Ysr Nsszansshs Goarant De Zoon van den Bankier. Dinsdag 24 December 1912. No. 5857, rX!"W".E]HIID10 SXjA.1D. Uit de Tweede Kamer. FKUILLFTON. 29) Be indijking van Sehorren resorteert onder de departementen van Financien en van Waterstaat. Zijn daarbij nog Beigische belangen in aanmerking te nemen, dan is ook bet Depar- tement van Buitenlaudsche Zaken daarbij be- trokken. Nu bestaat bet plan enkele sehorren in bet zuidelijk gedeelte van den Braakman in te dijken en naar aanleiding daarvan beeft de beer Vorstermau van Oyen j.l. Vrijdag bij de besprekiDgen van de begrootingen van de eerst- genoemde twee Departementen bet volgende gezegd A. bij Financien Mynheer de Voorzitter. //De plannen tot voortzetting van de bedijking in het zuidelijke deel van den Braakman worden, in verband met bet in deze maand ontvangen advies van de Nederlandsche afdeeling der Commissie voor de afwatering van Vlaanderen, thans nader uitgewerkt en overwogen" aldus leest men op bladz 16 van de Memorie van Antwoord van den heer Minister van Financien. Verder wordt daaraan toegevoegd, dat pbij de uitwerking dier plannen ongetwijfeid zal worden overwogen in hoeverre, in verband met deze bedijking, voorzieningen ten aanzien van het havenkanaal van Philippine noodig zijn". Bij dat laatste wil ik ook bier even stilstaan, nadat ik over deze zaak reeds gesproken beb bij de bebaudeling van de Begrooting van het Ministerie van Buitenlandscke Zaken en van plan ben rneer breedvoerig daarover te spreken bij de behandeling van de begrooting van Waterstaat. Ik zal dus zeer kort zijn. De thans geheel voltooide indijking van bet Axelsche gat, heeft eene grootere aanslibbing en zandaanvoer ten gevelge voor den nieuw aaugelegden dijk dan vroeger het geval te dier plaatse geweest is. Dit was te verwachten, en beeft dan ook hun, die met de stroomingen en toestanden in die wateren bekend zijn, volstrekt uiets ver- wonderd. Maar bedroevender is bet, dat die aanslibbingen en zandtoevoer den mond bedreigen van bet kanaal, dat naar Philippine voert. Wil men dat kanaal bij verdere indijkingen open bouden, dan moet bet verlengd worden tot bet in den diepen ingang van den noord- oostelijken arm van den Braakman uitmondt. Dat is een punt. Bij die indijking moet verder rekening ge- houden worden met de loozing van het water uit Vlaanderen, door de Isabellasluis. Dat is bet tweede punt. Nu doet zicb de vraag voor, of deze beide belangen zekerheid voor het bestaan van den watei- weg van Philippine naar de Scbelde en voor de uitwateriug van het Vlaamsche water, dat thans door de Isabellasluis stroomt, of die beide belangen bij deze indijking niet tegelijkertijd kunnen behartigd worden en of men thans niet in de gelegenheid is, om te komen tot eene oplossing, die alle belanghebben- den bevredigt. z/Dat daaromtrent thans nog geene toezegging kan worden gegeven" zooais in de M. v. A. staat, begrijp ik ten voile; ik zal daarop dan ook thans niet aandringen, ik wil slechts een verzoek richten tot dezen Minister en wel dit, dat Zijne Excellentie van zijne zijde bij de be- sprekiugen, die over deze indijkingen nog zullen ,,Dat zou prachtig zijn De jongen zucbtte, terwijl bij het hoofd op het harde, ruwe kussen legde. „Maar wie zou me naar bed brengen, Moekelief Zijne kleine hand zocbt de hare en hij hield haar stevig vast, als zocbt hij bescherming. ,,Wie zou me een nachtkus geven „Dienstboden zouden je naar bed brengen, lieve, en ik denk, dat Grootpapa je wel een nachtkus zou geven. Ik ben er zeker van, dat hij heel goed voor je zou zijn." „Maar zou u dikwijls bij mij komen, Moeke Marie Hardenberg aarzelde een