de zijde der Boeren tegen de Engelschen streed, in welken oorlog de kranige Neder landsche officier veel bekwaamheid en dapper- heid aan den dag legde. Majoor Verhulst is de zoon van den ver- maarden componist Verhulst. Kapitein Reymers, voor hij in het najaar wel haten, al stond ik aan zijn sterfbed. Aan zijn edehnoedigheid heb ik nooit ge- twijfeld. Al was ik eerlijk genoeg om te be- kennen, dat ik hem alleen trouwde om zijn rijkdom, aan den anderen kant zijn er toch dingen, die men niet vergoeden kan met een koninkrijk. En onder die dingen reken ik den smaad, dien hij mij heeft aangedaan. Geef mij tijd om na te denken. Morgen zal ik mijn besluit mededeelen!" Zij keerde zich om en ging naar de deur. „Bertha", riep lady Carley, nog eenmaal trachtende haar tot medelijden te bewegen, „veroordeel hem niet zoolang je niet alles weet! Heb toch medelijden met hem en met mij. Mijn leven is zoo vol kommer en ver- driet!" Haar geluid ging over in een smartelijk gekerm. Bertha kwam voor de deur terug en sloeg haar armen oim den halls Her bedroefde grijze vrouw. „Lieve, moederlijke vriendin", sprak zij, „het doet mij innig leed u zoo bedroefd te zien. Ik wilde dat ik u tot troost kon zijn!" „Dat kan jm, luidde het haastige ant- woord. „Blijf bij me, Bertha! Verlaat gij mij nu ook niet! Neem de plaats in van den zoon, dien ik verloren heb wees mijn kind!" Bertha's gelaat bleef somber. „Morgen zullen wij alles regelen", ant- woordde zij. „Wacht dus tot morgen:" Het volgende oogenblik was lady Carley alleen. Toen zonk zij snikkend op een stoel neer. Bertha verliet den ganschen dag haar kamer niet meer. Zij haalde den koffer te voorschijn, dien zij uit New-York had mee- gebracht en begon dien te pakken. Dat kositte niet veel moeite, want zij naar Venlo vertrok, lag te's Hertogenbosch als luitenant der irifanterie vele jaren in garnizoen. Zijn collega's en ondergeschikten mochten den steeds opgewekten, arbeid- zamen officier gaarne. Beide officieren zijn ongehuwd. TWEEDE KAMER. Vergadering van Oonderdag. Het g e v a 1-R u t g e r s. De heer Rutgers, die Woensdag uit ver- stoordheid over bee beleid van den president weigerde in strijd met het reglement voor of tegen te stemmen, verklaarde, volgens het verslag der H. Crt., heden tot ander inzicht te zijn gekomen en betuigde zijn leedwezen. I nterpellatie-Otto. De heer Otto vroeg verlof tot den Minister van Binnenlandsche Zaken eenige vragen te mogen richten inzake pensionneering van weduwen van voor 1905 overleden onder- wijzers. Inlandsch personeel op de vloot. Voortgezet werd vervolgens de beraad- slaging over het wetsontwerp tot wijziging en verhooging van het lie hoofdstuk der begrooting van uitgaven van Ned.-Indie voor 1914. (Hervorming van het korps inlandscbe schepeliugen.) De heer Duymaer van Twist meent, dat de toevloed van inlandsche schepelingen wel niet groot zal zijn, omdat ze worden acbter- gesteld bij de Europeesche. Voorts betwijfelt spreker of het wenschelijk is te Makassar een vast opleidingsschip te plaatsen. De heer Bichon van JJselmonde wijst er op, dat verschillende marine-specialiteiten tegen de werving zijn, o.a. de oud-Minister Cohen Stuart. Van deopleidingsinrichting te Makassar heeft spreker geen groote ver- wachtingen. Men lette bij de werving vooral op de kwaliteit, al zal de kwantiteit dan ook minder groot zijn. De Minister van Kolonien verdedigde uitvoerig de kweekscbool te Makassar. De grondgedachte is, Indie in zijn eigen be- hoeften te doen voorzien. Spreker ontkent, dat de eerste proef ai; mislukt zou moeten worden beschouwd. De inlanders blijken met geweer en kanon spoedig beter te kunnen schieten dan de Europeanen. Dat ze als seiners minder voldeden vond voor- namelijk zijn oorzaak in gebrekkige kennis van de Nederlandsche taal. Spreker verwacht, dat de kustbewoners zich in voldoende aantal zullen aanmelden om de proef op den duur te doen slagen. Javanen, die