Tgt Hsuzsnschs Courant
Binnenland.
fe'Filleton.
Donderdag 21 December 1911. No. 5702.
TWBBDB
IN DEN DOOD VEREENIGD.
TWEEDE KAMER.
Yergadering van Dinsdag.
De behandeling der begrooting van Binnen-
landsche Zaken wordt voortgezet.
De heer Ter Laan, zijn rede van gister her-
vattende, betoogt dat de salarissen der onder
wijzers by het L. 0. dringend verbetering eischen.
Spreker wil bij dit debat daarom behandeld
zien de moties van hem zelf en van den heer
Artz, ten aanzien der verbetering van de sala-
rieering.
De heer Van Wynbergen sluit zich bij den
heer De Visser aan, ten aanzien van de subsi-
dieering van het M. U. L. 0.
De salarieering van de onderwijzers laat, dit
ruoet spreker erkennen, in verscheidene plaatsen,
speciaal ten plattelande, veel te wenschen over.
De heer Van der Molen klaagt dat de linker-
zijde, door den toon harer debatten, over het
onderwijs, den schoolstrijd, dien spreker zoo
gaarne voor goed beeindigd zou zien, weder
als het ware opdringt aan de rechterzijde.
Maar wat zeker tot oplossing moet komen
is de salarieeringskwestie, en in den breede
licht spreker dit toe, al kan zijn rede slechts
theoretische waarde hebben, waar de Minister
duidelijk heeft doen uitkomen in de gewisselde
stukken, dat op het oogenblik aan die salaris-
verbetering niet kan gedacht worden. Spreker
erkent dat de salariskwestie moeilijk is wegens
de uitgebreidheid van het onderwijzerskorps,
zoodat men direct voor groote financieele offers
staat.
Spreker zet uiteen dat, ais de onderwijs-
krachten productiever worden gemaakt, voor
hetzelfde geld dat thans wordt uitgegeven, meer
kan verkregen worden.
De heer Ketelaar hoopt, dat de salarieering
der handwerkonderwijzeressen ook eens onder
het oog zal worden gezien, als de salarisrege-
ling aan de orde komt.
Uitvoerig bestrijdt spreker dr. Kuyper in
diens betoog, dat de tuchteloosheid onder de
jeugd aan de openbare school zou zijn te wijten.
Dat was een rede voor een kiesrechtmeeting.
De heer De Geer betoogt, dat het kon. be-
besluit betreffende de subsidieering van het
M. U. L. 0. teleurstelling wekt, maar niet
op grond vaD de wet is te wraken.
De heer Tydeman pleit voor uitbreiding van
het M. U. L. 0.
De heer Roodhuyzen vraagt in welk stadium
het voornemen tot subsidieering voor de Ver-
eeniging voor M. U. L. 0. verkeert.
De Minister constateert dat het bijzonder
onderwijs zich op merkwaardige en verblijdende
wijze in oris vaderland heeft ontwikkeld. Ten
opzichte van de subsidieering is echter een
leemte ontstaan, die natuurlijk zal moeten
worden aangevuld, maar dan zal het geheele
systeem moeten veranderd worden, wat niet
zoo gemakkelijk is als bet voortbouwen op een
systeem.
26)
We gingen dus met ons vieren de majoor,
de twee sergeants en ik naar buiten. 0,
welk een vreeselijk tooneel wachtte ons daar
Het was zoo verschrikkelijk, dat ik er zelfs nu,
nadat er zooveel jaren overheen zijn gegaan,
niet gaarne over spreek. Het gezicbt van het
slagveld was in de hitte van het gevecht reeds
vreeselijk geweestmaar nu, in het heldere
morgenlicht, zonder tromgeroffel en trompet-
geschal, zonder gejuich, zonder kanongebulder,
geleek het veel op een slachterswinkel, waar
duizenden arme drommels verbrijzeld, verscheurd
en vermorseld lagen, Gods beeld ten spot.
Daar op den grond kon men lezen wat er
was gebeurd. De gesneuvelde infanterie-regi-
menten lagen nog in carre's, en de doode paarden
toonden hoe de cavalerie hen had aangevallen.
Op de helling van den heuvel lagen de kanon-
niers om hun gebroken en vernietigde stukken.
