Gemengde berichten. Laatste Bericliten. lO. Wijziging verordening hoofdelijken omslag. 12. Benoemen commissie van bijstand. 13. Omvraag. Eenige dagen geleden kregen enkele horlogemakers en goud- en zilversmeden te Leeuwarden bezoek, van een jongmensch, dat zich uitgaf voor een arbeider van een landbouwer uit den omtrek. Hij moest voor zijn patroon een of ander voorwerp koopen. Een horloge- maker ging op deze zaak*in en stelde hem een gouden remontoir-horloge ter hand, loen de kooper den winkel had verlaten, kreeg de winkelier achterdocht. Hij stelde een onderzoek in en het opgegeven adres was niet te vinden. De politie werd in den arm genomen en, ge- wapend met een signalement, trok zij er op uit, totdat het haar Vrijdagmorgen gelukte den oplichter aan te houden. Het was, naar de ,,Lw. Cfc." meedeelt, de 21jarige G. S. B., uit St. Anna-Parochie, die aan de justitie is over- geleverd. Bij de famine X., zoo schreef de ,,0. H. Crt., verkeerde men als bij zoo menig ander Vrijdagavond in feestelijke spanning. Telkens als een wagen de straat inrolde of daarbuiten een fietsbelletje rinkelde, keken vad-er, broeder en kind ren luisterend op. Reeds was een paar keer vol verwachting naar de deur gehold, toen er bij de buren gebeld werd, tot eindelijk een be- scheiden rukje aan de eigen schel de geheele familie in actie deed komen. Terwijl de koperen klank der schel nog nazweefde door de gang zette moeder een stoel klaar, de kinderen piaatsen zich in een rijtje, ten einde den Sint uit hun uitgebreid repertoire een enkel nummer toe te zingen. De vader trad onbesekroomd op de huisdeur toe. In de kamer was een gespanneh stilte. Zelfs de poes scheen onder den indruk en staakte een wijle haar tevreden gespin. Toen pa weer terug was in de huiskamer had hij een brief in de hand, vervattende een vriendelijk, doch zakelijke heriunering van den heer Ontvanger, over een belasting, die nog altijd pa te betalen had. „De kosten dezes stond er deftig onder- aan zijn 10 cents." En een dergelijke verrassing is dien avond aan velen bereid. Men meldt uit Nijmegen aan de Tel. Wij raaakten dezer dagen melding van een brutale berooving, welke Dinsdagavond, 2 De cember, zou hebben plaats gehad in een woning aan de Parkstraat te Nijmegen, en waarbij een als postbeambte gekleed persoon de aldaar wonende huisvrouw v. S. met een revolver gedreigd, diefstal gepleegd en brand gesticht zou hebben. Het uitgebreid onderzoek, door de politie ingesteld, heeft thans uitgewezen, dat het geheele verhaal door de vrouw ver- zonnen was. Zondagmiddag is zij aangehouden en wegens het doen van een valsche aangifte, ter beschikking gesteld van de justitie te Arnhem. De politieagent. als revolrerheld. Vrij dag begon voor het Berlijnsche kanton- gerecht, "naar de Tel. meldt, de epiloog van de geheimzinnige, nachteiijke schietaffaire, die in- dertijd tot arrestatie van den politieagent Vosz, te Berlijn, leidde. Men zal zich wellicht herin- neren, dat Vosz in den morgen van 10 Septem ber 11. op zijn burean ging rapporteeren, dat er in den afgeloopen nacht door twee tnannen inbraak bij hem was gepleegd. Hij had met zijn dienstbrowning verscheidene schoten op de indringers gelost en meende, dat een der inbrekers gewond moest zijn. In dienzelfdeti nacht werd een zekere Hesse, die thans met Vosz moest terecht staan, zwaar gewond op straat gevonden door een anderen agent. Deze liet hem zoo spoedig mogelijk naar het dichtst bijzijnde gasthuis overbreugen, waar bleek, dat de gewonde door verscheidene