ALGEMEEN NSEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
AANBESTEDING.
No. 6060.
Donderdag 23 April 1914.
54e Taargang.
IL I T I E.
BLAICA/S &1I1II.
ABONNEMENT
ADVERTENTIEN:
nit Rial? vfipsnhiint MaanJatK Wocasdaq- en YrUdap'ond. nttgezoaderfl op Feestdagen, bij de Firma P. J. YAH DE SAHDE te Ter Neuzen
Eerste zitting1 van den
Militieraad,
aan te besteden
De onderhoudswerken,
herstellingen, en vernieii-
wingen, aan de gemeente-
gebouwen gedurende het
jaar 1914.
BINWEHILAND.
FEUILLETOH.
Per 3 maanden binnen de stad /L—Franco per post voor Nederland 1.10.
Bij vooruitbetalingvoor Belgie /1.4Q, voor Ned.-indie en AmeriKa j 1.65,
overig Buitenland 2.
Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle
Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders.
Telefoon 5s<6?.
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0.10.
Bij difOCSt© opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de
prijs slechts twee ma al berekend.
Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief.
inzending van advertentien voor 1 %MM° op den dag der uitgave.
De Burgemeester der gemeenle TER NEUZEN,
brengt bij deze bet navolgende ter openbare kenms.
In de eerste sitting van den Militieraad wordt
in het algemeen uitspraak gedaan omtrent
a. vrijstelling van den dienst wegens eigen
vrijwiliigen dienst en wegens broederdienst
b. uitsluiting van den dienst.
Voor zooveel betreft vrijstelling van den dienst
weeens aanwezigheid van in hetzelfdejaar
aeboren broeders, doet de Militieraad eerst
uitspraak in zijne tweede zitting, welke later zal
worden bekend gemaakt.
De ineeschrevenen dezer Gemeente voor de lich-
tine van het volgend jaar, die vrijstelling wegens
eigen vrijwiliigen dienst of wegens broeder
dienst hebben aangevraagd zullen in de gelegen-
heid worden gesteld desgewenscht die aanvrage
toe te lichten of te doen toelichten en vervolgens
de uitspraak hieromtrent van den Militieraad te
vernemen op Maandag, den 4 Mei e. k., te 10uur
voormiddags, te Middelburg m het stadhuis aldaai,
UnDenui^praak zal voorts door ondergeteekende
schrifteliik ter kennis worden gebracht van den
ingeschrevene, die aanvrage om vrijstelling deed.
De aandacht wordt nog gevestigd op onder-
staande bepalingen
Team de uitspraak van den Militieraad omtrent
vrijstelling o f uitsluiting kan binnen TIEN dagen,
te rekenen van den dag, waarop die uitspi aak
is qeschied, bij Gedeputeerde Statender Promnae
bezwaar worden ingebracht door den Militie-
commissaris en door
lo. den ingeschrevene, men de uitspraak geldt,
of door zijn vader, moeder, voogd of curator;
2o elk der overige, voor de gemeente ingeschre-
venen of door zijn vader, moeder, voogd of
curator
Hij of zij, die bezwaren inbrengt, levert het
daartoe strekkend verzoekschrifi, dat behoorlijk,
met redenen omkleed moet zijn, in ter Secretane
dezer Gemeente. Van de inlevering wordt een
bewijs van ontvangst uitgereikt.
Bezwaarschriften, niet ingencht of met mge-
leverd op de hierboven aangegeven wijze, kunnen
aeen qevolg hebben.
In bovengenoemde zitting heeft geen genees-
kundig onderzoek plaats, opdat zij, die meenen
wegens gebreken ongeschiM voor den mihtieaienst
te zijn, geen vergeefsche reis maken.
Voor zoover omtrent een en ander
nadere inlicbtingen worden gewenscht,
vervoege men zich ter Gemeente-
seeretarie op een werkdag tusscken
9 en 12 uur voormiddag.
Ter Neuzen, den 21 April 1914.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Burgemeester en Wethouders van ZAAM-
SLAG,^ zullen op Oinsdag den 5 Hiei
1914, des voormiddags 91/2 lire, ten Raad-
huize dier gemeente, tracbten
Plaatselijke aanwijs op Zaterdag 2 Mei
1914, des 'namiddags ten 2 ure te beginnen
te Otbene.