De colonne der garde had een spoor nagelaten
over het veld, als het kronkelende lichaam van een
slang, en de blauwe uniformen der onzen lagen
op de plaats, waar de Franschen hadden gestaan
voor zij terugtrokken.
Ik behoefde niet lang naar Jacob Horsecroft
te zoeken. Hij lag daar op zijn rug, de geopende
oogen naar boven gericht en alle toorn was van
zijn aangezicht geweken, zoodat hi] er geheel
uitzag als de oude Jacob van vroeger, zOoals ik
hem, toen we samen op school gingen, honderd-
maal in zijn hangmat had zien liggen. Een
uitroep van smart was mij ontsnapt, toen ik
hem daar zoo plotseling zag liggen, maar nader
De Minister betoogt tegenover dr. Kuyper
dat, althans ten plattelande geen vrees, behoeft
te bestaan dat het wetsontwerp tot verruiming
van het gebied der gemeente meer aan het
openbaar dan aan het bijzonder onderwijs ten
goede zal komen. De zaak betreft dan ook
hoofdzakelijk de groote gemeenten. Maar daar
zit de moeilijkheid in den schoolbouw.
Spreker behandelt daarna de salariskwestie
der onderwijzers. Wijziging van de salarissen
zou, naar ruwe schatting, 18 millioen kosten.
De moties Ter Laan en Artz zullen niet veel
kunnen uitwerken, daar alles toch op de finan
cieele kwestie zal moeten afstuiten.
De Minister blijft bij zyn meening, dat er
op dit oogenblik niet gedacht kan worden aan
de salarieeringsverbetering.
Ten aanzien van de klacht dat een predikant
in een der kerken van den kansel voor de bij-
zondere school propaganda zou hebben gemaakt,
acht de Regeering het in strijd met het begrip
eener gezonde scheiding tusschen Kerk en Staat,
indien de Regeering of de Kamer, met haar
politiek karakter, ging censureeren wat in de
kerk gezegd wordt. Men late de predikanten in
de kerk spreken zooals zij willen.
Dit zelfde zegt spreker ten opzichte van de
opmerkingen over den onderwijzer Fijn van Draat,
te Nunspeet.
Ten slotte behandelt de minister de kwestie
van het M. U. L. 0., waarbij de Minister zich
geheel aansluit bij den heer De Geer, die terecht
betoogd heeft dat het betreffende koninklijke
besluit niet op grond van de wet kan worden
gewraakt.
Er worden geen replieken gehouden.
Het algemeen debat over het lager onderwijs
wordt gesloten.
Na de pauze had de uitgestelde stemming
plaats over het amendement-Ketelaar c.s., om
artikel jaarwedde post- en telegraafpersoneel
der Waterstaatsbegrooting te verminderen met
f 1, met de bedoeling de Kamer te doen uit-
spreken dat zij met het nieuwe loonstelsel voor
de beambten der post en telegraaf niet instemt,
maar de Minister wil het geld wel toestaan,
mits hij het volgens een auder stelsel besteedt.
Dit amendement wordt verworpen met 52
tegen 20 stem men.
Het artikel wordt daarna zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd, evenals He Waterstaats
begrooting zelf, en eenige kleinere ontwerpen,
daarbij behoorende.
De bebandeling der begrooting van Binnen-
landsche Zaken wordt hervat.
Bij het verdere debat bepleit de heer Ter
Laan verbetering van de bezoldiging van de
directeuren der Rijksnormaallessen.
De heer Roodhuyzen sluit zich hierbij aan.
De Minister kan hieraan niet voldoen.
Bij het verder debat vraagt de heer Ketelaar
naar de wijze, waarop toezicht wordt gehouden
op de subsidie van 18.000 aan den Bond voor
Lichamelijke Opvoeding. De bond toch keert
van dat geld niets uit aan de Drentsche
Sportclubs.
De ontvangers der registratie waren tot
nu toe gemachtigd zegels, welke gebezigd waren
voor grossen, expedities, uittreksels, afschriften
e.d., maar blijkens een overgelegde schriftelijke
verklaring niet behoord hadden tot door onder-
teekening voltooide stukken, in te wisselen,
wanneer ze daartoe aangeboden werden ten
hoogste een jaar volgende op dat van aanmaak
komende en bemerkende, dat de uitdrukking van
zijn gelaat nu heel anders was dan in de laatste
dagen en dat hij er veel gelukkiger uitzag in
den dood dan bij zijn leven, kon ik hem niet
terugwenschen. Twee Fransche bajonetten waren
hem door de borst gegaan, en naar den glimlach
te oordeelen, die om zijn lippen lag, moest hij
spoedig en zonder veel pijn zijn gestorven.
