Tgt NsuzsnscfiG Gourant Dinsdag 17 October 1911. No. 5674. TWBBDB BLAD. Gemeenteraad van Zaamslag. VAN Zitting van Vrijdag 13 Oct. 1911. Voorzitter de heer Joh. de Feijter, burgemeester-raadslid. Verder aanwezig de heeren De Ruijter, De Mul, De Jonge, De Putter, Scheele, De Klerk, A. de Feijter, Faas, Wisse en Dieleraan. Na opening der vergadering worden gelezen de notulen der voorgaande, die worden goedgekeurd. Daarna stelt de Voorzitter aan de orde 1. Mededeelingen. a. Door den Voorzitter wordt overgelegd het proces- verbaal van de op 6 Oct. 1911 ten kantore van den ge- meente-ontvanger gehouden kasopname, waarbij bleek dat over de dienstjaren 1910 en 1911 was ontvangen f 51,376,68 de uitgegeven f 50,152,141, ineer ontvangen dan uitgegeven was een bedrag van f 1224,531, zoodat met het restant der rekening van 1909 ad J 4,59 in kas moet zijn 1229,121 welk bedrag ook aanwezig was. Aangenomen voor kennisgeving. b. De Voorzitter deelt mede dat tengevolge van den storm op 30 Sept. 11. aan de haven op de Griete zoodanige schade is toegebraeht, dat spoedig tot de uitvoering van de herstellingswerken moest worden overgegaan. Daar ook de tijd van het bietenvervoer aangebroken was moest getracht worden de haven zoo spoedig mogelijk weer in orde te krijgen en kon niet gewacht worden tot bet houden eener raadsvergadering om hierover te beraadslagen. Hurg. en Weth. hebben daarom gemeend goed te doen met aan den heer Klaassen, aannemer, de uitvoering van dat werk op te dragen, die dit doen zal tegen de voor zulk werk betaald wordende eenheidsprijzen. De kosten zijn geraamd op 393,50. De Raad heeft geen aanmerking op deze handeling. De heer Scheele vraagt hoe het nu met de uitvoering van dat werk gaat. De Voorzitter meent dat dit wel wat vluggerzou kunnen gaan, maar er is nu toch een hoogaars bezig met grond aan te voeren. De afgebrokkelde grond en de steenen zijn nu echter uit de geul verwijderd, zoodat de vaart op de haven geen stoornis meer ondervindt. c. De Voorzitter deelt mede dat in verband met het overlijden van den gemeente-architect den heer M. Riemens, door Burg, en Weth. tijdelijk als zoodanig is aangesteld de heer J. Wisse. Burg, en Weth. stellen voor sollicitanten naar deze betrekking op te roepen en daarna eene benoeming te doen. Aldus wordt z. h. s. besloten. .1. De Voorzitter deelt mede dat de leening van f 5000 is gegund aan den heer C. Dijkwel te Axel, die h^d ingeschreven voor IOOV16 procent tegen een rente van 4 procent. Hij was de eenige inschrijveranderen hebben ook neg wel informaties genomen, maar hebben later niets meer van zich laten hooren. Het geld is tegenwoordig niet gemakkelijk te krijgen. Aangenomen voor kennisgeving. 3. Ingekomen stukken. a. Missive van Gedep. Staten, d.d. 1 Sept. 1911, waarin wordt bericht dat het college berust in het Raadsbesluit waarbij aan het Burgerlijk Armbestuur voor^ het jaar 1912 eene subsidie wordt verleend van 1749,72. Aangenomen voor kennisgeving. b. Een schrijven van de Gezondheids-commissie, zetel Ter Neuzen, waarbij naar aanleiding van de op 12 Sept. 11. gehouden vergaderingen van gemeentebesturen met de Gezondheids-commissie, waarin door Dr. Jenny Weijerman, secretaris der Staatscommissie voor drinkwatervoorziening de mogelijkheid betoogd is, om geheel deze streek van goed drinkwater te voorzien, en in verband daarmede werd voorgesteld, dat aan het bestaande comite uitiedere gemeente 2 personen zouden worden toegevoegd, door het gemeentebestuur aan te wijzen, de Raad wordt uitge- noodigd, kan het zijn eenigszins spoedig, te willen over- gaan tot het benoemen van 2 commissieleden, opdat die ter nadere vergadering zouden kunnen worden opgeroepen. Op verzoek van den Voorzitter