Urinezuur-vergiftiging.
Heogwatergctij te Ter Neuzen.
toen op 1 2 R.M. van Palais, na 22 uur zwemmen
den strgd moest opgeven. In Augustus jl. gaf
een vriend hem den raad het nog eens zelf te
probeeren. Burgess antwoordde toen: „Ik
verknoei mijn tijd er mee." Zijn vriend hield
echter aan. Met het bekende succes.
Toen de avondbladen te Londen het bericht
brachten van Burgess succes, ontstond er in
de straten der City de noodige sensatie. Men
was er hier niet 't minst op voorbereid. De
verrassing is intens groot. Ik verneem, dat
Burgess reeds een telegrafisch aanbod ontving
van een Londensche music-hall, om daar voor
een wekelijksch salaris van pd. st. 100 1200)
op te treden. Hij zal o.m. den beker ontvangen
door den Londenaar Alexander uitgeloofd, die
het voornemen heeft, een monster-banquet
ter eere van Burgess te geven, waarbij alle
andere Kanaal-zwemmers eveneens zullen worden
uitgenoodigd. Hoewel Burgess de laatstejaren
te Parijs woonde, telt hij vooral in Yorkshire
te Blacksmith werd hij geboren en leerde
kg zwemmen vele vrienden. Men zal hem
daar een schitterende ontvangst bereiden.
Het verhaal van IticJiter's lyden.
Onmiddellijk na de wedervondst van ingenieur
Richter, hebben zich talrijke journalisten tot
den gelukkig bevrijden gewend met het verzoek,
hua het verhaal zijner gevangenneming, van
zijn lijden en zijn vrijlating te willen doen.
Ofschoon Richter vaste voornemens had, zijn
avonturen te boek te stellen en niets los te laten,
heeft hij zich toch door den correspondent van
den ,/b rankf. Ztg. te Saloniki laten vermurwen,
een en ander van zijn lotgevallen te verhalen!
Richter vertelde aldus.
//Daar ik mg wegens de in het Olympiage-
bergte gevallen sneeuw twee dagen te Kokinople
moest ophouden, besteedde ik den 27en Mei
tot een onderzoekingstocht in den omtrek, waarbij
ik door 4 gendarmen zou worden vergezeld.
Twee dezer mannen speelden intusschen onop-
houdelijk kaart met elkaar. Ten slotte verloor
ik mijn geduld en begon ik de beklimming van
het gebergte ten Oosten van Kokinople met
slechfs twee gendarmen. Ik liet het aan de
beleefdheid der twee anderen over, mij te volgen.
Gedurende de beklimming, 300 meter boven
het dorp ongeveer, had de overval doorde roover-
bende plaats, waarbij de twee gendarmen doodelgk
gewond werden. Zij konden na hun verwonding
nog viei of vijf schoten lossen, zonder echter
te raken. De roovers doorzochten nudelijken,
en namen ook mij geld en sieraden af.
Een der roovers, dien ik later als Strati leerde
kennen, had reeds een klaarblijkelgk van te
voien opgestelden brief over mgn gevangen
neming. De roovers meenden, dat ik °een
Oostenrijker was. (Richter was namelijk te
Jena werkzaam op de bekende fabrieken van
de firma Zeiss). Toen zg hoorden, dat ik een
Duitscher was, vonden zij dat dit des te beter
was, daar zij nu een hoogeren losprijs konden
eischen. De roovers reinigden zich in een beek
van t bloed en brachten mij vervolgens eten
en drinken.
Daarop begon de vlucht. De bandieten, zes
in getal, bereikten des nachts de omgeving van
het dorp Delos, waar een hunner den briefnaar
het plaatsje ging brengen, opdat deze zou kunnen
worden bezorgd. De vlucht werd steeds tegen
het vallen van den nacht voortgezet, waarbij
Strati een buitengewone strategische bekwaam'-
heid aan den dag legde.
Toen wij in de buurt van het klooster Hagias
Trias aankwamen, bevonden zich daar militairen
en gendarmen. Op den tweeden dag mijner
gevangenschap was de vlakte van Elassona reeds
overgestoken. Overdag werd gerust. Ik moest
den geheelen tijd stil liggen, hetgeen mij vreeselijk
folterde.