De majoor en ik tilden het hoofd op, in de
hoop, dat er misschien nog een sprankje leven
zou zijn overgebleven. Die hoop was evenwel
vergeefsch. Terwijl ik nog over bet lijk ge-
bogen stond, hoorde ik plotseling een welbekende
stem mijn naam roepen, en mij omkeerende,
ontwaarde ik De Lissac, die op .zijn elle'ooog
geleund, tusschen een menigte soldaten van de
oude garde lag. Hij was in een grooten,
blauwen mantel gewikkeld, en zijn hoed lag
naast hem. Zijn gelaat was doodsbleek en bij
had donkere kringen om de oogen, maar ove-
rigens was hij nog dezelfde van vroeger, met
zijn scherpe neus, zijn stijve knevel en het
dichtgeplante haar, dat op de kruin een kale
plek overliet. Hij hield gewoonlijk zijn oogen
halfdicht, maar nu waren zij byna geheel ge
sloten.
z/Hola, Johan riep hij, //ik had niet gedacht
je hier te zullen ontmoeten, maar je vriend
Jacob ziende, had ik het wel kunnen vermoeden."
//Gij draagt de schuld van al deze ellende
riep ik.
„Kom, wees niet dwaas", hernam hij op zijn oude,
driftige manier. //Dat is alles zoo over ons
beschikt. In Spanje heb ik aan het noodlot
leeren gelooven. Het noodlot heeft je ook dezen
morgen hierheen doen komen."
//Gij hebt den dood van dezen man opjege-
weten", zeide ik met de hand op Jacobs
schouder.
(te zien aan het watermerk of het jaartal in
den oranjestempel).
Het is echter gebleken, dat deze voorwaarde
aanleiding geeft tot onbillijkheid, omdat er geen
zekerheid bestaat, dat de zegels worden uitge
geven in hetzelfde jaar vvaarin ze zijn ver-
vaardigd.
De Minister van linancien heeft nu aan de
ontvangers doen weten, dat die voorwaarde niet
meer mag worden gesteld.
Indien evenwel de voor grossen e.d. gebruikte
zegels reeds jaren geleden zijn vervaardigd, dan
kan dat een reden zijn om de inwisseling te
weigeren en de beianghebbenden, notarissen,
griffiers, enz., wanneer ze daarmede geen ge-
noegen nemen, te verwijzen naar den Minister.
Gisterenmiddag is overleden jhr. Mr. P. J.
van Swinderen, vice-president van den Raad
van State, na een korte ongesteldheid.
Hij studeerde aan de Hoogeschool te Groningen,
bekleedde verschillende rechterlijke betrekkingen,
laatstelijk die van kantonrechter te Groningen,
zat in de Provincjale Staten en was van 1881
tot 1888 Gedeputeerde. 18 .November 1903
werd hij onder het ministerie Kuyper benoemd
tot vice-president van den Raad van State als
opvolger van Mr. Sehorer.
Hij behoorde tot de rechterzijde. De over-
ledene was commandeur in de orde van den
Nederlandschen Leeuw en in de Oranje-Nassau
orde.
Dezer dagen is door den heer Dudok van
Heel betoogd, dat thans feitelijk de loting af-
geschaft is.
Men wees op de vrijstelling der kostwinners,
op de dienstbaarheid der kleinste in plaats van
de grootste helft der zonen uit een gezin en
op de strengere keuring.
„Deze drie factoren zullen inderdaad het aan-
tal vrijlotingen aanmerkelijk beperken, maar ze
daarom nog niet, en zeker niet overal „gebeel
opheffen", meent evenwel het „Huisgezin."
We stellen ons voor, dat niet in alle mili-
tiedistricten de drie factoren in dezelfde mate
zullen werken.
Het aautal kostwinners kan, afgezien nog van
den maatstaf van waardeering dien men zal
aanleggen, aanmerkelijk uiteenloopen.
