I
Tor HGtizensche Gourant
H 1
Donderdag 8 Dec. 1910. No. 5543.
TWSBDB^ BLAB.
Sloe Sc«
wan Axel.
VAN
Vergadering van Yrijdag 2 December 1910.
A lie leden tegenvvoordig. Voorzitter de Burgemeester.
1. Ingekomen stukken.
Verzoekschrift van den Nederlandschen Bond van ge-
meente-ambtenaren in zake uitvoering van de gemeente-
borgtochtenwet.
Brief van Gedeputeerde Staten in zake verzetting der
jaarrnarkt te Nieuw-Namen.
Idem betrekkelijk verzetting der paarden- en veemarkt
Idem, met goedkeuring van het raadsbesluit tot ver-
koop van het voormalig gemeentehuis.
Idem, met goedkeuring van het raadsbesluit tot wijzigmg
der begrooting voor 4910.
Idem, goedkeurende de begrooting dezer gemeente voor
den dienst 1911.
Idem, goedkeurende het kohier der schoolgelden wegens
herhalingsonderwijs.
Idem van den heer G. Dees, mededeelende, dat hy de
benoeming tot lid van het armbestuur aanneemt.
Allen worden voor kennisgeving aangenomen.
2 Op het in de vorige vergadering aangehouden ver
zoek van den heer C. Bakker om vergunning tot bouwen
buiten de rooilijn, wordt met 5 tegen 2 stemmen besloten,
dat aan adressant vergund wordt, met inachtneming der
bepalingen van de bouwverordening de privaat.-put op de
door hem gevraagde plaats worde aangebracht, mits
binnen de vastgestelde rooilijn blijvende. Tegen stemden
de heeren Geelhoedt en De Feijter.
3. Met algemeene stemmen wordt besloten artikel
114bis der Gemeentewet niet toe te passen.
Na gehouden besloten vergadering, deelt de Voorzitter
mede, dat besloten is den aanslag op het suppletoir kohier
van den hoofdelijken omslag ten name D. J. Dees te
Ter Neuzen, te handhaven.
Hierna is de vergadering gesloten.
Vergadering van Dinsdag 6 December 1910.
Voorzitter de heer J. Huizinga, burgemeester.^
Aanwezig de heeren Lamaitre, Kruijsse, Van Driel,
Oggel, Dregmans, F. Dekker, P. Dekker, Smies, De Feijter
en ^Wolfert, later ook de heer Dieleman.
Na opening der vergadering worden gelezen de'notulen
der voorgaande, die worden goedgekeurd.
Daarna stelt de Voorzitter aan de orde
8. Ingekomen stukken.
a. Missive van Gedep. Staten van Zeeland, dd. 17 Nov.
1910, waarnevens wordt toegezonden een uittreksel uit
het lion, besluit van 9 Nov. 1910, waarbij is goedgekeurd
dat de jaarwedde van den burgemeester en die van den
Secretaris is verhoogd tot 1400, in te gaan 1 Januari 1910.
De heer Oggel merkt op dat de begrooting voor 1910
destijds is goedgekeurd aangevende een salaris van 1200.
Is het nu tengevolge van den uitslag der laatste volkstelling
of omdat de Raad bij de behandeling der begrooting voor
1911 tot verhooging besloot, dat thans is bepaald dat de
verhooging reeds gerekend wordt ingegaan met 1 Janu
ari 1910?
De Voorzitter kan daaromtrent alleen mededeelen dat
de llaad bij de behandeling der laatste begrooting besloot
tot verhooging der salarissen te adviseeren, doch dat het
toen reeds bij Burg, en Weth. bekend was, dat, naar aau-
leiding van de uitkomsten der volkstelling Gedep. Staten
voornemens waren te dien opzichte eene regeling te
treffen. Nu hebben zij blijkbaar gebruik gemaakt van de
hun bij de wet toegekende macht om aan II.M. de Koningin
te adviseeren de verhooging reeds te doen ingaan met
1 Jan. van dit jaar.
De heer Oggel wijst er op dat de Gemeentewet bepaalt
dat het salaris van burgemeester en secretaris wordt vast-
o-esteld bij Kon. Besluit, op voorstel van Gedep. Staten,
den Raad gehoord. Dit laatste is dan toch, voor wat be-
treft het jaar 1910, niet gescliiedt.
