Tst Nsuzsnschs Courant
Zaterdag 7 October 1911. No. 5670.
zd:e:r/d:ei bl zjd.
Binnenland,
Landbouwberichten.
Gemengde berichten.
De ,/s H. Crt." deelt mee dat H. M. de
Konincin den Coramissaris der Koningin in de
provincie Noord Brabant telegrafisch bericht ge-
zonden heeft, dat Zy tot haar groot leedwezen ver-
nomen had, hoe ook de provincie Noord-Brabant
door den jongsten storm geteisterd is. H M.
vroeg uitvoerige inlichtingen zoowel omtrent
den omvang der ramp als omtrent de maat-
regelen, welke tot herstel der geleden schade
zullen getroffen worden.
EERSTE K s HI 8.
Vergadering van Donderdag.
Wyziging Arbeidswet.
De beraadslaging wordt voortgezet.
De Minister van Landbouw, de verschillende
bedenkingen tegen het ontwerp ingebracht, be-
antwoordende, betoogt, dat het oogenblik voor
het ontwerpen van een soort Code iravail,
omvattende de Veiligheids- en Arbeidswet enz.,
nog niet gekomen is.
Een afzonderlijke bescherming voor de ar-
beidende rrouwen acht de Minister ongewenscht.
Daarna komende tot de Staatsrechterlyke
bedenkingen, betoogt de Minister dat het arbeids-
verbod in dit ontwerp alleen een formeele be-
teekenis heett, en dient om te komen tot een
eenvoudige regeliug van de aansprukelijkheid
zij is das van zuiver praktische beteekenis.
Verder verdedigt de Minister het gebruik
maken van algemeenen maatregel van bestuur.
De bevoegdheid, aau ambtenaren der arbeids-
inspectie gegeven, tot het vaststelleu van voor-
schriften, is geenszins in strijd met ons Staatsrecht.
Wat den nachtarbeid voor jongens in glas-
blazerijen aangaat, wijst de Minister er op, dat
die in 1909 reeds is afgeschaft, en dat alleen
de bepaling nog niet in werking is getreden.
De opleidiug van de jongens kan toch gesckieden
door invoering van een tweeploegen-stelsel.
Landbonwarbeid enz. wordt in dit ontwerp op-
genomen, omdat gebleken is dat bijvoorbeeld by
het eikschillen van kindereu overmatigen arbeid
werd gevorderd.
De Minister vreest de ontwikkehng der
arbeiders geenszins. Maar als de arbeiders tot
ontwikkeling zijn gekomen en rekenschap komen
rragen, dan moet blyken dat de Nederlandsche
regeering getoond heeft ontvankelijk te zijn
voor billijke eischen, en de voorwaarden heeft
willen scheppen voor den opbloei van Jong
Nederland.
Na replieken wordt het wetsontwerp aange-
genomen met 30 tegen 10 stemmen.
(Tegen stemmen de heeren Smits. Breebaart,
v. d. Feltz, Bloembergen, Van Hardenbroek, Kist,
Verheijen, Laan, Bosch van Drakensteyn en Van
Lamsweerde.)
Steenhouwerswet.
Aan de ord^ is daarna de Steenhouwerswet
De heer Van der Feltz betoogt, dat tal van
artikelen in dit wetsontwerp ^cmist kondc
worden, terwijl andere niet anders zijn dan noo-
delooze plagerij.
De Minister van Landbouw bestrijdt de op-
vatting van den heer Van der Feltz. De vrij-
heid van de burgers wordt door dit ontwerp
niet aan banden gelegd.
Na repliek wordt het wetsontwerp aangenomen
met 19 tegen 16 stemmen.
(Tegen stemden de heeren Laan, W oltjer,
Van Wassenaer, Bosch van Drakensteyn, Smits,
Roell, Hovy, Van Starckenborg, v. d. Feltz,
Pelinck. Van Hardenbroek, De Jong, Staal, Kist,
Verheijen en de Voorzitter.)
De vergadering wordt tot nadere byeenroeping
verdaagd.