En ook kan het aanta! valide en geschikte
personen in het eene district grooter zijn dan
in het andere.
Nu kan men het er bij de keuring wel altoos
zoo op aanleggen, dat men niet meer geschikten
overhoudt dan het aautal in te iijven personen
bedraagt.
Als men twintig personen te keuren krijgt
en er moeten er tien ingelijfd worden, dan kan
kan men er de tien physiek en intellectueel
besten uitpikken.
Maar zoo behoort de keuring niet te ge-
schieden, indien men overeenkomstig de wet
handelt.
De vraag is niet: welke tien van de twintig
individuen kunnen //prijsgekroond" worden V
Maar: hoeveel en wie van de twintig zijn
ongeschikt om het vaderland te dienen
Nu zal, gelooven wij, de ervaring uitwijzen,
dat men in het eene district er voor het con
tingent maar even of ternauwernood komt, in
het andere een overschot heeft.
We zullen in ieder geval eerst de practijk
hebben af te wachten, voordat men kan zeggen
de loting kan gerust worden afgeschaft, de
»En hij den mijne, dus zijn wij geljjk."
Hij sloeg zijn mantel op en met atscbuw zag
ik een groot stuk geronnen bloed uit zijn zijde
hangen.
,/Dit mijn dertiende wondeen mijn laatste",
zei hij met een glimlach. ,/Men zegt, dat der-
tien een ongeluksgetal is. Zoudt ge me wat te
drinken willen geven
De majoor had brandewijn en water in zijn
veldflesch. De Lissac dronk er gretig van.
Zijn oogen gingen verder open en een weinig
kleur kwam op zijn ingevallen wangen.
Jacob deed het," zeide hij. ,,Ik hoorde hem
mijn naam roepen en tegelijkertijd zag ik zijn
geweerop mij aangelegd. Twee van mijn mannen
doorstaken hem, op het oogenblik dat hij vuur
gaf. Dat is alles om Eduarda en zij is het
waard. Binnen een maand kunt gij te Parijs
zijn Johan en dan kunt gij haar zien. Zij
woont in de straat Miromesnil no. 11, dicht bij
de straat de la Madeleine. Zeg haar heel voor-
zichtig, Johan, dat ik gesneuveld ben, want je
kunt niet denken, hoeveel zij van mij houdt.
Zeg haar, dat alles wat ik bezit in die twee
zwarte kisten is en dat Antoine de sleutels heeft.
Zalt ge dit niet vergeten
„Ik zal er aan denken."
„En hoe vaart madame uwe moeder En
monsieur uw vader Ik hoop dat ze beiden
welvarend zijn. Groet hen van mij.
Zelfs nu nog, in het gezicht van den dood,
maakte hij zijn oude buiging, toen hij mijn
moeder noemde.
Misschien is uw wonde minder gevaarlijk
dan gij denkt," sprak majoor Elliott. ,,Ik zal
den chirurgijn van ons regiment bi] u brengen."
„Mijn beste majoor," hernam De Lissac, „ik
heb vijftien jaar lang wonden toegebracht en
wonden ontvangen. Ik weet dus ten naastenbij
vrijgeloten zijn voortaan imaginaire grootheden.'
ier komt bij dat met de toeneming der
bevolking het aantal ingeschrevenen voortdurend
toeneemt.
Xa*Xaa£ bedraagt het 53000 man, straks zal
het 55,000, over een tiental jaren 60,000 man
zijn.
Mocht dus al voor het heden wat nog
ny ken moet het aantal van hen, die zullen
vrijloten een te verwaarloozen hoeveelheid zijn,
in de toekomst wordt dit anders, hetzij men
natuurlijk uogmaals het contingent vergroot of
ei zoo velen laat afkeuren dat men precies aan
het cijfer komt.
TER NEUZEN, 20 December 1911.
De Directeur v/h Post- en Telegraaf-
kantoor alhier brengt ter kennis van het publiek,
dat op 26 December (2e Kerstdag) het kantoor
geopend zal zijn evenals op Zondag.
Zondagavond tusschen 56 uur is te
Kloosterzande bij Corn, de Kok, ketellapper van
beroep, ingebroken. Men heeft zijn zorgvuldig
bij elkaar gegaard potje van ongeveer 80 gulden,
dat hij onder zijn bed verborgen had, medeee-
nomen.