Den tweeden nacht trokken wij in een wijden
boog door de pas van Miluna. Den daarop
volgenden avond, omstreeks 5 uur, kwamen
Grieksche gendarmen in de buurt van het hoi,
waar wij verborgen zaten, en riepen voortdurend
//GermanosIk mocht echter, op straffe van
vermoord te worden, niet antwoorden. Daarop
weid de vlucht naar het laagland voortgezet,
waarbij men mij blinddoekte. Wij kwamen door
het dorp Ziler, waar wij 12 dagen bleven.
Vervolgens ging het weer verder, naar het
gebergte, waar wij een spelonk tot verblijfplaats
kregen, die ik tot aan mgn vrijlatinw niet
verlaten heb.
Dat verblijf in het hoi was iets ontzettends.
Ik moest den heelen dag stilliggen. Met den
dag werd ik moedeloozer. Tenslotte, tot ver-
twijfeling gebracht, deed ik tweemaal een poging
tot zelfmoord, die echter mislukten. Daarop
begon een toestand van doffe berusting. Ik
werd door allerlei ongedierte opgegeten, en de
schrikkelijke verveling maakte mij haast waan-
zinnig.
Vier kilometer van het hoi verwijderd, stond
een oude plataan, waarbij over mgn vrijlatino-
met de roovers onderhandeld werd. Dat dezen
vervolgd werden, kon ik slechts vermoeden, daar
ik vaak schoten hoorde vallen. Eerst waren
het Grieksche, dan Turksche soldaten, die de
streek afliepen. De roovers protesteerden tijdens
de onderhandelingen tegen de vervolging door
de Turken, waarop het grootste deel der soldaten
werd teruggeroepen.
De bandieten kortten zich den tijd meesta
met kaartspelen of kaartleggen. Na een ge
vangenschap van zes weken maakte ik uit de
gesprekken der roovers op, dat zij besloten
waren, mij te dooden, zelfs wanneer de losprijs
werd betaald. Menigmaal hadden zij reeds op
het punt gestaan, zich op mij te werpen en
mij te vermoorden, maar steeds scheen een ge-
heimzinnige macht hen van dit voornemen terug
te houden. Ik stond dan vreeselgke marte
lingen uit.
De roovers hadden intusschen groote sommen
gekregen. In den vroegen ochtend van 22
Augustus kwamen Strati en Lolio en brachten
de overblijvende 1500 pond, die de bandieten
onder elkaar verdeelden. Daarop zou de spelonk
verlaten worden. De roovers spraken af, mg
te dooden, zoodra de vlucht begonnen was.
Strati stelde voor, mij te verdooven en dan te
laten liggen, maar er werd niet naar zijn voorste
geluisterd. Drie roovers, waaronder een jongen,
werden uitgekozen om mij te vermoorden.
Nadjt het kamp in het hoi was opgebroken,
zetten wij ons aan den rand van den weg neder.
Het was een wonderheerlijke avond, en zelfs de
roovers geraakten in een plechtige stemming.
Niemand dorst mij aanraken. Plotseling doemde
in de verte een patrouille op. Wij moesten
weder vluchten en verlieten dat Grieksche grond-
gebied. Een kilometer voorbij de grens rustten
wij in den nacht van 23 Augustus uit. Tenge-
volge van de vermoeienis en het gebrek aan
water, de groote hitte en mijn gedwongen
nietsdoen was ik ten doode toe uitgeput.
Een jonge roover, die mij moest ombrengen,
was inmiddels gevlucht. Eindelijk wees men
mij heel in de verte de lichten van een groot
dorp, en mij werd gezegd, dat ik daar water
zou kunnen krijgen. De roovers gaven mij acht
goudstukken en een zilverstuk, drukten mij de
hand en zeiden ,/Adio!"
Ik was vrij, en mgn laatste krachten ver-
zamelend, kon ik Elas Jona bereiken.
Gemeenteraad van Zaamslag,
Urinezuur verstopt de nieren en veroorzaakt
die doffe pijn in den rug, waarmede gij iederen
morgen opstaat, of die uitstekende pijnen, die
uw rug doortrekken als gij u bukt.
