Ter Neuzensche Courant - Zaterdag1 12 April 1913. 53" Jaargang.
No. 5902.
Binnenland.
TWUHDB T=1T.ATI
TWEEDE K A M E R.
Vergadering van Donaerdag.
Ziektewet.
In verdere behandeling komt bet Woensdag
aangehouden artikel, 34a, met het daarop voor-
gestelde amendement-Duys, om een verzekerde
wien door dengeen by wien hij tegen geidelyke
gevoigen van ongevallen verzekerd is, de door
hem gevraagde uitkeering is geweigerd, toch
recht op .ziekengeld te geven, ook als hij ver-
zuirnd ht-eft binnen 14 dagen na de weigering
het verzoek om uitkeering te doeo, aan den
Raad van Arbeid.
De Minister brengt, blijkens het verslag der
H. Crt, een wyzigiug aan, waardoor buiten
twijfel gesteld wordt dat in dubieuse gevallen,
waarin niet vaststaat of ongevallen- dan wel
ziekte - uitkeering moet worden gegeven, de ar-
beidsraad in ieder geval ziekengeld zal moeten
geven.
De beer Days trekt hierop zijn amendement in.
De heeren Limburg en Patijn wijzen er op
dat er desondanks nog twyfelachtigheden in het
artikel overblyven.
Ten slotte wordt het artikel goedgekeurd.
Na goedkeuring van eenige verdere artikelen,
verdedigt de heer YanVuuren een amendement
om te sckrappen de bepaling in het wetsontwerp
dat wanneer een verzekerde, die kostwinner is, in
een inrichting of gesticht wordt verpleegd (an-
ders dan voor eigen rekening) de Raad van
Arbeid bevoegd is het ziekengeld geheel of fen
deele uit te betalen aan de personen wier kost
winner hij is.
Minister Talma bestrydt dit amendement als
een noodelooze formaliteit, waarna de heer Van
Vuuren het intrekt.
Het voorstel wordt hierop aangenomen met
52 tegen 1 stem men, die van den. heer Van
Vuuren.
Hierna komt in behandeling artikel 38, dat
het vervallen van de aanspraak op ziekengeld
behandelt.
De heer Aalberse verdedigt op dit artikel
een amendement, bedoelende dat geen zieken
geld zal worden uitgekeerd wanneer de ziekte
van den verzekerde is veroorzaakt door on
zedelijkheid.
Tegelijkortijd komt in behandeling een amen
dement- buys (die op het oogenblik niet aanwezig
is om het toe te lichten) beoogende schrapping
der bepaling dat het ziekengeld - niet wordt
uitgekeerd als de verzekerde noch is inge-
schreven bij een toegelateu ziekenfonds, noch
aantoont, dat hij geneeskundige hulp kan krijgen.
De heer Tydeman betoogt dat zich bij dit
artikel wreekt 't gemis aan opneming van recht
op geneeskundige hulp in deze Ziektewet en
zet uiteen dat in het artikel alle controle ont-
breekt, zoodat het een bron van willekeur zal
openen bij de beslissingen, weike de Raden van
Arbeid zullen hebben te nemen in gevallen
betreffende niet-uitkeering van ziekengeld.
In den loop van zijn betoog komt spreker
op tegen de herhaalde beschuldiging van den
heer Duys dat spreker in de Kamer alleen op-
komt voor werkgeversbelangen, beschuldigingen
welke spreker beleedigend acht.
De heer Duys houdt, in antwoord op dit
laatste, ten spijt van alle klachten of protesten
van den heer Tydeman vol, dat zoowel uit de
redevoeringen, als uit de wijze van stemmen
van dezen heer blijkt dat hij inderdaad uit-
sluiteqd optreedt in het belang der werkgevers,
zij 't dan menigmaal geheel te goeder trouw.
Hierna wil spreker zijn bovenvermeld amende
ment toelichten, maar ziet plotseling verder
van het woord af, toen de voorzitter, nadat
spreker eenigen tijd gezwegen had, meenende
gehinderd te worden door het gepraat, van andere
leden, hem verzocht had voort te sprekeu, onder
opmerking dat de heer Duys zelf vaak praat
als anderen het woord voereu.