schoten was ge- raakt, die hem alle dwars door het lichaam waren gegaan. Hesse, die dadelijk geopereerd werd, erkende, bij Vosz inbraak te hebben gepleegd, met het doel om te stelen. Hij was daartoe bij her- haling aangespoord door een zekeren Ponkow- ski, zoo verklaarde hij. En nu bleek later, dat Ponkowski geruimen tijd door Vosz was gebruikt als stille verklikker, waarvoor hij kleine sommetjes ontviug. Ponkowski werd n paar dagen later gearresteerd en bekende de inbraak, maar toen hij hoorde, dat zijn mede- plichtige in levensgevaar verkeerde en door Vosz doodelijk was gewond, kwam hij met verrassende mededeelingen voor den dag. De inbraak was namelijk eenvoudig door Vosz „besteld" werk. De agent wilde op deze gevaarlijke manier naam maken. Ponkowski zou op een vooruit afgesproken dag bij hem inbreken, met een medeplichtige, en voorzieu van een met losse patronen geladen revolver, waarmee hij op Vosz zou schieten, zoodat deze aanleiding kreeg, op den anderen inbreker te vuren. Zijn superieuren zouden hem dan zeker prijzen voor zijn ijver, moed en schranderheid en een promotie, benevens een geldelijke belooning, konden hem dan niet ontgaan. Zooals was afgesproken, werd ook gehandeld Vosz gaf Ponkowski een met losse patronen geladen revolver. Ponkowski koos Hesse uit als metgezel bij zijn nachteiijke onderneming en daarop begon de comedie, die zoo bloedig zou eindigen. Ponkowski liet Hesse eerst buiten wachten, om nog vlug een en ander met osz te kunnen afspreken. Toen Hesse daarop binnen kwam, hadden Vosz en Ponkowski in de huis kamer reeds eenige laden en kasten overhoop gehaald, en had Vosz zich in zijn slaapkamer verdekt opgesteld, gewapend met zijn dienst- revolver. Zooals was afgesproken, begon Pon kowski daarop zoogenaamd met een looper aan de slaapkamerdeur te morrelen, en snelde daarop, onder het lossen van een schot, naar bet venster, alsof hij door Vosz verrast was. Voor hij op straat sprong, hoorde hij nog hoe Vosz i-iep ,/Handen op of ik schiet!" eii dadelijk daarop vijf of zes schoten. Den vol- genden dag had Vosz hem opgezocht en hem reisgeld naar Hamburg gegeven. Hesse werd, zooals gemeld, zwaar gewond op straat gevonden. Hij had blijkbaar nog de kracht gehad, uit het raarn te klimmen en een eind te vluchten. Bij het nader onderzoek raakte Vosz in zijn eiger opgaven verward en werd gearresteerd. De agent Vosz is tot twee jaar en de ongQ3 lukkige Hesse, die voor zijn leven verminkDdjj tot een jaar gevatigenisstraf veroordeeld. g'5g POL1 T I E. 24 Aan het bureau van politie alhier is als ge vonden gedeponeerd een damestaschje. Rechthebbende vervoege zich aldaar. Bij den gemeente-veldwachter van Hoek is aangebracht een verdwaalde herdershond. Rechthebbende vervoege zich aldaar. C 3 R R ES POIOENTIE. Wegens plaatsgebrek moeten wij het verslag van de vergadering der Kamer van Koophandel, feuiileton en andere zaken uitstellen tot een volgend nummer. (R e d.) Bij Koninklijk besluit is herbenoemd tot burge meester van Koewacht de heer O. Dierick. 