De Voorzitter stemt dit toe, voor zoover het besluit van
terugwerkende kracht is, werd de Raad wel gehoord.
De heer Oggel: Hebben we dat besluit dan maar te
accepteeren? Ik bedoelernatuurlijk niets persoonlijks mede.
De Voorzitter: Dat hangt af van de meening die de
Raad er over heeft; als de Raad er bezwaar tegen heeft,
dat de salarisverhooging met 1910 ingaat, kan hij er be
zwaar tegen maken. Ik wil er echter op wijzen, dat het
een besluit is, op voorstel van Gedep. Staten genomen
door H. M. de Koningin en dat het voorstel is gedaan in
verband met de volkstelling; iets anders ware het, als het
daarmede niet in verband stond.
Ik kan, wat dat betreft nog wijzen op het gebeurde in
de gemeente Smallingerland. Een jaar of drie geleden
werd de Raad aangeschreven dat het salaris van den
burgemeester en den secretaris moest worden verhoogd
de Raad liet dat schrijven passeeren. Op een tweede
schrijven werd geantwoord wij weigeren aan die op-
dracht te voldoen. Gedep. Staten hebben toen de begrooting
dier gemeente zelf gewijzigd en de middelen aangewezen
waaruit de salaris-verhooging moest worden betaald.
Nu zou de Raad ook kunnen weigeren de verhooging
over 1910 nog uit te keeren, maar dan zouden vermoedelijk
Gedep. Staten ingrijpen om de middelen voor die uitbe-
taling aan te wijzen.
De heer Oggel begrijpt wel dat verzet niet veel helpen
zal, maar wijst op het bezwarende dat de begrooting voor
1910 reeds lang geleden is goedgekeurd en Gedep. Stafen
daarin nu nog zoo'n ingrijpende verandering in aanbrengen,
waarvoor de gemeenteraad de gelden maar vinden moet.
Hij zou dan minstens wenschen dat over 1910 ook nog
verhooging van de Rijksbijdrage in de salarissen zou
worden gevraagd.
De VoorzitterIk weet niet of er mogelijkheid bestaat
dat te krijgen maar u hebt het recht een voorstel te
doen.
Daar niemand meer het woord hierover vraagt en geen
voorstel gedaan wordt, wordt de mededeeling voor kennis
geving aangenomen.
1>. Missive van Gedep. Staten van Zeeland, dd. 25Nov.
1910, betreffende wijziging in de datums der in deze ge
meente gehouden paarden- en veemarkten.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Missive van Gedep. Staten van Zeeland, dd. 25 Nov.
1910, betreffende wijziging in den datum der in het dorp
Nieuw-Namen, gemeente Clinge, gehouden wordendejaar-
markt, met verzoek eventueele bezwaren daartegen voor
14 December a.s. mede te deelen.
De Raad heeft geen bezwaar.
d. Een schrijven van Gedep. Staten van Zeeland dd.
25 Nov. 19-10, waarbij dit college bericht te berusten in
het besluit van den Raad van 15 Nov. 11. tot toekenning
eener subsidie aan het Algemeen Burgerlijk Armbestuur
voor 1911 van 4980.
Aangenomen voor kennisgeving.
Een schrijven van Gedep. Staten van Zeeland dd.
25 Nov. 1910, waarnevens van het bewijs hunner goed
keuring voorzien wordt teruggezonden een exemplaar der
gemeentebegrooting voor 1911.
Aangenomen voor kennisgeving.
f. Een adres van den Ned. Bond van Gemeenteambte
naren betreffende de zekerheidsstelling van den gemeente
ontvanger, in verband met de a. s. inwerkingtreding der
gemeenteborgtochtenwet.
De Voorzitter merkt op dat dit adres niet van toepassing
kan zijn op den ontvanger dezer gemeente en stelt voor
het voor kennisgeving aan te nemen.
Aldus wordt z. h. s. besloten.
Een adres van H. Mussche, pachter van het zooge-
naamde paardenkerkhof, welke bericht dat het bestuur
der schietvereeniging Prins Maurits te Axel bij hem een
verzoek heeft ingediend om daarvan een strook grond af
te staan voor het aanleggen van eene schietbaan, doch
dat hij daarvoor geene toestemming kan verleenen, alvo-
rens hem dispensatie is verleend van art. 2 van het
pachtcontract.
