Tar Heuzenschs Courart Dinsdag 24 Maart 1914, No 6048. "TWimigroiii oxjA-id. VAN GEMEENTERAAD VxVN TER NEUZEN. Vergadering van Donderdag 19 Maart 1914. Voorzilter de heer J. Huizinga, burgemeester. Aanwezig de heeren Visser, Dees, Moggre. De Jager, R. Scheele, Lensen, De Feijter, De Bruijne, Donze, Eijke, Van Borssum Waalkes en D. Scheele. Afwezig de heer Wieland. (Vervoj.u.) 12. Voorstel in zake loe te kennen gratifica- tie aan telegrambestelster mej. Goossen. Naar aanleiding van het in hunne handen om bericht en raad gestelde adres van mej. M. Goossen, telegrambestelster te Sluiskil, welke verzoekt om evenals het vorig jaar, het verscliil tusschen haar tractement en de door het Rijk voor haar betaalde gelden wel te mogen ont- vangen, deelen burgemeester en wethouders me- de, dat door het rijk over 1913 aan de gemeente als loon voor het bestellen van telegrammen te Sluiskil 142.70 zal worden uitgekeerd. Tegen- over deze ontvangst staat een uitgaaf van 75 als jaarwedde van adressante. Deze jaarwedde is gebaseerd op een minder druk telegrafiscli verkeer dan tlians. Waar aan de bestaande rege- ling omtrent de voorziening in het bestellen van telegrammen vanwege de gemeente, alsmede omtrent de verantwoording van bestelloonen niet ten grondslag ligt, de bezoldiging van de tele grambestelster lager te doen zijn, dan de op- brengst van de bestelloonen, stellen zij voor aan adressante over 1913 eene gratificatie toe te ken nen van 67,70. Dit voorstel wordt aangenomen mctalgemeene stem men. 13. Voorstel in zake toe te kennen gratifi catie aan Dr. Middelberg. In handen van burgemeester en wethouders is gesteld een adres van Dr. Middelberg, leeraar aan de H. B. S. dezer gemeente, waarin hij te kennen geeft, dat hij naar de plaats alhier sol- liciteerde, na kennis genomen te hebben van de salarisverordening, waarin o.a. de volgende be- palingen voorkomen: dat voor een leeraar in het bezit van den doctorstitel voor d,e toepassing dezer verordening het aantal dienstjaren met 4 wordt Verhoogd, dat voor een leeraar, die 1820 leSuren te geven heeft, het aanvangssalaris is vastgesteld op 1800 en bij 4 dienstjaren op f 1950; dat in afwijking van bovenstaand tarief het aanvangssalaris van den leeraar in scheikunde, plant- en dierkunde zal zijn /1800; en dat nu ondergeteekende daaruit niet an- ders heeft kunnen lezen, dan dat, waar hij den doctorstitel bezit, zijn salaris gedurende liet eerste jaar zou zijn 1950, n.l. het aanvangs salaris van een leeraar zonder dienstjaren of titel, verhoogd met 4 dienstjaren. Deze opvat- ting wordt bovendien nog versterkt door de vol gende bepaling in de verordening: „zoolang de vijfde klasse der H. B. S. nog niet is geopend en het aantal lesuren van een gewonen leeraar iiet getal 20 nog niet heeft bereikt, worden voor de toepassing van dit besluit 20 lesuren in rekening gebracht", wat voor een leeraar met doctorstitel ook al weer uilmaakt 1950. Adressant was dus zeer teleurgesteld, bij de eerste salarisbetaling te bemerken, dat ter secre- tarie de verordening anders wordt uitgelegd en zijn salaris voor den loopenden cursuswerd berekend op 1800. En dit te meer, daar hij eene betrekking aan eene Rijks H. B. S., waar hij de eenige bevoegde sollicitant was, heeft laten varen voor de betrekking liier. Nog kort voor zijn vertrek hierlieen ontving hij van den directeur van genoemde school het schriftelijk verzoek te solliciteeren, wat hij zeker niet nage- laten zou hebben, indien hij geweten had, dat de salarieering hier zoo belangrijk veel minder zou wezen dan aan genoemde school. Waar nu