Gemengde berichten. millioen K.G., in 1911 48 millioen E.G.), komkommers en augurken (in 1910 32 millioen E.G., in 1911 45 millioen E.G.) en de in onze statistiek niet afzonderlijk genoemde groenten, waartoe o. a. behooren tomaten, worteltjes, sla, andijvie, spinazie, boonen, peulen, doperwten enz. (in 1910 65 millioen E.G., in 1911 71 millioen E.G.) Uiterst nadeelig was de invloed van de droogte op den grasgroei, die op de hoogere en liehtere gronden gedurende geruimen tijd geheel, op de meer vochthoudende landen grootendeels heeft stilgestaan. De weiden waren in het laatst van Augustus bijna overal gebeel kaal en verschroeid, terwijl van eene tweede suede kooi nagenoeg niets terecht gekomen is. Onvoldoende was ook de oogst van voederknollen en koolrapen, spe- ciaal op de liehtere gronden, terwijl de stoppel- gewassen vrijwel geheel mislukten. Bij dezen slechten oogst van voedergewassen kwam de duurte van het aan te koopen kracht- voer en de schade, aangebracht door het mond- en klauwzeer,' zoodat het niemand zal verwon- deren, dat 1911 voor de rundveehouderij een ongunstig jaar was. Wei waren de prijzen van boter, kaas en vee hoog, doch daardoor kon de door droogte en round- en klauwzeer veroorzaakte schade niet geheel worden vergoed. Onze veeuitvoer was, tengevolge van de sluiting van verschillende landen voor het Neder- landsche vee belangrijk kleiner dan andere jaren. Terwijl in 1909 werden uitgevoerd 109042 stuks rundvee en in 1910 87139 stuks, bedroeg die uitvoer in 1911 42634 stuks. Merkwaardig is, dat niettegenstaande dien gestremden uitvoer en niettegenstaande het voedergebrek, het vee op prijs bleef. Vooral het vette vee was duur. In verband daarmede verdient het dan ook de aandacht, dat in 1911 belangrijk minder run- deren en kalvereu werden veraccynsd dan in vorige jaren. Terwijl dit aantal in de jaren 1906/1910 bedroeg 264278 runderen. en 129076 kalveren, waren deze cijfers in 1911 respectie- velijk 245896 en 118828. Onze boteruitvoer bedroeg in 1911 30308000 E.G. tegen 82866000 E.G. in 1910. De terug- gang zou zeker nog grooter zijn geweest, zoo het binnenlandsch verbruikniet sterk wasachter- uitgegaan. In 1911 werd uitgevoerd 51525000 E.G. kaas tegen 55689000 E.G. in 1910. Wat de paardenfokkerij betreft kan worden opgemerkt, dat het aantal gedekte merrien in alle provincien toenam en in totaal bedroeg 68272 stuks, een cijfer nooit te voren bereikt. Eene gemiddelde bevruchting aannemende van 65 pet., zouden er in 1912 45000 veulens geboren moeten zijn. De varkentfhouderij leve'rde over het algemeen een vrij matig resultaat op. Ofschoon de prijzen der vette varkens lager waren dan in 1910, zouden zij toch tot tevredenheid kunnen stemmen, indien de prijzen der voedermiddelen niet zoo hoog waren geweest. De schapenfokkerij gaf door de duurte der lammeren in het voorjaar goede uitkomsten. Anders was het echter met de weiderij. Door de hooge inkoopsprijzen, de schrale weiden en den daaruit voortvloeiendeu onvoldoenden groei der schapen, het mond- en klauwzeer, benevens de geringe vraag van de zijde van het buiten- land, leverde de schapenweiderij zeer matige resultaten op. De pluimveehouderij gaat gestadig vooruit, ofschoon naar de meening van den pluimvee- consulent, de verbetering van de kwaliteit der dieren geen gelijken tred heeft gehouden met de vermeerdering van hun aantal. Voor de bijenhouders was 1911 een bijzonder ongunstig jaar, daar noch de boekweit nog de heide iets gaven. Omtrent de ontginning wordt medegedeeld, dat deze, inzonderheid wat bouw- en grasland betreft, met elk jaar toeneemt. In totaal werd in 1911 9314 H.A. woeste grond ontgonnen, waarvan 7698 H.A. tot bouw- en grasland en 1616 H.A, tot bosch. in 1903 werd nog slechts 4474 H.A. ontgonnen, zoodat de jaarlijks ont gonnen oppervlakte sedert meer dan verdubbeldis. Ten slotte