In het ontwerp van wet tot vaststelling
van het tariel van invoerrecht wordt voorgesteld
voor den invoer van appelen, sinaasappelen,
citroenen en kokosnoten een hooger recht dan
't bestaande te heffen en bron- en mineraalwater
aanzienlijk hooger te belasten dan nu.
Door het hoofdbestuur van den »Volksbond
tegen drankmisbruik" is tot de Tweede Kamer
een adres gericht met het verzoek het daarheen
te willen richten, dat genoemde vruchten van
invoerrecht worden vrygesteld en de van bron-
en mineraalwater te heffen rechten aanzienlijk
worden verlaagd.
Werd door velen nog getwijfeld aan de
sterkte van gewapend beton voor zeeweringen,
na den hevigen storm van 30 Sept. j.l. heeft dit
materiaal voor zeeweringen het burgerrecht vei-
kregen.
Aan het waterschap Schouwen en aan tal van
andere polders in Zeeland zijn velebazaltglooiingen
totaal uiteengeslagen.
De betonwerken zijn overal absoluut ongedeerd
gebleven, niettegenstaande zij speciaal waren
aangelegd op zwaar aangevallen plaatsen. Zoo
aan het Noorderstrand van Schouwen hebben
de bazalthoofden en glooiingen veel geleden.
De duizenden in betonglooiing waren ongedeeid.
Ook aan den z.g. Langendijk aan Noord-Schouwen
een van de meest aangevallen dijken van
Zeeland, heeft het beton niets geleden, niettegen
staande groote steenen elders weggeslagen, er op
gebeukt hebben. 10n«
De dijksverhoogingen in Zeeland, na 190b
met aarde aangelegd, hebben zeer veel geleden.
De nieuwe grond is op vele dijken tot op het
.oude beloop weggevlogen en al het werk is vei-
nietigd.
Intusschen zijn alle dijksverhoogingen, in beton
uitgevoerd, nl. met dijkmuren op den dijk, alle
ongedeerd, zoowel op Schouwen-Duiveland als
op Beveland en elders.
Dit meldt Jhr. De Muralt aan de Hollandsche
bladen.
Te Bruinisse is, onder voorzitterschap van
den burgemeester, den heer Hage, een comite
gevormd van 24 leden, tot steun-verleening aan
de getroffen visschers. Het eere-voorzitterschap
is aangenomen door den Commissaris der
Koningin, Mr. Dijckmeester, terwijl eere-lid zijn
de heeren J. R. H. Patijn, lid der Tweede
Kamer voor Zierikzee, en Mr. J. P. Cau, pre
sident der rechtbank te Zierikzee en lid van
het a Watersnoodfonds" te Amsterdam.
Prijzende dat een plaatselijk comite zich be-
ijvert om in den nood der ingezetenen te voor-
zien, bepleit de Midd. Ct. de samenstelling van
een provinciaal comite, daar niet alleen te
Bruinisse schade geleden is, om met name te
noemen Yerseke, en een provinciaal comite zich
tot taak zou kunnen stellen steun te verleenen
daar waar schade geleden is.
Alle berichten samenvattende, is er heel wat
schade toegebracht aan de polders in het Noorden
van Zeeland en die van Noord-Brabant, waar
ook vele buitenpolders zyn ingeloopen en ook
vee verdronken is.
Het herstellingswerk van de polders is aange-
vangen, maar kan niet krachtig worden voort
gezet daar het onmisbare rijs niet voorhanden
is maar eerst gekapt moet worden. Ook wordt
het werken op verschillende plaatsen belemmerd
door de vaartuigen die tegen en in den dijk
zitten. Er zijn nu handeu en werktuigen tekort
voor het weer in diepwater brengen van omhoog
gebrachte schepen, voor zoover die niet be-
schadigd zijn, en dan zijn er ook vele die bijna
wrak geslagen werden.
Te Bruinisse is nu de firma Mees-Visser van
Papendrecht sedert Woensdag bezig om de
schepen van het havenplateau te verwijderen.