in den volgenden cursus er naar alle waarschijnlijkheid eene vijfde klasse zal wezen, het genoemde verschi! van meening dus vanzelf zal zijn vervallen, daar verzoekt adressant deze zaak aldus te willen regelen: de raad verklaart, dat het salaris van onder geteekende gedurende den loopenden cursus zal bedragen f 1950; de adressant geeft zonder verdere vergoeding alsnog de lessen, die hij in September en half October gegeven zou hebben, indien liij bij aan- vang van den cursus in functie zou zijn getre- den, deze lessen in overleg met den directeur te verdeelen over zooveel maanden als wensche- lijk geacht wordt. Adressant spreekt hier als zijne besliste mee ning uit, dat het inlialen dezer lessen dringend gewenscht is, wil men aan het eind van den komenden cursus kans hebben de leerlingen behoorlijk voorbereid naar het eindexamen te laten gaan. Hij hoopt, dat deze regeling als eene eenvou- dige en billijke oplossing der moeilijkheid den bijval van den raad mag vinden. De Commissie van toezichl op het middel- baar onderwijs geeft te kennen dat zij zicli met het voorstel, in dit adres vervat, kon vereenigen. Burgemeester en wethouders brengen naar aanleiding hiervan onder de aandaclil van den raad; dat hij uit de verordening regelende de jaarwedden der leeraren aan de lioogere bur- gerschool: „niets anders heeft kunnen lezen, dan dat, waar hij den doctorstitel bezit zijn salaris gedurende bet eerste jaar zou zijn f 1950, n.l. het aanvangssalaris van een leeraar zonder dienstjaren of titel verhoogd met 4 dienstjaren. Dat adressants opvatting nog versterkt wordt door de bepaling der verordening: „zoolang de 5d« klasse der lioogere burgerschool nog niet is geopend en het aantal lesuren van een gewonen leeraar het getal van 20 nog niet heeft bereikt, worden voor de toepassing van dit besluit 20 lesuren in rekening gebracht", kan naar het in- zien van burgemeester en wethouders alleen een gevolg zijn van een niet letten op art. 3 der ver ordening. Wat toch is het geval? De verordening hou- dende regeling van het getal en het bedrag van de jaarwedden van de leeraren der gemeente lioogere burgerschool kent leeraren art. 3; art. 10 spreekt van vaste leeraren en tijdelijke. De vaste leeraren worden door art. 3 laatste lid ten aanzien van de jaarwedde-regeling ge- plitst in gewone en buitengewone lesuren. Het is aan geen twijfel onderhevig dat de heer Mid delberg aan de hand van de verordening, te rang- schikken is onder de buitengewone vaste leeraren, zoolang hem 15 of minder lesuren per week zijn opgedragen. Het zal wel geen betoog behoeven, dat sub A van de jaarwedde-regeling moet aangemerkt wor den als een regel, welke in de eerste plaats geldt. De billijkheid heeft geeischt, dat van dien regel moest worden afgeweken. De afwijking is neergeschreven aan het slot der jaarwedde- regeling. De in dit slot voorkomende woorden: in af wijking van het vorenstaande tarief" enz. laten alleen toe de zin op zichzelf te beschouwen in dier voege, dat zij eene afzonderlijke salaris- regeling inhoudt, waarbij geen enkel onderdeel van sub A wordt overgenomen. Burgemeester en Wethouders meenen derlialve dat de verordening door hen juist is toegepast. Is de raad, op grond van billijkheid met hen van indeel, dat de jaarwedde van den heer Mid delberg op 1950 moet worden gesteld, dan ge ven zij in overweging, met over te gaan tot wijzi- ging der verordening en zulks met het oog op het tijdelijke karakter van den daarin voorko- menden overgangsmaatregel, maar aan adres sant eene gratificatie toe te kennen, tot een bedrag van f 