GRATIS KINDER I UDSCHRIF7 VERSCHUnTaLLE 14 QAGEI\ 5-—Ter^Neuzensche Courant - Zaterdag 28 December 1912. 52« iaargang. HOUTWAREN. T"WBHDB BI.A-n Nieuwjaarswenschen op IJit de Tweede Kamer. bis™ in m^xr-snnTi-r-kT-n t—*->— a u Wij berichten hier- mede aan inzenders van ryni, dat wij ons genoodzaakt zien, de grootte der advertentifin die voor den prijs van 40 cent geplaatst worden te beperken tot 20 regels. Verder zal worden gerekend weder 40 cent voor elke 20 regels of gedeelte daarvan. DE UITGEEFSTER. Burgemeester en Wethouders van - TER NEUZEN vragen voor 7 ianuamj I8!3acutnbiedingenmetprijs- opgave van Itilichtingen en lijst van de te leveren materialen te bekomen bij den Gemeente-Bouwmeester. Ter Neuzen, 27 December 1912. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. HU1Z1NGA, Burgemeester. L. W ABEKE, Secretaris. Het kanaal GentTer Neuzen en de uit- watering der daarvan oostelijk gelegen polders. Naar aanleiding van hetgeen over het kanaal van Ter Neuzen en de uitwatering van de polders aan de oostzijde daarvan gelegen gezegd is in de begrooting van het Departement van Waterstaat, in het Voorloopig Verslag en in de Memorie van Antwoord, werd in de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal het volgende gezegd door de afgevaardigden van Oostburg en Hontenisse, de heeren Vorsterman van Oyen en Fruijtier. De heer Vorsterman van OyenMijnheer de Voorzitter Het is mij een aangename taak den heer Minister mijn dank te betuigen voor de vei klaring, voorkomende in de Memorie van Antwoord op bladz. 18, onder het hoofd „Kanaal Ter Neuzen n.l. dat ten behoeve van de veibetering der ligplaatsen voor zeeschepen in genoemde gemeente een onteigeningswet in wording is. Ter Neuzen zal dus na jarenlang wachten eindelijk geholpen worden. Hetgeen door den Minister Kraus, toen hij Ter Neuzen bezocht in het vooruitzicht is gesteld geworden, na jaren van beraad en overleg, eindelijk kans om na atzienbaren tijd tot voltooiing te komen. Moge de wordende onteigeningswet eerlang de Kamer bereiken en de zoo hoogst noodige verbetering van die ligplaats voor zeeschepen daarvan spoedig het gevolg zijn. Minder aangenaam luidt in hetzelfde nummer van de Memorie van Antwoord de verklaring, dat indien de hoedanigheid van het water ten gevolge van een toenemend zoutgehalte, voor de fabneken niet geschikt geacht wordt, het volgens den Minister op den weg der belang hebbenden hgt om daarin te voorzien, of zich op andere wijze het noodige water te verschaffen. Het geldt hier het zouter worden van het water dat zich bevindt in het kanaal van ler Neuzen naar Gent. „Ofschoon," zoo lezen wij in de Memorie van Antwoord, „bij gebrek aan geregelde waarnemingen in vroegere jaren niet kan vast- gesteld worden of het zoutgehalte van het water in het kanaal vermeerderd of verminderd is, kan wel worden geconstateerd, dat boven de sluizen te Sas van Gent het zoutgehalte is toegenomen, wat daaraan moet worden toene- schreven, dat sedert October 1908 deze sluizen met meer gesloten zijn en dus ook het brakke ^ch8rhnVan benedenpand gelegenheid heeft zich hoogerop te verspreiden." Waar uit dus m. i. logisch volgt, dat, indien die sluizen met gesloten worden, het water Wanneer nu verder gezegd wordt, dat het zoutgehalte van het kanaalwater in hooge mate afhankelijk is van den aanvoer van water nit Sen t^ T6t ^enten^evolge meer of minder spuien te Ter Neuzen, dan wil ik dat gaarne toegeven, mits men er bijvoegt „oP bepaalde uren van den dag of den nacht" namelijk als Ipctp t tn8etrede* en