Het belemmert «en vrije urine-afscheiding,
en leidt tot waterzucht, graveel, steen, verstop-
ping der urinewegen of verlies van de macht
om het water op te houden.
Het kristalliseert zich in de spieren en ge-
wrichten, en het veroorzaakt zoodoende hevige
aanvallen van rheumatiek en jicht. Gij kunt
nauwelijks uw armen oplichten of het eene
been voor het andere plaatsen. Het spant het
hart te veel in en het vergiftigd uw bloed
gij wordt zenuwachtig, lusteloos en prikkelbaar,
en gij gaat lijdeu aan hoofdpjjn, duizeligheid,
slapeloosheid, enz.
Foster's Rugpijn Nieren Pillen zijn vervaar-
digd van onschadelijke bestanddeelen, die vlug
en rechtstreeks op het urinezuur werken, zij
lossen het op en verwijderen het uit het lichaam.
Zij zuiveren en versterken de nieren en blaas
en maken deze organen krachtig en gezond.
En wanneer de nieren gezond zijn, is het on-
mogelijk dat de urinezuur-vergiften zich in het
lichaam kunnen ophoopen.
Let er op, dat de juisten naam Foster's Rug
pijn Nieren Pillen en de handteekening van
James Foster op het etiket voorkomen. Dit
behoedt u voor namaak. De echte zijn te Ter
Neuzen verkrijgbaar bij den heer A. van Over-
beeke—Leunis, Westkolkstraat. Toezending ge
schiedt franco na ontvangst van postwissel a
1,75 voor een, of 10.— voor zes doozen.
DAGEN.
Voorm
Zaterdag
Zondag
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrij dag
9 September
10 w
11
12
14 t,
15
2.18
2.49
3.23
3.53
4.28
5.5
5.51
Nam.
~2.33~
3.4
3.36
4.11
4.46
5.26
6.16
(VERVOLG).
Vergadering van Dinsdag 5 Sept. 1911.
Voorzitter de heer Joh. de Feijter, burgemeester-raadslid.
Verder aanwezig de heeren De Jonge, De Mul, De Ruijter,
De Putter, Scheele, De Klerk, A. de Feijter, Wisse en
Dieleman.
Request inzake verlichting Val.
De oorzitter stelt weder aan de orde het aangehouden
request van de bewoners der buurt Val, waarin verzocht
wordt om verlichting, met het voorstel van Burg, en Weth
om daar 3 lantaarns te plaatsen.
De heer De Klerk herinnert dat de vraag ook besproken
werd of niet met 2 lantaarns zou kunnen worden volstaan
of er echter 2 of 3 geplaatst zullen worden, zal weinig
verschil maken in de kosten, daar men ook voor 2 lantaarns
een opsteker noodig heeft. Hij meent echter .dat bet
plaatsen van lantaarns in de Val niet zoo dringend noodig is.
De oorzitter herhaalt dat Burg, en Weth. inwilliging
van het verzoek billijk vinden. Er wonen daar voerlieden
die laat thuis komen of ook wel vroeg moeten vertrekken
en er op wezen dat het hun moeilijkheden veroorzaakt
dat het daar zoo donker is.
De heer De Klerk wijst er op dat maar steeds bij plaatsen
van lantaarns voor de gemeente op den duur bezwarend
zal worden, daar men tot in het oneindige er mede zal
moeten voortgaan.
De heer De Ruijter meent dat het voor voertuigen niet
noodig is, daar die bij duisternis zelf van licht moeten
voorzien zijn. Overigens meent hij dat men wel wat onbe-
dacht tot het inzenden van het verzoekschrift is overgegaan.
Hij was onlangs bij A. Faas, ook een der onderteekenaars
van het request. Spreker zou er zelf niet over begonnen
zijn, maar toen hij zou weggaan, begon Faas er zelf over
en die zeide dat het plaatsen van lantaarns in de Val
naar zijn meening niets beduidde. Eerst had hij niet
willen teekenen, maar toen men later bij hem kwam had
hij het dan maar gedaan, maar er bijgevoegd »de Raad is
wel zot als hij het doet". Dan is er ook nog op geteekend
door Piet Goossen. die er een heel eind vandaan woont,
op die manier hadden er ook wel bewoners van het dofp
op kunnen teekenen.