'a Gravenhage. Het Gerechtshof gelastte in zake M., werkman te Sluis, gedetineerd alhier, beklaagd van doodslag te West-Sayvilie, een nader onderzoek. Deze nieuwe instructie betreft de vraag of het door beklaagde uit Amerika medegebrachte horloge door hem op 23 Februari 1913 is gedragen en of dat horloge, dan wel een ander door beklaagde gedragen, vroeger in het bezit van den verslagene is geweest, terwijl tevens een nader onderzoek werd bevolen omtrent den juisten inhoud van verklavingen door verscbil- lende getuigen ter terechtzitt.ing van de recht- bank te Middelburg afgelegd, met name die van den getuige Stager, omtrent het hem door Wells overhandigde horloge, de hem ter terecht- zitting vertoonde pantoffels en den bebloeden "broek. Betreffende getuige Wells over zijne verkiaring omtrent het hem vertoonde horloge en van getuige Braedt met betrekking tot de hem vertoonde pantoffels. In verband hiermede heeft het hof bevolen de gevangenhouding van beklaagde en zijne overbrenging naar het huis van bewaring te Middelburg. Tweede Kamer. Bij de algemeene be- schouwingen over de staatsbegrooting oordeelde de heer Ankerman dat het opgetreden kahinet zich wel los wil gevoelen van de concentralie en de socialisten, maar dat dit kabinet, dat de hoofdzaken van het concentratie-manifest wil verwezenlijken, toch geen extra-parlementair kabinet, doch veeleer een buitengewoon edit kabinet is, dat direct na de algemeene ver- kiezingen had kunnen optreden. Spreker betoogde voorts de noodzakelijkheid van oplossing van den schoolstrijd. Hij eritiseer- de de strijdwijze der vrijzinnigen en hun aan- hitsen tot kerkelijke hartstochten. Door een en ander staat bet Kabinet niet zuiver tegenover de verkiezingen en zal het niet slechts bij zijn werkplan op het concentratie- manifest hebben te letten, maar ook op de geestelijke belangen van school en kerk. Spreker verweet de vrijziunige concentratie de Hervormde kerk als een speelbal te hebben misbruikt, om de eenvoudige Hervormde kiezers te misleiden. Hij vroeg aan de Regeering naast het onverzwakt handhaven van alinea 1 van art. 171 en wijziging der 2e alinea. opdat, behalve de Herv. kerk, ook andere kerkge- nootschappen staatssteun kunnen ontvangen. De heer De Monte Verloren bestreed de critiek van den heer Nierstrasz op den conto finto van het spoorwegbedrijf. De heer Marchant drong in het belang van de geoefendheid der jeugd aan op goed elementair gymnastiekonderwijs op de lagere scholen en bepleitte de overbrenging van het domein beheer van het departement der Financien naar dat van Landbouw. De heer Schaper kwam er tegen op, dat men uit de weigering der Ministerportefeuilles munt tracht te slaan tegen de s. d. a. p., terwijl de vrijzinnigen in den verkiezingsstri]d niet aan socialistische Ministers gedacht hebben, ja, integendeel bij voorbaat de socialisten over eventueel zitting nemen in een kabinet, ge- hoond hebben. Spreker hoopte, dat het den socialisten mogelijk zal worden gemaakt, het kabinet tot in het uiterste te steunen. onderwijzer aan genoemde school het volgende onder de aandacht wordt gebracht. Ten aanzien van den heer Van Dixhoorn is in de overgangsbepalingen der verordening van 7 Januari 1907 uitdrukkelijk bepaald, »dat zijne jaarwedde niet minder mag bedragen dan f 1550, uitmakende de som, waarop hij volgens aanstelling aanspraak heeft, n.l. f 1400 als hoofd en f 150 voor 3 niet verplichte taalakten". Ten opzichte vam mej. J. T. de Kraker werd in diezelfde overgangsbepalingen vermeld »dat haar jaarwedde niet minder mag bedragen dan 1100, uitmakende de som waarop zij volgens aanstelling aanspraak heeft, nu f 750 voor het geven ran onderwijs in een of meer der vakken k tot en met t van artikel 2 der wet tot regeling van liet lager onderwijs, f 100 voor het bezit van den rang van hoofdonderwijzer en f 250 voor het bezit der akte van bekwaamheid voor onderwijs in de vakken vermeld onder 1, m en n van art. 2 der genoemde wet." Nu is wel ten aanzien van