te Ter Nenzen ge- e enheid tot spuien isalsdan stroomt het water nit Belgie door het kanaalhet zoute enhet2 tm8n 6bbe °f "aar de Schelde en het zoutgehalte zal dan wel op zijn minst z«nmaar wanneer de zeesluizen bij hoogen waterstand geopend moeten worden, komt het ;oute water in groote hoeveelheid in het kanaal m stroomt na sluiting met weer naar de Schelde HifcSr 1? vaarwater altijd op behoor- iePte moet worden gehouden. Het zoute water vermengt zich dan met het minder zoute en maakt dit voortdurend brakker. Hoe dat nu intusschen ook zij, geconstateerd is, en daar komt het eigenlijk op neer, dat, of er ook afwisseling zij in het zoutgehalte van het kanaalwater, dat het zoutgehalte van dat water boven de sluizen van Sas van Gent is toegenomen ten gevolge van het voortdurend geopend zijn dier sluizen. Maar waarom dan die sluizen niet van tijd tot tijd gesloten zal men allicht vragen en ook ik deed die vraag niet aan Zijn Excel lence, maar aan een zijner ambtenaren en het antwoord daarop luidde, dat die sluizen niet mogen gesloten worden, want het kanaal van ler Neuzen naar Gent vormt slechts een pand. Dat antwoord bevredigde mij volstrekt niet en ik begon met de verschillende traktaten die over dit kanaal met Belgie gesloten zijn, nauw- keurig te onderzoeken. Eerst hebben we de overeenkomst van 31 October 1879, welke bevestiga is door de wet van 22 April 1880. Dan volgt de overeenkomst van 29 Juni 1895. Daarin leest men in art. 1 ,,Behalve in de hieronder voorziene gevallen (men^ lette op die gevallen) zal na de uitvoering der in de artt. 2 en 3 genoemde werken, het kanaal tusschen Gent en Ter Neuzen slechts uit een pand bestaan. „ln den regel zullen de sluizen te Sas van Gent met inbegrip van de beide sluishoofden, bedoeld in art. 3, litt. c, dezer overeenkomst, geopend blijven." ,,In den regel" heeft thans reeds de beteeke- nis gekregen van onafgebroken vijf jaar, maar al zullen zij dan in den regel open blijven toch volgt daarcty ,,Echter zullen zij gesloten worden a, b, c, d die 4 gevallen laat ik buiten bespreking, om te wijzen op e, waar men lezen kan, dat zij zullen worden gesloten ,,In al die gevallen, waarin de sluiting door de Nederlandsche Kanaaldirectie tot behartiging van Nederlandsche belangen noodig wordt ge- oordeeld." En daarop volgt, nadat bepaald is, dat de Nederlandsche kanaaldirectie van zoo'n sluiting aan de Belgische kanaaldirectie ten spoedigste moet kennis geven ,,Zoolang de sluizen te Sas van Gent gesloten zijn, zullen de schuttingen aldaar zoo spoedig als met de beschikbare middelen mo°,elijk is, verricht worden." Hit die bepalingen volgt, dunkt mij, al dadelijk, dat men geen onafgebroken open'laten van die sluizen gedurende 5 achtereenvolgende jaren verwacht had. De overeenkomst van 29 Juni 1895 kwam met tot dadelijke uitvoering. Van Belgische zpde wenschte men een dieper en breeder kanaal. Na jarenlange onderhandeling kwam men den Bsten Maart 1902 tot een wijziging van de overeenkomst van 1895, waarbij de tegenwoor- dige breedte en diepte van het kanaal en zijn electiische verlichting werden vastgesteld (goed- gekeurd door de wet van 14 Juli 1903), maar waarin uitdrukkelijk wordt bepaald in art. 2, dat alle dispositions, conventions ou arrange ments existant actuellement entre les deux Gouvernements sont maintenues en tant qu'elles ne sont pas contraires a celles de la presente convention". Aangezien nu in de presente convention" hoegenaamd met gesproken wordt van het al of met sluiten van de sluizen te Sas van Gent, zijn de