Reden waarom hij beleefd verzoekt hem voor dit geval
dispensatie te verleenen, aangezien de uitpacht hier niet
dient om er winst uit te slaanhet is ten dienste eener
vereeniging van algemeen belang en bovendien is de ver-
goeding gering.
In art. 2 van het pachtcontract is bepaald dat de pachter
zijn recht van pacht aan niemand geheel of gedeeltelijk
mag overlaten, zonder schriftelijke toestemming van het
gemeentebestuur.
Daar de pachter, wanneer hij wordt ontslagen van art.
2 ook het gras aan een ander zou kunnen verpachten,
stellen Burg, en Weth. voor hem te vergunnen het voor
schietterrein noodige deel van den grond aan gemelde
vereeniging in bruikleen af te staan.
Dit voorstel wordt z. h. s. aangenomen.
li. Een schrijven van den schoolopziener in het district
Middelburg waarin deze er op wijst dat door het hooid
der openbare school in deze gemeente een leerplan wordt
ontworpen voor de aan die school in te richten vervolg-
klassen.
Hoewel de schoolopziener tegen het door het hoofd te
dien aanzien voorgestelde geene bezwaren heeft, acht hij
het niet overbodig er met nadruk op te wijzen, dat van
goedkeuring van bedoeld ontwerp geen sprake kan zijn,
alvorens de omvang van het onderwijs, thans omvattende
de vakken a tot en met n, worde uitgebreid met het
vak p (wiskunde) en dat mededeeling van een daartoe
strekkend besluit van den Raad, nog voor 1 Jan. 1911 aan
Gedep. Staten zal behooren te worden ingezonden, zijnde
dit een der voorwaarden waaraan zal behooren voldaan
te zijn, teneinde door de gemeente aanspraak zal kunnen
gemaakt worden op de rijksbijdrage, volgens de wet van
4 Juli 1910, Stbl. no. 202.
De Voorzitter merkt op dat, wanneer het betrof de
vaststelling van het leerplan, dit zou kunnen geschieden
buiten Raad, maar nu het geldt uitbreiding van het aantal
leervakken met het doel daarvoor meerdere subsidie te
krijgen, moet de Raad het besluit nemen.
Burg, en Weth. stellen daarom voor de leervakken op
de openbare lagere school uit te breiden met vak p
(wiskunde).
De heer Oggel vraagt of daarmede ook verband houdt
salaris-verhooging voor de onderwijzers.
De Voorzitter kan dienaangaande niets zeggenver
moedelijk zal de meerdere subsidie van f 50 aan de onder
wijzers kunnen ten goede koinen, maar of het gewenscht
zal zijn wegens uitbreiding der leervakken nog verdere
verhooging te geven weet hij nu nietdaarover is nog
niet gesproken. Thans wordt alleen voorgesteld uitbrei
ding der leervakken.
Het voorstel wordt z. h. s. aangenomen.
1. Een adres van het bestuur der afdeeling Axel van
de Zeeuwsche Landbouwmaatschappij, waarm dit verzoekt
om evenals in 1910, ook voor 1911 van gemeentewege
weder eene subsidie van 150 te verleenen, voor instand-
houding (publiceeren en premie's) van de paarden- en
veemarkten, zooals die in de Octobervergadering zijn aan
genomen.
De Voorzitter deelt mede dat waar het niet onwaar- I
schijnlijk is dat deze vergadering aan de vereeniging die
subsidie voortdurend wil toekennen, Burg, en Weth. voor-
stellen de subsidie te verleenen tot wederopzeggens, dan
behoeft de vereeniging niet elk jaar het verzoek te doew-.
Dit voorstel wordt aangenomen z. h. s.
j. Een adres van het bestuur der christelijke school
(Nieuwstraat), waarin dit te kennen geeft genoodzaakt te
zijn, zich met een dringend verzoek tot den Raad te richten.
Sedert langen tijd wordt er door het onderwijzend per-
soneel der school geklaagd, dat men zooveel last onder-
vindt van telkens voorbijrollende en voorbijhollende wagens.