landbouwers zijn, zullen we vermoedelijk weinig op de vloot krijgen. Sommigen twijfelen aan de geschiktheid van den inlander voor deze opleiding en denken waarschijnlijk te veel aan inlandsche huisbedienden en huurkoetsiers. Spreker echter wijst op de resultaten der scholen van inlandsche artsen en onderwijzers. De voorzitter dringt, indien de heeren niet van repliek kunnen afzien, op kortheid aan. De heer Hugenholtz repliceert en dringt nog eens aan op uitschakeling der werf- agenten. Na repliek van den Minister wordt het ontwerp aangenomen. Aan de orde is het wetsontwerp tot voorziening in de gevolgen van het gelijk- tijdig aanhangig maken van een groot aantal beroepen betreffende het recht op rente, bedoeld bij de artt. 369 en 370 der Invaliditeitswet. pakte slechts dat in, wat er vroeger in was geweest. Al de fraaie kleederen, de sieraden en rijke geschenken, die zij van haar echt- genoot, van zijn tartte of hunne vrienden ontvangen had, liet zij onaangeroerd. Zij behield daar niets van, zelfs den trouwring niet. Zij legde dien bij andere sieraden in een fraai etui, dat zij sloot, schreef eenige regelen aan lady Carley en legde hetsleu- teltje er bij: Zij schreef Lieve moederlijke Vriendin! Als u dezen regelen leest, heb ik het slot Powsys voor altijd verlaten! Tracht niet mij terug te willen brengen, mijn besluit staat vast. Ik erken geen heer- schappij over mij en ik verander mijn be sluit niet. Ik zal mijn weg door de wereld zoeken; kracht en gezondheid ontbreken mij niet. Wat ik vroeger hier heb gebracht, ligt in mijn zwarten koffer gepakt. U zal wel zoo vriendelijk zijn, het deze week nog naar Londen te zenden. Al het overige laat ik achter. Van graaf Norton neem ik niets aan, zelfs zijn naam niet. U zal wel begrijpen, dat ik niet anders kan hande- len, zoolang ik nog eenige achting voor mij zelve bezit. Tante Elisabeth, vaarwel! Al zullen wij elkander nooit wederzien, vergeet nimmer, dat ik steeds de grootste vereering en dankbaarheid jegens u blijf koesteren. Bertha." Haar hand had niet gebeefd. Zij vouwde den brief dicht, verzegelde hem en schreef het adres. Intussclien was het bijna don- lcer geworden. Voornemens een koord om den koffer te binden, lichtte zij het deksel op en kreeg Charles brieven in handen. Haar blik werd verteederd, toen zij met een Strekking van het ontwerp is om ter bespoediging aan uitspraken van Raden van Beroep, waarbij een door het Bankbestuur geweigerde rente wordt toegekend, onmid- dellijk uitvoeriDg te doen geven, dus dadelijk de rente te doen uitbetaleu van af den dag van ingang der rente en zulks doordat eventueel door den Centralen Raad van Beroep uitspraak is gedaan en daarbij even tueel beslissing van den Raad van Beroep heeft vernietigd. De heer Rutgers bestrijdt het ontwerp in een uitvoerige rede. De heer Koolen acht het ontwerp om principieele redenen te eenenmale onaan- nemelijk. Een praktisch bezwaar noemt spreker voorts de rechtsongelijkheid tus- schen de burgers van Nederland. Zoo zijn er bv. Raden van Beroep, die aannemen dat loondienst van ouders bij kinderen ou- mogelijk is, en andere, die in tegengestelden zin beslissen. De heer Lohman stelt voor de beide nog op de agenda voorkomende interpellaties daarvan af te voeren, daar het onmogelijk zal blijken, heden de agenda geheel af tedoen. De heer Kleerekooper verzet zich tegen dit denkbeeld op theoretische en praktische gronden en acht de kwestie urgent. De heer Van Doom zal zich bij het voorstel neerleggen, doc'n hoopt, dat hij in het begin van het nieuwe seizoen zijn interpellatie zal kunnen houden. De heer Lohman repliceert, waarna de voorzitter zich bij den wensch van den heer Lohman aansluit. Hij heeft den heer Kleerekoper in overweging, heden-middag eenige vragen tot den Minister te richten, die onmiddellijk zullen worden beantwoord. De heer Kleerekoper is bereid zich voor loopig bij deze oplossing neer te leggen. Aan