zooeven door mij medegedeelue bepa lingen daaromtrent uit de Conventie van 1895 nog van kracht. Die sluizen kunnen dus gesloten worden wanneer zulks tot behartiging van Nederlandsche belangen gevorderd wordt. Er bestaat groot gevaar, dat het water voor de fabrieken door toenemend zoutgehalte niet langer geschikt blijft,. In plaats van nu aan de fabrikanten kortweg te zeggen, dat zij zich maar op een andere wijze van het noodige water hebben te voorzien, wat volkomen gelijkluidend is met „breek uw fabriek af en verhuis naar elders", zou ik meenen, dat, nu men eenmaal weet, dat het openlaten der sluizen gedurende een vijfjarig tijdvak het zout gehalte heeft doen toenemen, het gewenscht zou zijn te ortderz«eken, of doorhet sluiten dier sluizen of een geregeld spuien het zout gehalte standvastig blijft of afneemt, om daarna een beslissing te nemen wat te dezen aanzien ter behartiging van Nederlandsche belangen, die dan toch zeker wel niet uit het oog ver- loren mogen worden, te doen staat. Ik neem daarom de vrijheid Zijn. Excellence te verzoeken zijn medewerking te verleenen tot het doen bewerkstelligen van zoodanig onderzoek. Wat vervolgens over doorsijpelen van het water gezegd wordt, moet ik tot mijn leedwezen bepaald tegenspreken. Gaarne neem ik aan, dat klachten daarover in de laatste jaren niet aan de ooren van dezen Minister zjjn gekomende klagers hebben daartoe den moed waarschrjnJijk opgegeven, INGEZONDEN ME11EDEELINGEN. EN I5DVERAL (jRATIS VERKRlJGBAAR VDOR FI K KnnPFR aarqarine A PerPqrd omdat hun klachten van de eerste jaren toch niet in aanmerking werden genomen. Reeds het eerste jaar na de verbreeding werd door ingelanden uit den Papeschorpolder over doorsijpeling en doorkwelling bij den waterstaat die daar werkzaam was, geklaagd wel werd het aanwezig zijn van dat gebrek ontkend, maar er werd toch een soort van beschoeiing in het kanaal aangebracht om doorsijpelen en kwellen tegen te gaan, maar afdoende bate is daarbij niet gevondenbij verwijzing daarop werden eenvoudig de schouders opgehaald, ofschoon zelfs in het droge jaar 19 il daarvan in per- ceelen, die aan het kanaal grenzen, de last werd ondervonden. Dat die last dit jaar buitenge- woon groot is, zal wel niet nader behoeven toegelickt te worden. Het komt mij voor, dat naar deze doorsijpe- ling, naar die doorkwelling evenzeer als naar de in slechten toestand verkeerende uitwatering van den nieuwen polder, een onderzoek dient ingesteld te worden door een volstrekt onzijdige commissie, door wie ook de belanghebbenden worden gehoord. Bij het verdiepen en verbreeden van het kanaal Gent Ter Neuzen zijn door ambtenaren van den waterstaat beslist verscheidene fouten begaan wie toch is onfeilbaar die na- tuurlijk door hen, die ze begingen, zoo klein mogelijk zijn voorgestelden bij de vooropge- stelde bewering, dat de kwel niet noemens- waardig vermeerderd kan zijn, omdat geen sterk water doorlatende grondslagen werden doorsneden, wat alleen steunen kan op hetgeen daaromtrent door de ambtenaren, die bij het begin van het werk daarbij met het toezicht belast waren, kan geconstateerd zijn, is zoo'n onderzoek hoogst noodig. Ik druk op een onderzoek van een onzijdige, ik zou daarbij nog willen voegen onafhankelijke commissie. Jongere ambtenaren met een onderzoek be- lasten, dat zou kunnen voeren tot het ontdekken van fouten in beweringen van oudere ambtenaren, die misschien eerlang hun chef zullen zijn, is voor mij geen waarborg voor een degelyk, onpartijdig onderzoek. Het is nogal natuurlijk, dat jongere