\ermoedelijk heeft men hier te doen met
een tweetal individuen, die eenigen tijd te voren
bij De Kok aan huis kwamen, om eventueele
antiquiteiten op te koopen en eenige bankjes
van 10 Jin zilver te laten omzetten.
Het signalement der verdachten is bekend.
De politie^heeft een uitgebreid onderzoek inge-
steld.
Graauw, Paal. Zondag 17 Dec. vierden de
echtelieden Antoon van Gimst en Dorothea
Sikkeleris hun gouden bruiloftsfeest. Een be-
reids gevormde Commissie wilde dezen dag voor
de brave oudjes tot een onvergetelijken maken.
Reeds vroeg in den morgen was ieder ter
been om zoowel de bu-urt als de woning van
de jubilarissen een feestelijk aanzien te geven.
Om 9 uur vormde zich een stoet die de oudjes
ter kerke bracht, waar de Z. E. W. heer Pastoor
een H. Mis ter hunner eere opdroeg. Na den
kerkelijken dienst werden de oudjes stoets-
gewijze gebracht naar het cafe van den heer
P. van Laar, waar zij konden aanzitten aan
een welvoorzienen disch.
Des middags om 3 uur bracht het fanfaren-
gezelschap den jubilarissen een serenade, en
werden zij toegesproken door den heer P. Egger-
mont, die in aandoenlijke woorden de oudjes
met hun feest gelukwenschte.
Op het anders zoo stille gehucht »Paal"
heerschte thans een ongewone vroolijkheid, geen
moedertje bleef bij haar stoof en de feest-
vreugde werd door geen enkelen wanklank ge-
stoord. Eere voorzeker aan de bewoners van
»Paal", die dit feest op zoo eene waardige en
gepaste wijze wisten te vieren. Ook hier zij
de galm herhaald
»Lang Leve Toon Oom en Tee Moei
Middelburg. Aan het gebouw van het
Provinciaal bestuur in Zeeland, werd heden
aanbesteed
1°. Het uitvoeren van herstellingswerken
aan de middenschutsluis van het kanaal van
ler Neuzen te Ter Neuzen, met bijkomende
werken. (Raming f 45,300.)
Hiervoor was geen enkel biljet ingekomen.
2°. Het herstellen der schade, toegebracht
wel, hoe het er mee staat. Maar het is goed
dat dit het einde is, want ik wil liever met mijn
voltigeurs sterven, dan in het leven blijvenom
een banneling en een bedelaar te worden want
ik weet, dat alles voor mijn kleinen keizer uit
is. Ook weet ik, dat de geallieerden mij stellig
gefusileerd zouden hebben, zoo zij mij in hun
macht gekregen hadden, en voor die vernedering
blijf ik ten minste bewaard".
//Mijnheer," zei de majoor eenigszins driftig,
>de geallieerden zouden niet tot zulk een wreed-
heid in staat zijn".
Maar De Lissac schudde met een droevigen
glimlach het hoofd.
//Gij kunt dat niet weten, majoorhernam
hij. Denkt gij dat ik naar Schotland zou zijn
gevlucht en mijn naam zou hebben veranderd,
indien ik niet meer te vreezen had gehad dan mijn
kameraden die in Parijs bleven. Ik wilde in het
leven blyven, vast verzekerd als ik was, dat
mijn kleine keizer zou terugkomen. Nu ga
ik liever dood, want hij zal nooit weder een
leger aanvoeren. Maar ik heb dingen gedaan,
die nooit vergeven zouden worden. Ik was de
leider van hen, die den hertog van Enghiem
gevangen namen en doodschoten. Ik was het
O. Eduarda Eduarda, mijn liefste
Hij sloeg met zijn armen door de lucht
daarna vielen zij zwaar neer en het hoofd zonk
hem op de borst.
Een onzer sergeants strekte hem zacht uit
en de ander sloeg den blauwen mantel over hem
heen. Toen verlieten wij deze twee, die door
het noodlot op zoo zonderlinge wijze waren samen
gebracht. De Schot en de Franschman lagen nu
stil en rustig naast elkander op de helling van
den heuvel, niet ver van de hoeve Hougoumont.
(Slot volgt.)
VAN