Bestek en voorwaarden liggen bij den
gemeente-architect en ter secretarie ter
inzage.
Zaamslag, 21 April 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JOH. DE FE1JTER, Burgemeester.
J. STOLK Lzn., Secretaris.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Dinsdag.
Wetboek van Strafvordering.
De Voorzitter deelt, volgens de H. Crt.,
mede, dat hij benoemd beett tot Ieden van
de commissie van voorbereiding voor het
wetsontwerp tot vaststelling van een Wet
boek van Strafvordering, de heeren Van Sasse
van Ysselt, Van Limburg, Van Hamel,
Mendels, Ter Spill en Beumer, en tot hun
plaatsvervaugers de heereu Duyustee,
Ankerman, Marchant, Rink, Sannes, Visser
van IJzendoorn en Rutgers.
nkomstenbelasting.
Voortgezet wordt de behandeling van de
Inkomstenbelasting.
De heer Van Nispen (Rheder.) staat nog
steeds op bet standpunt dat de middelen
tot dekking van de uitgaven voor de stoffe-
lijke en geestelijke belangen van ons volk,
moeten gevonden worden uit Tariefsher-
ziening, en hi] boudt vol, dat de opzet van
het ontwerp-Kolkman slechts had een fiscaal
karakter, in opzet en boofddoel. De ver-
eischte middelen wil spreker halen uit
directe en indirecte belastingen. En dit
nu moet aan Minister Bertling mogelijk
worden gemaakt. Want men moet aan
dezen niet weigeren, wat men aan Minister
Kolkman wilde toestaan, te minder nu de
uitgaven zoo aanzienlijk zijn gestegen, ook
door de z. i. dolzinnige uitvoering van art.
369 der Invaliditeits- en Ouderdomsver-
zekering.
Spreker acbt ook den economischen toe
stand niet zoo gunstig, als deze door andere
sprekers is geschetst, waarvan gedeeltelijk
de schuld ligt bij de toenemende weelde
onder alle standen, wat bij een bedenkelijk
verschijusel acht, en dat zich op den duur
zal wreken. Hij wijst daarvoor o.a. op het
toenemend gebruik van luxe-auto's zelfs
reeds door menscben, die een vermogen van
slechts 3 ton bezitten.
Spreker oordeelt met den heer Tydeman,
dat in de moeilijke financieele omstandig-
heden van thans bet onderhavige ontwerp
inkomstenbelasting in bet algemeen nood-
zakelijk is.
Spreker is vooral voor het ontwerp om
twee wijzigingen, die zijn aangebrachtnl.
de verhooging van de dividend-belasting
en de overbrenging van de aanslag-regeling
bij de Registratievoorts om twee wij
zigingen, die niet zijn aangebracht, nl.
dat de heffing blijft geschieden naar het
werkelijke en niet naar een fictief inkomen
en dat er is een systeem van progressie en
een gelijkmatige heffing bij den Erganzungs-
steuer.
Eindelijk is spreker er voor, wegens een
wijziging die ingediend is, maar later weer
teruggenomeD, nl. de herschatting van de
onroerende goederen. Wei is hij voor
herschatting, mits deze echter geschiedde
naar de belastbare opbrengst, met verhoo
ging des noodig van de multiplicator, voor
de onroerende goederen.
Spreker wenscht de toekomstplannen des
Ministers te kennen, opdat geen slap in het
duister worde gezet.
De beer Fleskens gaat de vraag na of,
nu er een Ryksinkomstenbelasting zal komen
naast bestaande gemeentelijke inkomsten-
belastingen, het gemeentebelang niet mede-
brengt opcenten te heffen op de Ryksin
komstenbelasting, waardoor dus de gemeen
telijke inkomstenbelasting zal kunnen ver-
vallen.
Om verschillende redenen beveelt spreker
dit stelsel aan, en hij hoopt dat de Minister
het ontwerp zal willen wijzigen in dier
voege, dat het mogelijk zal worden. Hij
beroept zich daartoe op het rapport van
de Vereeniging voor Gemeentebelangen.