wordt overgegaan tot de stemming voor het benoemen van 2 leden om zitting te nemen in het comite voor drinkwatervoorziening in Zeeuwsch-Vlaanderen. Met 6 van de 11 stemmen wordt benoemd de Burge- meester, terwijl verder stemmen zijn uitgebracht op de heeren De Ruijter 5, De Jonge 4, Wisse 3, De Klerk 2 en De Mul en Scheele elk 1. De tweede vrije stemming heeft tot uitslag dat her- stemming moet plaats hebben tusschen de heeren De Jonge die 5 en De Ruijter en Wisse die elk 2 stemmen ver- kregen. De heer Scheele had 1 stem. Bij herstemming wordt alsnu gekozen de heer De Jonge met 5 stemmenop de heeren De Ruijter en Wisse zijn 4 en 2 stemmen uitgebracht. Desgevraagd verklaart de heer De Jonge de benoeming niet te kunnen aannemen, daar zijne functie van sub- ontvanger het niet toelaat de vergaderingen van het comite, die buiten deze gemeente worden gehouden, bij te wonen. Daarop wordt overgegaan tot eene nieuwe stemming voor een tweede lid. Op de heeren De Ruijter en Wisse worden elk 4 stemmen en op de heeren De Mul en Scheele en De Klerk elk 1 stem uitgebracht, zoodat eene nieuwe vrije stemming moet plaats hebben. De uitslag hiervan is dat herstemming moet plaats hebben tusschen de heeren Wisse die 4 en De Klerk en De Ruijter die elk 3 stemmen verkregen. Een briefje is bianco. De nu volgende herstemming heeft tot uitslag dat met 6 stemmen wordt benoemd de heeft Wissede heer De Klerk verkrijgt 4, de heer De Ruijter 1 stem. De Voorzitter verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen. Dit doet ook de heer Wisse. c. De Voorzitter deelt mede dat door den gemeente- secretaris, den heer Stolk, een verzoekschrift tot Gedep. Staten is gericht tot herziening zijner jaarwedde, op grond dat de gemeente op 1 Januari dezes jaars 3434 inwoners telde, terwijl thans de betrekkingen van burgemeester en secretins niet zijn gecombineerd en evenmin door hem nevenbetrekkingen worden waargenomen, terwijl hij ook niet is, zooals in vele andere gemeenten het geval is, bezoldigd ambtenaar van den burgerlijken stand. Hij wijst er ook nog op dat b. v. in de gemeenten Tholen en Hulst, met een zielental van 3180 en 3286 een jaarwedde wordt betaald van f 1000 en f 1050. Voorts brengt hij in herinnering dat door Gedep. Staten 28 Maart 1907 aan Burg, en Weth. werd bericht dat het zielental der gemeente 3220 bedroeg en de gemeente voor de salarissen van Burgemeester en secretaris was ingedeeld in de zesde klasse, en de jaarwedde minstens 950 moest bedragen. Op het verzoek van Gedep. Staten om hun college te be- richten in hoeverre de Raad wenschelijk achtte een verhooging der jaarwedde boven het minimum, doch binnen de grenzen van het gestelde maximum, zijnde /1200, antwoordde de Raad het gewenscht te achten de jaarwedden onveranderd te laten, omdat beide betrekkingen in een hand waren vereenigd en omdat de titularis tevens nog gelegenheid vond een aantal nevenbetrekkingen waar te nemen, die hem, gevoegd bij zijn salaris als burge meester en secretaris in staat stellen overeenkomstig zijn stand te bestaan. Naar aanleiding daarvan werd de jaarwedde toen door Gedep. Staten vastgesteld op /950. Burg, en Weth. hebben naar aanleiding van dat door Gedep. Staten in hunne handen gesteld verzoekschrift aan dat college te kennen gegeven dat zij algemeen van oordeel zijn dat het salaris verhoogd moet worden, doch in ver band met het besluit dat het salaris van burgemeester en secretaris gelijk moet zijn, ontstond een langdurige discussie die voornamelijk hierop neerkwam, dat, wanneer een ver hooging van jaarwedde van den secretaris gepaard ging met een verhooging van jaarwedde van den burgemeester, de gemeente noodwendig kwam te staan voor een dubbele uitgaaf, en