oogenblik, voordat zij hem een antwoord gaf. Zou zij hem een leugen vertellen Durfde zij het En toch vreesde zij er voor hem de waarheid te zeggen. Zij besloot evenwel tot het laatste en ze met groote inspanning„Neen, lieve jongen. Ik zou nooit naar je toe kunnen komen. Je grootvader zou het niet willen hebben. Ik zou mijn kleine jongen nooit meer hebben en gehouden en bij de onderhandelingen die daar over wel waarsehijnlijk met Belgie zulleD moeten gevoerd wdrden en waarbij de meening van dezen Minister zeker van groot gewicht zal zijn, de belangen van de Nederlandsche geraeente Philippine niet uit het oog zal verliezen en welwillend medewerken om de rechten dezer gemeente, welke uit de bestaande tractate- met Belgie voortvloeien, ongerept te handhaven. B. Bij Waterstaat: Mijnheer de Voorzitter. Naar aanleiding van eene vraag, gedaan in het Voorloopig Verslag, betreffende de indijking van sehorren in den Braakman, leest men in de Memorie van Antwoord op bladz. 16: z/Bij de bedijking van het zuidelijk gedeelte van den Brakman, zal uit den aard der zaak te letten zijn op de uitwateringsbelangen der Nederlandsche en Beigische polders, die thans uitwateren door de Isabellasluis, hetzij door de uitwatering, zooais zij thans bestaat, onver- anderd te behouden, hetzij door den bouw eener meer Sttiierawaarfs gelegen sluis". //Omtrent het bedijkingsplan is echter nog geene beslissing genomen." Dat aangaande het bedijkingsplan nog geene beslissing is genomen, verheugt mij in zooverre, dat nu wellicht bij de vaststelling van zoodanig plan nog acht gesiagen kan worden op de volgende opmerkingen. 1°. Door de bedijking van het Axelsche gat, een oostelijke inham van den Brakman ten noorden van de Vergaart- en Seydlitzpoiders, welke be dijking dit jaar is voltooid, heeft een toenemende aanslibbing plaats voor den nieuwen dijk, die den noordelijken dijk van den Vergaartpolder met den zuidelijken dijk van den daartegen- over iiggenden polder verbindteene aanslibbing, maar in hooger mate nog een verzanding juist bij den mond van het kanaal van Philippine en het laat zich aanzien, indien daartegen niet bij tijds maatregelen worden genomen, dat 'oinnen een afzienbaren tijd eene volhomen afsluitiug van dien waterweg daarvan het gevoig zal zijn. Wil men dat Philippinedat thans door de mosselvisscherij en den mosselhandel eene bloeiende visschersplaats is, niet van de Schelde wordt afgesloten, wil men, dat de gelden, die voor nog weinige jaren besteed zijn om Philip pine door een kanaal met de Schelde te ver- binden, niet nutteloos zijn uitgegeven, dan zal daarin moeten worden voorzieri door het ge- noemde kanaal te verlengen door den Looze- en Koudenpolder, totdat het uitmendt in den Noordoostelijken arm van den ingang van den Braakman, waardoor de vaart naar Philippine voor een onbepaalden tijd verzekerd wordt. 2°. Wanneer eene indijking plaats heeft van de sehorren, die zich ten zuiden en ten westen van den Kleioen Stellepolder gevormd hebben, kan men daarvoor twee wegen inslaan. De goedkoopste en meest voor de hand liggende weg is het leggen van een dijk, die het noord- westelijkste punt van den Kanaalpolder verbindt met den Angelinapolder, 't zij in een zuiver westelijke of in een meer zuidwestelijke richting. Eene meer noordelijke afsluiting is niet aan te raden, omdat zich daar in de laatste jaren meer zand heeft opgehoopt dan wel kleien men dus bij eene te noordelijken dijk gevaar zou loopen laud in te dijken van zeer geringe koopwaarde. Slaat men nu dien weg in voor de afdijking, dan wordt daardoor het Hondegat, waardoor nu het water van de Isabellasluis met de Schelde