Tsr Neuzsnschs Courant
Dinsdag 22 Juli 1913. No. 5944.
rwaBDE
Gemeenteraad van Ter Neuzen.
1. Notulen.
VAN
Vergadering van Vrijdag 18 Juli 1913.
Voorzitter de heer J. lluizinga, burgemeester.
Aanwezig de heeren Visser, Dees, Moggre, De Jager,
Scheele, Lensen, Drost, De Feijter, Donze, Eijke en Van
Borssum Waalkes.
Afwezig de heeren Wieland en De Bruijne.
De voorzitter opent de vergadering en stelt aan de orde
De notulen der vergaderingen van 12 Juni en van 19
Juni 1.1., worden onveranderd vastgesteld.
2. Ingekomen stukken.
a. Een schrijven van D. Seheele Az., waarbij deze
bericht dat de benoeming tot lid van bet derde stem-
district door hem wordt aaogenomen onder beding dat
waar zijn persoon aan de stemming onderworpen is, zijn
plaatsvervanger voor hem optreedt.
Aangenomen voor kennisgeving.
1». Het raadsbesluit van 12 Juni 1913, oin aan den
Staat der Nederlanden ten geschenke te geven een terrein
onder voorwaarde dat daarop zal worden gesticht een
kantongerechtsgebouw, voorzien van de goedkeuring van
gedeputeerde staten.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Een schrijven van mevr. C. J. Spruitenburg-Buijze,
presidente van de »Tentoonstelling 1913 waarbij dank
wordt betuigd voor de gezonden praehtige medaille, die
door het bestuur op hoogen prijs wordt gesteld.
Aangenomen voor kennisgeving.
<1. Het procesverbaal van de op 20 Juni 1913 door burge
meester en wethouders ten kantore van den gemeente-
ontvanger gehouden opname van de boeken en kas, waaruit-
is gebleken dat is ontvangen over dejaar 1912 106,759,43
en over het jaar 1913 30,232,50 samen 196,991,93 en
uitgegeven over het jaar 1912 f 121,o2/,16£ en over bet
jaar 1913 44,182,72 samen 165.709,88* zoodat meer
is ontvangen dan uitgegeven /31,282,04j, welk bedrag in
kas was en overeenkwam met de vertoonde gelden en
geldswaardige papieren.
Aangenomen voor kennisgeving.
e. Een schrijven van gedeputeerde staten van Zeeland,
d.d. 27 Juni 1913, waarbij overeenkomstig artikel 167 der
gemeentewetyie ontvangst wordt bericht van een afschrift
van de door den raad op 19 Juni 1.1. vastgestelde ver-
ordening tot wijziging van de verordening tot handhaving
van de orde en veiligheid op openbare wateren.
Aangenomen voor kennisgeving.
f. Een schrijven van W. Wieberdink waarin deze be
richt dat door hem de benoeming tot hoofd der school
voor meer uitgebreid lager onderwijs wordt aangenomen.
Hij deelt mede uit zijn tegenwoordige betrekking ontslag
te hebben gevraagd met ingang van 1 Sept., ofschoon hij
de mogelijkheid voorziet dat dit eerst tegen 1 Oct. a. s.
zal worden verleend.
Aangenomen voor kennisgeving.
g. Eene missive van gedeputeerde staten van Zeeland,
dd. 11 Juli 1913, waarbij wordt toegezonden een uittreksel
uit Ilarer Majesteits besluitvan 27 Juni 11., no. 48, houdende
goedkeuring der door den raad bepaalde heffing van
schuolgeld voor meer uitgebreid lager onderwijs.
Aangenomen voor kennisgeving.
li. Een schrijven van den minister van Binnenlandsche
zaken, d.d. 16 Juli 1913, waarin deze bericht, dat tegen de
door den raad in zijne vergadering van 12 Juni 1.1. vast
gestelde verordening regelendo het aantal en de jaarwedden
der leeraren aan de gemeente hoogere burgerschool geen
bezwaar bestaat en dit besluit mitsdien wordt goedgekeurd.