Burg, en Weth. daarom verzoeken alleen het salaris van den secretaris te wijzigen. Aangezien de burgemeester dezer gemeente zijn ambt meer beschouwt als een eere-betrekking en de betrekking geenszins behoeft te vervullen in verband met de jaar wedde aan dat ambt verbonden, besloten Burg, en Weth. aan Gedep. Staten te berichten dat zij gaarne, wanneer alleen het salaris van den secretaris werd verhoogd, de jaarwedde zagen gebracht op 1050 en op f 1000 wanneer ook het salaris van den burgemeester moet worden ver hoogd. Een voorstel van den Burgemeester, om de jaarwedde te bepalen op f 1100 vond geen ingang, omdat de tegen- woordige secretaris nog slechts een half jaar in deze gemeente werkzaam is. Thans is van Gedep. Staten een schrijven ontvangen waarin dit college te kennen geeft, ter voldoening aan art. 104, le lid der Gemeentewet, ook het gevoelen van den Raad over deze zaak te willen vernemen. De Voorzitter merkt op dat zooals uit het schrijven van Burg, en Weth. aan Gedep. Staten blijkt, zij voorstellen om, indien de secretaris alleen kan verhoogd worden, zonder dat dit ook voor den burgemeester moet geschieden, het salaris te verhoogen tot f 1050 en indien beider salarissen gelijk moeten verhoogd worden tot f 1000, daar een verhooging van f 100 voor der. secretaris en boven- dien ook voor den burgemeester voor de gemeente te bezwarend is. De heer De Klerk zou, als de Voorzitter voor zichzelf geen verhooging van salaris wenscht, het salaris van den secretaris wenschen te verhoogen tot f 1100. De Voorzitter was ook voor dat bedrag, maar de wet- houders waren eenstemmig voor f 1050, dat was het verschil bij de bespreking in het college van Burg, en Weth. De heer Wisse vindt het nogal vroeg voor den secretaris om nu, nadat hij nog maar enkele maanden in de gemeente ertoeft, al om verhooging van salaris aan le kloppen. Hij zou liever hebben gezien dat hij daarmede gewacht had tot hij wat langer hier was, dan valt het ook ge- makkelijker om over zijn werk en toewijding te oordeelen. De heer Scheele deelt mede dat de commissie die de geineentebegrooting heeft onderzocht homogeen was om voor te stellen het salaris te brengen op f 1100. Daarbij is geen rekening gehouden met dienstjaren of den tijd dat de secretaris hier is, maar de commissie heeft over- wogen dat het tractement hier bij het indiensttreden van den secretaris niet was geregeld overeenkomstig het zielental, omdat vroeger de functies gecombineerd waren. De heer De Jonge gelooft dat de secretaris reeds lang genoeg in de gemeente is om hem en zijn werk te kennen en hij meent ook dat er volstrekt niet aan de goede waarneming van zijn ambt zal worden getwijfeld, en dat hij wel eene verhooging van salaris verdient. Of de secretaris nu 5 jaar dan wel 6 maanden in de gemeente is, doet naar de meening van spreker voor het nemen van eene beslissing niets ter zake. De Voorzitter kan zich, wat de aangevoerde gronden voor verhooging betreft het best aansluiten bij de woorden van den heer Scheele en is voorts ook van meening dat de secretaris sedert hij hier is, zich reeds zoodanig in zijn werk heeft geopenbaard dat men daarover ten voile te- vreden kan zijn. Voor spreker is er nog een motief, en wel dat de levensstandaard tegenwoordig zoo hoog is, het is werkelijk een zorgzamen tijd voor den kleinen burgerman die van een bescheiden inkomen moet leven, de werkman heeft het tegenwoordig nog zoo kwaad niet dan deze. Spreker zal dan nu het voorstel van Burg, en Weth. in stemming brengen, willen de leden iets anders, dan moeten zij dit afstemmen. De heer Scheele is van meening dat het voorstel van f 1100 van de verste strekking is en dus eerst in stemming zou moeten komen. De V