De heer Patijn sluit zich in hoofdzaak aan
bij het betoog van den heer Tydeman, ten
aanzien van het gemis van controle.
Na de pauze verdedigt de heer Schaper het
sociaal-democratische amendement, hetschrome-
lijk onbillijke er van ui.teenzettend dat een wet,
waarin het recht op geneeskundige hulp helaas
niet is opgenomen, kan bepalen dat er tot den
arbeider gezegd wordtge krijgt geen zieken
geld indien ge u geen dokter of apotheker aan-
schaft.
Verder ontwikkelt spreker bezwaren tegen
het amendement-Aalberse.
Spreker onderstreept nog eens nader tegen-
over den heer lydeman dat de heer Duys ot
eenig ander lid der sociaal-demokratische Kamer-
groep nooit bedoeld heeft den heer Tydeman
te verwijten opzettelijke behartiging tot zijn
voordeel van de uitsluitende werkgeversbelangen.
Wel had de heer Duys het recht te wijzen bij
verschillende gelegenkeden op de opvallende
omstandigheid dat het vaak speciaal in het
belang van den patroon was dat de heer Tyde
man sprak. Spreker meent dat de heer Tyde
man heden een al te overdreven fijngevoeligheid
heeft betoond.
De heer Limburg ondersteunt schrapping van
de bepaling omtrent het vervallen van aanspraak
op ziekengeld als de - verzekerde niet bij een
ziekenfonds is ingeschreven of niet aantoont
dat hij medische hulp kan krijgen. Verder
bestrijdt hij op gelijke gronden als de beer
Schaper het niet geven van ziekengeld op grond
van onzedelijkheid.
Het gevaarlijke van het amendement-Aalberse
betoogt spreker verder op gronden ontleend aan
bedreiging der volksgezondheid en aan de vrees
dat de Raden van Arbeid, bij de beoordeeling
van gevallen waarin wegens onzedelijkheid geen
uitkeering mag worden verleend, subjectieve
meeningen zullen laten gelden.
De Minister van Landbouw enz. bestrydt het
amendement-Aalberse, betoogend dat spreker
het vervallen van de aanspraak op ziekengeld
wegens onzedelijkheid in het onderhavige artikel
niet heeft willen opnemen met de bepaalde be-
doeling om de ongehu wde moeder niet te treffen.
Daarentegen wordt in het volgende artikel, nl.
artikel 39, handelende over de gevallen waarin
uitkeering kan worden geweigerd, voldoende
bevoegdheid aan bet bestuur van een Raad van
Arbeid gegeven om een uitkeering te kunnen
weigeren indien de ziekte is veroorzaakt door
misdrijf van den verzekerde of, indien hij een
bekend onzedelijk gedrag leidt, door zijn on
zedelijkheid.
Y'erder verdedigt de Minister het regeerings-
artikel.
Bij zijn repliek stelt de heer Patijn als
amendement voor om de geheele kwestie van de
geneeskundige behandeling uit artikel 38 weg
te nemen en over te brengen naar artikel 39.
TER iNEUZEN, 11 April 1913.
Het weerbericht van het meteorologisch
instituut te De Bilt van heden luidt als volgt
Hoogste barometerstand 766,7 Horta.
Laagste 740,0 Memel.
Verwachtir.g tot den avond vau 12 April:
Aanvaokelijk matige later toenemende Noord-
westelijke tot Zuidwestelijke wind, zwaar bewolkt
tot betrokken, waarschijnlijk regenbuien, zachter.
By Ron. besluit is benoemd tot dijkgraaf
van den Hertogen-Hedwigepolder de heer J.
J. A. Rottier te Hulst.
Bij de Aezer dagen gehouden wordende
onderwijzers-examen is te Breda o. m. geslaagd
mej. M. Ceelaert, van Koewacht, leerlinge van
de R. K. kweekschool voor onderwijzeressen
te Oudenbosch.