De burgemeester heeft aan den Minister van
Oorlog om hulp verzocht om de hoogaarsen
die aan den overwal gestrand zyn, binnen te
brengen.
Van den beurtschipper Ter NeuzenRotter
dam, K. Wieland, vernamen wij dat hij met zijn
vaartuig in een buitenpolder omhoog zit en zyn
schip met behulp van een bok weer te water
zal moeten worden gebracht.
Woensdag is te Well bij Ammerzoden D.
S. by het waterhalen in de Maas verdronken.
Hij laat een weduwe met 4 kiuderen achter.
Te Bergen op Zoom is door den storm
ook de oude beukenboom op de Korenmarkt
geveld die reeds een eeuw geleden als „de dik-
ke boom" algemeen bekend stond. 't Was dan
ook een boom van zeldzamen omvang, die in
de laatste jaren op Ansichtskaarten meermalen
is afgebeeld en waarvan de ouderdom gerust op
eenige eeuwen geschat worden kan.
Een agent van politie te Arnhem zag
Woensdag-namiddag jl. aan den Grooten Oord
een 16jarigen jongen, uit wiens borstzak een
revolver stak. Hij nam den jongen mee
naar het politiebureau, ten einde hem nader
daarover te hooren. Bij fouilleering ter plaatse
kwamen eenige bankbiljetten van f 10
voor den dag. De jongen werd nu aan een scherp
verhoor onderworpen en bekende ten slotte
Woensdagmorgen te Amsterdam met een aan-
geteekenden brief naar het postkantoor te zijn
gezonden, doch in plaats van den brief te ver-
zenden, had hij dezen opengebroken en het
daarin zijnde bedrag nl. 5 bankbiljetten van
10, er uit genomen. Vervolgens was hij
naar Arnhem gereisd, waar hij in de val liep.
De revolver behoorde o. a. tot die voorwerpen
welke hij van een gedeelte van het geld ge-
kocht had. Hij is naar Amsterdam overgebracht.
Het lijk van den loodsschipper Berkhout,
van den Hollandschen loodsboot no. 4, bekend
door zijn moedig optreden bij de »Berlin"-ramp
aan den Hoek van Holland, is bij Ostende aan-
gespoeld.
VAN
In eene Woensdag in het //Hotel Centraal alhier ge-
honden vergadering van de Afdeeling Axel der Zeeuwsche
Land bouw inaatschappij werd door den Zuivel-consulent
voor Zeeland, den heer Zwagerman, eene lezing ge-
houden over rationeele veefokkerij en sanaenwerking
op dit gebied in Zeeland.
Het aantal aariwezige leden waa niet groot, en de
Voorzitter, de heer Ph. J. van Dixhoorn, uitte bij het
inleiden van den apreker hierover zijn spijt, te meer
nog waar deze lezing alhier voornaraelijk gehouden
werd op verzoek van de Zaamalagsehe stierenvereeniging
en voor zoover hij kon nagaan geen enkel lid dier
vereeniging aanwezig waa.
De heer Zwagerman begon zijn betoog met er op te
wijzen dat de veehouderij, hier in Zeeland en vooral
in deze atreek ala minder van beteekenis beschouwt,
volstrekt niet onbeteekenend is en dat zij ook ten voile
verdient dat er wat meer aandacht aan geschonken
vordt.
Er zijn, volgens ten dienate van apreker staande
betrouwbare gegevena, in Zeeland 30,000 melkkoeien,
die aan melk en boter opleveren een bedrag van 5
millioeu gulden sjaars. Dan worden van die koeien
jaarlijks 26000 kalveren gekweekt die later op verscbillen-
den ieeftijd worden verkocht en waarvan de opbrengst
kun berekend worden op 4i millioen gulden, gerekend
naar normaie prijzen.
Dat zijn dua beteekenende cijfers.