oorzitter kan dat zoo nog niet toegeven en meent dat het voorstel van Burg, en Weth. dat op de agenda voorkomt, voor het in stemming komen, den voorrang toekomt. De heer Scheele wil zich er wel bij neerleggen, maar is toch van gevoelen dat het voorstel dat het verste gaat, van de verste strekking is. De heer De Ruijter wil onder het oog brengen dat het wel eenigszins gevaarlijk is een zoo ver strekkende ver hooging aan te nemen, nu nog niet bekend is of Gedep. Staten het wel zullen goedvinden om alleen den secretaris te verhoogen. Hij vreest dat zulks niet het geval zal zijn en dan werd het voor de gemeente te veel, om ook aan den burgemeester zoodanige verhooging te geven. V'andaar dan ook dat Burg, en Weth. een tweeledig voorstel doen. De heer De Klerk Maar als nu de burgemeester toch zelf geen verhooging van salaris wil De heer De MulDan is het nog de vraag of Gedep. Staten het zullen toestaan dat zijn salaris niet verhoogd wordt. De heer Scheele stemt toe dat hier in de provincie Zeeland de salarissen van burgemeesters en secretarissen wel gelijk zijn geregeld, maar dat is toch geen wettelijk voorschrift en in andere provincien, bv. Noord-Brabant is dat ook niet het geval. misschien ook nog wel in meerdere provincien. Er is verschil in toestanden en als de dienst die de burgemeester ten behoeve der gemeente moet verrichten ook verhooging van zijn salaris billijk deed voorkomen, dan zou spreker er volstrekt geen bezwaar in hebben om daartoe over te gaan. Als het moest zou hij er volstrekt niet voor terugdeinzen het te doen, van meening dat een ambtenaar naar verdienste moet worden beloond. De Voorzitter stemt er mede in, dat altijd onder de oogen moet worden gezien de mogelijkheid dat Gedep. Staten niet zullen toegeven, en daarom is het misschien gewenscht vast te houden aan het voorstel van Burg, en Weth. waar ze zeggen f 1000 wanneer beide en 1050 als alleen de secretaris verhoogd wordt. De heer Scheele vraagt of de Voorzitter niet denkt dat, als Gedep. Staten niet willen doei) zooals de Raad het zou wenschen, zij dan nog niet eens opnieuw om advies bij den Raad zullen komen. De Voorzitter gelooft dat niet, want nu is juist het verzoek om advies te geven aan de ordedat moet nu juist worden gedaan. Hij heeft er ook nog met een collega over gesproken en die was ook van meening dat Gedep. Staten wel niet zullen toegeven, ofschoon het moet toe- gestemd worden dat de regeling in Noord-Brabant anders is. De heer Wisse merkt op dat, als de Raad nu gaat stemmen over het voorstel van Burg, en Weth. het al uitgemaakt lijkt dat er tot verhooging besloten is, dat is toch niet zoo 7 De Voorzitter erkent dit, en zal daarom eerst laten stemmen over de vraag of de Raad al- of niet voor ver hooging is. Met 10 tegen 1 stem (tegen de heer Wisse) wordt tot verhooging besloten. Alsnu komt in stemming het voorstel van Burg, en Weth. en het voorstel van den heer De Klerk e. a. om tot eene salarisverhooging tot /"M00 te adviseeren. Wordt het ebne verworpen, dan is het andere aangenomen zegt de Voorzitter. De heeren De Ruijter en Dieleman stemmen voor het voorstel van Burg, en Weth. De heer Wisse, aan de beurt van stemmen, oppert het bezwaar dat hij nu moeilijk kan stemmen, daar hij noch het eene noch het andere voorstel wenscht. Gedep. Staten zullen toch niet toestaan dat de salarissen niet gelijk blijven en hij bovendien de beide titularissen ook liever gelijkmatig wil verhoogen. De heer De Ruijter merkt op dat dit ook in het voorstel van Burg en Weth. licht opgesloten. De heer Wisse weerspreekt dit, daar het voorstel ook eene verhooging voor den secretaris alleen inhoudt, wanneer dat goedgekeurd wordt. De Voorzitter wijst er op dat nu het voorstel