den heer Duymaer van Twist werd na de pauze verlof gegeven op een naler te bepalen datum tot den Minister van Oorlog eenige vragen te richten, terzake van diens antwoord van 17 Juni 1914 op zijn schriftelijke vraag van 20 Mei 1914 met betrekking tot de bevordering van sergeanten-majoor-inslructeur tot den rang van adjudant-onderofficier. Daarna wordt voortgezet de hedenmorgen aangevangen beraadslaging over het wets ontwerp tot voorziening in de gevolgen van het gelijktijdig aanhangig maken van een groot aantal beroepen betreffende het recht op rente, bedoeld bij de artikelen 369 en 370 der Invaliditeitswet. De heer Sannes verdedigt het ontwerp, bestrijdt den heer Koolen en wijst er op, dat we hier staan voor een dubbelen nood- toestand zeer oude menschen en een grooten achterstand. De Minister van Landbouw, de heer Treub, beantwoordt de verschillende sprekers, en verdedigt het ontwerp. Ook spreker wijst op den noodtoestand en op het groot aantal aanvragen tegelpk in den aanvangdat is iets exceptioneels. Na replieken wordt het ontwerp met 40 tegen 28 stemmen aangenomen. Tegen de rechterzijde (behalve de heeren Lohman en De Geer) en de heer Rink. De heer Kleerekoper stelt de volgende vraag Is de Minister bereid zijn invloed aan te wenden bij de directie der S. S., teneiude voor de Gemeenteraadsleden uit het perso neel dier maatschappij een voorloopige regeling te doen treffen, welke aan hun bezwaren inzake de verlofsregeling voor de vervulling van het Raadslidmaatschap zooveel mogelijk tegemoet komt, tot deze zaak in: de Kamer een punt van princi- treurigen glimlach zijn portret uit hetpakje nam. „Ik geloofde, dat ik je nooit meer zou mogen aanzien", fluisterde zij, „en nu ben je mij alles, wat ik heb." Zij verborg het portret aan haar boezem, legde alles nog eens en sloot den koffer. Zij ging zitten en dacht over de toekomst- Zij zag den strijd om het bestaan in al zijn ruwheid voor zich. Wat zou zij doen? In haar binnenste sprak een stem: Aan- vaard den strijd des levens en verdien je brood met handenarbeid. Ga naar Londen en daal af in den afgrond der ellende en der armoede, dien je hebt willen ontvluchten, door je vast te klennnen aan een twijfel- achtig geluk. Aanvaard den strijd met moed wie een vasten wil en kracht bezit, kan niet falen! Onwillefkeurig beefde zij terug voor de keuze die zij doen moest. Zonder midde- len en alleen! Zou zij niet ondergaan in het gewoel der wereldstad? Doch zij bleef standvastig; ja, zij zou naar Londen gaan. Zij had nog twaalf goudstukken in haar beurs, daar kon zij de reiskosten wel mee betalen. Om negen uur vertrok de trein uit Chester. Zij wilde bij het aanbreken van den dag het slot verlaten, te voet naar Chesliolm gaan en daar een rijtuig nemen, om haar naar het spoorwegstation te brengen. Dan kon zij om vier uur te Londen zijn. Zij dacht er niet aan, naar haar vaderland terug te keeren. Behalve, dat zij daarvoor geen geld genoeg bezat, haid zij er ook geen verlangen naar. Wat leven had zij thuis? Neen, er bleef haar niets over, dan alleen voor zich zelve te leven tot aan haar dood. „God sta mij bij", bad zij met gevouwen pieele bespreking zal hebben uitgemaakt. De Minister van Waterstaat de heer Lely, antwoordt hierop, geheel buiten be- schouwing latende de principieele kwesties, die met deze aangelegenheid in verband staan, gaarne bereid te zijn aan het verzoek waarvan de strekking hem sympathiek is, te voldoeu. Verschillende conclusies van commissies voor de adressen worden goedgekeurd, o. a. die betreffende het adres van M. de Greef, alhier. Daarna gaat de Kamer op reces. Majoor Thomson. De voorloopige commissie, bestaande uit eenige vrienden van wijlen majoor Thomson, welke zich te's Gravenbage terstond gevormd had ter huldiging zjjner nagedachtenis heeft zich uitgebreid en gevormd tot een Nationaal Comite en is thans als volgt samengesteld K. Eland, gep. luit.