Wanneer men daarentegen ziet daterin deze provincie
zijn 32000 paarden, waaronder 12000 merries, waarvan
7000 veulens worden gekweekt dan valt zeker te con-
stateeren dat de veeteelt van zeer veel belang is en het
melk- en rundvee wat de opbrengat betrelt, boven de
paardenfokkerij staat.
Dat die teelt van veel belang ia blijkt ook nog uit
de opbrengst van de beetwortelen, die ook als een
voorname factor van het landbouwbedrijf wordt be-
schouwd. Er worden daarmede in deze provincie
20000 H.A. bezaaid en deze brengen ongeveer op 8
millioen gulden, wat dua ook nog blijft beneden de
opbrengst van het melk- en rundvee.
Het moet daarom ten zeerste betreurd worden dat de
vooruitgang in de veeteelt geen gelijken tred heeft
gehouden met den vooruitgang die op het gebied van
den akkerbouw valt waar te nemen.
Het middel om daartoe te geraken en dat .preker ten
zeerste aanbeveelt ia het aoelbewust fokken.
Het zou geen zin hebben dat aan te prijzen wanneer
de landbouwers alleen vee invoerden en niet zelf
kweekten en ook niet als het geen geldelijk voorded
gaf. De feiten bewijzen evenwel dat er gefokt wordt
en een verbeterde veeatapel zal ook een hoogere op
brengst geven dan daarvan thana wordt verkregen.
In dit gedeelte van Zeeland zijn omstieeks 6000
melkkoeien, waarvan worden gekweekt 5000 kalveren.
Men behoort er zich op toe te leggen dat die kalveren,
waarvan toch ook een groot deel wordt gekweekt om
later te gebruiken als melkkoeien, voordeelige dieren
zijn.
Als eisch moet daaraan geateld worden dat ze goed
zijn van bouw voor het geval ze verkocht worden ala
slachtvee en dat ze een groote hoeveelheid melk leveren
van hoog vetgehalte voor het geval ze verkocht worden
ala kalfvaarzen of aangehouden worden als melkkoeien.
Vooral dat laatste is van beteekenis.
Wanneer een dier wordt verkocht om geslacht te
worden heeft men, ala het slecht van bouw is, daar
maar eenmaal nadeel van. Een melkkoe wordt echter
gemiddeld 5 jaar aangehouden en wanneer het een dier
is dat weinig melk geeft of melk van laag vetgehalte,
is dit een bron van voortdurend verdriet en een schade-
post waar men eenige jaren mee zit.
En die opbrengst Joopt nog al eens uiteen, ook bij
gelijke voedering en verzorging. Spreker haalt voor-
beeiden aan van koeien die 3000 liter en andere die
6000 a 7000 liter melk per jaar leveren. O. m. ook
een geval dat een koe 3200 liters melk gaf waarvan
133 Eg. boter kon geproduceerd worden, terwijl een
andere koe 4800 liters melk gaf waarvan eveneens maar
133 Kg. boter kon verkregen worden. Een voorbeeld
dua van zeer uiteenloopend vetgehalte.
Spreker ia van meening dat men moet trachten van
elk onderdeel van het bedrijf een zoo groot mogelijke
opbrengst te krijgen, dua ook van het vee.
Hij geeft vervolgens aan hoe men tot die hoogere
opbrengst kan geraken.
Men moet aanleggen melklijaten, om geregeld na te
gaan de opbrengst van elk dier. Dat wordt in deze
omgeving geheel nagelaten, er is geen enkele landbouwer
die vertellen kan wat zijn koeien aan melk leveren
Dan moeten controlevereenigingen worden opge-
richt, zooala er in Zeeland al enkele bestaan. Deze
belasten een persoon om de opbrengst van de koeien
na te gaan en om van de melk van elk dier monsters
te nemen, die dan op vetgehalte worden onderzocht
aan het laboratorium te Middelburg, waar ook aantee-
kening van de melkopbrengst wordt gehouden, uit de
gegevena die de controleur verstrekt.
Op die wijze komt men te weten welke koe de meeste
en welke de vetste melk geeft en van die dieren moet
men fokken.