van Burg en Weth. in omvraag is en het voorstel van den heer De Klerk en dat nu geen nieuw voorstel meer kan in aanmerking komen. De heer Wisse verklaart zich dan van stemming te willen onthouden. De Voorzitter merkt hem op dat het reglement van orde dat verbiedt. De heer Wisse stemt nu voor het voorstel van Burg, en Weth., alsook de heeren Faas, De Putter en De Mul. Dit is dus aangenomen met 6 tegen 5 stemmen. Voor eene salarisverhooging tot f 1100 stemmen de heeren De Jonge, De Klerk, Scheele, A. de Feijter en de Voorzitter 4. Ontslag-aanvrage Dr. N. de Haan Thomann. De Voorzitter doet mededeeling van een schrijven van den heer Dr. N. de Haan Thomann, waarin deze, wegens tertrek naar elders, met ingang van 31 Oct. a. s. eervol ontslag verzoekt als gemeente-geneesheer. Op voorstel van Burg, en Weth. wordt het verzoek z. h. s. ingewilligd. De Voorzitter vraagt of de leden wenschen dat sollicitanten voor deze open komende plaats worden opgeroepen. De heer De Jonge meent dat men daar niet buiten zal kunnen, daar een geneesheer voor deze uitgestrekte ge meente te weinig is. Z. h. s. wordt besloten sollicitanten op te roepen op de bestaande instructie. 5. Vaststellen instructie voor den bode-concierge. De Voorzitter geeft te kennen dat Burg, en Weth. het gewenscht achten om, evenals dat in bijna alle andere gemeenten geschied is, eene instructie vast te stellen voor den bode-concierge. Instructie's uit andere gemeenten zijn daarvoor geraadpleegd en daaruit is een concept samengesteld dat spreker thans namens Burg, en Weth. behandeling wenscht te brengen. Dit geschiedt artikels- gewijze als volgt De bode-congierge staat onder rechtstreeksche bevelen fan den burgemeester en den secretaris. Hij is belast met het bezorgen van alle dienststukken enz. die van of door tusschenkomst van het gemeentebe- stuur uitgaan en bestemd zijn voor de ingezetenen, als- mede van die stukken uitgaande van het bureau van den burgerlijken stand. Hij is belast met het mondeling afkondigen en aan- plakken van alle openbare kennisgevingen aan de ge- meente-aanplakborden volgens de verordening. Hij is belast met het inwinnen van alle inlichtingen de gemeente, benoodigd voor het bijhouden van de bevolkingsregisters, waartoe hij zich o. m. in de maanden Mei, Juli, Nov. en Dec. aan de huizen der ingezetenen vervoegt. Voor den 5den van elke maand levert hij bij den secre taris in een hem daartoe verstrekte model-staat be- treffende de de vorige maand plaats gehad hebbende verhuizingen. oorts onderzoekt hij ten dienste van het opmaken der kohieren van de belasting op de honden in het voor- en het najaar en zooveel noodig ook tusschentijds, welke ingezetenen belastingplichtig zijn volgens de bestaande verordening. Op verjaardagen van het Koninklijk Huis of algemeene feestvieringen in de gemeente hijscht hij de vlag op het gemeentehuis en haalt die na alloop weer in. De heer Wisse merkt op dat hier sprake is van het uitsteken der vlag van het gemeentehuis, maar dat de toren bij de kerk toch ook een gemeentegebouw is. Moet hij daarvan de vlag ook uitsteken 7 De Voorzitter antwoordt dat er maar een vlag is van de gemeentehet zal dus in sommige gevallen van het gemeentehuis en in andere omstandigheden van den toren moeten geschieden. De heer De Jonge deelt mede dat het uitsteken der vlag van den toren met groote bezwaren gepaard gaat. Door de onderste galmgaten kan dat niet geschieden, om dat men dan met de vlag in den weg komt voor de wijzers van het uurwerk. En heelemaal naar boven in den toren is zoo bezwaarlijk, dat men dan nog niet met twee man de vlag kan uitsteken. Er is dus geen betere gelegenheid om te vlaggen dan van het gemeentehuis. De Voorzitter: En er is