Dit gebeurt niet nu en dan eens, doch tal van keeren
per dag. Dat dit het geven van onderwijs zeer belemmert
en bemoeilijkt zal den Raad duide'lijk zijn, waarom het
bestuur verzoekt in dezen zoo mogelijk een maatregel te
nemen om dezen misstand hetzij geheel, of is dit niet
mogelijk dan toch voor een deel weg te nemen.
De Voorzitter stelt voor dit adres, dat pas is ingekomen,
terug te zenden naar Burg, en Weth. om advies.
De heer De Feijter heeft daartegeu geen bezwaar, maar
wil den wensch te kennen geven dat Burg, en Weth.
zullen trachten middelen te beramen om aan het billijke ver
zoek tegemoet te komen.
De Voorzitter zegt toe dat met dezen wensch rekening
zal worden gehouden.
Het adres wordt gerenvoyeerd naar Burg, en Weth. om
advies.
2. Wijzigen gemeentebegrooting voor 1910.
De Voorzitter stelt namens Burg, en Weth. voor de
gemeentebegrooting voor 1910 te wijzigen, en de ontvangsten
te verhoogen met f 400, door beschikking over een gedeelte
van het batig slot der rekening over 1909, en de uitgaven
te verhoogen met een gelijk bedrag, voor verhooging der
jaarwedden van burgemeester en secretaris elk met/200.
De heer Oggel Dan zou ik ook aan het Rijk willen
vragen verhooging van de subsidie over dit jaar.
De heer SmiesIk steun dat voorstel.
De heer !>e Feijter kan niet zeggen of hij voor of tegen
dat voorstel zal stemmen, omdat hij dienaangaande niet
voldoende op de hoogte is en de noodige toelichting ont-
breekt. Kan men hem die geven Het zal toch wel
niet het eerste geval van dien aard zijn dat zich in ons
land voordoet?
De Voorzitter kan alleen mededeelen dat de gemeente
van het Rijk f 600 vergoed krijgt in de salarissen van
Burgemeester en Secretaris. Dat is eene tegemoetkoming
verleend ingevolge de wet van 1895, voorgesteld door den
Minister Sprenger van Eijk, en in verband met de uitvoe
ring van verschillende rijkswetten, waarmede die titula-
rissen belast worden. Of het mogelijk is verhooging te
krijgen weet hij niet, of het een vast bedrag is dat een-
maal is vastgesteld, dan wel of het verband houdt met
het klimmen of dalen der bevolking, het is hem niet
bekend. Maar de Raad zou het kunnen probeeren.
De heer De Feijter zou toch eerst gaarne weten of het
mogelijk is, dat zoodanige poging succes zou kunnen hebben
want als dat niet het geval is loopt de Raad toch tegen
de lamp. Hij maakt liever geen malle sprongen en als
het gevraagd wordt zonder dat het kan, maakt men zich
belachelijk.
De heer Oggel zou juist eerst willen hebben dat de zaak
onderzocht werd om geen malle sprongen te makenmen
zou dat doen, als nu zonder nader onderzoek een besluit
genomen werd om maar in de zaak te berusten en het
bedrag uit eigen kas werd betaald. Is hier geen wet
aanwezig die licht kan verschaffen
De Voorzitter acht geen reden aanwezig om het nemen
van een besluit uit te stellen. Het besluit tot vaststelling
der salarissen is genomen door H. M. de Koningin, en
men moet aannemen dat deze goed van de wet op de
hoogte isook Hare adviseurs in deze en Gedep. Staten,
zullen de wettelijke bepalingen wel in acht hebben geuo-
men. Dat de begrooting de uitgaaf niet dragen kan,
kunnen wij ook niet volhouden, want er is geld om de uitgaaf
te doen, ware zulks niet het geval, dan zouden we kunnen
zeggen er is geen geld en de heeren die tot de verhooging
aanleiding gaven moeten dan de middelen maar zoeken
om het te betalen.
De heer Oggel zou voor hetgeen de gemeente meer be
talen moet zooveel mogelijk uit de Rijkssubsidie willen
halen.
De heer Kruijsse merkt op dat het toch eigenlijk ook
geen bezwaar is, om de beslissing nog eens aan te houden,
daar de gemeenterekening toch tot Juni loopt en er dus
nog alle gelegenheid is om die uitgaaf te verantwoorden.