Verder moeten plaatselijke stamboekvereenigingen wor
den opgericht, om de kalveren geboren uit die goede koeien
in te schrijven, opdat men bij het koopen ofverkoopen
van dieren de afstamming kan nagaan en dit is veel
van beteekenis, daar die goede lioedanigheden erfelijk
zijn en men als vaststaand kan aannemen dat men van
goede melkgeefsters eveneens goede melkgeefsters
verkrijgt.
Dan moeten ook stierenvereenigingen worden opgericht,
de landbouwers moeten zich ve eenigen om gezamenlijk
voor een beperkt aantal koeien te kunnen beschikken
over een goeden atier. Er moet gebroken worden met
de gewoonte om gebruik te maken van den dichtst
bijzijnden ofdenstier waarvoor het minstgevraagd wordt.
Spreker geeft in den breede aan hoe zulke vereeni-
gingen op goedkoope wijze kunnen worden ingericht,
aanstippende dat hier in de omgeving reeds 2 stieren
vereenigingen bestaan.
Ten slotte zouden al die plaatselijke vereenigingen
moeten samen werken in een Provincialen bond, waardoor
ook weer verschillende voordeelen zouden kunnen worden
verkregen, b.v. bij aankoop van fokstieren en omwis-
seling daarvan ter voorkoming van familieteelt.
Hij voorziet dat het nog geruimen tijd zal duren
eer is bereikt wat hij in dezen als den idealen toestand
zou beschouwen. Hij hoopt echter dat zijn streven zal
leiden tot verbetering. Eenerzijds worden door stijging
van loonen en verhooging van pachten hoogere eischen
gesteld aan de landbouwers, waarom zij ook
op alle mogelijke wijze behooren te trachten hunne
productiemiddelen op te voeren en meent hij voldoende
te hebben aangetoond dat er uit de veefokkerij heel
wat meer kan gehaald worden. Met den wensch dat
allerwege controle- en stierenvereenigingen zullen worden
opgericht, die eenmaal zullen samenwerken in een
groote Provinciale vereeniging, eindigt spreker.
Van de gelegenheid om van gedachten te wieselen
werd allereerst gebruik gemaakt door den heer J. de
Putter, die meende dat spreker wat te veel nadruk
heeft gelegd op het kweeken van goed melkvee althans
voor deze streek, waar men weinig melkvee houdt,
alleen voldoende voor eigen behoefte en zich er voorts
op toelegt om het vee vet te verkoopen voor den slager.
Hij vraagt, zal, door te veel te ietten op het melk-
geven, voor onze landbouwers van minder beteekenis,
de vorm van het dier, de vleeschvorming, niet lijden
De heer Zwagerman betoogt dat men niet zeggen
mag dat het melkvee hier van minder beteekenis is, als
men nagaat dat hier in Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen
5400 melkkoeien worden gehouden. Hij wil toegeven
dat bij de groote bueren de veehouderij achteruit gaat,
maar er komen juist veel kleine melkveehouders bij.
En ook al houdt men maar enkele beesten, dan mag
men toch nog niet redeneeren dat de melkopbrengst en
de boter die uit de melk gehaald kan worden ons niets
verschelen kan Het is de taak van den landbouwer,
uit zakclijk oogpunt, ook uit het kleinste onderdeel van
zijn bedrijf het grootst mogelijke voordeel te halen.
Al is men ook eer. groote boer dan is een sommetje
van f 5t0 tot 500 dat men meer uit zijn vee kan
hulen, toch een sommeije dat ook nog wel te pas komt.
Het belang van den landbouwer is te kweeken goed
melkvee, want het goede melkvee is, behoudens enkele
uitzonderingen, ook goed ontwikkeid vee, dat dus ook
goed is voor den slager. En als men kalfvaarzen naar
Belgie verkoopt, dan ziet men later dien koopman ook
gaarrie terugkomen. Die koopen die kalfdragende
vaarzen niet om ze te slachten, maar om ze aan te
houden als melkvee. Als nu blijkt dat men goede
melkgeefsters verkoopt zal de naam van het vee stijgen
en daardoor ook de prijs dien men er voor bedingen
kan. Te Groede, waar men begonnen is in den door
spreker aangegeven geest te werken, is dit reeds merkbaar.