genoemd hoofd der school en mejuffrouw De Kraker tevens in de meergemelde overgangsbepalingen vermeld, dat de voor hen gemaakte afwijkende regeling seen einde neemt en vervangen wordt door die in artikel 1, zoodra de toepassing van dit laatste tot eene hoogere jaarwedde voert" (voor mej. De Kraker nog aangevuld met de bepaling »dat het aantal akten, waarvoor zij krachtens art. 1, 4o, vergoeding erlangt, niet minder zal bedragen dan drie") doch deze woorden mogen zeker niet zoodanig worden uitgelegd. dat, zoodra slechts eenrnaal eene hoogere jaarwedde wordt bereikt, de raad vrij zou zijn in het vervolg deze willekeurigte verminderen zelfs beneden het bedrag dat voor belanghebbenden in de genoemde overgangsbepalingen werd vastgelegd. Dat eene zoodanige uitlegging reeds zoowel op grond van den duidelijken zin dier overgangsbepalingen, als op grond van billijkheidsoverwegingen onbestaanbaar is, schijnt wel seen nader betoog te behoeven, en te minder is het aan gedeputeerde staten verklaarbaar, hoe thans aan die uitlegging kan worden vastgehouden, nu in het schrijven van burgemeester en wethouders van 8 Januari 1909 ten overvloede werd erkend, dat de gezegde over gangsbepalingen werden gemaakt, tevens om er tegen te waken, dat de daarin vermelde jaarwedden in het vervolg vermindering zouden ondergaan. Immers wordt in dat schrijven gezegd »De omsehrijving der in de overgangsbepalingen opge- nomen gevallen, besloot de raad te handhaven, aangezien de mogelijk lieid niet is uitgesloten, dat' de jaarwedden der daarin genoemde personen beneden de nieuwe rege ling daalt (dalen), hetzij door vermindering van het getal onderwijzers van bijstand (art. 1, sub. 1, laatste alinea), hetzij door het vervallen van den eisch genoemd in art. 1, sub. 4". Gedeputeerde staten zijn op grond van het vorenstaande van oordeel, dat eene vermindering van de jaarwedden van den heer Van Dixhoorn en mejuffrouw J. T. de Kraker tot mindere bedragen dan in meergenoemde overgangsbepalingen der verordening van 7 Januari 1909 zijn vastgesteld, met die bepalingen niet is overeen te brengen en bovendien strijdig is te achteu met de belangen van het onderwijs en de onderwijzers in het algemeen. Deze belangen toch laten o. i. niet toe, dat eene eenrnaal genoten jaarwedde naar gelang van de behoefte van het onderwijs wordt verminderd, en stellig niet, indien de voorwaarden daartoe niet vooraf behoorlijk zijn geformuleerd. De jaarwedde van mej. De Kraker kan dan ook ten hoogste worden verminderd met de haar later toegekende verhooging van 75 voor onderwijs in de Fransehe taal, omdat deze steunt op art. 1, sub 4>. der verordening, de haar inmiddels toegekende verhooging naar diensttijd kan naar het oordeel van gedeputeerde staten niet worden teruggenomen. Ten aanzien van den onderwijzer A. de Kraker, bij wiens aanstelling werd vereisclit het bezit der akte voor de Fransehe taal, in verband waarmede zijne jaarwedde toen werd bepaald op f 1000, welke jaarwedde nader wegens vermeerdering van dienstjaren op f 1050 werd gebracht, zijn gedeputeerde staten eveneens van oordeel, dat jaarweddevermindering niet kan worden toegelaten, Zij wijzen er hierbij nog op, dat de bepaling van art. 1. sub. 4o der verordening, uit den aard der zaak alleen betrekking kan hebben op akten die niet bij de aanstel ling vereischt worden, doch waarvoor zij, die ze onver- plicht bezitten of komen te bezitten, vergoeding krijgen, zoodra men daarvoor voor het onderwijs profljt wenscht te trekken. Gedeputeerde