AI g e m e e n
liieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
Uitloting geldlesning.
Strandvonderij.
3ae Oproeping.
No. 5696
Donde?dag 1 December 1911.
51* Jaargang.
NATIONALS MILITIE.
f^FlTe T oX'
EBB&TE Blb-A-ID.
IN DEN D00D VEREENIGD.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per postVoor
Nederland 1,10. Yoor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,65 en voor
het overige Buitenland 2,Men abonneert zich bij aile Boekhande-
laars, Postdirecteuren en Brievenbusbonders.
ADYEKTEN TIENi
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0,10.
Bp directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie word e
prps slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Telefoon No. 2 5.
Inzending van advertentipn voor 3 aren op den dag der uitgave.
makeu bekend
Dat was een der twee gevechten. Het andere
viel in ons voordeel uit. Een regiment Fran-
sche scherpschutters was voorwaarts gepukt en
vuurde op een batterij aan onze linkerzijde.
Twee compagnien van het 95ste werden afge-
zonden om de scherpschutters in bedwang"te
houden. Onder deze Jaatsten bevond zich een
officier -*-- een lange, rnagere man, met een
mantel om. Toen de onzen aanrukten, kwam
hp naar voren en bleef tnsschen de beide par-
tijen staan, evenals een schermmeester, met den
degen in de vuist en het hoofd hoog opgericbt.
Nog zie ik hem daar staan, met de oogen half
dicht geknepen en een uitdagenden glimlach
om den mond. Een der onzen een knappe
forsche jongen kwam op hem af en gaf
hem een slag met die wonderlijke, korte sabels,
welke de scherpschutters dragen. Zij vielen als
twee stieren op elkander aan en beiden rolden
door den schok op den grond, maar de Fransch-
ruan kwam onder. De sabel van onzen soldaat
gebroken en de degen van
was door midden
den ander stak door zijn arm heen. Maar hij
was een forsche, sterke kerel en met het ge-
vest van zijn zwaard sloeg hij zijn tegenstander
dood. Ik vreesde, dat de Franschen op hem
zouden schieten, maar geen schoi; werd gelost
en hij keerde naar zijn compagnie terug, met
een degen door zijn arm en de belft van zijn
sabel in de vuist.
Van al het wonderlijke, dat ik in dezen veld-
slag opmerkte, komt mij, nu ik er op terugzie,
mets zoo zonderling voor als de houding mijner
kameraden. Sommigen waren zoo kalm alsof
zij hurt geheele leveu niets anders hadden gedaan
dan vechten. Anderen stonden den geheelen dag
aanhoudend te bidden. Sommigen schreeuwden en
raasden, zoodat men er kippenvel van kreeg.
Een man, die aan mijn zijde stond, deed niets
anders dan van een ongetrouwde tante van hem
vertellen, die het geld, dat zij hem altijd had
beloofd, aan een gesticht voor de overgebleven
kinderen van verdronken zeelieden had vermaakt.
Telkens deed hij hetzeltde verhaal, en toch
zwoer hij later toen alles gedaan was, dat hij
den geheelen dag geen mond geopend en geen
woord gesproken had. Wat "mij betreft, ik
weet niet, of ik veel of weinig heb gesproken
wel weet ik dat ik bijzonder scherp zag en
hoorde, scberper dan ooifc te voreu, dat ik steeds
dacht aan mijn ouders en aan Eduarda, met
haar ondeugende, schitterende oogen, en aan
de Lissae met zijn katachtige knevels, en verder
aan alles wat op West-lgch was voorgevallen,
voor ik mij hier in Belgie bevond tot mikpunt voor
tweehonderd-en-vijftig kanonnen.
Het gebulder dezer oorlogsmonsters was soms
vreeselijk om aan te hooren. Nu hielden ze
plotseling op, wat veel geleek op een stilte,
die een storm voorafgaat. In de verte was een
ontzaglijk geraas, daar waar de Pruisen aan
rukten maar dat was twee mijlen van ons
verwijderd. De andere batterijen, zoowel de
Franscbe als Engelscbe, waren stom geworden,
en de rook trok langzaam op, zoodat de legers
elkander zien konden. Het was geen opwekkend
gezicht; aan onze zijde waren de gelederen erg
gedund, terwijl de Franschen ons toeschenen
talrijker te zijn dan ooit.