worden omtrent het Vereenigings- leven en de cooperatieve cijfers medegedeeld, die op gestadigen voortgang wijzen. Het aantal leden van landbouwvereenigingen steeg sedert 1910 van 142235 tot 147708, dat der tuin- bouwvereenigingen van 27235 tot 29463. Terwijl aan landbouwbenoodigdheden in 1904 voor f 11882000,cooperatief werdaangekocht, steeg dit cijfer in 1907 tot 18602000,— en in 1910 tot f 24447000, waarvan voor 11625000,— aan meststoffen en voor i f 12121000,aan voedermiddelen. Het aantal boerenleenbanken, aangesloten bij de Centrale Banken te Utrecht, Eindhoven en Alkmaar, steeg van 632 op 31 December 1910 tot 731 op 31 December 1911. Ondanks de droogte en het mond- en klauw zeer kan 1911, dit blijkt uit het bovenstaande, dus in het algemeen niet een ongunstig land- bouwjaar worden genoemd. Toch wijst het verslag op eene zaak, die tot bezorgdheid sterat n.l. de steeds voortgaande rijzing der landprijzen. De stijging is oorzaak, dat elke verbetering in de uitkomsten van het bedrijf hoofdzakelijk zoo niet uitsluitend ten goede komt aan hem, die op het oogenblik der intreding van die ver betering grondeigenaar is, doch dat een groot deel der eigenlijke landbouwende bevolking door die verbetering in de toekomst weinig wordt gebaat. Integendeel. Juist die hooge prijzen maken, daar zij oorzaak zijn, dat menig be- ginnende landbouwer zich op te hooge lasten zet, een debacle mogelijk, gelijk wij die in de tachtiger jaren hebben gekend, zoo onverhoopt de conjunctuur eene ongunstige wending mocht nemen. De Eantonrechter te Den Helder uitspraak doende in het geding tegen M. 1., directeur der N. V. /;De Tijdgeest", verdacht vanovertreding der Loterijwet, sprak beklaagde vrij. Na een verblijf aldaar van ongeveer 15 jaren is in 't Academisch Ziekenhuis te Leiden overleden D. D., bekend onder den naam van Steenen Doris. De man was tenslotte geheel versteend. Woensdagavond ongeveer zeven uur riepen eenige kinderen, die aan den hoek der Wol- wevershaven bij het Vlak te Dordrecht aan het spelen waren, dat er een te water was gevallen. Gelukkig kwam juist de dertienjarige Jansje Bouman aanfietsen. Zij zette haar rijwiel tegen een bank, trok haar mantel uit en zag, dat het ongeveer 6jarige zoontje van D. uit de Hooge- nieuwstraat in de haven lag. Het was hoog water en dus zeer diep. Het knaapje spartelde nog, doch draaide zich al spoedig op zijn rug en zonk met glazige oogjes weg. Jansje Bouman was direct te water gesprongen en slaagde er in het kind te grijpen. Zij bracht het al zwemmende tegen den kant aan er waren menschen te hulp geschoten en de drenkeling werd voorzichtig met een haak opgehaald en naar huis gedragen. (D. Ct.) Te Tongelre (Nbr.) is Donderdagnamiddag brand uitgebroken in de woningen van J. en F. M., aan den Dommel, op Coll. De Brandweer was spoedig ter plaatse, doch men had vergeten de slangen (te Tongelre zeggen ze de darmen) mee te nemen, zoodat de woningen geheel af- brandde. Eenig huisraad kon nog gered worden van F. M. zijn inboedei en vee verbrand. Eenige weken geleden werd de winkelier F. A. T. in de Hoogstraat te Rozendaal (N.br.), op eigen verzoek in staat van faillissement ver- klaard. Een der crediteuren in dit faillissement, een leverancier uit Rotterdam, die nog korten tijd tevoren aan den gefailleerde een groote partij goederen had geleverd, stelde te diens huize een onderzoek in en bevond, dat een aan tal door hem pas geleverde goederen niet meer aanwezig waren. Bij diende daarop een klacht in bij den officier van justitie te Breda, die de marechaussee gelastte een onderzoek in te stel- len, dat tot gevolg had, dat jl. Dinsdag een wagen vol goed in beslag genomen werd ten huize van den gehuwden zoon van den gefail leerde. Beiden werden daarop in hechtenis ge nomen en zijn gevankelijk naar Breda over- gebracht. Naar wij vernemen, hebben zij