gemeenschap heeft, afgesloten en zal men de waterloozing, die nu door de Isabellasluis ge- schiedt, moeten doen plaats hebben door een kanaal met noordelijker uitmonding. De tweede weg, dien men kan inslaarr om voorloopig het water, dat door de Isabellasluis* naar de Schelde gevoerd wordt, langs den tegen- woordigen weg derwaarts te blijven voe,ren, bestaat daarin, dat men de zuidelijke sehorren mijn kleine ventje zou zijne moeder ook niet meer hebben. Maar zij zou toch weten, dat hij veilig was en groot en sterk werd en heel veel leerde. En dat zou haar heel gelukkig maken, omdat dit voor hem het allerbeste zou wezen." Hare tranen hadden nu den vrijen loop en zij stond haastig op om naar de pop te zien, die hij altijd mee naar bed kreeg. Toen zij die gevonden had, legde zij haar naast hem neer, kuste zijne wang opuieuw en begon vervolgens het bad weg te ruimen. Daarna zette zij zich bij de kachel in dat gedeelte van het vertrek, waar zij huisden en den maaltijd gebruikten. Er brandde geen vuur. Het was nog geen tijd om naar den schouw- burg te gaan, want de kleine rol, die zij te vervullen had, kwam eerst laat aan de beurt. En zij bleef, de handen in den schoot gevouwen in gedachten verzonken zitten. Zij dacht aan het verleden aan wat zeven jaar geleden gebeurd was. Zeven jaar geledenHoe goed herinnerde zij zich dien ongelukstijd Zij zag zich zelve zooais zij toen was: een gelukkige jonge vrouw met een pasge'mren kind, een kalm, rustig leventje leiden met een echtgenoot, die haar aanbad. En nu, terwijl zij de oogen sloot, zag zy omgeeft met een dijk langs het thans nog open vaarwater, maar wil men dat vaarwater, het Hondegat, nog eenigen tijd openhouden, dan zoude men ook de sehorren ten zuiden van den Angelinapolder, ten oosten van den Clara polder, eveneens moeten bedijkende lengte van die twee dijken zou een vijfvoudige worden van dien, welken ik eerst besprak, en daarbij zou groot gevaar blijven bestaan, dat ook het Hondengat binnen een afzienbaren tijd zon verzanden. Wil men dus ook bier een blijvende uit watering van de Nederlandsche en Beigische polders verzekerer, dan moet het water, dat nu nog door de Isabellasluis geloosd wordt, door een kanaal rechtstreeks gevoerd worden naar een noordelijker gelegen arm aan den Braakman, voor welken arm, naar deD mensch gesproken, in de eerste jaren nog geene afsluiting door aanslibbing of verzanding te vreezen is. De indijking van het zuidelijk gedeelte van den Braakman houdt dus verband met twee belangen het openhouden van het kanaal van Philip pine, en het verzekeren van de waterloozing van Nederlandsche en Beigische polders. Nu doet zich naar ruijne meening hier de vraag voor of die twee belangen niet gelijktijdig kuuuen behartigd worden door het water, dat door de Isabellasluis geloosd wordt, door een kanaal door den nieuw in te dijken polder te voereu naar het kanaal van Philippine en dit te verlengen op de door mij in den aanvang aangegeven wijze Zeer zeker zal men dan voor jaren een weg openhouden naar Philippine en een afvoer bebben voor het reeds herhaaldelijk genoemde water en wanneer ook eindelijk deze uitweg door aanslibbing en verzanding wordt bemoei- lijkt, want men kan van de Zeeuwsche stroomen nooit met eenige zekerheid vaststellen, hoe zij zich na eenigen tijd zullen verleggen zal men met betrekkelijk geringe kosten de uitwatering en de doorvaart kunnen open houden. Natuurlijk zullen tegen zoo'n plan bezvearen worden geopperd en't zal mij niet verwonderen, wanneer die in hooge mate zullen komen van de zijde van Belgie. Er is daar een streven om de mosselvis- scherij en den mosselhandel, die