Urinezuur-vergiftiging. Heogwatergctij te Ter Neuzen. toen op 1 2 R.M. van Palais, na 22 uur zwemmen den strgd moest opgeven. In Augustus jl. gaf een vriend hem den raad het nog eens zelf te probeeren. Burgess antwoordde toen: „Ik verknoei mijn tijd er mee." Zijn vriend hield echter aan. Met het bekende succes. Toen de avondbladen te Londen het bericht brachten van Burgess succes, ontstond er in de straten der City de noodige sensatie. Men was er hier niet 't minst op voorbereid. De verrassing is intens groot. Ik verneem, dat Burgess reeds een telegrafisch aanbod ontving van een Londensche music-hall, om daar voor een wekelijksch salaris van pd. st. 100 1200) op te treden. Hij zal o.m. den beker ontvangen door den Londenaar Alexander uitgeloofd, die het voornemen heeft, een monster-banquet ter eere van Burgess te geven, waarbij alle andere Kanaal-zwemmers eveneens zullen worden uitgenoodigd. Hoewel Burgess de laatstejaren te Parijs woonde, telt hij vooral in Yorkshire te Blacksmith werd hij geboren en leerde kg zwemmen vele vrienden. Men zal hem daar een schitterende ontvangst bereiden. Het verhaal van IticJiter's lyden. Onmiddellijk na de wedervondst van ingenieur Richter, hebben zich talrijke journalisten tot den gelukkig bevrijden gewend met het verzoek, hua het verhaal zijner gevangenneming, van zijn lijden en zijn vrijlating te willen doen. Ofschoon Richter vaste voornemens had, zijn avonturen te boek te stellen en niets los te laten, heeft hij zich toch door den correspondent van den ,/b rankf. Ztg. te Saloniki laten vermurwen, een en ander van zijn lotgevallen te verhalen! Richter vertelde aldus. //Daar ik mg wegens de in het Olympiage- bergte gevallen sneeuw twee dagen te Kokinople moest ophouden, besteedde ik den 27en Mei tot een onderzoekingstocht in den omtrek, waarbij ik door 4 gendarmen zou worden vergezeld. Twee dezer mannen speelden intusschen onop- houdelijk kaart met elkaar. Ten slotte verloor ik mijn geduld en begon ik de beklimming van het gebergte ten Oosten van Kokinople met slechfs twee gendarmen. Ik liet het aan de beleefdheid der twee anderen over, mij te volgen. Gedurende de beklimming, 300 meter boven het dorp ongeveer, had de overval doorde roover- bende plaats, waarbij de twee gendarmen doodelgk gewond werden. Zij konden na hun verwonding nog viei of vijf schoten lossen, zonder echter te raken. De roovers doorzochten nudelijken, en namen ook mij geld en sieraden af. Een der roovers, dien ik later als Strati leerde kennen, had reeds een klaarblijkelgk van te voien opgestelden brief over mgn gevangen neming. De roovers meenden, dat ik °een Oostenrijker was. (Richter was namelijk te Jena werkzaam op de bekende fabrieken van de firma Zeiss). Toen zg hoorden, dat ik een Duitscher was, vonden zij dat dit des te beter was, daar zij nu een hoogeren losprijs konden eischen. De roovers reinigden zich in een beek van t bloed en brachten mij vervolgens eten en drinken. Daarop begon de vlucht. De bandieten, zes in getal, bereikten des nachts de omgeving van het dorp Delos, waar een hunner den briefnaar het plaatsje ging brengen, opdat deze zou kunnen worden bezorgd. De vlucht werd steeds tegen het vallen van den nacht voortgezet, waarbij Strati een buitengewone strategische bekwaam'- heid aan den dag legde. Toen wij in de buurt van het klooster Hagias Trias aankwamen, bevonden zich daar militairen en gendarmen. Op den tweeden dag mijner gevangenschap was de vlakte van Elassona reeds overgestoken. Overdag