Aangenomen voor kennisgeving.
i. De voorzitter brengt ter kennis van den raad eene
correspondentie naar aanleiding van de toepassing der
brandweerverordening. Zooals de leden zich zullen her-
inneren is door den stationschef alhier gereclameerd tegen
de indeeling van beambten der spoorwegmaatschappij als
bedienden bij de brandweer en is die reclame door den
raad afgewezen. De stationschef heeft daarop tegen dat
afwijzende besluit een bezwaarschrift ingediend bij gede
puteerde staten, doch dit college berichtte, dat voor deze
zaak geen hooger beroep bij hun college was toegelaten.
Gedeputeerde staten hebben zich echter gewend tot den
minister van Binnenlandsche zaken, met verzoek het raads
besluit van 22 Augustus 1912 waarbij vrijstelling is ge-
weigerd van de diensten bij de brandweer ten aanzien
van leden van het spoorwegpersoneel, te vernietigen, wegens
strijd met het algemeen belang.
De werkzaamheden van dit personeel zijn naar de
meening van gedeputeerde staten onmisbaar ter verzekering
van e§n geregelden treinenloop, zoodat hunne aanwijzing
voor den brandweerdienst in strijd is te achten met het
algemeen belang.
Ook meent genoemd college, dat er termen zijn art.
11a van de brandweerverordening te vernietigen, wegens
strijd met het algemeen belang, omdat de in dat artikel
voorkomende uitdrukking sopenbaar belang" aanleiding
geeft tot eene uitlegging, dat alleen diensten van publiek-
rechterlijken aard bedoeld zijn.
Dit schrijven van gedeputeerde staten is door den minister
van binnenlandsche zaken gesteld in handen van zijn
collega van waterstaat, die daarover advies verzocht van
den raad van toezicht op de spoorwegdiensten.
Blijkens schrijven van dien raad aan den minister van
waterstaat deelt dit college het gevoelen van gedeputeerde
staten, dat leden van het spoorwegpersoneel behooren te
worden vrijgesteld van den dienst bij de brandweer, geheel.
Het grondt hare meening daarop, dat het niet steeds mogelijk
zal zijn om personeel, dat, teneinde aan zijne verplichting
om hulp te verleenen bij het blusschen van een brand te
voldoen, op een zeker onverwacht oogenblik den dienst
verlaat, dadelijk door behoorlijk daartoe geschikt personeel
te vervangen, waardoor de goede uitoefening van den dienst
ernstig zoude kunnen worden geschaad.
Naar de meening van den raad van toezicht behooren
zoowel de onderchef als de klerken van het plaatskaarten-
en telegraafbureau of het goederenbureau, zoowel als de
rangeerders, die bij de brandweer zijn ingelijfd, van dien
dienst te worden vrijgesteld, aangezien zij alien betrokken
zijn bij den treindienst.
De minister van waterstaat, zich met dat advies ver-
eenigende, meent dat, ingeval de raad van Ter Neuzen
niet bereid mocht zijn in zijne verordening eene bepaling
op te nemen, als blijkens het schrijven van gedeputeerde
staten van Zeeland in de Middelburgsche verordening
wordt aangetroffen, waarbij uitdrukkelijk worden vrijge
steld »de beambten van den spoorweg, van de post en de
telegraaf", dan wel alsnog het bedoelde spoorwegpersoneel
vrij te stellen, het besluit van den raad van 22 Augustus
1912 voor vernietiging in aanmerking zou kunnen worden
gebracht. Daar het niet eenige bepaling der verordening
zelf is, die bezwaar ontmoet, doch alleen een bepaalde
toepassing behoort de verordening zelf naar het gevoelen
van den minister niet door middel van art. 153 der ge-
meentewet te worden getroffen.
Onder toezending van afschriften van vorenstaande be-
scheiden doen gedeputeerde staten thans bij missive van
13 Juni 1:1. aan het gemeentebestuur mede toekomen een
afschrift van een brief van den minister van binnenlandsche
.zaken, waarin deze, in overeenstemming met het advies
van den minister van waterstaat, gedeputeerde staten ver-
zoekt den raad uit te noodigen in de verordening op de
brandweer een bepaling op te nemen waarbij de beambten
van den spoorweg, van de post en de telegraat zouden
worden vrijgesteld, dan wel alsnog vrijstelling te verleenen
aan het spoorwegpersoneel (waaronder ook de klerken De
Permentier en Noteris).