De heer Faas verklaart er zich in principe ook tegen,
daar naar zijn meenen het nut dat het daar opleveren
zal, de kosten niet kan goed maken.
De heer Scheele wil constateeren dat die lantaarns op
de Val wel kunnen gemist worden, maar dat konden ook
de lantaarns op Othene, en, wat kan er al niet gemist
worden, als men op het kunnen neerkomt. Men moet
echter bedenken dat de menschen daar evenveel recht
hebben als die op Othene.
De Voorzitter verklaart dat dit ook het uitgangspunt
geweest is van het Dag. Best. Ilij voegt hier nog aan toe
dat bij een bezoek aan Othene aan Burg, en Weth. ge-
bleken is dat de heer De Ruijter zich bij de bespreking
over het plaatsen van lantaarns te Othene deerlijk heeft
vergist.
De heer De Ruijter weerspreekt dit en merkt, na een
nadere toelichting van den Voorzitter op, dat Burg, en
Weth. dan iets heel anders gemeten hebben dan hetgeen
hij bedoelde. Spreker is te goed op Othene bekend, dan
dat hij zich daarin zoo zou kunnen vergissen.
De heer Wisse maakt aan deze discussie een eind doqr
op te merken dat dit toch eigenlijk nu niet aan de ori(e
is, wat de Voorzitter toestemt.
De heer Wisse vraagt of er in het request om ver
lichting alleen sprake was van voertuigen.
De Voorzitter antwoordt bevestigend, maar het is dat
niet alleen, bij het bezoek van Burg, en Weth. spraken
er ook menschen over die daar winkel houden dat het
door de duisternis voor de bewoners des avonds bezwaren
oplevert om bij hen naar den winkel te komen. Daar
hebben ze natuurlijk ook een hekel aan.
De heer Wisse meent dat de Raad zich zou kunnen
vasthouden aan hetgeen in het request staat, en het
mondeling besprokene buiten beschouwing laten.
De Voorzitter is van een ander gevoelen. Men moet
in aanmerking nemen dat het ongeleerde menschen zijn,
die hunne gedachten niet zoo gemakkelijk op papier
kunnen zetten, men moet hun wat toegeven op dat gebied.
De heer Scheele herinnert de vraag te hebben gesteld
of men misschien niet met 2 lantaarns zou kunnen volstaan,
maar als Burg, en Weth. er 3 noodig oordeelen, kan hij
zich daarbij zeer goed neerleggen.
De Voorzitter Twee is natuurlijk beter als geen. We
zouden eerst kunnen stemmen over de vraag of we lantaarns
zullen plaatsen en als dat in bevestigenden zin wordt be-
antwoord later bepalen hoeveel.
De heer Faas vraagt of misschien niet met 1 lantaarn
zou kunnen worden volstaan wanneer een gasolinelantaarn
zou worden geplaatst zooals hier op het dorp.
De Voorzitter betwijfelt of daar dan mede zou kunnen
worden volstaan, maar daar komt nog bij dat men daar
moeilijk iemand zou kunnen vinden om zoo'n lantaarn te
bedienen.
De heer Faas acht daartegen niets te zeggen. Wat nu
de kosten aangaat, het voornaamste loopt dan toch over
het voortdurend onderhoud. Hij ziet anders ook iets in
het adres dat hem niet bevalt, hij kan het zoo niet zeggen,
maar hij gelooft dat men wel wat roekeloos tot het inzenden
daarvan is overgegaan en dat de behoefte aan licht niet
zoo groot is.
De heer De Ruijter meent dat dit het best kan worden
afgeleid uit de verklaring die hij daaromtrent ongevraagd
kreeg.
Den heer Scheele komt het voor dat, wanneer een
verzoekschrift inkomt, dat dit dan naar zijn inhoud moet
worden beoordeeld en dat niet moet worden getracht door
praatjes die buitenom worden gemaakt, daarop schaduw-
zijden te werpen. Hij althans zal zich daarvoor wachten.