beide in Philippine tot grooten bloei zijn gekomen, over te brengen naar het nabijgelegene Bouchaute. Bij verkiezingen in de Kamer van volksvertegenwoordigers in den Senaat zelfs, zijn daarover drukke, vaak heftige, besprekingen gevoerd ik heb zulks reeds gezegd bij de be handeling van de Begrooting van Buitenlandsche Zaken, maar m. i. hebben wij ons daaromtrent in Nederland weinig te bekommeren. Bij de overeenkomst, met Belgie en de-daaruit voortvloeiende tractaten, zijn aan de Beigische visschers gelijke rechten toegekend, maar ook gelijke verplichtingeu opgelegd als aan de Neder landsche en is hun Philippine aangewezen als losplaats voor hunne mossels. Wordt dus de vaart naar Philippine behoorlijk opengehouden, dan hebben zij daaromtrent geene aanmerkingen te maken. Door die overeenkomsten ru3t ook op Neder land de verplichting het water dat uit Vlaan deren door de zoogenaamde Bouchautsche haven, door de Isabellasluis naar de Schelde stroomt, een geregelden afvoer te verzekeren en wanneer door aanslibbing deze afvoer belemmerd wordt, zal men natuurlijk naar een anderen uitweg moeten omzien. Het eenige bezwaar, dat daartegen van Bei gische zijde zou kunnen gemaakt worden is, dat de overeenkomst van 20 Sept. 1851 bepaalt, dat de Beigische visschers hunne garnalen aan de Isabellasluis mogen lossen en dieutengevolge zullen over eene andere losplaats onderhande lingen moeten aangeknoopt worden, waarbij van de zijde van Belgie ongetwijfeid pogingen weer haar gezellig huis, dicht bij Bussum, en genoot zij weer de vrieudschap vau vele menschen die haar nu zonder groet zouden voorbij loopen, wanneer zij haar op straat ontmoetten. Haar vader had haar toen ook liefgehad de vader, die haar nu zijn huis ontzegde. 0 ja, in alle opzichten was zij toen een ge lukkige vrouw, geacht, gegerd en bemind, in een staat, die aan weelde grensde. Zij herin nerde zich, hoe Willem haar gaarne in mooie japonnen zag, omgeven door bloemen. Hij bad voor haar nooit iets goed genoeg gevonden, haar, zijn lieveling, zijn overal geeerde vrouw Haar pad was over rozen gegaan, totdat op zekeren dag een doom haar gestoken had een slang haar gebeten. Die slang was Robert van Bronseveld ge weest. Willem, haar echtgenoot, had eene mooie betrekking bekleed bij de firma Van Bronseveld Schoonegevel, ongeveer als Evert Hartman en Robert van Bronseveld was het geweest, die hem evenals Evert Hartman er uit had gelicht. Maar een andere beweegreden had hem er toe gedreven. Robert was bij haar gekomen met een schaamtelooze liefdesverklaring en had haar verzekerd, dat, wanneer zij hem geen weder- liefde kon schenken, het er voor haar echt- zullen worden aangewend, om in het verdrag, waarbij Philippine als eenige losplaats aan den Braakman voor mossels is aangewezen, eene voor die plaats ingrijpeude, noodlottige ver- andering te brengen. De oorzaak van die beweging is niet ver te zoeken. De Isabellasluis is een rijkshaventje daar wordt geen haven-, kaai- of ander geld betaald de haven van Philippine behoort aan de gemeente en voor het onderhoud daarvan, moeten, ondanks de Rijkssubsidie, nog betrek kelijk groote sommen besteed worden, waarom daar de opgeuoemde gelden geheven worden. Konde bij opheffing van de losplaats aan de Isabellasluis, de haven van Philippine tot een Rijkshaven verklaard worden, dan zouden de moeilijkheden van Beigische zijde aanzienlijk verminderen en aan alle bezwaren tegen de indijking van den Braakman door een dijk van den Kanaalpolder naar den Angelinapolder, waardoor het vasteland van Staats-Vlaanderen met een aanzienlijken polder vermeerderd zou worden aan alle bezwaren