Mocht aan deze uitnoodiging niet worden voldaan, dan
zal vernietiging worden overwogen, hetzij van het raads
besluit van 22 Augustus 1912 en het besluit van burge
meester en wethouders. waarbij vrijstelling werd geweigerd,
hetzij van de desbetreffende bepaling der brandweer
verordening.
Burgemeester en wethouders geven te kennen, dat het
hun in verband met deze stukken gewenscht voorkomt,
de redactie van het aangehaald art. 1 lot te handhaven, dit
artikel milder toe te passen en met intrekking van het
desbetrelfend raadsbesluit van 22 Augustus '1912 alsnog
vrijstelling van den dienst bij de brandweer te verleenen
aan de beambten der spoorwegmaatschappij Koevoets,
De Permentier, Noteris, Hamerlinck, Allaart en tan der
Est, mits die vrijstelling door belanghebbenden zelf over
eenkomstig art." 13 der brandweerverordening wordt
gevraagd.
De heer Waalkes vraagt of er geen aanleiding is om
het geheele artikel 11 te wijzigen.
De voorzitter acht dat niet raadzaam, daaruit zouden
allicht moeilijkheden voortspruiten en met eene mildere
toepassing zijn die te voorkomen. Er moet rekening mede
worden gehouden, dat ook beambten van particuliere
instellingen in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling.
De spoorwegmaatschappij, al is het een particuliere onder-
neming, is toch ook gehouden aan verschillende bepalingen
en moet in de ee'rste plaats een geregelden loop der
treinen verzekeren Met zulke omstandigheden zal dan
in de toekomst rekening moeten worden gehouden, wanneer
verzoeken om vrijstelling inkomen.
De beer De Jager veronderstelt, dat dan elk inkomend
verzoek op zichzelf zal worden beschouwd. Er zijn ook
andere categorien voor wie het op een bepaald tijdstip
onmogelijk is zijn zaak te verlaten als hij voor diensten
bij brand wordt opgeroepen.
De voorzitter geeft te kennen, dat elk geval op zichzelf
moet worden beschouwd.
De heer De Jager heeft het oog op een practise!) geval,
dat er nl. brand uitbrak op een tijdstip, dat bij een bakker
de oven vol brood zat en dat de man niet weg lion, tenzij
hij zijn brood liet verbranden.
De voorzitter is van gevoelen, dat dergelijke speciale ge-
vallen niet in aanmerking kunnen komen voor het verleenen
van vrijstelling. Wanneer in zoo'n geval de ingedeelde niet
voldoet aan de oproeping en procesverbaal volgt, zal de
kantonrechter er wel rekening mede houden, of de inge
deelde tengevolge van overmacht niet aan de oproeping
heeft voldaan. Elk burger kan opgeroepen worden voor
het verleenen van diensten bij de brandweer en bij ieder
zal het al eens voorkomen, dat hij er door in moeilijkheden
kan komen, maar men moet ook in het oog houden, dat
de gelegenheid is geboden de diensten af te koopen of
een plaatsvervanger te stellen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
j. Een adres van C. Dees te Ter Neuzen (Driewegen)
die daarin te kennen geeft, dat hij op een deel van het
perceel sectie M no. 291, gelegen aan den provincialen
weg van Ter Neuzen naar Axel en aan de Kerkhollaan
een woonhuis wenscht te bouwen dat deze woning door
hem zal worden gebouwd met den voorgevel aan den
provincialen weg en met den zijgevel aan de Kerkhollaan,
waardoor het open erf, gerekend van af genoemden
provincialen weg, achter de woning zal zijn gelegen, doch
gerekend van af de Kerkhollaan op zijde der woning komt,
waarom hij verzoekt hem vergunning te verleenen, te
bouwen overeenkomstig de bij het adres ingezonden
situatieteekenHig.
Uit het rapport van den gemeentebouwmeester blijkt
dat de te bouwen woning onmiddellijk grenst aan de
Kerkhollaan en door middel van een voortuin lang 28 M.
uitgang heeft op den provincialen weg. Yolgens art. 10
der bouwverordening zou het open erf moeten liggen
achter de woning, doch dit is door de bijzondere ligging
der woning ten opzichte van het terrein niet mogelijk.