Met 6 tegen 5 stemmen wordt alsnu besloten over te
gaan tot het plaatsen van lantaarns.
Voor stemmen de heeren De Jonge, De Mul, A. de
1' eijter, Scheele, De Putter en de Voorzitter, tegen stemmen
de heeren De Ruijter, Faas, De Klerk, Dieleman en Wisse.
Op voorstel van den heer Scheele worden alsnu Burg,
en Weth. gemachtigd naar bevindt van zaken 2 of 3
lantaarns te plaatsen.
SPlaatsing lantaarn in de Axelsche straat.
De Voorzitter stelt namens Burg. en. Weth. voor nog
een lantaarn bij te plaatsen in de Axelsche straat op het
dorp, zulks in verband met daaromtrent reeds gehouden
besprekingen. Wegens de uitbreiding der huizenrij aldaar
wordt het bijplaatsen van een lantaarn noodig geacht.
De heer Scheele vraagt of dat wel zoo noodig isde
lampen hier op het dorp schijnen toch veel verder dan de
gewone lampen.
De Voorzitter antwoordt dat er al veel is bijgebouwd
en dat bet werkelijk een groote afstand is geworden,
zoodat het bijplaatsen van een lantaarn werkelijk noodig
kan worden geacht.
De heer De Ruijter acht het niet noodig. Hij herinnert
dat een gelijk verzoek van inwoners der Polderstraat, ge-
steund door het bestuur van de daar staande school werd
verworpen en waarom is het bijplaatsen van deze lantaarn
nu zoo op eens noodig
De Voorzitter heeft van terzijde gehoord dat de bewoners
van de Ter Neuzensche straat ook al hebben te kennen
gegeven voornemens te zijn met een zoodanig verzoek
te komen.
De heer Scheele zou deze zaak nog eens willen aanhouden
en Burg, en Weth. uitnoodigen eens alle plaatsen na te
gaan waar naar hunne meening nog een lantaarn zou
behooren te worden geplaatsthij acht dat veel beter dan
bepaald met het plaatsen te wachten tot een request van
de bewoners komt, hij vindt het veel beter dat zulks
zonder request geschiedt.
De heer Wisse weet niet waarom men nu deze zaak
ook weeral moet aanhoudenhet zal er toch voor het
plaatsen van een lantaarn op een meter afstand meer of
minder niet aankomen Hij acht het ook niet noodig
dat zulke zaken eerst tot stand worden gebracht nadater
een verzoek over is ingekomen. Als de Raad of Burg,
en Weth. het noodig aehten is er naar zijn meening niets
tegen om het te doen.
De Voorzitter stelt het zeer op prijs dat de leden ver-
trouwen stellen in Burg, en Weth., maar hij acht het
voor dat college toch nogal ingrijpend om, zonder den
Raad er in te kennen, over te gaan tot het plaatsen van
een drietal gasolinelantaarns, want dat hangt er linancieel
nogal wat in. Ilij zou daarom liever eerst nog eens een
onderzoek instellen en er dan later in den Raad over
spreken.
De heer De KlerkEn zou er ook geen moeten ge
plaatst worden op den weg naar het slachtplein
De Voorzitter acht dat niet noodig, dat is maar een
korte afstand.
De heer Scheele vindt het goed dat Burg, en Weth. een
onderzoek instellen maar zou er tegen zijn het college
machtiging te verleenen.
De heer Wisse zou dat maar willen doen omdat de
zaak dan vlugger zijn beslag kan krijgen, als men weer
op een raadszitting moet wachten duurt het zoo lang en
de winter nadert.
De Voorzitter meent dat toch nog wel eens eeu zitting kan
gewacht worden. Voor de eerst besproken wijk zou een
lantaarn aanwezig zijn, maar meerdere zouden nog moeten
worden besteld.
Ten slotte wordt goedgevonden dat Burg, en Weth. nog
eens een nader onderzoek zullen instellen.
H. Aanbieding gemeentebegrooting 1912.
Door den Voorzitter wordt namens Burg, en Weth. aan-
geboden de gemeentebegrooting voor 1912, op een eind-
cijfer van 28,(533,66, met een post voor onvoorziene
uitgaven van 362,79.