-generaal, oud-Minister van oorlog, voorzitter; H. Colijn, oud- Minister van oorlog, onder-voorzitterH. P. Staal, gep. luit.-generaal, oud-Minister van oorlog; Mr. Th. H. de Meester, lid van de Tweede Kamer; Jhr. Mr. A. F. de Sarvornin Lohman, Minister van Staat, lid van de Tweede Kamerprof. Dr. VV. H. Nolens, lid van de Tweede Kamer, alien te 's Gravenhage J. B. A. Jonckheer, Amster dam Dr. J. C. J. Bierens de Haan, arts; Rotterdam Mr. P. Droogleever Fortuyn, J. Jurriaan Kok, Mr. J. D. Verbroek, M. M. Couvee Jr., secretaris-penningmeester, alien te 's Gravenhage. Het comite heeft met groote dankbaarheid en waardeering keDnis genomen van het besluit der regeering om het stoffelijk over- schot van majoor Thomson door een Neder- landsch oorlogsschip naar het vaderland te doen overbrengen en heeft daardoor te dien opzichte geen taak meer te vervullen. Het heeft, gezien de vele bewijzen van instem- ming uit het geheele land ontvangen, be- sloten de oprichting voor te bereiden van een monument op een Thomsonplein te 's Gravenhage, ter eere van den voortreffe- lijken Nederlander, den kundigen hoofdoffi- cier, den geboren aanvoerder, den man van karakter en van zeldzame algemeene en militaire ontwikkeling, den ridder zonder vrees of blaam, den humanen mensch,^die met onbezweken trouw, ook als volksver- tegenwoordiger, zijn roeping voor Neder- Iand's verdediging heeft vervuld en die door zijn heldendood niet alleen zijn eigen krijgs- mansroem heeft vergroot, maar bovenal den naam vau zijn land en van zijn volk tegenover heel de wereld in een schitter- glans heeft gebracht. Het comite wendt zich met een oproep om geldelijken steun tot het Nederlandsche volk, terwijl het zeer op prijs zou stellen, indien in verschillende gemeenten van ons land, en zoo mogelijk ook in het buiten- land, sub-comite's gevormd worden om het verkrijgen van bpdragen te bevorderen. (N. R. Crt.) Ouderdomsrente. In de St.Ct. (no. 1117) is opgenomen een overzicht van den stand der rente-aanvragen en der toegekende renten, ingevolge de artt. 369 en 370 der Invaliditeitswet, per 1 Juni 1914. Daaruit blijkt, dat op 1 dezer waren ontvangen 131,532 aanvragen, en waren toegekend in 't geheel 111,656 renten (111,323 door de Rijksverzekeringsbank en 333 in beroep.) Van de 111,656 toegekende renten waren op 1 dezer al weer 5043 vervallen, wegens overlijden. handen en groote tranen parelden langs haar wangen. In berouw en zelfverwijt bracht zij den nacht door. De nieuwe dag brak aan. De lucht was nog altijd zwaar bewolkt, toen Bertha, in een doek en zwaren sluier gehuld, met een reistaschje in de hand, zacht de trap afging en door een zijdeur naar buiten trad. Nie- inand zag haar heengaan. De lucht was koud, de wind blies scherp uit het nooriden, maar de regen had opge- houden. Juist toen zij de poort uitging, sloeg het zeven uur. Nog eenmaal keek zij om naar de vensters van lady Carley. „Vaar- wel", fluisterde haar bleeke lippen, „vaar- wel!" Toen zette zij haar weg voort en verdween in de nevelen van dien herfst- morgen. HOOFDSTUK XXXI. Op een schoonen zomermiddag zaten twee jonge dames met een boek in de hand aan het venster, dat uitzicht op een der drukste straten van Londen gaf, en keken onver- schillig naar de voorbijgangers. Van buiten had dat huis een vuil, ouderwetsch, on- vriendelijk voorkomen, dat een scherpe te- genstelling vormde met de pracht en weel- de, die daar binnen te vinden was. Het ver- trek, dat we binnentreden, is smaakvol in- gericht, met kostbare meubelen en tapijten, met bloemen en schilderstukken. Beide dames waren in wandeltoilet. De eene was baronesse Leonore Draxel, de andere miss Howard, een meisje, dat weldra in de gezelschappen zou worden bin- nengeleid. „Waar Portia toch blijft?" riep barones Leonore. „Wij hadden reeds een half uur op weg moeten zijn." (Wordt vervolgd.) TEB SEEZESSCHE (0IR1VT.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1914 | | pagina 5