150, verminderd met de gratificatie ad 69.30 bedoeld bij het raadsbesluit van 4 December 1913. Zij stellen daarom voor aan Dr. W. Middel berg ten laste van heh dienstjaar 1914 eene gratificatie toe te kennen ad 80.70, onder voor- waarde dat adressant alsnog de lesuren geeft die hij in September en half October zou gege ven hebben, indien hij bij den aanvang van den cursus in functie zou zijn getreden, en deze lessen in overleg met den directeur verdeelt over .zooveel maanden als wenschelijk wordt geacht. De voorzitter deelt ter toelichting nog mede, dat burgemeester en wethouders meenen het salaris te hebben toegepast zooals hetvolgens de verordening behoorde, dat bij den aanvang van den volgenden cursus de zaak vanzelf wordt opgelost, maar dat zij den heer Middelberg wil len legemoet komen, omdat de raad reeds een- maal een stap in die richting heeft gedaan. De heer De Jager vraagt of de heer Middel berg nu de opvatting van burgemeester en wet houders deelt? De voorzitter antwoordt dat burgemeester en wethouders daarover met hem geconfereerd heb ben, maar dat de heer Middelberg bij het eind te kennen gaf, dat het hem speel, maar dat hij zijn ongeiijk niet kon inzien. Dat zit echter daar in. dat de heer Middelberg er niet op gelet heeft dat er 3 soorten van leeraren zijn. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt aangenomen met algemeene stemmen. 14. Voorstel In zake toe te kennen gratifi catie aan W. Tcmperman. Ingekomen is een adres van W. femperman, leeraar aan de gemeente lioodere burgerschool die daarin te kennen geeft: dat de gemeente TerNeuzen een oproeping gedaan heeft voor de betrekking van leeraar in de Fransche taal- en letterkunde aan de ge meente lioogere burgerschool en dat wel voor 21 uren en op eene aanvangsjaarwedde van f2000; dat naar aanleiding van deze oproeping door hem naar de betrekking is gesolliciteerd, waar op benoeming is gevolgd; dat bij aanvaarding der betrekking aan de H. B. S.en school voor M. U. L. O. gezamen- lijk slechts 20 uur in bedoeld vak moest worden les gegeven; dat dientengevolge bet salaris, in afwijking van gedanen oproep, is vastgesteld op f 1800; sche vereeniging voor gemeentebelangen. redenen waarom hij zich tot den raad wendt met verzoek alsnog, overeenkomstig gedanen op roep, zijn salaris te willen bepalen, en wel met ingang van 1 November 1913, op f 2000's jaars. De Commissie van toezicht adviseert het ver zoek in te willigen wanneer belanghebbende voor zijne benoeming geen kennis heeft ge- dragen van de verordening de jaarwedden van de leeraren aan de H. B. S. regelende en te weigeren zoo hij voor zijne benoeming met die verordening is in kennis gesteld geweest. Burgemeester en wethouders geven naar aan leiding van dit adres te kennen, dat de betrek- kelijke oproeping van sollicitanten vermeldde, dat verrnoedelijk gedurende 21 uren les zou worden gegeven in de Fransche taal en letter kunde. Voor het aannemen zijner benoeming als leeraar in de Fransche taal- en letterkunde heeft adressant kennis kunnen dragon van de getroffen jaarwedde-regeling, doch niet van het aantal lesuren, dat hem zou worden toebedeeld. De definitieve regeling van het aantal lesuren der leeraren dateert van einde Augustus 1913. De benoeming van W. Temperman gescliiedde in de raadsvergadering van 28 Juli 1913. Al moge adressant geen recht hebben op eene jaarwedde van f 2000, toch achten burge meester en wethouders het billijk hem gedee'i- telijk schadeloos te stellen en daarbij rekening te houden met het raadsbesluit van 4 December 1913, houdende toekenning van eene gratificatie ad f 76 aan adressant. Eene schadeloosstelling ad f 74 achten burge meester en wethouders voldoende. Zij stellen mitsdien voor adressant eene gratificatie tot dat bedrag toe te kennen. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt aangenomen met algemeene stemmen. 15. Voorstel in zake aankoop motorspuit. De voorzitter stelt lhans aan de orde de be- handeling van het aanbod der Vrijwillige Brand- weer „Luctor et Emergo" alhier, tot overneming harer motorspuit welke zaak reeds vele maan den aanhangig is. Bij adres, ingekomen 10 April 1913, gaf het bestuur van genoemde vereeniging te kennen, tot dan toe getracht te hebben, met de haar ten dienste staande middelen, bij voorkomenden brand, datgene te doen, wat voor eene spoedige blussching noodzakelijk was; dat het ter tegemoetkoming in de kosten van aanschaffing en onderhoud der noodige materia- len gesteund geworden door het gemeentebestuur en bovendien eene subsidie ontvangt van 75 's jaars; dat deze som maar voor een klein gedeelte kan voorzien in de vele uitgaven voor een en ander en de subsidie zou moeten verhoogd wor den tot /350; dat het naar haar oordeel wenschelijk is, dat de organisatie der brandweer berust in handen van een verantwoordelijk bestuur en het uit dien lioofde gewenscht is, dat er in deze ge meente slechts een brandweerkorps bestaat; reden waarom genohmd bestuur de in het bezit der vereeniging zijnde motorspuit, met bijbehoorende brandbluschmiddelen voor een nader overeen te komen prijs aan het ge meentebestuur aanbiedt. Met dit aanbod isge- wacht tot de motorspuit gereed was en met vrucht kon worden gebruikt. Naar aanleiding van dit adres worden over- geiegd lo. Een rapport van het Dagelijksch Bestuur der Brandweer, d.d. 3 Mei 1913, waarin wordt te kennen gegeven dat in het bestuur twee stroo- mingen waren. Eenerzijds werd beweerd dat, zonder partijdig of vijandig te slaan tegenover „Luctor et Emergo" goed dient overwogen te worden. Na eene oefening met de spuit op Java (in December 1.1.) had een bestuurslid der Vrij willige brandweer gezegd, dat de motor daar- door overspannen was, dat er nooit meer eene dergelijke oefening zou geliouden worden, dat het ook niet noodig zou zijn 10, 12 M. hoog te gaan, maar dat men een brand blusschen moest van den vlakken grond uit. Het lid van het Dagelijksch bestuur is het daarmede in het geheel niet eens; men moet bij brand op eenig dak kunnen komen voor het ovcrvloedig inwerpen van een krachtigen water- straal. Gebouwen van 12 tot 15 meter hoogte zijn in TerNeuzen al niet zeldzaam meer. Een motor van enkele jaren oud is verder al eenigszins uit den lijd. Dat is genoeg uit ge- komen met schepen, die een motor hebben van voor weinige jaren; de waarde er van is dik- wijls niet meer dan afbraak of oudroest. Met aulomobielen ziet men lietzelfde. Vroeger was het een stampen en dreunen onder het loopen, tegenwoordig gaan ze bijna gedruiscliloos voort. Het was bij zoo'n automobiel eerst aanzetten van den motor, tijd zonder einde; nu komt het gevaarte in beweging door een enkelen bewe- ging van den handel. Wordt op advies van de Brandweer overge- gaan tot aankoop der spuit, dan komt alle ver- anl woordelijkheid ook op de brandweer neer, als ze later niet blijkt te voldoen. Dit lid stelde voor om te trachten de motor spuit in bruikleen te krijgen, voor den tijd van 1 jaar, zoodat de opperbrandmeesler, zoo vaak hem dit noodig voorkomt, in dien tijd er mee kan laten werken, ook op gebouwen van 12 M. hoogte. De bediening moet dan wor den overgelalen aan de personen, die er zich nu mede