De heer Job. de Feijter merkt op dat de spreker, als
hij goed gehoord heeft, in den aanvang van zijn betoog
loen hij de opbrengst der veehouderij noemde, de
conciusie trok, op grond van het aantal paarden en
gefokte veulens, dat de opbrengst daarvan niet halen
zou bij de opbrengst verkregen van het vee. Hij wil naar
aauleiding daarvau onderhetoog brengen dat bij de voor
deelen die de paardenfokkerij oplevert ook moet gerekend
worden de arbeidskracht die de landbouwers van hunne
paarden genieten. En wat betreft de omstandigheid
dat (fe bueren met hunne koeien gaan naar een stier
in de nabijheid, heeft de heer De Feijter al eens gehoord
dat koeien, met welke meer dan een uur moest geloopen
worden, zeldzaam een kalf leveren.
De heer Zwagerman betoogde alleen in het licht te
hebben willen stelleu met de door hem genoemde cijfers
dat de veefokkerij van groote beteekenis is, wat het
aantal betreft, tegenover dat der paardenfokkerij, waar
voor, vooral in deze streek, zooveel gevoeld wordt.
Overigens acht hij zich niet in staat de juiste opbrengst
van de paarden te schatteu, daar het hem niet mogeiijk is
de arbeidskracht der dieren voor de landbouwers in cijfers
te noemen. Wat betreft het niet leveren van kalveren
door koeien welke een verren afstand moeten loopen
daarvan heeft hij nog nimmer iets gehoord, wat hij
meende dat wel het geval zou zijn indien de praktijk
werkelijk dat bezwaar had aangetoond.
Overigens zal, als men rekent dat een stier dienst
kan doen voor een lOOtal koeien, bij het oprichten van
een stierenvereeniging de regeling wel zoo te maken
zijn, dat men voor 1U0 koeien bijeen te hebben geen
atsiand noodig heeft, waarvan de straal meer dun een
uur guana uit net middenpunt verwijderd is. De afstand
hoeft dus geen uur gaans te zijn.
De heer Zounevijlle vestigt er de aandacht op dat de
keuringscommissie biijkbaar het Friesche type den
voorrang toekeut, maar vraagt of dat wel in het belang
is van de fokkers alhier, die meer aan vleeschvorming
de voorkeur geven en of daarom voor hen het Groningsche
type niet meer aanbevelenswaardig is. Volgens het
werk van een autoriteit als Hengeveld wordt het
Friesche type beschreven als bijzonder melkgevend en
het Groningsche als zeer vleeschvormend. Waarom
worden dus aan de stieren van Friesche afkomst
bij de keuringen meer punten toegekend dan aan die
van Groningscbe
De heer Zwagerman erkent dat in het oude werk
van Hengeveld de Groningsche beesten als vleesch
vormend worden genoemd, maar hij verklaart dat
ondanks de Groningsche beesten tijner been werk hebben
toch de voorkeur moet worden gegeven aan het Friesche
ras, daar dit in vleeschvorming voor de Groningsche
die kleiner van stuk zijn, niet behoeft onder te doen,
zoodat men daarmede en vleeschvorming en het rnelk-
gevende ras verkrijgt. In de Ystreek is men daarom
ook teruggekomen op het invoereu van Groningsch
fokmateriaal, omdat het Friesche meer uitgroeit.
Dat de keuringscommissie de voorkeur zou geven
aan het Friesche type is misschien wel wat te sterk
uitgedrukt. Waar is dat de voorkeur gegeven wordt
aan de zwartbonten. Er wordt echter eerst gekeken
naar den voorgebrachten stier, en dan naar de afstamming
gevraagd. Deze keuring is echter nog nieuw, deze moet
nog inwerken en een zaak die moet ingevoerd worden
kan men afbreken door de eischen terstond zoo hoog
te stellen. Beter is het de eischen langzamerhand op
te voeren.