staten verzoeken den gemeenteraad mede te deelen, dat zij op grond van de voorafgaande beschou- wingen aan het raadsbesluit van 9 October 1913 hunne goedkeuring hebben onthouden. Zij vertrouwen voorts, dat burgemeester en wethouders, na kennisneming van het vorenstaande, zullen terug- komen van het voornemen, medegedeeld aan het slot van hun brieven van 13 October 1913, no. 1295 en*15352. Van een gunstbetoon, als hoedanig 's raads besluit daar wordt gekarakteriseerd, is toch inderdaad geen sprake. Op verzoek van den voorzitter geeft de secretaris inlich- tingen omtrent deze zaak, waaruit blijkt dat het schrijven van gedeputeerde staten aan burgemeester en wethouders aanleiding geeft aan het verlangen van dat college te voldoen en voor te stellen het salaris van het hoofd der school, den heer Van Dixhoorn, te bepalen op f 1550, benevens de verhooging voor elken onderwijzer van bijstand, boven de 3, ad 50, tot een maximum van f 150 en dat verklaard wordt dat de akte Fransehe taal voor mej. De Kraker niet meer voor het geveu van onderwijs vereischt wordt. Het gevolg van aanneming van dit voorstel zou zijn, dat de heer Van Dixhoorn thans f 25 minder zou ge- nieten dan voor 1 September en mej. De Kraker de 75 niet meer zal ontvangen die ze tot voor dien datum genoot voor het geven van onderwijs in de Fransehe taal, wat haar, na hare benoeming, was opgedragen. Voor den heer De Kraker blijft de toestand dezelfde, daar deze, naar de meening van gedeputeerde staten niet in salaris mag worden verminderd, daar hij als onderwijzer met verplichte akte voor de Fransehe taal is opgeroepen. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. De burgemeester komt weder ter vergadering en neemt het presidium over. De voorzitter stelt namens burgemeester en wethouders voor het in art. 1 der verordening op de heffing van den hoofdelijken omslag genoemde maximum van 35,000 te te verhoogen tot 40,000 en daarop de koninklijke goed keuring aan te vragen. Dit voorstel spruit niet voort uit de overweging dat het noodig zal zijn om den hoofdelijken omslag tot dat bedrag op te voeren, maar omdat er zich menschen in de g'e- meente hebben gevestigd met vrij. goede inkomens en het dus zou kunnen zijn dat het kohier bij behoorlijke aan- slagen een hooger bedrag zou aanwijzen dan volgens de verordening mag ontvangen worden. De bedoeiing is dus in geenen deele om het percentage van den hoofdelijken omslag te verhoogen, maar welom, desnoods, wat meer ruimte te hebben, teneinde een even- tueel hooger bedrag waarmede het thans toegestane ma ximum overschreden wordt, ook te kunnen invorderen. De heer De Jager vraagt of burgemeester en wethouders dus van meening zijn dat de gezamenlijke aanslagen het bedrag van f 40,000 zullen bereiken De voorzitter antwoordt dat dit niet de bedoeiing is, er behoeft ook, al staat het maximum op f 40,000 niet tot dat bedrag te worden gei'nd, als er niet meer noodig is, zou ook kunnen worden volstaan met 30,000. Voor hpt volgend jaar is de opbrengst uitgetrokken op 36,500 zijnde het maximum verhoogd met de bekende 5 procent. Nu zou het kohier missehien eens een bedrag van f .36,700 kunnen aanwijzen, dat zou men dan niet mogen invorderen. De heer D. Scheele vraagt of missehien niet zou kunnen volstaan worden met eene verhooging tot f 38,000. Hij vreest dat, wanneer het terstond op f 40,000 wordt be paald, dat dit dan aanleiding zal geven tot een stelsel- matig opdrijven van de aanslagen. Hij zou het dus liever wat meer geleidelijk zien