werd gerust. Ik moest den geheelen tijd stil liggen, hetgeen mij vreeselijk folterde. Den tweeden nacht trokken wij in een wijden boog door de pas van Miluna. Den daarop volgenden avond, omstreeks 5 uur, kwamen Grieksche gendarmen in de buurt van het hoi, waar wij verborgen zaten, en riepen voortdurend //GermanosIk mocht echter, op straffe van vermoord te worden, niet antwoorden. Daarop weid de vlucht naar het laagland voortgezet, waarbij men mij blinddoekte. Wij kwamen door het dorp Ziler, waar wij 12 dagen bleven. Vervolgens ging het weer verder, naar het gebergte, waar wij een spelonk tot verblijfplaats kregen, die ik tot aan mgn vrijlatinw niet verlaten heb. Dat verblijf in het hoi was iets ontzettends. Ik moest den heelen dag stilliggen. Met den dag werd ik moedeloozer. Tenslotte, tot ver- twijfeling gebracht, deed ik tweemaal een poging tot zelfmoord, die echter mislukten. Daarop begon een toestand van doffe berusting. Ik werd door allerlei ongedierte opgegeten, en de schrikkelijke verveling maakte mij haast waan- zinnig. Vier kilometer van het hoi verwijderd, stond een oude plataan, waarbij over mgn vrijlatino- met de roovers onderhandeld werd. Dat dezen vervolgd werden, kon ik slechts vermoeden, daar ik vaak schoten hoorde vallen. Eerst waren het Grieksche, dan Turksche soldaten, die de streek afliepen. De roovers protesteerden tijdens de onderhandelingen tegen de vervolging door de Turken, waarop het grootste deel der soldaten werd teruggeroepen. De bandieten kortten zich den tijd meesta met kaartspelen of kaartleggen. Na een ge vangenschap van zes weken maakte ik uit de gesprekken der roovers op, dat zij besloten waren, mij te dooden, zelfs wanneer de losprijs werd betaald. Menigmaal hadden zij reeds op het punt gestaan, zich op mij te werpen en mij te vermoorden, maar steeds scheen een ge- heimzinnige macht hen van dit voornemen terug te houden. Ik stond dan vreeselgke marte lingen uit. De roovers hadden intusschen groote sommen gekregen. In den vroegen ochtend van 22 Augustus kwamen Strati en Lolio en brachten de overblijvende 1500 pond, die de bandieten onder elkaar verdeelden. Daarop zou de spelonk verlaten worden. De roovers spraken af, mg te dooden, zoodra de vlucht begonnen was. Strati stelde voor, mij te verdooven en dan te laten liggen, maar er werd niet naar zijn voorste geluisterd. Drie roovers, waaronder een jongen, werden uitgekozen om mij te vermoorden. Nadjt het kamp in het hoi was opgebroken, zetten wij ons aan den rand van den weg neder. Het was een wonderheerlijke avond, en zelfs de roovers geraakten in een plechtige stemming. Niemand dorst mij aanraken. Plotseling doemde in de verte een patrouille op. Wij moesten weder vluchten en verlieten dat Grieksche grond- gebied. Een kilometer voorbij de grens rustten wij in den nacht van 23 Augustus uit. Tenge- volge van de vermoeienis en het gebrek aan water, de groote hitte en mijn gedwongen nietsdoen was ik ten doode toe uitgeput. Een jonge roover, die mij moest ombrengen, was inmiddels gevlucht. Eindelijk wees men mij heel in de verte de lichten van een groot dorp, en mij werd gezegd, dat ik daar water zou kunnen krijgen. De roovers gaven mij acht goudstukken en een zilverstuk, drukten mij de hand en zeiden ,/Adio!" Ik was vrij, en mgn laatste krachten ver- zamelend, kon ik Elas Jona bereiken. Gemeenteraad van Zaamslag, Urinezuur verstopt de nieren en veroorzaakt die doffe pijn in den rug, waarmede gij iederen morgen opstaat, of die uitstekende