reeds beken- tenissen afgelegd. (Grondw.) Te Mheer (Limb.) heeft men Maandag- avond in een regenput het lijk gevonden van den gemeente-kantonnier Eool, die sedert Zon- dagavond vermist was. Eool schijnt door duizeling bevangen er in gevallen te zijn. (L. E.) Vleesch of vergif? Onder dit opschrift schrijft het Nieuwsblad voor Sliedrecht en Omstreken Verleden week Donderdag was de wethouder C. A., te Wijngaarden, bezig een varken, dat aan vlektvphus gestorven was, in den grond te stoppen. Het kreng lag reeds in het versch gedolven graf, toen daar opeens de bonkenslachter J. v. W., van Giessendam, verscheen, wiens neus al dadelijk aan het boutje te gast ging. Wat moet ik geven voor dat lekkers, vroeg hij aan A. Tien gulden, was het antwoord. Na eenig loven en bieden werd het beestje voor 6 van de hand gedaan. 't Was Van W. aan te zien, dat hij er een koopje aan had, maar hij zou dien dag nog meer goede zaken doen. Bij M. B., mede te Wijngaarden woonachtig, werd hij van nog 4 aan dezelfde ziekte ge storven biggetjes voor een prijsje de gelukkige eigenaar. Met een kar vol vies, walgelijk gevlekt dood gedierte werd de reis naar Giessendam gemaakt en daar werd het koopje in den grond gestopt tot Zaterdag. Dien dag werden de beestjes weer op gedolven en men zou ze heusch niet meer herkend hebben. Van vies en walgelijk was geen sprake meer, de oiggen waren als linnen zoo blank geworden. Toen is het vleesch (vergif?) uitgevent en tal van kleine luyden hebben er Zondag heerlijk aan gesmuld. Hoe het hun bekomen is, hebben wij niet vernomen. Door bijen gedood. Einderen speelden te Charlottenburg aan de Caprivibrug. Een bijen- zwerm kwam zich neerzetten op een boom. De kinderen wierpen er naar met zand. De wraak liet zich niet wachten. Een der kleinen Stahl genaamd, 10 jaar oud, was spoedig geheel met bijen overdekt, die hem woedend staken. Gek van pijn sprong de knaap van de brug in de rivier. Toen men hem opvischte, was hij reeds een lijk. Smokkelaars per automobiel. Vele automobielberijders schrijft het //H. v. A." die 's nachts uit Belgie over de Fransche grens kwamen, klaagden over de maatregelen, die onverwachts door de Fransche tolbeambten tegen het smokkelen toegepast werden deze tolbeambten zijn in burgerkleedij, zonder het minste onderscheidingsteeken van hun ambt. Zulks kon betreurenswaardige gevallen voor gevolg hebben. Om een einde aan deze hinderlijkheid te stellen, heeft de Minister van financien, in over- leg met zijn collega's van oorlog en openbare werken, maatregelen genomen. Deze hebben voornamelijk voor het doel het smokkelen per automobiel te beteugelen, welke een groote uitbreiding genomen heeft. Voortaan zullen er aan de grenzen zelf te beginnen van de Belgische grens bareelen (tol- boomen) geplaatst worden, en wel op 100 of 200 meters voor de eigenlijke tolkantoren. Een aanduidingspaal zal automobiel rijders verwittigen, dat er in de nabijheid een bareel is, en dat zij bijgevolg moeten stoppen. De bareelen zullen in den dag openblijven, doch de tolbeambten zullen ze sluiten wanneer zij in de verte een automobiel uit het buitenland zullen zien aankomen. 's Nachts zullen de bareelen bestendig gesloten zijn. Over den toestaud van den eerw. heer Fleuret, het slachtoffer van den lagen aanslag te Brussel meldt het Brusselsche ffN. v. d. D." het volgende Het parket heeft Maandag het slachtoffer van den laffen aanslag in het Park van Brussel ge- pleegd, gedurende eenige oogenblikken kunnen ondervragen. Doch de eerw. heer Fleuret was zoo zwak, dat men de ondervraging tot twee of drie volzinnen heeft moeten beperken. De beterschap, die sinds drie dagen in den toestand van den eerw. heer Fleuret geconsta- teerd werd, is niet blijven voortduren. De Maandagnacht was nogal goed, doch Dinsdag is de toestand opeens buitengewoon erg ge worden. Eene algemeene zwakte