Op grond van art. 10c der bouwverordening kan de ge
meenteraad de gevraagde afwijking toestaan en de open
ruimte, ter oppervlakte van minstens een derde gedeelte
van de oppervlakte der woning, bepalen naast de woning,
zooals op de bijgevoegde teekeningen is aangegeven.
De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethouders
voorstellen op grond van terreinsomstandigheden aan
adressant afwijking toe te staan van de bepaling van
alinea 1 van art. 10 der bouwverordening ten aanzien van
het te bouwen woonhuis op het noordelijk gedeelte van
het perceel kadastraal bekend in sectie M onder nummer
291, en te bepalen dat het ongebouwd gedeelte ter grootte
van minstens een derde gedeelte van de oppervlakte der
te stichten woning ter zijde van die woning zal moeten
zijn gelegen, zooals op de bij het adres ingezonden situatie-
teekening is aangeduid.
Dit voorstel wordt aangenomen met algemeene stemmen.
3. Voorstel tot het verleenen van vergunning aan
den secretaris tot het waarnemen van eene bij betrekking.
Ingekomen is een adres van L. Wabeke, gemeente-
secretaris, waarin deze verzoekt hem wel vergunning te
willen verleenen tot het waarnemen van de betrekking
van kassier der cooperatieve boerenleenbank voor de
gemeenten Ter Neuzen, Axel, Hoek en Zaamslag, gevestigd
in deze gemeente. Zijne kantooruren zijn vastgesteld des
Woensdags, van des voormiddags 10,30 tot 11,30 ure en
des Zaterdagsmiddags van 2.30 tot 3,30 uur.
De voorzitter stelt namens burgemeester en wethouders
voor de gevraagde vergunning te verleenen.
Met algemeene stemmen wordt aldus besloten.
4. Voorstel tot regeling van de jaarwedde van den
aan de M. XI. L. O. school te benoemen onderwijzer
of te benoemen onderwijzeres.
De voorzitter stelt aan de orde de vaststelling eener veror
dening tot regeling van de jaarwedde van den onderwijzer
of de onderwijzeres, te benoemen aan de school voor meer
uitgebreid lager onderwijs in de gemeente Ter Neuzen.
Hij deelt mede dat op het ingediende concept door de
commissie van toezicht op het lager onderwijs enkele aan-
merkingen zijn gemaakt, doch dat burgemeester en wet
houders geen aanleiding gevonden hebben, in hun voorstel
wijzigingen aan te brengen. Hij zal die aanmerkingen bij
de betrokken artikels echter ter sprake brengen.
Artikel 1 bepaalt het salaris voor een onderwijzer met
minder dan 5 dienstjaren op 800, opklimmende met
verhooging van 100 voor elke 5 dienstjaren tot een
maximum van 1200.
Dit artikel wordt aangenomen met algemeene stemmen.
Art. 2 omschrijft de berekening der dienstjaren. Het
wordt aangenomen met algemeene stemmen.
Art. 3 bepaalt dat door den te benoemen onderwijzer
den leeftijd van 28 jaar bereikt hebbende, eene tegemoet-
koming in de huishuur zal worden genoten van f 75 per
jaar, indien hij gehuwd of weduwnaar is, of indien hij
huwt of weduwnaar wordt.
Gedurende den tijd dat de te benoemen onderwijzer na
zijne benoeming gehuwd of weduwnaar is, geniet hij ter
tegemoetkoming in de kosten van huishuur eene vergoeding
van 75 per jaar.
Deze vergoeding wordt ook genoten door de te benoemen
onderwijzeres gedurende dat zij weduwe is en aan de school
verbonden.
De schoolcommissie zou die vergoeding aan een weduw
naar of weduwe alleen willen toekennen wanneer zij
kinderen hebben en het artikel met het oog daarop
wenschen gewijzigd te zien.
Burgemeester en wethouders geven er de voorkeur aan
het artikel te behouden zooals het is voorgesteld.
De beer Waalkes geeft te kennen, dat de commissie van
meening was, dat een onderwijzer of onderwijzereszonder
kinderen bij het overlijden der echtgenoote of den echt-
genoot, precies in dezelfde omstamjigheden komen als de
ongetrouwde collega's, die ook geen vergoeding krijgen.