Blijkens opgave in de St Crt. kwamen
van 2 tot en met 8 April ter kennis van den
centraleu gezondheidsraad de volgende gevallen
van besmettelijke ziekteu in Zeeland 2 gevallen
van roodvonk te Philippine en 1 geval van
diphtheritis te Vlissingen.
Blijkens opgave in de St. Crt. werden in
de maand Maart in Zeeland 2 gevallen van
besmettelijke veeziekten geeonstateerd en wel
van miltvuur by alle vee op een boerdery te
Tholen en op een boerderij te Oud-Vossemeer.
Gemeenteraad van Ter Neuzen.
1. Notulen.
3. Benoeming van een lid van de Commissie van
Toezicht op het lager onderwijs.
5. Voorstel tot goedkeuring der rekening van het
burgerlijk armbestuur over het jaar 1912.
6. Voorstel tot goedkeuring van een stratenplan.
De voorzitter herinnert aan het in de vergadering van
D O
Vergadering van Donderdag 10 April 1913.
Voorzitter de heer J. Iluizinga, burgemeester.
Aanwezig de heeren Visser, Dees, Moggre, De Jager,
Scheele, Drost, De Feijter, De Bruijne, Donze, Eijke en
Van Borssum Waalkes.
Afwezig de heeren Wieland en Lensen.
De Voorzitter opent de vergadering en stelt aan de orde
lie Notulen der voorgaande vergadering worden onver-
anderd vastgesteld.
2. Ingekomen stukken.
n. Een schrijven van A. C. Lensen, waarin deze bericht
wegeris uitstedigheid de raadsvergadering van heden met
te kunnen bijwonen.
Aangenomen voor kennisgeving.
In. Een schrijven van gedep. staten van Zeeland, d.d.
14 Maart 1913, waarbij van het bewijs hunner goedkeuring
voorzien wordt teruggezonden het kohier van de belasting
op de honden voor het jaar 1913.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Een schrijven van gedep. staten van Zeeland, d.d.
14 Maart 1913, waarbij de goedkepring wordt bericht
van het raadsbesluit van 4 Maart 1.]., houdende regeling
der jaarwedde van een te benoemen hoofd der school
voor meer uitgebreid lager onderwijs.
Aangenomen voor kennisgevipg.
«1. Een schrijven van den Minister van Binnenlandsche
Zaken, d.d. 18 Maart 1913, waarbij wordt bericht dat
tegen het besluit van den raad van t3 Februari 1913, tot
regeling der jaarwedde van den direoteur der hoogere
burgersohool geen bezwaar bestaat en dit besluit mitsdien
wordt goedgekeurd.
Aangenomen voor kennisgeving.
e. Proces-verbaal van de door burgemeester en wet-
houders op 27 Maart 1913 ten kantore van den gemeente-
ontvanger gehouden kasopname, waarbij is gebleken dat
over het jaar 1912 is ontvangen f 172.593,34 en over het
jaar 1913 f 7074.39, samen 172.593,34, en uitgegeven
over het jaar 1912 f 119.294,51 en over het jaar 1913
10.227.25, samen f 1295.21,77, zoodat meer is ontvangen
dan uitgegeven f 43.071,57, welk bedrag in kas moest
zijn, wat overeenkwam met de vertoonde gelden en gelds-
waardige papieren.
Aangenomen voor kennisgeving.
I'. Een schrijven van het bestuur der Chr. werklieden-
vereeniging »Rom. 13 1" te Ter Neuzen, waarbij inge-
volge de voorwaarde, gesteld bjj de toekenning der sub-
sidie aan hare avondvakteekenschool, wordt aangeboden
het verslag van het gegeven onderwijs, vergezeld van de
rekening en verantwoording over het kalenderjaar 1912.
Aangenomen voor kennisgeving.
t{. Eene missive van gedeputeerde staten van Zeeland,
dd. 28 Maart 1913, waarbij wordt teruggezonden het goed-
gekeurde raadsbesluit van 13 Maart 1.1., betrelfende be-
schikking over den post voor onvoorziene uitgaven op de
begrooting voor 1913.