belasten en die op de hoogte geacht kunnen worden, natuurlijk tegen eene billijke vergoeding van de gemeente. Daartegenover zou het tegenwoordig perso- neel der gemeentespuiten in reserve kunnen ge- houden worden, om dienst te doen, minder bij oefeningen, maar meer voornamelijk bij brand. Aan de andere zijde werd opgemerkt, dat een proeftijd van een jaar voor de Vrijwillige Brand weer veel te lang is; er zouden dan donateurs van de vereeniging bedanken. Er kon ook schade ontstaan aan de spuit; wie zou daarvoor in- staan? Komt het tot bruikleen, dan moet de tijd korter zijn, en al dien tijd dient dagemeente de voile rente en vergoeding uit te keeren. Is er gelegenheid voor billijken prijs iets goeds over te nemen, dan is er niels tegen, integendeel. Maar burgemeester en wethouders of de gemeen- teraad zouden dan eischen dienen te stellen, waaraan de spuit moet voldoen. Deskundigen dat zijn niet de leden van het Dagelijksch be stuur; zij hebben geen kennis van motoren door het gemeentebestuur aan te wijzen, zouden moeten uitmaken, of de motorspuit aan die eischen voldoet. Of wel, „Luctor et Emergo" kon aangevenaan welke eischen hare spuit voldoet, en dan kon worden nagegaan of dat uitkomt. Over den prijs zou dan te fonderliandelen zijn. Door den voorzitter werden de beide stroo mingen, die best in overeenstemming te brengen zijn, gecombineerd. In de eerste plaats staat vast, dat beter bluschmaterieel noodig is. Gewenscht is verder, dat de gemeente de motorspuit eenigen tijd zij het dan ook al niet een jaar lang in bruikleen krijgt tegen eene behoorlijke vergoeding. Nagegaan moet worden, aan welke eischen eene goede motorspuit moet voldoen, hoegroot de capaciteit is der aangebodene, wat door een of meer deskundigen dient vastgesteld te worden, en eindelijk, hoeveel men kan en mag besteden, hetzij dan voor deze, hetzij voor eene geheel nieuwe spuit. 2°. Onder d.d. 29 Juli 1913 worden overgelegd rapporten van de Commissie van bijstand. a. Van den heer M. Eijke. Deze geeft te ken nen, dat het geenerlei aanbeveling kan ver- dienen, die oude spuit over te nemen, evenmin, om er nog eenige proefnemingen mede te ver- richten door de gemeente-brandweer. Hij be- schouwt die spuit als geheel onvoldoende voor de gemeente TerNeuzen doordien de motor een verouderde machine is, die bovendien nimmer dxtra goed heeft gewerkt, en omdat TerNeuzen hooger eischen heeft te stellen. Bij aanschaffing van iets nieuws, dat naar hij meent lijd begint te worden, moet een be- tere machine worden aangeschaft, waarbij nog dient te worden overwogen, wat beter is, eene stoommachine of een benzine- of petroleum- motor. b. Van den heer Van Borssum Waalkes. Deze gaat accoord met bovenstaande meening. c. Een schrijven van den wethouder, den heer Dees, waarin deze op grond van voren staande rapporten verklaart dat hij niet tot aan koop der motorspuit van de vrijwillige brand weer wenscht over te gaan, en dit ook nimmer te doen. Daar die spuit echter voor de gemeente nog belangrijke dienslen kan verrichten, en door aankoop eener nieuwe cveneens eene belang rijke som zal worden gevorderd, zou het zijne goedkeuring kunnen wegdragen aan de tegen- woordige eigenaren, mede in het belang der ge meente eene hoogere subsidie toe te kennen tot den tijd dat de spuit door hen wordt van de hand gedaan, „wat hun goed recht is" of tot op het oogenblik waarop het blijkt dat zij in geen enkel opzicht aan de eischen die men aan een dergelijk brandbluschmiddcl stellen mag, vol doet. Hem is bij den brand op het spoorwegempla- cemenl door bevoegden medegedeeld dat