J)e voorzitter betoogt, dat de wet voorschrijft, dat aan
een gehuwd onderwijzer boven de 28 jaar eene tegemoet
koming in de huishuur moet worden toegekend. Dit is
eigenlijk niets anders dan eene verhooging van salaris.
Dat moet men bij de beoordeeling dezer zaak niet uit het
oog verliezen. Daarbij komt, dat burgemeester en wet
houders ook in aanmerking hebben genomeri, dat de
bepaling ten opzichte van de onderwijzers voor het lager
onderwijs ook aldus luidt. Zij zien nu geen reden om,
waar hier eene verordening moet worden vastgesteld ten
opzichte van een persoon, te dien aanzien van den be-
staanden regel af te wijken.
De heer Drost is het er mede eens, dat een weduwnaar
zonder kinderen geheel in den ongetrou wden staat terugkomt.
De voorzitter oppert de mogelijkheid. dat deze, eenmaal
een gezin gevestigd hebbende en in zijn huishouden zijnde,
op zichzelf zal blijven voortleven.
De heer Drost meent, dat, als zoo iemand in een eigen
huishouding wenscht te blijven voortleven, dit eigenlijk
een weelde is, die hij zich veroorlooft, evenals dit het
geval zou zijn met ongetrouwde collega's, die op zichzelf
zouden gaan wonen. Hij meent dat het niet noodig is,
dat de gemeente die weelde betaalt.
Spreker zou in overweging willen geven ook omtrent
de onderwijzers voor het lager onderwijs die bepaling te
veranderen.
De voorzitter geeft te kennen, dat burgemeester en wet
houders bij voorkomende gelegenheid dat verzoek zullen
overwegen, nu meenen zij het artikel te moeten behouden
zooals het is voorgesteld. Zij zouden het als het ware
een straf achten, wanneer iemand in zijn salaris gekort
werd, omdat hij weduwnaar wordt, en eveneens onraad-
zaam om voor dezen eenen ambtenaar van de bestaande
regeling af te wijken.
De beer Waalkes acht het een vreemd standpunt, bij de
vaststelling van eene nieuwe verordening, rekening te
houden met een oude, wanneer men meent, dat deze be
palingen bevat, die minder goed zijn. Hij is ook van
meening, dat er geen reden is om eene uitkeering voor
huishuur te geven aan een weduwnaar zonder kinderen,
daar het niet aan te nemen is, dat deze een gezin zal
ophouden. De financieele omstandigheden van een
onderwijzer zijn nog niet zoodanig, dat het hem op redelijke
wijze mogelijk zou zijn als weduwnaar in een huis te
blijven leven.
De voorzitter wijst er op, dat, al zal men dat nooit
vei'langen. door het overlijden van een der echtgenooten,
de verteringskosten van het gezin verminderen met die
wtlke de overledenen voor zijn hoofd gebruikte. Aldus
gerekend, zou men in gunstiger financieele conditie komen.
Als hem echter de vergoeding voor woninghuur wordt
uitbetaald, zal de weduwnaar er eerder toe komen om in
zijne woning te blijven en er ook eerder toe overgaanom
weer te hertrouwen.
De heer Drost wenscht even aan te stippen, dat het z. i.
heelemaal niet op den weg van den raad ligt om een
weduwnaar een premie toe te kennen opdat deze maar
spoedig zou hertrouwen.
De voorzitter merkt op, dat men hierover verschillend
kan denken.
De heer Drost zal er niet verder op ingaan, maar wenschte
alleen die uitdrukking niet onopgemerkt te laten passeeren
Art. 3 wordt zonder verdere bespreking aangenomen
zooals het door burgemeesters en wethouders is voorgesteld.
Art. 4 bepalende, dat aan een onderwijzer, wien overeen
komstig het advies van hunnen geneesheer wegens ziekte
een verlof wordt toegestaan, dit verlof met behoud der
jaarwedde niet langer verleend wordt dan gedurende 6
achtereenvolgende maanden, wordt zonder discussie of
stemming aangenomen.