gepaard met eene hevige koorts, heeft zich voorgfdaan. Ondanks de verkleefdste zorgen van de geneesheereu, nam de zwakte Dinsdagnamiddag toe en 's avonds was de toestand nog altijd zeer bedeDkelijk. In- dieu er geen spoedige ommekeer komt dan mag men alle oogenblikken een noodlottigen afloop verwachten. Be schat van PoStawa. Dezer dagen is er bij Poltawa in Zuid-Rusland een schat van gouden en zilveren voorwerpen gevonden, die de Archeologische kringen te Petersburg groot belang inboezemt, daar het een der merkwaardigste vondsten geldt, die ooit in Europa gedaan zijn. De schat werd door twee twaalfjarige boerenjongens op het weiland van het dorp Malaja Pereshtschepina in het gouvernement Poltawa, dicht onder deaardopper- vlakte ontdekt en uitgegraven. Elaarblijkelijk is dat zeer voorzichtig gebeurd, want beidejongens hebben weken lang gewerkt, tot alles blootge- legd was. De meeste voorwerpen waren toen nog ongeschonden. Langzamerhand kregen ook de dorpsbewoners kennis van de voudst der jongens. De plaatselijke politie legde beslag op den schat en stelde de betrokken autoritei- ten daarvan op de hoogte. Dit geschiedde echter niet onmiddellijk en in den tusschentijd werd de vondst door de dorpsbewoners, die haar niet ongestoord zien kon, zeer beschadigd. Een geluk was het, dat de onwetende boeren het goud voor koper en het zilver voor tin, aan- zagen, anders zou alles wel spoorloos verdwenen zijn. Ook thans ontbreekt waarschijnlijk een belangrijk deel. De schat, die uit eenige hon- derden stukken bestaat, is naar de Rijksbank te Petersburg overgebracht, waar een corres pondent van de Frankfurter Zeitung de ge- legenheid had, hem te zien. Het schoonste stuk noemt deze correspondent een rond zilveren bekken, welks rand met een prachtig bewerkt wijnrank-ornament, dieren en edelgesteenten ver- sierd is. Het ornament en het Ohristusmono- grarn, dat zich binnen in het bekken bevindt, zijn zwaar verguld. Onder aan het bekken geeit een Grieksch inschrift nauwkeurig het gewicht en het gehalte van het metaal aan. Aan dit Byzantijnsche stuk, dat wellicht zelfs uit Indie afkomstig is, sluit zich een tweede prachtstuk aan, een zilveren amphora, die bijna een halven meter hoog en dik met goud geplatteercl is. Om den buik van de kruik loopt een acauthus- ornament. De amphora schijnt een deksel ge- had te hebben. Aan de hengsels bevinden zich toestellen, die waarschijnlijk tot ophangen ge- diend zullen hebben, ook eenige schoone zilveren kannen en een gouden kan, schijnen Byzantijnsch werk te zijn. Een halsband, uit gouden munten en edelsteenen bestaande, geeft de mogelijkheid de vondst te dateeren. De munten toonen het beeld van Eeizer Heraclius en van zijn beide zonen Constantinos en Herakleonas zij behooren dus tot de laatste regeeringsjaren van den keizer 639 tot 641. Buiten een paar kleine sieraden en een munt, die nog niet geheel onderzocht geworden is, schijnt bijna de geheel rest van den schat van Oosterschen waarschijnlijk voor het grootste gedeelte van Perzisch-bassauidischen oorsprong te zijn. Een fraaie Sassanidische zilveren schaal, waarop de Eoning te paard en onder hem liggende steenblokken staat afge- beeld, is rijk verguldzij is echter jammer genoeg, evenals het groote bekken, slechts in scherven gered geworden; er schijnt evenwel gelukkig niet veel aan te ontbreken. Een kleine Sassanidische zilveren schaal met dieror- nament is voortreffelijk bewaard. Verder bestaat de schat nog uit tairijke gouden bekers, gouden lepels en armbanden, alle van Perzischen oor sprong. Ook een hooge gouden kan met deksel verloochent niet haarOostersche atkomst, even- miu als een zwaard in gouden scheede met gouden greep en een prachtigen gouden drink- bobrn. De schat stamt uit de 7de eeuw, al is mis- schien menig stuk een tot twee, zelfs drie eeuwen ouder, toch moet de* schat eerst