pijnen, die uw rug doortrekken als gij u bukt. Het belemmert «en vrije urine-afscheiding, en leidt tot waterzucht, graveel, steen, verstop- ping der urinewegen of verlies van de macht om het water op te houden. Het kristalliseert zich in de spieren en ge- wrichten, en het veroorzaakt zoodoende hevige aanvallen van rheumatiek en jicht. Gij kunt nauwelijks uw armen oplichten of het eene been voor het andere plaatsen. Het spant het hart te veel in en het vergiftigd uw bloed gij wordt zenuwachtig, lusteloos en prikkelbaar, en gij gaat lijdeu aan hoofdpjjn, duizeligheid, slapeloosheid, enz. Foster's Rugpijn Nieren Pillen zijn vervaar- digd van onschadelijke bestanddeelen, die vlug en rechtstreeks op het urinezuur werken, zij lossen het op en verwijderen het uit het lichaam. Zij zuiveren en versterken de nieren en blaas en maken deze organen krachtig en gezond. En wanneer de nieren gezond zijn, is het on- mogelijk dat de urinezuur-vergiften zich in het lichaam kunnen ophoopen. Let er op, dat de juisten naam Foster's Rug pijn Nieren Pillen en de handteekening van James Foster op het etiket voorkomen. Dit behoedt u voor namaak. De echte zijn te Ter Neuzen verkrijgbaar bij den heer A. van Over- beeke—Leunis, Westkolkstraat. Toezending ge schiedt franco na ontvangst van postwissel a 1,75 voor een, of 10.— voor zes doozen. DAGEN. Voorm Zaterdag Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrij dag 9 September 10 w 11 12 14 t, 15 2.18 2.49 3.23 3.53 4.28 5.5 5.51 Nam. ~2.33~ 3.4 3.36 4.11 4.46 5.26 6.16 (VERVOLG). Vergadering van Dinsdag 5 Sept. 1911. Voorzitter de heer Joh. de Feijter, burgemeester-raadslid. Verder aanwezig de heeren De Jonge, De Mul, De Ruijter, De Putter, Scheele, De Klerk, A. de Feijter, Wisse en Dieleman. Request inzake verlichting Val. De oorzitter stelt weder aan de orde het aangehouden request van de bewoners der buurt Val, waarin verzocht wordt om verlichting, met het voorstel van Burg, en Weth om daar 3 lantaarns te plaatsen. De heer De Klerk herinnert dat de vraag ook besproken werd of niet met 2 lantaarns zou kunnen worden volstaan of er echter 2 of 3 geplaatst zullen worden, zal weinig verschil maken in de kosten, daar men ook voor 2 lantaarns een opsteker noodig heeft. Hij meent echter .dat bet plaatsen van lantaarns in de Val niet zoo dringend noodig is. De oorzitter herhaalt dat Burg, en Weth. inwilliging van het verzoek billijk vinden. Er wonen daar voerlieden die laat thuis komen of ook wel vroeg moeten vertrekken en er op wezen dat het hun moeilijkheden veroorzaakt dat het daar zoo donker is. De heer De Klerk wijst er op dat maar steeds bij plaatsen van lantaarns voor de gemeente op den duur bezwarend zal worden, daar men tot in het oneindige er mede zal moeten voortgaan. De heer De Ruijter meent dat het voor voertuigen niet noodig is, daar die bij duisternis zelf van licht moeten voorzien zijn. Overigens meent hij dat men wel wat onbe- dacht tot het inzenden van het verzoekschrift is overgegaan. Hij was onlangs bij A. Faas, ook een der onderteekenaars van het request. Spreker zou er zelf niet over begonnen zijn, maar toen hij zou weggaan, begon Faas er zelf over en die zeide dat het plaatsen van lantaarns in de Val naar zijn meening niets beduidde. Eerst had hij niet willen teekenen, maar toen men later bij hem kwam had hij het dan maar gedaan, maar er bijgevoegd »de Raad is wel zot als hij het doet". Dan is er ook nog op geteekend door Piet Goossen. die er een heel eind vandaan woont, op die