De heer Van Best betoogt .tegenover de
sprekers van links, dat de door Minister
Kolkman voorgestelde Tariefsherziening veel
minder protectionistisch was dan ketbestaande
tarief is. Volkomen eens is bij bet daarom
met hen, die becijferd hebben dat bet tegen-
woordige tarief voor 4/6 protectionistisch
en voor '/b fiscaal is. Als de verhooging
van het tarief, zooals de heer Kolkman
zich die voorstelde, voortgang zou hebben
gehad en er dus 10 millioen meer uit
gehaald zou zijn geworden, dan zou de
arbeider daarin slechts 25 pOt. hebben bijge-
dragen, terwijl de bijdrage van den arbeider
in de personeele belasting bedraagt 27 pCi.
en in de bedrijfsbelasting 53 pCt.
Spreker is dan ook overtuigd, dat het
nog wel eens zal moeten komen, tot tariefs-
verhooging. Maar bij den strijd, die dan
weer te wachten is, late de Minister zich
niet leiden noch door de ultra-vrijhandelaars,
noch door de ultra-protectionisten. Maar
hij bezie de zaak met eigen oogen. Want
welke leuzen ook worden aangeheven, eigen-
lijke vrijhandel kennen we hier tock niet,
die kent alleen het buitenland.
Spreker verzekert tenslotte, dat hij per-
soonlijk volstrekt niet en onder alle om-
standigheden is voor tariefsverhooging uit-
sluitend om pvotectionistiscbe redenen.
De heer Koolen wenscht de plannen te
vernemen des Ministers om tot bezuiniging
te komen tegenover de automatisck stijgende
uitgaven.
Spreker houdt daarna een betoog, ter
ontkenning van de aansprakeiijkheid der
rechterzijde voor bet groote tekort. Door
de tariefsverhooging hadden wij daaraan
kunnen ontkomen, maar deze is door links
tegengehouden, met het oog op den ver-
kiezingsstrijd. Spreker betoogt in dit
verband, dat achter de geheele agitatie in
ons land tegen bet tariefontwerp-Kolkman,
de buitenlandscbe importeurs stonden.
Spreker betuigt bierna ook zijnerzijds
teleurstelling, dat van verlaging van den
suikeraccyns, die mogelijk was gemaakt
onder het beheer van Minister Kolkman,
onder het tegenwoordige Kabinet niets zal
kunnen komen.
Spreker had geen bezwaar tegen opdrijving
van de divideDd-belasting tot 5 pCt., maar
meende dat het daarbij moet blyven en
daarnaast niet aan de gemeenten de ge-
legenheid moet worden gegeven 80 opcenten
te heffen op die belasting. Want bij een
dergelijk dubbel belasten van een zelfde
object, kan fraude niet uitblijven. Tegen
opname van stichtingen, die een bedrijf
uitoefenen, heeft spreker geen bezwaar,
mits de heffing geschiede op dezelfde wijze
als thans bij de bedryfsbelasting. Maar
onderwysinriehtingen behoorden vrij te
blijven.
De beer Teenstra kpmt op tegen de
sombere schildering, welke de heer Patijn
meende te moeten geven van den z. i. on-
behagelijken toestand van's lands financien,
en welke een schril contract vormt met
een vroegere redevoering van den heer Patijn,
die toen betoogde dat onze welvaart ver-
meerderde, en wij op weg waren rijk te
worden. Aan Jantje lacbt en Jantje huilt,
deed dit spreker denken. Spreker waar-
schuwde dan ook tegen de raadgevingen
van den heer Patijn om te bezuinigen op
uitgaven, die in het belang van de volks-
ontwikkeling strekken. Op militaire uit
gaven wil spreker door dik en dun be
zuinigen, maar niet op andere.
Ook bestrijdt spreker den heer Patijn in
diens aandrang naar bet zoeken van geld
voor de sociale maatregelen uit indirecte
belastingen, als in strijd met bet concen-
tratieprogram, dat de kosten uit directe
belastingen, dus naar draagkracht, wil
viuden. Voorts kan spreker niet goed-
keuren, dat de heer Patijn bet leegmaken
van het suikerpotje goedpraat, door 't voor
te stellen alsof bet een eenvoudige boekings-
kwestie is. Het nuchtere feit is dat, als
het suikerfonds gebruikt is, in een onaf-
zienbaren tyd van verlaging, van den suiker-
accijns niets kan komen.