Wij hoorden een sterk gejuich en geschreeuw
uit hun midden opgaan en plotseling werd uit
al hun batterijen tegelijk gevuurd met een ge-
weld, dat alles te boven ging wat wij tot nu
toe hadden gehoord.
Spoedig begrepen we, wat er gaande was
het was Napoleons laatste poging om ons te
Rechthebbenden op Een defecte visschers-
boot gemerkt C. DEES 1907 Bie no. 1 een
rechter, lang, 1,75 M., twee zwaarden van hoog-
aarzen, twee dekluiken, 12 planken, 3 schippers-
boomen, 3 dito haken, een spekton, een baken
met zwart geverfd vierkanten raam, 6 steiger-
balken alles ongemerkt, op het strandgebied
van Hoek aangespoeld. vervoegen zich ter
reclame bij den Burgemeester van Hoek.
TER NEUZEN, 6 December 1911,
In de memorie van antwoord betreffende de
begrooting van Binnenlandsche Zaken geeft de
Minister te kennen dat, in verband met de aan-
hangige voorstellen van de aaneenschakelings-
eommissie, van hem geen voorstellen tot oprich-
ting van Rijks Hoogere Burgerscholen te
wachten zijn.
Voor Zeeuwsch-Vlaanderen bestaat hiertoe te
minder aanleiding, nu de sticbting van een
gemeente H. B. S. wordt voorbereid en ten be-
hoeve daarvan reeds een eerste subsidie termijn
op de begrooting is uitgetrokken.
Of men reeds een bepaalde keuze beeft ge
daan tusschen de gemeenten welke voor de
eventueele vestiging van deze school in aan-
merking kunnen komen, is den Minister niet
bekend.
Heden werd alhier door den notaris Van
der Moer, in het Hotel de Commerce" ten
verzoeke van den. onherroepelijk gemachtigden
hypothecairen schuldeischer, in het openbaar
geveild een woonhuis met toebehooren en het
recht van erfpacht op den grond, aan de Dijk-
straat te Ter Neuzen, groot 71 centiaren, eigen-
dom van J. A. Hamelink, in staat van faillis-
sement.
Hiervan werd kooper de beer Lev. Hamelink
voor f 1325.
verpletteren. Het was nog twee uren- voor
zonsondergangindien wij bet zoolang konden
volhouden, zou alles goed gaan, want belang-
rijke versterkingen waren in aantocht. er-
moeid, hongerig en uitgeput, hoopten wij kracht
te zullen hebben tot laden en vuren, tot de
nacbt ons scheidde.
De kanonnen konden ons niet veel kwaad
doen, want we lagen voorover, plat op den
grond, gereed om in een ommezien een boscb
van bajonetten te kunnen vormen. Plotseling
boorden we, boven bet gebulder van bet gescbut
uit, een ander vreemd geluid, het wildste dat
ik ooit boorde.
(Wordt vervolgd).
SECZESSCHE COIRAIT,
»It blad veirsebljnt JI»8n(l»s., Woenada^ en rrijda«;avnnd, nitgezonderd op *>entdageu CHJ de Flrina I*. JVAX OK SA1HE. te ler Menaen.
Burgemeester en Wethouders der gemeente TER
NEUZEN brengen ter kennis van belanghebbenden dat
van de geldleening aangegaan in 1904, groot f 3500,
bestaande in 14 aandeelen van /250,is nitgeloot
Wo. 7 (zrvenj welk aandeel vanaf 1 Januari 1912
betaalbaar is gesteld ten kantore van den Gemeente-
Ontvanger.