manier hadden er ook wel bewoners van het dofp op kunnen teekenen. De heer Faas verklaart er zich in principe ook tegen, daar naar zijn meenen het nut dat het daar opleveren zal, de kosten niet kan goed maken. De heer Scheele wil constateeren dat die lantaarns op de Val wel kunnen gemist worden, maar dat konden ook de lantaarns op Othene, en, wat kan er al niet gemist worden, als men op het kunnen neerkomt. Men moet echter bedenken dat de menschen daar evenveel recht hebben als die op Othene. De Voorzitter verklaart dat dit ook het uitgangspunt geweest is van het Dag. Best. Ilij voegt hier nog aan toe dat bij een bezoek aan Othene aan Burg, en Weth. ge- bleken is dat de heer De Ruijter zich bij de bespreking over het plaatsen van lantaarns te Othene deerlijk heeft vergist. De heer De Ruijter weerspreekt dit en merkt, na een nadere toelichting van den Voorzitter op, dat Burg, en Weth. dan iets heel anders gemeten hebben dan hetgeen hij bedoelde. Spreker is te goed op Othene bekend, dan dat hij zich daarin zoo zou kunnen vergissen. De heer Wisse maakt aan deze discussie een eind doqr op te merken dat dit toch eigenlijk nu niet aan de ori(e is, wat de Voorzitter toestemt. De heer Wisse vraagt of er in het request om ver lichting alleen sprake was van voertuigen. De Voorzitter antwoordt bevestigend, maar het is dat niet alleen, bij het bezoek van Burg, en Weth. spraken er ook menschen over die daar winkel houden dat het door de duisternis voor de bewoners des avonds bezwaren oplevert om bij hen naar den winkel te komen. Daar hebben ze natuurlijk ook een hekel aan. De heer Wisse meent dat de Raad zich zou kunnen vasthouden aan hetgeen in het request staat, en het mondeling besprokene buiten beschouwing laten. De Voorzitter is van een ander gevoelen. Men moet in aanmerking nemen dat het ongeleerde menschen zijn, die hunne gedachten niet zoo gemakkelijk op papier kunnen zetten, men moet hun wat toegeven op dat gebied. De heer Scheele herinnert de vraag te hebben gesteld of men misschien niet met 2 lantaarns zou kunnen volstaan, maar als Burg, en Weth. er 3 noodig oordeelen, kan hij zich daarbij zeer goed neerleggen. De Voorzitter Twee is natuurlijk beter als geen. We zouden eerst kunnen stemmen over de vraag of we lantaarns zullen plaatsen en als dat in bevestigenden zin wordt be- antwoord later bepalen hoeveel. De heer Faas vraagt of misschien niet met 1 lantaarn zou kunnen worden volstaan wanneer een gasolinelantaarn zou worden geplaatst zooals hier op het dorp. De Voorzitter betwijfelt of daar dan mede zou kunnen worden volstaan, maar daar komt nog bij dat men daar moeilijk iemand zou kunnen vinden om zoo'n lantaarn te bedienen. De heer Faas acht daartegen niets te zeggen. Wat nu de kosten aangaat, het voornaamste loopt dan toch over het voortdurend onderhoud. Hij ziet anders ook iets in het adres dat hem niet bevalt, hij kan het zoo niet zeggen, maar hij gelooft dat men wel wat roekeloos tot het inzenden daarvan is overgegaan en dat de behoefte aan licht niet zoo groot is. De heer De Ruijter meent dat dit het best kan worden afgeleid uit de verklaring die hij daaromtrent ongevraagd kreeg. Den heer Scheele komt het voor dat, wanneer een verzoekschrift inkomt, dat dit dan naar zijn inhoud moet worden beoordeeld en dat niet moet worden getracht door praatjes die buitenom worden gemaakt, daarop schaduw- zijden te werpen. Hij althans zal zich daarvoor wachten. Met 6 tegen 5 stemmen wordt alsnu besloten over te gaan tot het plaatsen