Spreker betoogt verder, dat er geen en-
kele reden meer is om den landbouw van
de belastinghelfing vrij te stellen.
Voorts betreurt hij, dat de Minister de
wijziging betreffende den aanslag van bet
ongebouwde onroerend goed terug heeft ge-
nomen. De eenige radicale oplossing toch
is een heffing van den verkoop.
Tbans kwam de Minister van Financien
aan het woord, ter beantwoording van de
sprekers. Hy constateert dankbaar dat,
hoe men ook denkt over den financieelen
toestand, de overtuiging zich heeft geopen-
baard in deze debatten, dat versterking
der geldmiddelen dringend noodig is. Met
den heer Patijn stemt spreker in, dat de
financieele toestand op dit oogenblik hoogst
onbebagelijk is, verzekerende bij, dat hij
zich dien ernst volkomen bewust is, al
heeft de beer Patijn daaraan getwijfeld.
Het is spreker's voornemen een geheel
nieuwe Zegel-belasting voor te stellen, om
deze meer te doen opbrengen. Wat de
successiebelasting betreftde wijziging daar-
van is niet zoo spoedig tot stand te brengen,
zijnde zij allerminst eenvoudig. Tegen
heffing van opcenten op de successierechten
bestaan verschillende billijkheids-bezwaren.
Spreker spreekt tegen, dat bij bij de
berekening van het accres der middelen te
optimistisch is geweest. Hij heeft het
berekend naar den tegenwoordigen toestand
van meerdere welvaart.
De Minister werkt in de richting van
een steeds beter vestigen vaa ons Staats-
krediet en zegt toe dat hij, waar mogelijk
de eiscben van zijn ambtgenooten zal weten
te weerstaan, van oordeel dat een Minister
van Financien, die steeds alle aanvragen
der mede-Ministers inwilligt, een vijand
van bet land zou zijn. Het denkbeeld om
den Staat ten aanzien van woningvoor-
scbotten te doen optreden als bankier, zal
de Minister overwegen.
Over het tarief zal spreker Diet debat-
teeren. Dat is al genoeg gedaan by de
verkiezingen. Alleen wil hij zeggen dat
voor hem directe belastingen hoofdzaak
zijn. Daarnaast zijn echter goed denkbaar
matige indirecte heffingen als verhooging
van den bieraccijns en een tabaksbelasting.
I Het ontwerp tot bieraccijns-verhooging
is van den Raad van State terug en de in-
diening kan dus spoedig verwacht worden.
De heffing zal slechts J/4 cent per glas,
1/3 cent per liter bedragen. Er zal dus
geen sprake zijn van de belemmering van
de opricbting van bierbrouwerijen.
De successierecht-herziening volgens het
Engelsche stelsei is van spreker niet te
verwachten. De heffing moet berekend
worden naar de verkrijging van elken erf-
genaam en daaraan moet toegevoegd worden
een heffing van het geheele overschot der
erfenis.
Verlaging van den suikeraccyns, hoezeer
door spreker gewenscht, laat's lands finan
cien op het oogenblik inderdaad niet toe.
Dit neemt niet weg dat de Minister er
naar blijft streven, en daartoe zal noodig
zijn een zg. suikerfonds. Het is dan ook
volstrekt niet de bedoeiing het suikerpotje
dat thans bestaat te gebruiken. Het blijft
volkomen onaangeroerd, maar alleen kan de
Minister er voorloopig niets meer in storten.
Als bet budgetair evenwicht bersteld is,
boopt de Minister weer te kunnen aanvangen
met aanvulling van het suikerpotje.
35)
„Neen, dat geloof ik ook", stamelde zij,
terwijl ze vreeselijk kleurde.
„Denkt n, miss Stuart, dat ik niet zal wor
den afgewezen als ik mij tot uwe ouders
wend, wat ik trouwens van plan ben'?
Afgewezen! Wel, is hij wel bij zijn ver-
stand'?" dacht Beatrice, maar zij antwoordde
luid: „Dat denk ik niet, ik weet het, graaf
Victor. Het zat ons een eer zijn!"
„Beatrice, als ik u zoo noemen mag, is u
overtuigd, dat ik aangenomen word!"