Aangenomen met kennisgeving.
li. Eene missive van gedeputeerde staten van Zeeland,
d.d. 9 April 1913, waarbij van het bewijs hunner goed
keuring voorzien wbrdt teruggezonden het kohier van den
hoofdelijken onislag voor het jaar 1913.
Aangenomen voor kennisgeving.
i. Een missivii van gedeputeerde staten van Zeeland,
d.d. 14 Maart 1913, waarbij wordt toegezonden een be-
schikking van hun college op een reclame tegen den
hoofdelijken omslag van F. C. den Hartigh, welke is
teruggebracht van de 18de naar de 17de klasse.
Aangenomen voor kennisgeving.
J. Een adres van Aug. Audenaerd Jz. en 4 anderen,
alien bewoners van de Kerkhoflaan alhier, die daarin te
kennen geven, dat eenige jaren geleden voor hunne
woningen een steenen goot is aangelegd, tot afwatering
Van het hemel- en spoehvater, waardoor zeer zeker aan
een ondraaglijken toestand een eind werd gemaakt;
dat bedoelde goot uitwatering heeft in eene sloot
dat deze sloot, die nimmer wordt schoongemaakt, thans
zoodanig is vervuild, dat de bodem er van hooger ligt dan
de bodem van de goot, waarvan het gevolg is, dat de goot
herhaalde malen geheel vol vuil en stinkend water staat
en bij regen het water over het erf van den eerst onder-
geteekende stroomt, hetwelk hoogst onaangenaam is
dat toch in dezen toestand naar hu.i bescheiden meening
op eene weinig kostbare wijze eene afdoende verbetering
zoude kunnen worden daargesteld, door aan het einde
van de goot een zinkput te maken en deze door middel
van buizen een eind verder te doen uitwateren daar,
waar bedoelde sloot op behoorlijke diepte wordt gehouden.
Op grond van het aangevoerde verzoeken adressanten
driitgend in dezen toestand verbetering te willen brengen.
Op voorstel van den voorzitter wordt dit adres geren-
voyeerd naar burgemeester en wethouders om ad vies of
zoo mogelijk ter afdoening.
k. Een adres van het bestuur der Vrijwillige Brand-
weer »Luctor et Emergo", waarin dit te kennen geeft,
dat de vereeniging tot nu toe getracht heeft, met de haar
ten dienste staande middelen, bij voorkomenden brand
datgene te doen, wat voor eene blussching vau brand
noodig was
dat zij ter tegemoetkoming in de daarvoor te maken kosten
van aanschaffing der noodige materialen en onderhoud
gesteuud zijn geworden door het gemeentebestuur en
bovendien eene jaarlijksche subsidie ontvangen van f 75
dat deze post maar voor eeti klein gedeelte kan voorzien
in de vele uitgaven, welke de vereeniging heeft voor het
in gereedheid houden van de brandspuit en verdere hulp-
middelen, zoodat de genoemde subsidie zou moeten
verhoogd worden tot f 350 per jaar
dat het naar het oordeel van de vereeniging evenwel
noodzakelyk is, dat de organisatie van den brandweerdienst
rust in handen van een verantwoordelijk bestuur;
dat het uit dien hoofde gewenscht is, dat er in deze
gemeente slechts een brandweerkorps bestaat
redenen waafom de vereeniging de in haar bezitzijnde
motqrspuit, met de bijbehoorende brandbluschmiddelen
voor een nader overeen te koinen prijs aan het gemeente
bestuur aanbiedt.
De vereeniging heeft reeds geruimen tijd geleden dit
flV">jrstel willen inzenden, doch heeft met de uitvoeriug
daarvan gewacht, totdat de motorspuit gereecT was en met
vrucht kon worden gebruikt.
Het bestuur betwijfelt niet of de Raad zal deze ge-
legenheid aangrijpen, in het bezit te komen van een spuit,
ten dienste van de brandweer.