Deze zal aan de leden ter lezing worden gezonden en
daarna gesteld in handen der commissie belast geweest
met het onderzoek der rekening, voor het uitbrengen van
rapport.
9. Aangaan geldleening voor schoolbouw.
De Voorzitter stelt namens Burg, en Weth. voor te
besluiten tot het aangaan eener geldleening van f 5000,
rentende hoogstens 4 pCt. tot bestrijding der kosten voor
het bouwen eener nieuwe school op het dorp. In verband
met de som der aanbesteding, die f 6425 bedroeg en het
deel daarvan dat de gemeente als subsidie van het Rijk
terugkrijgt, wordt dit bedrag voldoende geacht.
Voorgesteld wordt te beginnen in 1913 telken jare f 500
af te lossen.
De heer Scheele vraagt of het niet bezwarend is telken
jare 500 af te lossen het zou zonder bezwaar in kleinere
termijnen kunnen geschieden, daar nu de leening in 10
jaar zou afgelost zijn, wat toch niet noodig is.
De Voorzitter deelt mede dat Burg, en Weth dit voor-
stellen omdat dan juist vrijkomt een bedrag van f 400
dat jaarlijks wordt afgelost voor de in 1899 gesloten leening
en zij daarom meenden dat het geen bezwaar zou zijn
thaus jaarlijks f 500 af te lossen.
De heer De Ruijter deelt wel eenigszins het bezwaar
van den heer Scheele, het is nogal veei. Het is wel waar
dat er f 400 vrijkomt, maar men heeft altijd het een of
het ander, dat geld vraagt. Het zou toch onaangenaam
zijn als de hoofdelijke omslag moest verhoogd worden.
De Voorzitter wijst er op dat dit niet zal noodig zijn
het is bekend dat er naar de meening van den Raad nog
verschillende ingezetenen zijn die nog volstrekt niet tot
hun maximum-inkomen zijn aangeslagenook worden
hier nog geen opcenten geheven, zoodat de linancieele
toestand geen beletsel is die aflossing van f 500 te doen.
De heer Scheele zou, wanneer er meer kan afgelost
worden, meenen dat dan [eerst op oudere leeningen zou
moeten worden afgelost. De bezitters dier aandeelen
hebben volgens spreker oudere rechten.
De Voorzitter merkt op dat die menschen geweten hebben
voor welken tijd zij hun kapitaal verstrekten en zij hebben
dus geen klagen wanneer dat overeenkomstig het leenings-
plan wordt afgelost; het is zelfs de vraag of men er hun
wel een dienst mee zou bewijzen als men dat geld vroeger
ging atlossen. Ook zou het voor de gemeente nadeelig
zijn, zooals de secretaris zoo juist aan spreker opmerkt,
daar er nog leeningen zijn aan een rente van 3,85 pCt.
terwijl het nu vrijwel zeker is dat 4 pCt. zal moeten
worden betaald.
De heer De Ruijter moet hiermede instemmen. Ilet is
volkomen juist dat het voor de gemeente nadeeliger zou
zijn en de menschen zijn van de voorwaarden op de
hoogte geweest.
Het voorstel van Burg, en Weth. wordt aangenomen z. h. s.
IO. Omvraag.
De heer De Klerk herinnert dat de pacht voor de
grasetting der wegen is kwijt gescholden, maar vraagt of
toch op de pachters niet de verplichting blijft rusten om
die wat schoon te houden, want het ziet er nu onooglijk uit.
De Voorzitter antwoordt dat de pachters daartoe wel
degelijk verplicht zijnzijn aandacht was op deze zaak
ook reeds gevestigd en hij is voornemens den pachter
daarop te wijzen.
b. De heer Scheele vraagt of er, in verband met het
waterhalen uit de brandputten, ook wordt nagegaan hoe
veel water deze geven.
De Voorzitter antwoordt dat dit niet officieel wordt
nagegaan, maar dat personen die het onderzochten hebben
verklaard dat, wanneer des avonds met waterhalen wordt
gestopt, de putteu des morgens weer tot hun normaal peil
zijn opgeweld. De waterstand blijft daarin dus stationair.