van lantaarns. Voor stemmen de heeren De Jonge, De Mul, A. de 1' eijter, Scheele, De Putter en de Voorzitter, tegen stemmen de heeren De Ruijter, Faas, De Klerk, Dieleman en Wisse. Op voorstel van den heer Scheele worden alsnu Burg, en Weth. gemachtigd naar bevindt van zaken 2 of 3 lantaarns te plaatsen. SPlaatsing lantaarn in de Axelsche straat. De Voorzitter stelt namens Burg. en. Weth. voor nog een lantaarn bij te plaatsen in de Axelsche straat op het dorp, zulks in verband met daaromtrent reeds gehouden besprekingen. Wegens de uitbreiding der huizenrij aldaar wordt het bijplaatsen van een lantaarn noodig geacht. De heer Scheele vraagt of dat wel zoo noodig isde lampen hier op het dorp schijnen toch veel verder dan de gewone lampen. De Voorzitter antwoordt dat er al veel is bijgebouwd en dat bet werkelijk een groote afstand is geworden, zoodat het bijplaatsen van een lantaarn werkelijk noodig kan worden geacht. De heer De Ruijter acht het niet noodig. Hij herinnert dat een gelijk verzoek van inwoners der Polderstraat, ge- steund door het bestuur van de daar staande school werd verworpen en waarom is het bijplaatsen van deze lantaarn nu zoo op eens noodig De Voorzitter heeft van terzijde gehoord dat de bewoners van de Ter Neuzensche straat ook al hebben te kennen gegeven voornemens te zijn met een zoodanig verzoek te komen. De heer Scheele zou deze zaak nog eens willen aanhouden en Burg, en Weth. uitnoodigen eens alle plaatsen na te gaan waar naar hunne meening nog een lantaarn zou behooren te worden geplaatsthij acht dat veel beter dan bepaald met het plaatsen te wachten tot een request van de bewoners komt, hij vindt het veel beter dat zulks zonder request geschiedt. De heer Wisse weet niet waarom men nu deze zaak ook weeral moet aanhoudenhet zal er toch voor het plaatsen van een lantaarn op een meter afstand meer of minder niet aankomen Hij acht het ook niet noodig dat zulke zaken eerst tot stand worden gebracht nadater een verzoek over is ingekomen. Als de Raad of Burg, en Weth. het noodig aehten is er naar zijn meening niets tegen om het te doen. De Voorzitter stelt het zeer op prijs dat de leden ver- trouwen stellen in Burg, en Weth., maar hij acht het voor dat college toch nogal ingrijpend om, zonder den Raad er in te kennen, over te gaan tot het plaatsen van een drietal gasolinelantaarns, want dat hangt er linancieel nogal wat in. Ilij zou daarom liever eerst nog eens een onderzoek instellen en er dan later in den Raad over spreken. De heer De KlerkEn zou er ook geen moeten ge plaatst worden op den weg naar het slachtplein De Voorzitter acht dat niet noodig, dat is maar een korte afstand. De heer Scheele vindt het goed dat Burg, en Weth. een onderzoek instellen maar zou er tegen zijn het college machtiging te verleenen. De heer Wisse zou dat maar willen doen omdat de zaak dan vlugger zijn beslag kan krijgen, als men weer op een raadszitting moet wachten duurt het zoo lang en de winter nadert. De Voorzitter meent dat toch nog wel eens eeu zitting kan gewacht worden. Voor de eerst besproken wijk zou een lantaarn aanwezig zijn, maar meerdere zouden nog moeten worden besteld. Ten slotte wordt goedgevonden dat Burg, en Weth. nog eens een nader onderzoek zullen instellen. H. Aanbieding gemeentebegrooting 1912. Door den Voorzitter wordt namens Burg, en Weth. aan- geboden de gemeentebegrooting voor 1912, op een eind- cijfer van 28,(533,66, met een post voor onvoorziene uitgaven van 362,79. Deze zal aan de leden ter lezing worden gezonden en daarna gesteld in handen der commissie belast geweest met het onderzoek der rekening, voor het uitbrengen van rapport. 