Op voorstel van den voorzitter wordt dit adres geren-
voyeerd naar burgemeester en wethouders om advies.
De voorzitter verzoekt de leden over te gaan tot het
benoemen van een lid van de Commissie van Toezicht op
het lager onderwijs, ter voorziening in de vacature ontstaan
door het vertrek van den heer F. I. H. Speetjens. Door
genoemd college worden (alfabetisch gesteld) ter benoeming
aanbevolen de heeren Ds. J. F. van Hulsteijn en A. J. M.
Nolet.
Op verzoek van den voorzitter vormen de heeren De
Jager en geheele het stembureau, ook voor de verder in
deze vergadering aan de orde komende steinmingen.
Met 9 stemmen wordt benoemd Ds. Van Hulsteijn. Op
den heer Nolet zijn 2 stemmen uitgebraeht.
4. Benoeming van een lid van de Commissie van
Toezieht op het middelbaar onderwijs.
De voorzitter verzoekt de leden pver te gaan tot het
benoemen van een lid der Commissie van Toezicht op
het middelbaar onderwijs, ter voorziening in de vacature
ontstaan door het vertrek van den heer P. I. H. Speetjens.
Door genoemd college worden, alfabetisch gesteld, ter be
noeming aanbevolen de heeren Ds. J. F. van Hulsteijn
en A. .1. M. Nolet.
Met 7 stemmen wordt benoemd Ds. Van Hulsteijn. Op
den heer Nolet Zijn 4 stemmen uitgebraeht.
De voorzitter stelt aan de orde de rekening en verant
woording van het burgerlijk armbestuur over 1912 en
verzoekt de leden die in dat bestuur mochten betrokken
zijn, de vergadering te verlaten.
De heer Donze verlaat de vergadering.
pe voorzitter stelt namens burgeineester en wethouders
voor de rekening goed te keureu.
Dit voorstel wordt aangenomen met ulgeineene stemmen.
De heer Donze komt weder ter vergadering.
5 Dec. 11. medegedeelde schrijven van den Directeur der
Domeinen te Middelburg, waarin werd te kennen gegeven
dut bij het Doineinbestuur het voornetnen bestond dit jaar
aan te leggen een nieuwen verharden weg tusschen de
Axelsche brug en den Axelschen straatweg, bij het zieken-
huis en van eenig bouwterrein langs dien weg.
Op de vraag van den Directeur der Domeinen werd
toen besloten te kennen te geven, dat er hij den Raad
geen bezwaar bestond dien weg en den tusschen het
bouwterrein ontworpen weg, van den Staat in beheer en
onderhoud over te nemen, wanneer die worden aangelegd
overeenkomstig art. 53 der bouwverordening.
Thans is het definitieve plan ingekomen en wordt
daarop de goedkeuring van den raad gevraagd.
Blijkens dit plan worden de vestingwallen van af den
zuidbeer tot bij het schietterein afgegraven.
De langs den vestingwal loopende gracht, wordt ver-
smald, om te blijven dienen als waterleiding, terwijl de
zuidelijke arm van de gracht geheel wordt gedempt.
Van af de Axelsche brug wordt in rechte lijn een weg
aangelegd, met een zijstraat recht op de'Sehoollaan. De
weg loop recht door tot aan het terrein tusschen de twee
nu nog bestaande bruggen en het loopt van daar met een
ilauw gebogen lijn in de richting van den hoek van den
dijk om ter plaatse waar nu de ziekenharak ongeveer staat,
saam te komen met den tegenwoordigen weg naar Axel.
Ter zijde van dezen weg zijn blokken bouwterrein ont
worpen, nl. 4 benoorden en 3 bezuiden de overblijvende
waterleiding.
Ter weerszijden van voornoemde waterleiding is een
weg ontworpen. Die aan de linkerzijde loopt van af den
zuidbeer tot aan het z. g. eilandje in de oostelijke water
leiding, maakt dan een vierkanten hoek west.waarts om
uit te komen aan de oostschutsluis, ter zijde vandeberg-
plaats voor schotbalken.