de spuit hoewel verouderd, nog gewichtige dienstenbe- wijzen kan en de gemeente voorhands met eenige meerdere bijdrage voor eene aanschaffing van een nieuwe motorspuit kan vrijwaren. Het gaat z.i. niet aan om particuliere vereeni- gingen die vrijwillig eene onderneming op touw zelten van gemeentewege geheel of gedeeltelijk schadeloos te stellen, reeds met het vooruit- zicht voor oogen, dat ook dit verouderd mate- rieel reeds in de naaste toekomst door nieuw belioort te worden vervangen. d. Een schrijven van den burgemeester, als voorzitter der commissie van bijstand, waarin deze te kennen geeft niet te kunnen beoordee- len of de motorbrandspuit al dan niet goed is. Dat is een bij uitstek technische kwestie, welke alleen door een of meer deskundigen kan be- oordeeld worden. Er kan echter geconstateerd worden, dat de werking en wateruitstraling in den laatsten tijd redelijk goed is. Het is echter gewenscht dat het gemeentebestuur in zijn geheel zich daar- van overtuigd, want in dat geval is het moge- lijk tot eene afdoende beslissing te komen. Ilij is voor het overige van oordeel, dat, waar de gemeente zich uitbreidt, en zich misschien binnenkort zelfs belangrijk zal uitbreiden, de vraag omtrent de deugdelijkheid van onze brand bluschmiddelen ernstig dient te worden overwo gen. Het wil hem voorkomen, dat de bestaande brandspuiten in hun s o o r.t deugdelijk zijn, en de gemeente nog wel goede diensten kunnen bewijzen; of deze evenwel kunnen beantwoor- den aan de eischen, die men redelijker wijze aan voor deze gemeente voldoende brandblusch middelen mag stellen, is zeer te betwijfelen. D.w. z. de te ontwikkelen kraeht voorwaler- uitlating is wel goed bij een brand, waar deze is ontstaan in gewone een-verdieping huizen doch nu in onze gemeente het bouwen van huizen steeds meer toencemt en daarnaast groote hoeveellieden handelsgoederen op de opslag- plaatsen worden opgesteld, daar is het onver- antwoordelijk den bestaanden toestand van onze brandbluschmiddelen te bestendigen. Hij durft gerust zeggen, dat onze brandspuiten goed zijn, maar zij zijn niet van voldoende kracht, om, in onzen Lijd te kunnen beantwoorden aan eischen van deugdelijkheid, keering van mogelijk brandgevaar, welke eenigen omvang van beteekenis zou kunnen hebben. Stond het echter vast dat binnenkort eene waterleiding voor deze gemeente kon worden aangebracht, dan zou bij adviseeren deze kwestie van aan- koopen eener brandspuit te laten rusten, maar het laat zich aanzien, dat die lijd nog verre is, waarom thans uitstel hoogst bedenkelijk is. Het is waar dat liierdoor opnieuw uitgaven moeten worden gedaan, doch dit mag het gemeentebe stuur niet weerhouden tot het aanschaffen eener motorbrandspuit over te gaan. Wel zal de be diening van een motorspuit goedkooper zijn dan de brandspuiten van thans, doch hij zou advi seeren de tegenwoordige brandspuiten niet af te schaffen, maar er een van te plaatsen in de buurtschap Driewegen, en de overige twee voor de kom der gemeente te behouden. Immers, waar op Driewegen het aantal in- woners steeds toeneemt, kan daar .voorziening niet uitblijven. En dit kan geschieden, wanneer een der spuiten in deze buurtschap geplaatst wordt. Hij biedt daarom aan burgemeester en wet houders een tweetal voorstellcn aan: lo. den raad voor te stellen over te gaan tot het aanschaffen van een motorbrandspuit en de uitgaven .daarvoor over b.v. 5 of 10 dienstjaren te verdeelen en burgemeester en wethouders uit te noodigen te doen onderzoeken of het moge-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1914 | | pagina 5