Ter Neuzen, 4 December 1911.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. A. P. GEILL, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders der gemeente TER
NEUZEN, gelet op de Militiewet 1901
lo. dat het register van inschrijving voor de lichting
van de NationaLe Militie van 1913 van de hieronder
bedoelde personen, die in 1893 zijn geboren, zal
gereed liggen op de gemeente-secretarie alle werk-
dagen van den lsten tot en met den 31sten Januari
1912 van des voormiddags 9 tot des namiddags
5 uren
2o. vestigen de aandacht van belanghebbenden op de
volgende bepalingen van bovengenoemde wet
Art. 13.
Yoor de Militie wordt ingeschreven
lo, ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het koninkrijk
Belgie verbiijf houdt
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd binnen bet Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie woon-
plaats heeft
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander,die binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
Belgie woonpiaats heeft
4o. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander,
zoo hij op den lsten Januari van het jaar het
19e levensjaar was ingetreden en niet verkeert in
een der bij art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4o
A. de binnen bet Rijk verblijfhoudende minderjarige
niet-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk
woonpiaats heeft en haar gedurende de vooraf-
gaande achttien maanden in bet Rijk of de
koloiiien of bezittingen des Rijks in andere
werelddeelen gehad heeft;
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of
haar overlijden in het hierboven onder a om
schreven geval verkeerde, al verkeert zijn voogd
niet in dat geval of al is deze buiten 's lands
gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten
is, of die ouderloos is of in wetteiijken zin geen
vader of moeder heeft, en van wie'e niet bekend
is dat hij een voogd heeft, indien hij gedurende
de voorafgaande achttien maanden in het Rij k
verbiijf gehouden heeft;
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het
Rijk woonpiaats heeft en haar gedurende de voor
afgaande achttien maanden in het Rijk of de
kolonien of bezittingen des Rijks in andere wereld
deelen gehad heeft.
32)
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van
het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die
minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet.
Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van
het bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die
meerderjarig is in den zin van voormelde wet.
Art. 14.
De inschrijving geschiedt:
lo. van hem bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.
zoo hij binnen het Rijk verbiijf houdt en zijn
vader, moeder of voogd aldaar woonpiaats heeft,
in de gemeente der woonpiaats van vader, moeder
of voogd
zoo hij binnen het Rijk verbiijf houdt eu zijn
vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk
woonpiaats heeft, in de gemeente, waar hij verbiijf
houdt
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd ver
laten is, ouderloos is of in wetteiijken zin geen
vader of moeder heeft en het niet bekend is dat
hij een voogd heeft, in de gemeente, waar hij
verbiijf houdt;
zoo hij in het Duitsche Rijk verbiijf houdt, in
de gemeente Amsterdam
zoo hij in het Koninkrijk Belgie verbiijf houdt,
in de gemeente Rotterdam;
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.
zoo zijn vader, moeder of voogd woonpiaats heeft
binnen het Rijk, in de gemeente der woonpiaats
van vader, moeder of voogd
is de woonpiaats van vader, moeder of voogd in
het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam;
is zij in het Koninkrijk Belgie, in de gemeente
Rotterdam
3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.
zoo hij woonpiaats heeft binnen het Rijk, in de
gemeente zijner woonpiaats;
zoo hij woonpiaats heeft in het Duitsche Rijk
in de gemeente Amsterdam;
zoo hij woonpiaats heeft in het Koninkrijk Belgie,
in de gemeente Rotterdam
4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o.
indien hij minderjarig is:
zoo hij verkeert in het geval, in de tweede
zinsnede van dat artikel onder A a omschreven
in de gemeente, waar zijn vader, moeder of
voogd woonpiaats heeft;
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede
onder A b omschreven, in de gemeente, waar
zijn voogd woonpiaats heeft; is de woonpiaats
van dezen buiten 's lauds, dan geschiedt de
inschrijving in de gemeente waar de minder
jarige verbiijf houdt;
zoo hij verkeert in een der gevallen in even-
bedoelde zinsnede onder A c omschreven in de
gemeente waar hij verbiijf houdt;
B. van hem, bedoeld in art. 13. eerste zinsnede
4o.indien hij meerderjarig is
in de gemeente waar hij woonpiaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar het verbiijf of tie
woonpiaats gevestigd is of was op den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzij het iemand
geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam
moet geschieden wegens verbiijf of woonpiaats onder-
scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
Belgie.