in de tweede helft van de 7de eeuw begraven zijn. En dit moet wel in de grootste haast en zeer oppervlakkig geschied zijn, waarschijnlijk bij het naderen van een gevaar, dat de plaats, waar de schat begraven werd, dreigde. Het was in den woesten tijd, na de groote stormen der volksverhuizing, toen groote en kleine scharen van de meest verschillende volkeren van Slavische en Finsche afkomst in de uit- gestrekte steppen van Zuid-Rusland nomadi- seerden, nu eeus de grenzen van Perzie, dan weer die van het Byzantijnsche rijk overtrek- kend, plunderend overal waar zij kwamen. Met hun buit keerden zij in de eindelooze steppen terug, waar vaak andere stammen klaar stonden hun den buit te ontnemen. Het was in het midden van de 7de eeuw, toen met wisselend geluk Heraclius en den grooten sjah der Perzen Chosroes II tegen elkander streden. In deze groote worsteling hebben beide tegenstanders zich vaak de hulp der barbaren uit het Noorden verzekerd. Het is best mogelijk, dat de schat aan een vorst van een dezer stammen behoord heeft, die hem als geschenk van den sjah gekregen had. Zwaard, beker, tafelgereedschap, versierselen en zilver- schalen met het beeld van den Eoning alles Perzisch werk, dat lijkt niet zoozeer op gerootd goed, dan wel op een welberekend geschenk. De opzienbarende arrestatie van den New-Yorkschen politie-luitenant Becker iegt het geheele New-Yorksche politie-wezen bloot. Er zullen nu misschien nog andere politie- mannen gearresteerd worden, die men van mede- plichtigheid van den moord op Rosenthal ver- denkt. De verdediger van Sullivan, den be- middelaar tusschen Becker en den speler, Rose, heeft meegedeeld dat Sullivan voornemens is alles te vertellen wat hij omtrent de zaak weet. Zijn onthullingen zouden zeer sensationeel zijn. Men beweert dat Rose reeds de namen van de ware moordenaars heeft medegedeeld, van wie er nog slechts een gearresteerd is. Zijn bekentenis zou een gevolg zijn van het feit, dat Becker hem nu toch niet meer helpen kan. Ook Rose heeft verklaard alles te willen mededeelen, als hem bescberming werd toegezegd en verzorging van zpn gezm, omdat hij stellig vieest vei- moord' te zullen worden. Becker zou reeds voor zes wekem tegen hem gezegd hebben die schoft Rosenthal maakt te veel spektakelhij, Becker, was almachtig in het politie-departe- ment, niemand zou door Rosenthal worden lastig gevallen. Rose verklaarde, dat hij daarna den moord met Zelig had voorbereid, die inder- tijd was aangeklaagd wegens het dragen van v'erboden wapens. Na den moord telefoneerde Rose dadelijk aan Becker, die zei: ,/Wees on- bezorgd, ik bescherm jullie. De speler Webber verklaarde nog, dat hij maandelijks 125 dollars aan Becker betaald heeft uit de ontvangsten van een speelhuis. Verder deelde Rose nog mede, dat Becker, na een oneenigheid met Rosenthal, zeer verwoed op deze geweest was. Becker zou toen bedrei- o-mgen geuit hebben als Rosenthal de stadniet verliet. Toen Rose bemerkt had, dat Becker Rosenthal's verwijdering wenschte, had hij in spelerskringen er toespellingen op gemaakt, dat het goed zou zijn, als iemand Rosenthal uit den weg ruimde. Ten laatste zou Becker gezegd hebben ,/Als julie dien man niet doodt, dan zal er met jelui wat gebeuren Hij had gedreigd hun beimelijk revolvers in de zakken te zullen laten steken en hen dan te doen arresteeren wegens het dragen van verboden wapens. Rose was ten slotte op straat gaan zoeken naar menschen, die het werk konden verrichten hij had gedacht, zei hij, dat zij Rosenthal dan slechts goed zouden afrossen om Becker te be- vredigen. Ten slotte waren Zeligs kornuiten voor den moord gevondenkort tevoren had deze zelf de stad verlaten. Toen alles voor elkaar was, hadden Rose en Ballon Rosenthal naar buiten gelokt, waarna hij vermoord is.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1912 | | pagina 6