9. Aangaan geldleening voor schoolbouw. De Voorzitter stelt namens Burg, en Weth. voor te besluiten tot het aangaan eener geldleening van f 5000, rentende hoogstens 4 pCt. tot bestrijding der kosten voor het bouwen eener nieuwe school op het dorp. In verband met de som der aanbesteding, die f 6425 bedroeg en het deel daarvan dat de gemeente als subsidie van het Rijk terugkrijgt, wordt dit bedrag voldoende geacht. Voorgesteld wordt te beginnen in 1913 telken jare f 500 af te lossen. De heer Scheele vraagt of het niet bezwarend is telken jare 500 af te lossen het zou zonder bezwaar in kleinere termijnen kunnen geschieden, daar nu de leening in 10 jaar zou afgelost zijn, wat toch niet noodig is. De Voorzitter deelt mede dat Burg, en Weth dit voor- stellen omdat dan juist vrijkomt een bedrag van f 400 dat jaarlijks wordt afgelost voor de in 1899 gesloten leening en zij daarom meenden dat het geen bezwaar zou zijn thaus jaarlijks f 500 af te lossen. De heer De Ruijter deelt wel eenigszins het bezwaar van den heer Scheele, het is nogal veei. Het is wel waar dat er f 400 vrijkomt, maar men heeft altijd het een of het ander, dat geld vraagt. Het zou toch onaangenaam zijn als de hoofdelijke omslag moest verhoogd worden. De Voorzitter wijst er op dat dit niet zal noodig zijn het is bekend dat er naar de meening van den Raad nog verschillende ingezetenen zijn die nog volstrekt niet tot hun maximum-inkomen zijn aangeslagenook worden hier nog geen opcenten geheven, zoodat de linancieele toestand geen beletsel is die aflossing van f 500 te doen. De heer Scheele zou, wanneer er meer kan afgelost worden, meenen dat dan [eerst op oudere leeningen zou moeten worden afgelost. De bezitters dier aandeelen hebben volgens spreker oudere rechten. De Voorzitter merkt op dat die menschen geweten hebben voor welken tijd zij hun kapitaal verstrekten en zij hebben dus geen klagen wanneer dat overeenkomstig het leenings- plan wordt afgelost; het is zelfs de vraag of men er hun wel een dienst mee zou bewijzen als men dat geld vroeger ging atlossen. Ook zou het voor de gemeente nadeelig zijn, zooals de secretaris zoo juist aan spreker opmerkt, daar er nog leeningen zijn aan een rente van 3,85 pCt. terwijl het nu vrijwel zeker is dat 4 pCt. zal moeten worden betaald. De heer De Ruijter moet hiermede instemmen. Ilet is volkomen juist dat het voor de gemeente nadeeliger zou zijn en de menschen zijn van de voorwaarden op de hoogte geweest. Het voorstel van Burg, en Weth. wordt aangenomen z. h. s. IO. Omvraag. De heer De Klerk herinnert dat de pacht voor de grasetting der wegen is kwijt gescholden, maar vraagt of toch op de pachters niet de verplichting blijft rusten om die wat schoon te houden, want het ziet er nu onooglijk uit. De Voorzitter antwoordt dat de pachters daartoe wel degelijk verplicht zijnzijn aandacht was op deze zaak ook reeds gevestigd en hij is voornemens den pachter daarop te wijzen. b. De heer Scheele vraagt of er, in verband met het waterhalen uit de brandputten, ook wordt nagegaan hoe veel water deze geven. De Voorzitter antwoordt dat dit niet officieel wordt nagegaan, maar dat personen die het onderzochten hebben verklaard dat, wanneer des avonds met waterhalen wordt gestopt, de putteu des morgens weer tot hun normaal peil zijn opgeweld. De waterstand blijft daarin dus stationair. De heer De