Het terrein van het z.g. «Boschje" wordt verbreed met
het terrein dat zal verkregen worden door demping van
de daarnaast gelegen vestinggracht en over dit laatste
terrein wordt van wege het gemeentebestuur met het
Domein onderhandeld, om daarover de beschikking te ver-
krijgen teneinde het als begraafplaats in te richten.
De voorzitter deelt mede dat zoowel de Commissie van
Bijstand voor de openbare werken als de gemeente-bouw-
meester gunstig omtrent het ingediende plan adviseeren.
Burgemeester en wethouders stellen nu voor de gevraagde
goedkeuring daarop te verleenen.
De heer De Jager vraagt nog nadere toelichting. ol-
doet het plan wel geheel aan den eisch van art. 53 der
bouwverordening. Hijmeent er iets van gehoord te
hebben, dat dit niet het geval zou zijn, wat betreft de
te maken rioleering. Hij stelt die vraag om er een andere
aan te verhinden, nl. of, wanneer er binnen enkele jaren
voor een andere waterloozing zoude moeten worden gezorgd
deze ten laste van het bestuur der domeinen zou kunnen
worden gebracht.
De voorzitter deelt mede, dat er eigenlijk eene kwestie
is tusschen het Departement der Domeinen en dat van
den Rijkswaterstaat, omtrent de uitiooziug van de te
maken rioleering. Van wege het Domein meende men
dat dit kon geschieden rechtstreeks in de Oostelijke water
leiding, doch van wege Waterstaat werd daartegen be
zwaar gemaakt. Er is tusschen die Departementen eene
conferentie gehouden, waarbij Waterstaat voor der, tijd
van drie jaren heeft vergund de te maken rioleering te
doen uitloozen in de bestaande rioleering achter Java.
Spreker meent dat, als die drie jaren verloopen zijn, wel
zal blijken dat de toestand zoo zal kunnen blijven. Yoorts
zal er, zoo meent spreker, eerst wanneer aan den Raad
wordt verzocht de straat voor de gemeente over te nemen
na te gaan zijn, of de werken in zoodanigen staat zijn
dat daartegen geen bezwaar behoeft te worden gemaakt.
De heer De Jager acht het een mooi plan, het zal daar
een mooie boulevard worden, maar hij zou er toch bezwaar
tegen hebben, als uit het plan kon voortvloeien, dat de
gemeente later gesteld werd voor aanzienlijke kosten voor
het maken eener waterleiding. De aangrenzende gronden
behoudt het Rijk zelf, om die te verkoopen als bouwgrond,
de gemeente heeft dus nog in geen enkel opzicht eenig
direct voordeel bij het aanleggen dier straten. Er moet
in deze ook op gelet worden, wat er in de naaste toekomst
kan geschieden.
De voorzitter wijst er op, dat de rioleering in de buurt
Java zoodanig is, dat daarvoor te eenigertijd ook eene
voorziening zal moeten worden getroffen.
De heer Drost meent uit de woorden van den voorzitter
te moeten opmaken, dat deze ook overtuigd is, dat de
gemeente ten opziehte der rioleering later maatregelen
zal moeten nemen, oindat hij zegt «dat er met de rioleering
van de buurt Java later .rtoch" wat zal moeten gedaan
worden".
Het blijkt ook steeds, dat, wanneer de gemeente ingrijpen
moet voor de rioleering eener aangelegde straat, dat zij
daartoe gedrongen wordt van twee kanten, nl. van den
verkooper van de aangrenzende bouwgronden en van de
bewoners der straat, en er schiet dan gewoonlijk niet
veel anders op over, dan de kosten voor rekening van de
gemeente te nemen. Als later Domein en Waterstaat het
niet eens kunnen worden zal de gemeente er ten slotte
voor moeten zorgen, zonder er vergoeding voor te krijgen.
Hij zou willen dat degene die een straat wil aanleggen
en bouwgrond verkoopen deze geheel in orde maakt, of
dat hem anders de vergunning wordt geweigerd.