Eveneens wordt goedgekeurd art. 5, waarin wordt be
paald dat na het verstrijken van de zes maanden, nog
geen verder verlof voor ten hoogste zes maanden kan
worden verleend, met dien verstande echter dat dan van
de jaarwedde wordt afgehouden een bedrag gelijk aan de
helft van hetgeen door de gemeente voor zijne plaatsver-
vanging moet worden uitbetaald.
Ook wordt zonder bespreking of stemming goedgedeurd
art. 6, bepalende dat voor de vervulling van militie of
landweerplichten de jaarwedde gedurende hoogstens een
jaar wordt uitgekeerd.
In het voorgestelde art. 7 worden regelen omschreven
met het oog op verlof eener gehuwde onderwijzeres, voor
het vermoedelijk tijdstip harer bevalling en daarna.
De schoolcommissie wenscht gedurende dat verlof ook
het voile salaris uit te betalen, terwijl burgemeester en
wethouders willen afhouden hetgeen voor de plaatsver-
vanging door de gemeente moet worden betaald. Burge
meester en wethouders handhaven hun standpunt. Zij
meenen dat de vergelijking met het vorig artikel niet
opgaat. De afwezigheid wegens militieplichten is gedwongen
en hangt niet af van den wil van den onderwijzer.
De heer Waalkes stelt voor het geheele artikel te laten
vervallen.
De heer De Jager meent dat de ervaring heeft geleerd
dat het moeilijk gaat om in eene verordening te bepalen,
dat eene onderwijzeres wanneer zij huwt ontslag moet
nemenhij is van gevoelen dat zoodanige leerkracht niet
meer ten voile aan het onderwijs ten goede komt. Bij
het lager onderwijs is het nu eenmaal zoo, maar hij zou
wenschen dat maatregelen konden worden getroffen om
te verzekeren dat onderwijzeressen te benoemen aan het
middelbaar of het meer uitgebreid lager onderwijs weten
dat zij hun ontslag verkrijgen, wanneer ze in het huwelijk
treden.
De heer Waalkes acht het ook gewenscht dat aan de
school voor meer uitgebreid lager onderwijs of de hoogere
burgerschool geen gehuwde onderwijzeres of leerares in
dienst blijft. Dit acht hij heel iets anders dan aan een
gewone lagere school, met het oog op den meer gevor-
derden leeftijd der leerlingen. Dan zou het zeker niet
aan het onderwijs bevorderlijk kunnen zijn wanneer daar
eehe onderwijzeres dienst deed die in gezegende omstan
digheden verkeert.
De heer De Jager: Aan een lagere school ook niet!
De heer Waalkes noemt het toch nog al een verschil.
Daarbij komt, dat de salarissen aan de lagere school niet
zoo hoog zijn en de gehuwde onderwijzeres ook in dienst
blijft, om het inkomen te vermeerderen. Voor deze school
wordt een vrij hoog salaris toegekend, meer voldoende
voor de behoeften van een gezin. Hij zou in elk geval
voor deze school het instituut van gehuwde onderwijzeres
of leerares willen wegbannen, en bepalen dat ze bij huwelijk
ontslag krijgen. Ze weten zulks dan vooruit en men komt
er later niet mede in moeilijkheden.
De heer De Jager meent dat de wet er zich tegen ver-
zet, zooiets in de verordening op te nemen.
De heer Waalkes wil het in de instructie omschrijven.
De voorzitter meent dat men thans noch het een, noch
het ander moet doen, en raadt aan aanneming van het
door burgemeester en wethouders voorgestelde artikel.
Wat men nu wil doen is niet de koninklijke weg be-
wandelen, wat in deze zou behooren te gesehieden. De
kwestie waar het eigenlijk om gaat, moet dan zijnof
men al of niet gehuwde ambtenaressen in dienst wil
houden. Daar gaat het dan over en is het de princi-
pieele kwestie, maar het moet niet alleen de vraag zijn
of men aan eene school al of niet eene gehuwde onder
wijzeres wil gedoogen.
In den gemeenteraad van Amsterdam is die kwestie al
eens principieel ter sprake geweest, maar daar maakt het
een groot verschil, omdat men daar met gemeentepersoneel
zit van honderden ambtenaren in verschillende takken van
dienst. Daar kan men ervaring opdoen, of het in dienst
houden van gehuwde vrouwen al of niet storend op den
goeden gang van zaken werkt.