verhoogen. Ineens eene ver hooging van f 5000 vindt hij een heele kap. De voorzitter betoogt, dat er geen veees behoeft te bestaan om dit besluit te nemen. Er is wel voorspeld, dat de stichting der H, B. S. het percentage zou doen stijgen, maar hij meent dat thans reeds overtuigend be- wezen is, dat dit beweren onjuist was. De bedoeiing van burgemeester en wethouders is alleen, om, wanneer door stijging der aanslagen wegens vermeerdering van het aantal aangeslagenen, in de gelegenheid te zijn de be dragen in te vorderen. De heer De Bruijne vraagt of de voorzitter meent dat er in de toekoinst een hoogere opbrengst noodig zal zijn. De voorzitter antwoordt dat dit betrekkelijk is. Voor zoover bekend, staat men voor het oogenblik nog voor de noodzakelijkheid van het aanschaffen eener brandspuit. Deze kan op afbetaling worden aangeschaft of door eene leening. Wanneer wij daarvoor dan echter voor 19!4een post voteeren van f 500, schiet er van het bedrag, dat voor onvoorzien beschikbaar is, niet veel over en zit men terstond vast als zich onvoorzien iets voordeed. De zoo juist aangenomen verandering in de bijdragen voor het pensioen der gemeenteambtenaren eischt ook al f 200. De heer Waalkes vraagt hoeveel die pensionneering nu aan de gemeente jaarlijks kost. De voorzitter antwoordt dat dit nu 2700 bedraagt. De heer Waalkes constateert, dat dus ook dit bedrag voor 1914 is gevorderd, zander dat verhooging van het percentage van den hoofdelijken omslag noodig was. Het voorstel van burgemeester en wethouders tot ver hooging van het maximum dat als hoofdelijken omslag mag geheven worden op/40,000, wordt aangenomen metf algemeene stemmen. De voorzitter verzoekt de leden over te gaan tot het benoemen van 3 leden der commissie van bijstand, wegens aftreding met Januari a.s. der heeren Visser, De Jager en Eijke. Hij verzoekt de heeren De Feijter en De Bruijne met hem het stembureau te vormen, waaraan deze heeren voldoen. De heeren Visser, De Jager en Eijke worden ieder met 9 stemmen herbenoemd de heer Moggre verkrijgt 2 stemmen, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer D. Scheele. De herkozen leden verklaren zich bereid de benoeming aan te nemen. at. De heer Moggre wil nog eens terugkomen op de in de vorige vergadering vastgestelde verordening op de leges. Hij heeft toen, in verband met de betaling voor het sluiten van huwelijken op een ander dan het vastge stelde uur, gewezen op de Katholieken en op de schippers. De voorzitter heeft toen gezegd dat er voor dezen geen bezwaar was, want dat de ambtenaar dan vOor hen een anderen dag of uur kon bepalen. Die inlichting was naar hij meent niet geheel juist. Wel kan de ambtenaar een anderen dag of uur bepalen, maar voor een anderen dag moet f 20 en voor trouwen op een anderen dan het vast gestelde uur 5 betaald worden. Hij zou dat eigenlijk willen laten vervallen. Bovendien, de gemeente telt 10,000 zielen, zoodat er dan al spoedig 2 dagen voor het sluiten van huwelijken kunnen worden aangewezen. Ook meent hij dat het te ver gaat om, zooals uit de opvatting voortvloeit, de bladen 25 'sjaars te laten betalen voor het verkrijgen van de opgaven van den burgerlijken stand. Hij acht dat niet billijk, daar die opname toch in het algemeen belang is te aohten. De heer Waalkes sluit zich hierbij aan. Ook hij acht die betaling voor de plaatselijke bladen niet billijk. Overigens is er niets tegen dat er een recht wordt ge- vraagd, om misbruik te voorkomen, b.v. tegenover her, die wel eens op de