„Hij is een dwaas, een onnoozele hals",
dacht zij. Waarom komt hij niet rond en
open met de zaak voor den dag? Dat zou
mannelijker zijn dan dit fladderen om de
kaars!"
„U zwijgt vroeg hij. Kom ik reeds te
laat, miss Stuart? Bestaat er misschien reeds
een andere teed ere betrekking?"
Beatrice richtte het trotsche lioofd op en
lachte allerbekoorlijkst, terwijl ze met een
trillende stem zeide:
„Noem mij gerust Beatrice, graaf Victor.
Dat hoor ik het liefst van mijne vrienden en
van u. Neen, er heeft vroeger nooit eene
teedere betrekking bestaan en ik ben over
tuigd, dat graaf Norton geen vrees behoeft
te koesteren voor een afwijzend antwoord.
„0, dank, duizendmaal dank!"
Er volgde een langere slilte. Beatrice's
hart jubelde (van vreugd. Was zij (maar weer
aan land om papa en mama, aan Charles,
aan Bertha, aan alien het wonderschoone
nieuws te vertellen! Als in een droom sloot
zij de oogen.
De torenklok van Glengarlff sloeg tien uur,
toen men aan land stapte. Graaf Norton
hielp haar uit de boot en zwijgend richtten
zij hunne schreden naar liet Victoria Hotel.
Voor den ingang bleef hij staan en wierp
een bitteren droppel in den kelk van haar
geluk.
„Nog een laatste verzoek, Beatrice!" zeide
hij met een blik vol hartelijkheid. „Laten
wij voorloopig zwijgen, over hetgeen wij zoo
even besproken hebben. Ik had ook gaarne,
dat uw ouders vooreerst daar niets van te
weten kwamen. Mijn tante, die aitijd als een
moeder voor mij gezorgd heeft, weet nog
niets van mijn plannen. Het is niet meer
dan billijk, dat zij daarmede allereerst be
kend wordt gemaakt door mij. Slechts
weinige dagen nog en dan mag de heele
wereld het weten!"
„Als u dat wenscht, zal ik er natuurlijk
geen woord over spreken," antwoordde zij
een weinig gedrukt. „Goeden nacht, heer
graaf!"
Zij scheiden, Beatrice door een zoeten
droom bevangen, het was, of de aardman-
netjes voor haar voeten dansten, haar toe-
knikten en steeds riepen:
„Lady Norton! Lady Norton!"
Slapen kon zij nog niet. Zij wilde Bertha
opzoeken, die zeker met Charles ook reeds
teruggekeerd zou zijn.
Zij snelde daarom naar Bertha's kamer
en trad binnen., Er brandde geen lamp,
maar in de schemering zag zij toch haar
nicht zitten. Met een shawl om de schou-
ders, zat ze bij het venster en beschouwde
den helderen stex-renliemel.
„Nog in het donker Bertha? Bezig met
maneschijnbeschouwingen? Het is werkelijk
een schoone nacht, he?"
Bertha bewoog zich niet, terwijl zij sprak:
„Kom je alleen hier om me dat te zeggen?"
„Nu, wees niet zoo onvriendelijk! Ik wilde
je zeggen. hoe gelukkig ik ben, en hoe
prettig wij gevaren hebben! Oh, Bertha,
het was al te schoon!"
„Het was prachtig", bevestigde Bertha met
onvaste stem.
Beatrice kwam voor haar staan en keek
haar eens goed in het gelaat.
Bertha, heb je geschreid?"
„Geschreid? Ik schrei nooit! Ik ben
vermoeid, ik heb hoofdpijn, ik moet naar
bed!"
„Waclit nog een oogenblikje maar! Ik
kan het geheim niet bewaren. Ik zou ster-
ven, als ik niemand had, aan wie ik het kan
mededeelen. Bertha, ja, jij mag het weten,
jij alleen. Graaf Norton heeft aanzoek om
me gedaan!"
Beatrice!" Meer kon ze niet uitbrengen.
„Ach„ja, Bertha, het is geen droom, maar
werkelijkheid. Het geluk berooft mij bijna
van mijn verstand. Ik zou mijn geluk wel
luidewillenuitjubelen. Stel jevoor: Beatrice
Stuart wordt gravin Norton!"