ook maar een vlag. De heer Wisse neemt met deze toelichting genoegen. Verder wordt voorgesteld te bepalen dat de bode zich in den morgen van elken werkdag te 9J ure bij den gemeente-secretaris of diens plaatsvervanger moet aan- melden om rapport uit te brengen over de hem vroeger opgedragen werkzaamheden, alsmede om eventueele nieuwe te bekomen. De heer Wisse merkt op dat dit toch moeilijk zal gaan als de bode voor andere diensten zich buiten de kom der gemeente moet ophouden. De VoorzitterNeen, dat kan niet, maar het is ook alleen noodig, als hij op dat oogenblik geen andere bij- zondere opdrachten heeft. De secretaris merkt op dat in een later artikel is be- paald dat politiediensten voorgaan. Verder wordt voorgesteld te bepalen dat de bode-concierge de hem opgedragen werkzaamheden met den meesten spoed en de grootste nauwkeurigheid, zonder aanzien des persoons moet verrichten en zonder daarvoor fooien aan te nemen of te verlangen. De heer De Jonge ziet er geen bezwaar in dat debode, als hij iemand een dienst bewijst en deze wil daarvoor eene vergoeding geven, die aanneemt, maar iets geheel anders is het, als hij vooraf gaat bekend maken dat hij dit of dat alleen zal doen, wanneer hij er wat voor krijgt. Dat gaat niet op en dat is toch gebeurd. De Voorzitter stemt toe dat zulks gebeurd is en dat was niet goed, maar die zaak is nu afgeloopen. De heer De Jonge geeft te kennen het oog te hebben op het eischen van een fooitje voor het uitbetalen van gelden die van wege het Departement van Oorlog worden gezonden ter uitbetaling aan de betrekkingen van hen die onder de wapenen zijn. Spreker geeft ook nog eens bij enkele menschen onderzoek gedaan, daarbij is hem gebleken dat van een vrouw, te wier behoeve spreker, tijdens hij waarnemend burgemeester was, gedurende 3 maanden om de 10 dagen geld ontving, dat hij aan den bode ter hand stelde om aan die vrouw uit te keeren, door dezen daarvoor elken keer een kwartje is gevraagd. Dat is geen fooien aannemen meer, maar spreker noemt dat aftroggelarij. De heer A. de Feijter meent dat het een groot verschil is of dat kwartje iedere keer gevraagd werd, dan wel of het gegeven werd. De heer De Jonge deelt mede dat Petegem de eerste maal heeft gezegd dat hij bereid was het geld te brengen, wanneer hem daarvoor een kwartje werd gegeven, daar de vrouw daarmede genoegen nam, bleef dat natuurlijk zoo en betaalde zij iederen keer van het geld dat zij kreeg een kwartje aan de bode. En dan is daar ook het geval van die vrouw op de Griete, waardoor eigenlijk de aan- dacht op deze handeling gevallen is, die moest 1,20 ontvangen, en omdat die vrouw die 25 cent niet wilde geven, betaalde Petegem de centen, die hem ook voor haar waren ter hand gesteld, niet uit. Steeds zijn aan de bode de gelden ter hand gesteld om uit te betalen. Ook tijdens de waarneming van het burgemeesterschap door spreker. Er komt om de 10 dagen een postwissel en spreker heeft die steeds aan Petegem gegeven om die te ontvangen en voor de uitbetaling te zorgen. Nu is ge bleken dat hij daarvoor van de menschen betaling vroeg. De heer De Ruijter meent dat de menschen er eigenlijk zelf bij den burgemeester om moeten komen en dat het dus voor hen een gemak is als de bode het brengt. De Voorzitter merkt op dat de heer De Ruijter hier abuis heeftde uitbetaling moet wel door tusschenkomst van den burgemeester geschieden, maar het is volstrekt niet noodig dat de menschen daar persoonlijk bij hem om komen. Na de gevoerde correspondentie met den Com- missaris der Koningin is daaromtrent nu voldoende zeker- heid verkregen. Spreker kan bij de menschen laten zeggen dat het geld er is en dat ze er bij hem kunnen om komen, maar hij kan het hen ook