Art. 15.
Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te be-
hooren tot den Staat, waar de Nederlanders niet
aan de verplichte krijgsdienst zijn onderworpen,
of waar ten aanzien van den dienstplieht het
beginsel van wederkeerigheid is aangenomer.
2o. hij, die bewijst in de kolonien of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen verbiijf te houden
of woonpiaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder,
voogd of curator woonpiaats binnen het Rijk.
Art. 16.
Hij, die volgens art. 13 behoort te worden inge
schreven, is veiplicht zich daartoe bij Burgemeester en
Wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de
inschiijving moet geschieden, aan te geven tusschen
den lsten en den 31sten Januari van het jaar volgende,
op dat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der
gevallen, hierr.a in de vierde zinsnede omschreven.
rust de verpiichting tot het doen der aangifte
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd;
indien het een meerderjarige betreft, die onder
curateele gesteld is, op zijn curator. De verpiichting
van vader, moeder ot voogd geldt evenwel slechts zoo
hij of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in
het Koninkrijk Belgie woonpiaats heeft.
Behoudens de uitzondering bij de volgende zinsnede
gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uit-
sluitend op den in te schrijven minderjarige:
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
woonpiaats heeft;
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke
macht missen
indien hij door zijn vader, moeder of voogd ver
laten isof
indien hij ouderloos is of in wetteiijken zin g^en
vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij
een voogd heeft.
Hij die door de bestuurders, in art. 22 vermelrf, ter
inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst
is bij de zeemacht, de marine-reserve en bet korps
mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande
of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aan
gifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte ver
plicht is, kan de aangifte geschieden door een ander,
daartoe schriftelijk gemachtigd. De volmacht blijft
onder Burgemeester en Wethouders berusten.
De wijze, waaron van de gedane aangifte moet
blijken, wordt door Ons bepaald.
Art. 18.
Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt
opnieuw ingeschreven:
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na
den lsten Januaii van het jaar, volgende op dat
waarin liij het 18de levensjaar volbracht en voor
het intreden van het 21ste levensjaar zijn verbiijf
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk Belgie gevestigd heeft;
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader) moeder of voogd na den lsten Januari van
het jaar, volgende op dat waarin de minderjarige
het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden
van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonpiaats
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk Belgie gevestigd heeft;
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten
Januari van bet jaar, volgende op dat, waarin hij
het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden
van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw
Nederlander is geworden zoo hij in een der hier
boven onder lo. omschreven gevallen verkeert, of
wiens vader, moeder of voogd verkeert in een der
gevallen, hierboven onder 2o. omschreven;
4°. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na
den lsten Januari van het jaar volgende op dat
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor
het intreden van het 21ste levensjaar zijne woon
piaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in
het Koninkrijk Belgie gevestigd of er woonpiaats
verkregen heeft
5°. ieder mannelijk meerderjarig die na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het
intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of
opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een
der hiervoren onder 4o. omschreven gevallen ver
keert
6°. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat waarin hij
het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden
van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw
ingezetene ia geworden in den zin der tweede
zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste
zinsnede van dat artikel en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving
of de inschrijving op nieuw moet geschieden en van
de verpiichting tot het doen van aangifte ter inschrij
ving of ter inschrijving op nieuw gelden de eerste
zinsnede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van
art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op
nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van
dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen
dertig dagen na het verkrijgen of werd hij reeds
vroeger ingeschreven doch van het register afgevoerd
na het terug erlangen van het Nederlanderschap of van
het ingezetenschap, of na de vestiging van verbiijf
of de vestiging of het verkrijgen van woonpiaats bin
nen het Rijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
De' inschrijving geschiedt in het register betreffende
de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zin
snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen
leeftijd behoort.
Art. 166.
Met boete van ten minste vijftig cents en ten hoogste
100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16,
18 en 22.
Ter Neuzen, den 6 December 1911.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. A. P. GEILL, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.