Het bloed was Bertha geheel uit de wan-
gen geweken. Als versteend keek zij haar
nicht aan.
„Hij was wel een beetje langdradig," ver-
volgde deze. „Had liij maar ronduit ge-
vraagd, of ik hem nemen wou of niet, maar
eerst sprak hij van de mogelijkheid, dat hij
afgewezen kon worden, toen van een mede-
minnaar, daarna zeide hij, dat hij eerst nog
met zijn tante moest spreken en wie weet,
wat hij in zijn beschroomdheid nog meer
bazelde. Nu, het kan bij de Engelsclien zoo
de manier zijn! Hij vroeg ook, of er nog
teedere betrekkingen van vroeger bestonden
en zoo al meer. Ik begrijp, waarom hij
niet als een verstandig man rondborstig voor
zijn gevoel uitkwam. Maar dat kan me
niets schelen. Ik ben gelukkig, overgelukkig!
Als ik eenniaal gravin Norton ben, moet je
bij me komen en als een "geliefde zuster
allijd bij me blijven, Bertha! Dat wordt je
eenmaal toch, als je met Charles trouwt!"
En zij omhelsde haar nicht esi kuste haar
hartstochtelijk.
Bijna ruw stiet Bertha haar nicht terug en
terwijl haar lichaam trilde, zei ze:
„Laat mij naar bed gaan."
„En zeg je verder niets, Bertha? Neem je
dan geen deel aan mijn vreugde?"
„Ik wensch je veel geluk", wrong
het meisje met moeite uit haar keel. „Ach,
was ik maar alleen," dacht ze. Het bijzijn
van hare nicht werd haar met elke seconde
onverdragelijker.
„Je bent niet heel vriendelijk", zeide deze
en stond op. „Je schijnt werkelijk onwel
te wezen en dan is het 'tbest, dat je naar
bed gaat!"
Nog eene omhelzing en Bertha loosde
een zucht van verlichting, toen de deur
achter Beatrice dicht ging.
Dus Beatrice had het toch gewonnen!
Hoe onbegrijpelijk het ook scheen, het
was zoo. En Bertha had durven zweren,
dat zij zelve de uitverkorene zou zijn.
Haar hadden zijn woorden, zijn blikken
gegolaen, tegenover haar had zijn stem ai
tijd anders geklonken dan tegenover de
overigen van het gezelschap. In liaarnabij-
heid verkreeg zijn bleek gelaat meer warmte
en toch was het nu Beatrice! Zij was
en bleef Bertha Darrell, de arme bloed-
verwante, en Beatrice, die van af haar ge-
boorte nooit anders dan geluk had gekend,
die werd gravin Norton! Als een verterende
koorts greep dit haar hersenen aan. Zij
zakte ineen, als ware het hart doodelijk
gelnoffen! Nu had zij alles verloren
zij had zijne liefde verloren en wat zij als
haar geluk besehouwd hajd, was in rook ver-
vlogen. Zij werd overmeesterd door wan-
hopige smart.
En slechts eenige sclireden van haar ver-
wijderd was Beatrice, wier hart van vreugde
jubelde. Onophoudelijk klonben haar de
woorden van den graaf in de ooren: „Slechts
weinige dagen en dan mag de geheele we
reld liet weten!"
Maar wat mocht de wereld dan weten?
HOOFDSTUK XX.
„Nog een nacht en dan zijn we er. Dan
blijft u nog eenige weken bij mij op het
kasteel Powsys uitrusten, niet waar, mevrouw
mevrouw Stuart?!" vroeg lady Carley, toen
ze in een coup6 eerste klasse van den trein
zaten.
In Dublin moesten ze nog op een stoom-
boot om naar Engeland over te steken. Er
was een week verloopen sedert den tocht op
het Imeer (Van Macroom en sedert had Bertha
elke aanraking met den graaf vermeden, ge
heel in tegenstelling met Beatrice, die bijna
geen oogenblik zijne zijde verliet. Bertha
zag dat en lachtte bitter: wat in haar hart
omging, zou ze moeilijk zelf hebben kunnen
zeggen. Ze was geheel veranderd.
(Wordt vervolgd.)
%E8Sa a1
I La k&A i-'-.b; Hts;
vS If-F--
-» ill'i' 1 1