ambte naren niet gaarne met hun meerderen of toe- komstige meerderen van meening verschillen. Wanneer over de afwatering van den Nieuwen polder in den Canisvlietpolder het bestuur van laatstgenoemden polder gehoord werd, naast de verklaringen van hen, die de slechte nieuwe afwatering gemaakt en toegelaten hebben, zou het, dunkt mij, blijken, dat het Ruk daarbij niet geheel ongemoeid kan blijven. Opmerkelijk is ook de geschiedenis van de onbewoonbaar verklaarde woningen aan de zuid- zijde van den Nieuwen polder. Die onbewoonbaarverklaring had plaats, zoo lezen wij in de Memorie van Antwoord, om verschillende redenen, waaronder sommige ge heel vreemd aan de afwatering. Gaarne aangenomen, dat zulks zoo is, maar sommige waren slechts vreemd aan de afwate- ringik mag dus aannemen, dat de meeste redenen daaraan niet vreemd waren. Nu is het wel opmerkelijk, dat ik dezen zomer een zeer nauwkeurig onderzoek naar deze om- standigheden instelde en dat na dat onderzoek, dat wellicht bekend geworden zal zijn, de on- bewoonbaarheid is opgeheven een onbewoon- baarheid, die in het buitengewoon droge jaar 1913 werd gehandhaafd en in de zeer natte tweede hellt van 1912 is ingetrokken, inge- trokken ondanks de erkenning, dat de meeste redenen van onbewoonbaarverklaring niet vreemd waren aan de afwatering ondanks de verklaring, dat de afwatering van den Nieuwen polder, waarin die woningen in de nabijheid van de afwateringsbuis van onvoldoende afmetingen gelegen zijn, in een slechten toestand verkeert. Op zijn minst is die geschiedenis curieus. Om nog eens op de doorsijpeling en door kwelling terug te komen. Aan de oostzijde van het kanaal heeft men, zoo leest men in de Memorie van Antwoord, door den aanleg van ruime bermslooten willen voorzien in mogelijke bezwaren als gevolg van de weinig meerdere kwel. Er wordt dus, hoe verzachtend de gekozen uitdrukking ook is, een meerdere kwel toege- geven. Daarop wijs ik in de eerste plaats, om daarna te constateeren, dat die ruimere berm slooten het voorgestelde doel niet hebben doen bereiken. Waarom niet Bij den aanleg en verbreeding van het kanaal mag aangenomen worden, dat de gronden aan de oost- en westzijde van het kanaal op gelijke geographische breedte wel ongeveer van dezelfde hoedanigheid zullen zijn, Nu, aan de westzijde heeft men hoegenaamd geen last van doorsijpeling en kwel, waar men daarvan op gelijke breedte aan de oostzijde wel last heeft en dat komt, omdat men in de nabij heid van het kanaal, aan de westzijde, een vol- doend afvoerkanaal vindt, dat niet ver van bet bevaarbaar kanaal gelegen is en de afvoer van water uit de polders, ten oosten van het kanaal gelegen, zeer veel te wenschen overlaat. Die minder gunstige toestand der afwatering van eenige polders aan de oostzijde van het kanaal wordt overigens in de Memorie van Antwoord ook volstrekt niet ontkend, maar zij wordt toegeschreven aan een oorzaak, die daar- mede hoegenaamd niets te maken heeft. Wat toch leest men daar ,,Die minder gunstige toestand der afwatering van eenige polders ten oosten van het kanaal van Ter Neuzen is hoofdzakelijk te zoeken in door belanghebbenden in de laatste jaren uit— gevoerde draineering der landen, gepaard met dichting der slooten, waardoor telkens bij zware regens het water, alvorens in de draineerlei- dingen te komen, eenigen tijd op de landen staat. „Belanghebbenden hebben het dus geheel in hun macbt aan dezen toestand een einde te i7T>i* V handwekk 1)005

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1912 | | pagina 5