daartegen zou dan een einde worden gemaakt. Nu komt nog de nervus rerum, de financieele quaestie. Daarover zal ik zeer kort zijn. Bij indijkingen heeft het oudeStaatsvlaanderen, het tegenwoordige Zeeuwsch-Vlaanderen nog altijd het gelag betaald. Vroeger waren daarin verscheidene gemeenten te water met Zeeland, dus ook met Noord-Nederland verbonden. Sluis, Aardenburg, Oostburg, lJzendijke, Biervliet, Axel, Hulst hebben hare havens zien aanslibben, zonder dat er van Regeeringswege eenige poging werd aangewend om dat te voorkomen. De aaugeslibde waterwegen werden ingedykt en de ingedijkte polders werden verkocht ten bate van de schatkist. Zeeuwsch-Vlaanderen kreeg daar voor niets in de plaats geen enkel kanaal, geen enkelen spoorweg. De opgenoemdeplaatsen zijn landstadjes geworden Philippine alleen maakt daarop nog eene uitzondering. Toen de daar aangewassen sehorren werden ingedijkt, werd een kanaal opengehouden, dat, gelijk ik reeds gezegd heb, door de latere indijking van het Axelsche gat thans door aanslibbing bedreigd wordt, met afsluiting. Wanneer nu de indijking van het zuidelijk deel van den Braakman samengaat met eene verlenging van het kanaal van Philippine, dat tevens kan dieneu voor den waterafvoer van een deel van het water uit Vlaanderen, dan zal dat natuurlijk geld kosten. Neem aan dat alles, wat de nieuw bedijkte polder zal opbrengen, gebruikt wordt voor indijking en kanaalwerken, wat volstrekt niet waarsehijnlijk is, wat zou dat schaden? VV at zou het schaden, zelfs al moest het Rijk daaraan nog geld toevoegen Die ingedijkte gronden zullen jaarliiks aan- zienlijke sommen brengen in de schatkist, al is dat ook niet dadelijk, en de bevolking zal daar aanzienlijk toenemen, omdat door de vol- tooiing van die indijking, de twee deelen van Zeeuwsch-Vlaanderen, die eeuwen lang door den Braakman zijn gescheiden geweest en ge- durende al dien tijd geen gemeenschapsweg hebben gehad over Nederlandsch grondgebied, dan gedurende de 15 jaren, waarin Nederland en Belgie vereenigd waren, die twee deelen zullen daardoor vereenigd worden tot een geheel. Maar ik eindig. Ik weet niet of het door mij outwikkelde plan, opgemaakt door des- kundigen, die ten voile bekend zijn met de door mij besproken streek, die voor de meeste mijner hoorders minder bekend zal zijn, dan de Hartz, Zwitserland of de Rivieradeskundigen, door hunne woonplaats, door hunne betrekking ten voile op de hoogte van alles, wat met de in- poldeiing van den zuidelijken Braakman in betrekking staat ik weet niet of dat plan genade zal vinden in de oogen van de Neder landsch Beigische Commissie en van den Water staat in beide landen. Ik wil daarop ook niet vooruitloopen. Ik wilde alleen zijne Excellentie den Minister wijzen op een uitvoerbaar plan, dat nagenoeg alle belanghebbenden kan bevredigen om genoot slecht zou uitzien. Want hij, de zoon van jonker Koert van Bronseveld, had immers zijn lot in handen. Hi] had haar met zijne geheime aandacht byna tot wanhoop gedreven en ging zoover, dat zij zich ten laatste niet meer kon bedwingen en hem dreigde alles publiek te maken. Maar toen was Robert haar voor geweest, had haar eerst bij haar Willem zwart gemaakt en veivolgens Willem uit de firma gelicht. Het gevoig was geweest, dat Willem zhne vrouw wantrouwde. Hij vertrok in stilte en het haar en haar kind aan hun lot over. En toen was de ellendeling nog niet tevreden geweest. Nadat zij hem te kennen had ge- geven, dat zij nooit iets met hem te maken wude hebben, had hij haar gedreigd met open- lyk scbandaal. (Wordt vervolgd). YA*

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1912 | | pagina 5