Ruijter bevestigt dit. Er wordt zeer veel water uitgehaald maar het peil verlaagd niet. De heer Wisse meent dat men over deze putten tevreden mag zijn, ze voorzien in eene groote behoefte. De heer De RuijterEn het is goed water. De heer Scheele: Dan is het gelukkig dat ze er liggen. c. De heer A. de Feijter heeft gehoord dat het puin van de afbraak der school reeds wordt weggevoerd, hij vraagt hoe daarmede gehandeld is. De Voorzitter kan daarop niet antwoorden, dat is een zaak die den aannemer aangaat, het puin behoort hem. •1. De heer Wisse bespreekt het onaangename, dat er menschen zijn die den inhoud hunner privaten leegmaken op plaatsen waar dit niet mag geschieden. Het is al meermalen gebeurd dat men, de Neuzensche straat passee- rende, ondervond dat de reukorganen tengevolge van die handeling geweldig werden aangedaan en dezen nacht schijnt het weer gebeurd te zijn. De heer De Klerk heeft dat gisteravond bemerkt. De Voorzitter heeft ook reeds opgemerkt, dat er personen zijn die zich in deze aan overtreding der strafbepalingen schuldig maken, en hij heeft den veldwachter ook reeds order gegeven daarop zooveel mogelijk te letten, maar het is moeilijk te constateeren, daar het des nachts gedaan wordt. De heer Wisse merkt op dat de heer De Klerk daareven verklaarde dat hij het reeds gisteravond gemerkt heeft dat was dus nog geen nacht. De heer De Klerk Dat is te zeggen, ik was laat op, het was kwart voor 12 ure. De Voorzitter betreurt dat zich zulke zaken voordoen hij zal nogmaals order geven er zooveel mogelijk op te letten. e. De heer Faas vraagt of men iemand dwingen kan water uit een put die op zijn erf ligt disponibel te stellen voor de bewoners, wanneer er, zooals thans, tijd van water- gebrek is. Hem is die vraag gesteld door bewoners van de Kwakkel. Deze halen water uit een put op het erf van W. van Tatenhove. Toestemming heeft deze er niet voor gegeven, ze doen het maar, doch zij vreezen dat Van Tatenhove het zal verbieden. De Voorzitter gelooft niet dat men een particulier kan verplichten toe te staan dat er water gehaald wordt uit een put die aan hem toebehoort. Wanneer zich echter het geval voordeed dat Van Tatenhove verbood bij hem water te halen, dat dan Burg, en Weth. er over met hem zouden kunnen onderhandelen, altijd als de Raad dat goedvindt. De heer Scheele acht deze discussie thans geheel onnoodig en ongewenschtze halen er nu toch nog water en alles berust nog maar op praatjes. Hij acht het ongepast om, zonder dat daartoe aanleiding is, nu al zoo over iemand te gaan spreken. Hij zelf zou daarop ook allerminst ge steld zijn. Als de nood aan den man komt kunnen Burg, en Weth. optreden, dit hebben ze ook op een andere plaats, n.l. te Othene gekunnen en niemand zegt daar lets tegenals het noodig is zullen Burg, en Weth. ook wel voor de bewoners van de Kwakkel weten te doen wat noodig is. De Voorzitter ziet ook nog niet in dat men bij het tegen- woordige watergebrek, zoo onbarmhartig zal zijn om aan menschen water te weigeren, dat men zelf in ruime mate bezit. De heer Faas Ja, ze halen het nu zonder vergunrung. De heer Scheele: Dat wordt bij mijn buurman en bij mij ook gedaan, maar dat laat je oogluikend toe. Door zilike besprekingen wordt er echter een schaduwzijde op geworpen en het is beter jiat te voorkomen. Als het noodig is zullen Burg, en Weth. wel willen handelen. De Voorzitter zegt dat toe en sluit daarna de vergadering. 13 H

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1911 | | pagina 2