De heer De Ruijter bevestigt dit. Er wordt zeer veel
water uitgehaald maar het peil verlaagd niet.
De heer Wisse meent dat men over deze putten tevreden
mag zijn, ze voorzien in eene groote behoefte.
De heer De RuijterEn het is goed water.
De heer Scheele: Dan is het gelukkig dat ze er liggen.
c. De heer A. de Feijter heeft gehoord dat het puin
van de afbraak der school reeds wordt weggevoerd, hij
vraagt hoe daarmede gehandeld is.
De Voorzitter kan daarop niet antwoorden, dat is een
zaak die den aannemer aangaat, het puin behoort hem.
•1. De heer Wisse bespreekt het onaangename, dat er
menschen zijn die den inhoud hunner privaten leegmaken
op plaatsen waar dit niet mag geschieden. Het is al
meermalen gebeurd dat men, de Neuzensche straat passee-
rende, ondervond dat de reukorganen tengevolge van die
handeling geweldig werden aangedaan en dezen nacht
schijnt het weer gebeurd te zijn.
De heer De Klerk heeft dat gisteravond bemerkt.
De Voorzitter heeft ook reeds opgemerkt, dat er personen
zijn die zich in deze aan overtreding der strafbepalingen
schuldig maken, en hij heeft den veldwachter ook reeds
order gegeven daarop zooveel mogelijk te letten, maar het
is moeilijk te constateeren, daar het des nachts gedaan
wordt.
De heer Wisse merkt op dat de heer De Klerk daareven
verklaarde dat hij het reeds gisteravond gemerkt heeft
dat was dus nog geen nacht.
De heer De Klerk Dat is te zeggen, ik was laat op,
het was kwart voor 12 ure.
De Voorzitter betreurt dat zich zulke zaken voordoen
hij zal nogmaals order geven er zooveel mogelijk op te
letten.
e. De heer Faas vraagt of men iemand dwingen kan
water uit een put die op zijn erf ligt disponibel te stellen
voor de bewoners, wanneer er, zooals thans, tijd van water-
gebrek is. Hem is die vraag gesteld door bewoners van
de Kwakkel. Deze halen water uit een put op het erf
van W. van Tatenhove. Toestemming heeft deze er niet
voor gegeven, ze doen het maar, doch zij vreezen dat Van
Tatenhove het zal verbieden.
De Voorzitter gelooft niet dat men een particulier kan
verplichten toe te staan dat er water gehaald wordt uit
een put die aan hem toebehoort. Wanneer zich echter
het geval voordeed dat Van Tatenhove verbood bij hem
water te halen, dat dan Burg, en Weth. er over met hem
zouden kunnen onderhandelen, altijd als de Raad dat
goedvindt.
De heer Scheele acht deze discussie thans geheel onnoodig
en ongewenschtze halen er nu toch nog water en alles
berust nog maar op praatjes. Hij acht het ongepast om,
zonder dat daartoe aanleiding is, nu al zoo over iemand
te gaan spreken. Hij zelf zou daarop ook allerminst ge
steld zijn. Als de nood aan den man komt kunnen Burg,
en Weth. optreden, dit hebben ze ook op een andere
plaats, n.l. te Othene gekunnen en niemand zegt daar
lets tegenals het noodig is zullen Burg, en Weth. ook
wel voor de bewoners van de Kwakkel weten te doen
wat noodig is.
De Voorzitter ziet ook nog niet in dat men bij het tegen-
woordige watergebrek, zoo onbarmhartig zal zijn om aan
menschen water te weigeren, dat men zelf in ruime mate
bezit.
De heer Faas Ja, ze halen het nu zonder vergunrung.
De heer Scheele: Dat wordt bij mijn buurman en bij
mij ook gedaan, maar dat laat je oogluikend toe. Door
zilike besprekingen wordt er echter een schaduwzijde op
geworpen en het is beter jiat te voorkomen. Als het
noodig is zullen Burg, en Weth. wel willen handelen.
De Voorzitter zegt dat toe en sluit daarna de vergadering.
13 H