secretarie komen loopen om te vragen wanneer iemand verjaart. Die inlichtingen van den burl gerlijken stand voor de plaatselijke bladen zou hij willen bepalen als vallende buiten de zaken waar leges voor betaald moeten worden. De voorzitter meent dat men in deze toch een weinig voorzichtig moet zijn. De bladen zelve hebben er toch' ook belang bij. Er worden tal van nieuwsberichten op- genomen waar ze toch ook per bericht voor betalen. Nu wordt wel gezegd dat het opnemen van den burgerlijken stand ook een algemeen belang is, maar het particulier en het algemeen belang is niet altijd geheel te scheiden, Hij zou het voorloopig maar eens willen behouden zooals het is, er is dan later nog altijd gelegenheid om er op terug te komen. De gemeente moet toch ook hare ambte- naren betalen. Een onderwijzer, die solliciteert, moet 15 cent betalen voor een bewijs van goed gedrag, een werkman die elders gaat werken moet, om op het spoor een arbeidskaart te kunnen krijgen, een bewijs van den burgemeester komen halen, dat hem 10 centen kost en als men daar naar ziet, vermeent hij dat niet van onbil- lijkheid kan gesproken worden, wanneer van de bladen betaling gevraagd wordt voor de opgaven van den burger lijken stand. De heer D. Scheele gelooft dat de raad zich bij het vaststellen van de verordening niet voldoende rekenschap heeft gegeven waar het eigenlijk om ging. Hij verklaart op het standpunt te staan van den heer Waalkes. De heer De Jager is het daar ook mede eens en voelt ook veel voor wat door den heer Moggre is ter berde gebracht. Hij acht het ook niet noodig om de bladen in de gemeente een dergelijke belasting op te leggen, waar ze toch overigens aan alle belastingen hun deel helpen betalen. Uit billijkheidsoverwegingen zou hij hen van deze betaling willen vrijstellen. De voorzitter meent dat, als de heeren de verordening niet goed vinden, ze dan bij onderling overleg maar eene wijziging moeten voorstellen. Hij wijst er echter op dat net voor de bladen toch zoo bezwarend niet zou zijn wanneer ze overeenkwamen om elk een deel der kosten te betalen. De heer Waalkes verklaart dat de eigenlijke bedoeiing der verordening aan de leden ontgaan is. Ze hebben ej te nauwernood kennis van kunnen nemen, want deze is op het laatste oogenblik toegezooden. Het was alsof er een addertje onder het gras zat. Hij bedoelt dat niet ip den slechten zin, maar is toch overtuigd dat de leden wanneer ze van de gevolgen van enkele bepalingen een goed inzicht zouden hebben gehad, er niet voor zoudep gestemd hebben, zeker niet voor die f 25. Hij vraagt of daaraan met een sub-artikel geen verandering to maken is. De voorzitter wenscht zich in deze te houden aan art; '11 van het reglement van orde en vraagt indiening van een schriftelijk voorstel. b. De heer Waalkes vestigt de aandacht op het ant- woord van den Minister van waterstaat aan de Tweede, Kamer met betrekking tot de havenwerken alhier, waaruit blijkt dat een Belgische maatschappij het recht verkrijgt om hier kaaigeld te helfen, terwijl de gemeente geheel over het hoofd is gezien. Hij vraagt of er niets behoort gedaan te worden om daartegen van deze zijde te protest teeren. De voorzitter merkt op. dat hedenavond de Kamer van Koophandel vergadert. Missehien zal dat college de zaak- ook wel onder de oogen zien en is het beter afte wachten wat er daar van gezegd wordt. De heer Waalkes legt zich hierbij neer. De voorzitter sluit de vergadering.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1913 | | pagina 2