laten uitbetalen. Dit doet hij dan nu ook, hij laat het door den bode brengen en stelt hem ook de lijst ter hand om de menschen daarop voor ontvangst te laten teekenen. Tevens heeft hij er den bode bij gezegd dat hij voor het brengen van dat geld geen vergoeding mag vragen of eischen. lets anders noemt spreker het, als iemand aan den bode een fooi wil geven. Dat staat toch een ieder vrij, dat is iets dat vrijwillig geschiedt, b.v. bij het trouwen geven velen een fooi, dat is eenmaal gebruik. De heer A. de Feijter is het daarmede eens. De heer Faas vraagt nog inlichtingen omtrent het uit betalen van die gelden, want hij heeft dienaangaande van andere zijde de zaak hooren vertellen en dan klonk het wel eenigszins anders. Spreker weet niet of den bode was opgedragen dat geld uit te betalen. Hoe ging dat vroeger. De oorzitter geeft te kennen dat het eigenlijk een verouderde toestand is, onder zijn voorganger ontstaan. Nu was door den secretaris tot den bode gezegd dat hij dat geld naar die vrouw moest brengen en toen deze dat niet gedaan heeft omdat ze hem geen kwartje wilde geven heeft de secretaris daarover geschreven aan den Commis- saris der Koningin. De heer FaasMaar later is het dan toch niet meer gebeurd 7 De VoorzitterDaarvan is mij niets bekend, ik heb het den bode verbodende Commissaris heeft geschreven dat hij nu geen reden voor tusschenkomst zag, omdat de veldwachter die handeling heeft gepleegd in een neven- betrekking, die van gemeentebode, maar bij herhaling zou hij zijne vergunning om die nevenbetrekking waar te nemen intrekken. Ik heb dus den bode ernstig gewaar- schuwd, dat hij er zich voor wachten moet geld te vragen, maar er bijgevoegd dat, wanneer de menschen b.v. zeggen »hier heb je een kwartje'dat hij het dan gerust mag aannemen. Daarin zie ik geen bezwaar. De heer Faas heeft gehoord dat de menschen het vroeger alien moesten komen halendit was voor sommigen, die ver af woonden, nogal bezwaarlijk, waarom sommigen den veldwachter, als hij kwam zeggen dat het geld er was, vraagden. of hij het voor hen niet mee kon brengen en dat ze daarvoor gaarne een kwartje over hadden. Anderen hoorden dat en hadden er ook gaane een kwartje voor over als het geld gebracht werd. De veldwachter heeft toen aan den vroegeren burgemeester gevraagd of hij dat mocht doen en deze heeft daarvoor toestemming gegeven. De Secretaris verkrijgt het woord en deelt mede dat hij o. m. van den Burgemeester ter uitbetaling aan die vrouw op de Griete heeft ontvangen een bedrag van /1,20, hetwelk hij aan Petegem ter hand stelde om aan die vrouw te brengen, daar deze behalve veldwachter ook gemeentebode is. Petegem heeft echter later dat geld op de secretarie teruggebracht, zeggende'dat die vrouw zelf wel zou komen. Toen spreker daarover zijne ver- wondering te kennen gaf zeide Petegem nog dat die vrouw het geld van hem niet wilde ontvangen. Spreker heeft met dat geld gehandeld zooals ook in andere gemeenten geschiedt, hij meentj dat de bode dat geld moet brengen als hem dat wordt opgedragen. Dat die kwestie echter zoo n uitbreiding heeft gekregen spruit daaruit voort dat achteraf bleek dat Petegem gelogen had. De vrouw is later ter secretarie gekomen, juist°op den namiddag toen de vergadering in zake de waterleiding te I or Neuzen plaats had en spreker afwezig was. Tegen den ambtenaar De Vries heeft de vrouw toen verklaard dat Petegem bij haar was gekomeu, zeggende, onder het uiten van een vloek, dat hij ook nog naar Kijkuit moest, en dat hij daar dan een kwartje voor kreeg. De vrouw heeft toen tegen hem gezegd dat zij van die 1,20, welke voor haar bestemd waren en daar zij met de zorg voor 3 kmderen zat, geen kwartje kon missen en dat zij er dan