Hier kan men daar niet zoo over oordeelen, omdat er
maar alleen 2 gehuwde onderwijzeressen zijn bij het lager
onderwijs. Hij zou over dit onderwerp thans niet den
strijd willen openen, omdat hij er voor de gemeente zoo
geen gevaar in ziet. Wil men er in de toekomst tegen
waken, dat er geen gehuwde onderwijzeres in dienst blijft,
dan moet men dat op een nader tijdstip eens principieel
beslissen.
De heer Drost is het met het betoog van den voorzitter
niet eens. Uit de woorden van den heer Waalkes is toch
duidelijk gebleken dat deze niet in het algemeen de ge
huwde onder- wijieressen wil weren, maar wel bij het
m. u. 1. o. .of het middelbaar onderwijs, en zulks met het
oog op den leeftijd der leerlingen.
De heer Dees meent dat het ook beter is, dat deze
kwestie zoo spoedig mogelijk wordt opgelost en dat het
gewenscht is de zaak vooraf te regelen.
De heer Waalkes oppert het denkbeeld de verordening
naar burgemeeeter en wethouders terug te sturen, met
verzoek deze gewijzigd in te dienen, rekening houdend
met de hier gemaakte opmerkingen.
De heer Drost meent dat de zaak opgelost wordt wanneer
in de verordening overal waar sprake is van »onderwijzerses"
»es" geschrapt wordt. Als men alleen spreekt van »onder-
wijzer" kan men geen kwestie krijgen over een gehuwde
onderwijzeres.
De voorzitter meent dat men zich niet beperken kan
door alleen van »onderwijzer" te spreken. Het is niet
waarschijnlijk dat een der aan die school te benoemen
heeren de meisjes onderricht zal kunnen geven in de
nuttige en fraaie handwerken.
Hij ziet echter niet in welk bezwaar de heeren tegen
het voorgestelde artikel kunnen hebben, daar ze toch de
benoeming nog in de hand hebben en dus kunnen zorgen
dat geen onderwijzeres benoemd wordt.
Ook kan het bij de instructie geregeld worden.
Na nog enkele opmerkingen en overwegingen geeft de
voorzitter ook als zijne meening te kennen dat misschien
voor het oogenblik toch de door den heer Drost aangegeven
wijze van handelen, om in de verordening alleen te spreken
van onderwijzer, misschien de beste is.
Het voQrstel van den heer Waalkes om het voorgestelde
artikel 7 te schrappen wordt aangenomen met algemeene
stemmen-
Daarna wordt eveneens met algemeene stemmen aan
genomen in de verordening alleen te spreken van »onder-
wijzer." Al wat dus in de reeds behandelde artikelen
doelt op eene onderwijzeres, wordt in verband hiermede
gewijzigd.
De volgende artikelen, regelende de uitbetaling der
jaarwedde en de inwerkingtreding der verordening, worden
met algemeene stemmen goedgekeurd.
De verordening wordt in stemming gebracht en aan
genomen met algemeene stemmen.
5. Adres van het Comite tot viering van Plan 1913,
houdende aanvraag om een subsidie uit de gemeente-
kas, tot viering van een schoolfeest.
De voorzitter stelt aan de orde het verzoek van de
commissie tot viering van het onafhankelijkheidsfeest te
Ter Neuzen, die, ten behoeve van een in te richten school
feest van gemeentewege eene subsidie vraagt van f 480,
berekend op 30 cent per kind, voor 1600 leerlingen.
Burgemeester en wethouders geven omtrent dit verzoek
geen advies.
De heer De Jager acht dit vreemd, na hetgeen over
deze zaak reeds in besloten vergadering is gezegd.
De Voorzitter deelt mede dat juist de behandeling dezer
zaak in commissoriale vergadering oorzaak is dat geen
advies gegeven wordt. De kwestie is niet dat burgemeester
en wethouders schroomen een voorstel te doen, maar er
zou een meerderheids en een minderheidsadvies moeten
worden gegeven, en burgemeester en wethouders achtten
dat niet noodig, omdat de meening van het college aan
de leden in de commissoriale vergadering reeds gebleken
is. Persoonlijk is spreker er voor, dat eene bijdrage wordt
verleend. Er bestaan bij den raad financieele en andere
bezwaren, maar spreker acht het gewenscht bij deze gelegen
heid de kinderen een feest te verschaffen en daarvoor
van gemeentewege eene bijdrage te verleenen, omdat het
een feest geldt voor alle kinderen.