De voorzitter betoogt, dat er verschillende redenen zijn,
die er voor pleiten om in deze het bestuur der Domeinen
ter wille te zijn. De toestand der gemeente zal door de
uitvoeriug van dat werk verbetereu, door de ontmanteling
der vesting komt er gelegenheid voor een regehnatige
uitbreiding der stad, misschien kan de gemeente mettertijd
ook nog een deel van den grond overnemen en in die
zaak van de rioleering ziet spreker zoo geen bezwaar.
Het ligt in den aard der zaak, dat door de autoriteiten
in zulke gevallen moet "worden afgegaan op adviezen van
ambtenaren die een onderzoek in loco instellen en hun
oordeel is niet altijd objectief. Zoo'n oordeel kan zich
ook wijzigen. De zaak is, dat hier tusschen de twee
departementen een overeenkomst moest worden getroffen.
Burgemeester en wethouders hebben daaromtrent een en
ander gehoord, en op grond daarvan durven ze met voile
gerustheid, de aanneming van hun voorstel aanbevelen.
Er zal naar hun overtuiging geen sprake van zijn dat
na verloop van drie jaren de waterloozing door de be-
staande rioleering vanwege Waterstaat zal worden opge-
zegd, maar ze kunnen dat niet zwart op wit geven.
I le heer Waalkes vreest dat, als de twee departementen
het later niet eens kunnen worden, de gemeente er later
voor zal opdraaien.
Ran de rioleering niet worden afgevoerd naar de oude
waterleiding.
De voorzitter antwoordt dat een zekere X beweert dat
dit niet kan.
De heer Waalkes gelooft dat, als de rioleering. nu wordt
geleid naar de bestaande achter Java, dit over drie jaren
zal moeten worden veranderd.
De voorzitter wijst er op dat dan dispensatie kan worden
gevraagd.
De heer Waalkes meent dat dan zelf welhetgevaar be
staat dat, als de gemeente niet spoedig genoeg aan den
last van wege 's Rijks Waterstaat om de rioleering te ver-
anderen gevolg zou geven, dat Departement het al spoedig
zelf zou laten uitvoeren voor rekening van de gemeente.
De voorzitter beveelt 'nogmaals aanneming van het
voorstel aan, dan kan het Domein voortwerken, wdks
bedoeling is na te gaan wat de grondprijs hier worden
zal, weet men dat, dan kan worden verder gewerkt, dan
heeft men eenige basis. In de vergadering der Commissie
van Bijstand is tegen het plan ook geen bezwaar inge-
bracht, zoodat burgemeester en wethouders hun voorstel
met voile vrijheid doen.
De heer Visser zou het jammer vinden, wanneer de
Raad bezwaar maakte tegen goedkeuring van het straten
plan. Hij is van meening dat, als over drie jaar het
water niet meer door de oude rioleering zou mogen
stroomen, het Domein genoodzaakt zou zijn om de kosten
der verandering te dragen. De gemeenteraad zal er wel
voor zorgen de straat anders niet over te nemen.
De heer Moggre meent dat het voldoende is, als de Raad
maar zekerheid kan krijgen, dat wanneer er later inoei- j
lijkheden ontstonden, de gemeente daardoor niet op kosten
zou kunnen komen.
De voorzitter heeft daarvoor geen vrees, maar herhaalt,
met vastheid niets te kunnen zeggen.
De heer Drost vreest integendeel, dat, wanneer er moei-
lijkheden mochten ontstaan, dat dan ten slotte de gemeente
wel degelijk genoodzaakt zal zijn om het werk zelf voor
eigen rekening te laten maken en hij gelooft niet dat zij
er dan iets voor terug zal krijgen.
Hij verklaart echter niet tegen het voorstel te zullen
stemmen, dat daarna met algemeene stemmen wordt
aangenomen.
7. Voorstel tot toekenning van een gratificatie aan
de telegrambestelster M. Goossen.
In de vergadering van 43 November 1912 werd in
handen van burgemeester en wethouders gesteld om be
richt en raad een adres van mej. M. Goossen, sedert 1 Juli