De hqer R. Scheele vroeg, naar aanleiding van feiten
in de praktijk ondervonden, of het geen bezwaar is nu
terstond zware stieren in te voeren om daarvan te
fokken met onze zwakke koeien. Zijn daarvan niet de
doode kalveren het gevolg, zooals blykens voorspelling
van den veearts in deze omgeving werd ondervonden.
De heer Zwagerman achtte dat laatste een bezwaar
van de slechte keuze bij het fokmateriaal. Bij een
stier met paarden vorm zijn die slechte geboorten te
verwachtenmen wachtte zich dus zulke dieren te ge
bruiken voor het fokken.
De heer De Putter bespreekt nu de moeilijkheden
waarin de keuringscommissie kan komen door het letten
op de afkomst. Daarvan kan het gevolg zijn dat voor-
gebrachte dieren, die beslist boven anderen staan, moeten
worden afgewezen. In Axel ondervond de commissie
zoodanige moeilijkheid.
De heer Zwagerman gaf zulks toe. Daar was een
stier aanwezig die beter was dan anderen. wat zijn
bouw betreft, maar die in afstammiDgsbewijzen bij die
anderen achter stond. Daar heeft de keuringscommissie
wel degelijk rekening mede te houden en kan er dan
ook beter over oordeelen dan het dikwijls aanmerkingen
makende publiek, dat alleen de dieren ziet maar niet
de schriftelijke bewijzen. In Axel is ook den stier
zonder afstammingsbewijzen, die daarom volgens
officieuse berichten, die niet mogen gelden bij de keuring,
van een goeden stal afkomstig is, aan den stier der
Zaamslagsche vereeniging, ook een eersten prijs toege
kend evenals aan dien der vereeniging te Westdorpe,
die, hoewel op het oog iets minder, betere afstammings
bewijzen had.
Het erven van die goede eigenschappen, het melk-
geven, is zoo sterk, dat er ook voorbeelden zijn dat van
een stier die oogenschijnlijk zelf minderwaardig, maar
met goede afstamming, zeer goede melkgevende koeien
werden gekweekt. Op de afstamming dient dus wel
degelijk te worden gelet.
De heer K. de Koeijer stemt in met de richting die
de keuringscommissie bij hare beoordeeling volgt. Hij
acht het gewenscht dat met de afstamming rekening
wordt gehouden, er moet niet alleen gelet worden op
het heden, maar vooral op de toekomst, om den veestapel
te verbeteren.
De Voorzitter bracht ten slotte een woord van dank
tot den spreker voor de door hem gehouden belangrijke
voordracht, die, jammer genoeg, door niet meer land
bouwers is bijgewoond. Hij meent ook dat, bij een
oordeelkundig werken, zeker verbetering is te krijgen
in den veestapel, maar dat men in deze niet moet
overdrijven en vee houden naardat men er voor het
bedrijf behoefte aan heeft, evenals men niet meer paarden
houdt dan men voor zijn bedrijf noodig heeft,
Het is zoo, er wordt hier bijzonder veel aandacht
gewijd aan de paardenfokkerij. Dat is wel eenigermate
hier een mode geworden en daaraan doen velen, de
Voorzitter erkent hij zelf ook mede. Dat is ook met
andere zaken wel het geval. Zoo is ook het pluimvee hier
eenigermate in de mode gekomen. Dit bleek onlangs
zeer sterk, toen eene vergadering voor de paardenfokkerij
te Axel zeer slecht bezocht was, maar de tegelijkertijd
gehouden vergadering van de V. P. N. zeer druk. En
nu is de pluimveehouderij toch zeker al een klein
onderdeel van het landbouwbedrijf. Het is daarom
goed niet te veel toe te geven aan de mode, maar te
letten op het practische en dan is zeker de veehouderij
van groote beteekenis. Hopende dat het hier gesprokene
daarvoor vruchten moge afwerpen, sloot hij onder
dankzegging de vergadering.