De heer De Jager merkt op, dat in particuliere gesprekken
ook nog is te kennen gegeven, dat de commissie ook met
een minder bedrag zou tevreden zijn. Daartegen valt
echter op te merken dat, als men een schoolfeest wil geven
men het goed moet doen. En nu spijt het hem wel, dat
van een afstemmen door den raad van het verzoek geen
schoolfeest zal kunnen plaats hebben, maar ondanks dien
spijt moet hij toch verklaren met het oog op den financieelen
toestand der gemeentekas, waarvan wegens bijzondere uit-
gaven in de toekomst zooveel moet gevergd worden, aan
eene subsidie zijn stem niet te durven geven.
De heer Visser vraagt welke bijzondere uitgaven de heer
De Jager op het oog heeft.
De heer De Jager meent, dat het eigenlijk overbodig is,
daarop te antwoorden, daar wel elk lid van den raad weet
wat hij bedoelt. Als men nagaat de verschillende besluiten,
die hier in den laatsten tijd genomen zijn in verband met
de nieuwe onderwijsinricliting en waarvan groote uitgaven
het gevolg worden, als men er ook op let, dat bij het ver
anderen van school B in een gewone fragmentarische school
het daaraan werkzame personeel de tegenwoordige hoogere
salarissen zal blijven genieten wat hij billijk vindt, maar
dat toch der gemeente op een overbodige uitgaaf van
2000 'sjaars komt te staan, dan moet men zich toch
wel eens afvragen waar gaan we toch heen, leven we
hier in een land, waar we het geld maar voor het
opseheppen hebben.
De heer Visser is van meening, dat die nieuwe onder-
wijs-inrichting toch het geven van een feest aan de kin
deren der lagere scholen niet mag in den weg staan.
De heer Dees geeft te kennen in de vergadering van
burgemeester en wethouders bezwaar te hebben gemaakt
tegen het verleenen van subsidie en hij heeft bij eene
vroegere gelegenheid ook reeds de hoop uitgesproken, dat
het comite niet meer met een verzoek om subsidie komen
zou. Voor de muziektent moet wegens de hoogere aan-
nemingssom ook weeral meer worden uitgegeven dan
waarop oorspronkelijk gerekend was.
Spreker meent, dat er op andere wijze gelegenheid zou
moeten zijn een schoolfeest in te richten. Is de stelling
wel juist, dat men de kosten daarvan door de gemeente
wil doen betalen Nu lijkt het hem alsof het schoolfeest
eigenlijk een sta in den weg is voor de verdere feestelijk-
heden. Van het bedrag, dat door de commissie bij de in-
gezetenen is opgehaald en waarvan toch ook bedragen
gegeven zijn in de meening, dat die aan een schoolfeest
zouden ten goede komen, kunnen de kinderen gemakkelijk
getracteerd worden. Dat men dan misschien niet vol
doende overhoudt om andere zaken te bekostigen, is een
ander geval. Hij meent echter, dat de commissie verplicht
is voor een schoolfeest zelf gelden te voteeren. In Sluiskil
wordt het schoolfeest ook door de commissie bestreden
uit de gelden, die zij heeft opgehaald. Van gemeentewege
is naar hij meent reeds voldoende hulde betuigd aan het
herinneringsjaar 1913, door als een blijvende herinnering
de muziektent te stichten. Meer wil hij hierover niet
zeggen.
De heer Donze betoogt, dat de raad behoort te letten
op teekenen des tijds en dat men niet vergeten mag, dat
het zijne taak is te bevorderen, dat in den geest van de
kinderen een anderen geest gekweekt wordt dan die tegen-
woordig als men het nagaat wat van buiten gaande is. Hij
meent dat er van gemeentewege gerust eene toelage kan
worden gegeven en de gelegenheid aangegrepen om de
kinderen te doen doordringen van het ware begrip, waoror-
dit feest wordt gevierd. Hij zou hierover nor
kunnen uitweiden, maar de heeren zullen we)
waarom hij voor een schoolfeest is.