zelf wel om zou komen. Het was dus gelogen dat de vrouw het van hem niet wilde ontvangen. Spreker heeft toen Petegem over het onbetamelijke van zijn houding gewezen, daar die vrouw het geld wel wilde ontvangen, maar er geen kwartje van wilde afstaan. Spreker kon ook niet nalaten te verklaren dat hij het rondweg schande vond om van die vrouw, die zoo'n bedrag kreeg, nog een kwartje te vragen. Daarop heeft spreker aan den Commissaris der Koningin geschreven. Hij meent in zijn voile recht te zijn geweest toen hij Petegem de opdracht verstrekte. Dat deze iets vraagt voor werkzaamheden die hij particulier in het belang van de ingezetenen verricht, b.v. het schrijven van een request als anderszins, daar is niets tegen, maar voor de werkzaamheden waartoe hij als bode verplichtis mag hij niets vorderen. De Voorzitter kan begrijpen dat de menschen, die voor het halen van het geld uit hun werk moesten loopen er gaarne wat voor over hadden als het geld werd thuis ge bracht. Hij ziet er geen bezwaar in dat de bode fooien aanneemt die men hem wil geven, tusschen »aannemen" en sverlangen" is een groot verschil. Hij zou daarom in dit artikel alleen willen voorschrijven dat de bode geen fooien mag sverlangen". De heer Scheele acht dit een teer punt en acht het niet gewenscht om op de door den Voorzitter aangegeven wijze het fooienstelsel te bevorderen. Hij meent dat er altijd nog omstandigheden kunnen voor komen voor welke de burgemeester, zoo onder de roos, het aannemen van fooien kan gedoogen, maar in het algemeen zou spreker het nu maar willen verbieden. De Voorzitter is het met de beschouwing van den heer Scheele met eens daar, als de Raad nu bij de instructie het aannemen van fooien verbiedt, het niet aan gaat te verwaehten dat hij als burgemeester zou gedoogen dat die instructie in sommige gevallen wordt overtreden Spreker zou het aannemen van fooien maar niet willen beletten en met ingrijpen in bestaande toestanden Als er een trouwpartij is, dan is de bode daarbij tegenwoordig omdat hij het bruidspaar uitnoodigen moet om voor den ambtenaar van den burgerlijken stand te verschijnen en hij is er tevens aanwezig als veldwachter, om te zorgen dat geen verstoring der orde plaats heeft. Dat is zoo wat met zyn vak verbonden. Gewoonte is het dat er dan een fooi aan den bode-ve dwachter gegeven wordt en dat geschiedt geheel vrijwillig. Wat bezwaar is daartegen 7 Spreker zou daarin met willen ingrijpen, want als dat gebeurde zou al spoedig een verzoek om verhooging van salaris komen, daar bij het aanvaarden der betrekking en trouwens ook by de regeling van het tractement, rekening gehouden wordt met het ontvangen van die fooien. Een algeheel verbod voor het aannemen van fooien zou dus ten°slotte linancieel nadeelig zijn voor de gemeente. De heer Scheele heeft volstrekt geen bezwaar tegen het aannemen van die fooitjes bij het voltrekken van huwelijken en zou dat maar willen laten doorloopen, maar wijst er op dat, als men in de instructie die vrijheid laat bestaan, het euvel onwillekeung ook weer zal insluipen voor zaken waarin men dat niet gewenscht acht. J"orzltter dat dit niet mag, maar als men de bepaling zooals die nu in het concept wordt voorgesteld streng doortrekt mag de bode, die bij het sluiten van huwelijken in dienst is van den burgerlijken stand, by die gelegenheden ook niets aannemen. Hij wil niet toestaan dat de bode fooien eischt, maar ziet er niets in dat hy die aanneemt als ze vrijwillig worden gegeven De heer De Jonge stemt toe dat het bij huwelijken gewoonte is om fooien te geven, maar hij noemt het juist treurig dat een gemeente-ambtenaar, die eene goede be-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1911 | | pagina 5