De heer Oggel wenscht, als er geen bezwaar tegen
uitstel is, de beslissing nog aan te houden, dan kan eens
een onderzoek worden ingesteld.
De VoorzitterUitstellen kan, de rekening wordt pas
met 1 Juli afgesloten.
De heer Oggel vindt het, nu men niet op de hoogte
is even mal om het voorstel aan te nemen, als om het
te verwerpen.
De heer Kruijsse wil ook gaarne meehelpen om er uit
te halen wat er uit gehaald kan worden. Hij vindt ook,
dat het van Gedep. Staten een nogal ingrijpende maatregel
is geweest om zoo op het eind van het loopende jaar de
begrooting nog met eene uitgaaf van 400 te belasten.
Meer wil hij er niet van zeggen, want verzet zou toch
niet helpen.
De heer De Feijter vraagt of het niet op den weg ligt
van een lid van den Raad die een of ander voorstel wenscht
te doen, dat hij zich daarover voor de vergadering op de
hoogte stelt en dan in staat is om te zeggen hoe het kan,
en mag, of moet, in plaats van hier in de vergadering die
inliehtingen te komen vragen, waarvan de bespreking en
het onderzoek veel tijd kunnen vorderen. Wanneer met
alle zaken zoo werd gehandeld konden de leden wel tot
den avond zitten, om in de vergadering alles te laten
uitzoeken
De Voorzitter kan thans de noodige inlichting ver
schaffen. Art. 10 van de wet van 24 Mei 1897 zegt:
boven de uitkeenng, bedoeld in artt. 1 tot en met 9,
ontvangen de gemeenten van het Rijk over elk jaar eene
uitkeering ten bedrage van een vierde van de som der
jaarwedden, voor den burgemeester en den secretaris vast
gesteld.
Deze uitkeering gaat het bedrag van zes honderd gulden
niet te boven
De gemeente krijgt thans reeds eene tegemoetkoming
van f 600.
De heer Oggel meent dat dit toch nog niet duidelijk
is, en wenscht nog een nader onderzoek.
De Voorzitter: Maar inmiddels kan dit voorstel toch
worden goedgekeurd.
De heer OggelAls we dat goedkeuren is de zaak af-
geloopen
De Voorzitter Het voorstel tot wijziging der begrooting
bevat niets anders dan het gemeentebestuur in de gelegen
heid te stellen het bedrag uit te betalen.
De heer OggelTegen uitbetaling der som heb ik geen
bezwaar.
De heer Kruijsse betoogt dat er niets tegen is om dit
besluit goed te keuren, want dat moet toch genomen
worden, of de gemeente vergoeding van het Rijk krijgt
of niet. De ontvangsten en uitgaven moeten toch met
dat bedrag verhoogd worden.
De heer Oggel merkt nog op dat dan toch de aanwijzing
van de middelen voor dekking der uitgaaf anders zouden
kunnen worden omschreven.
Nadat de heer Kruijsse er nog op gewezen heeft dat het
toch hetzelfde blijft, want dat eene verhoogde subsidie
toch ook weer op een anderen post in de begrooting moet
worden verantwoord, wordt het voorstel tot wijziging der
gemeentebegrooting aangenomen z. h. s.
ll. Vaststellen rooster van aftreding leden Algemeen
Burgerlijk Armbestuur.
De Voorzitter stelt aan de orde het bij loting vast
stellen van een rooster van aftreding voor de leden
van het Burgerlijk Armbestuur. Volgens het reglement
treedt elk jaar 1 lid af. De eerste aftreding zal plaats
hebben met 1912.
De uitslag der loting is dat de aftredingen worden be-
-paald als volgt: 1912 A. C. van de Bilt, 1913 J. J. de Feijter
Kz., 1914 F. Dekker Fz., 1915 P. de Bruijne, 1916 J. de
Feijter Lz.
-1. Aanwijzing
Woning bouw."
De Voorzitter doet mededeeling van een adres van het
bestuur der vereeniging »Woningbouw," vereeniging tot
verbetering der volkstiuisvesting, waarin dit te kennen
geeft dat de vereeniging de koninklijke goedkeuring heeft
verkregen om op te treden in bovengepoemden zin
dat de vereeniging, om uitvoering te kunnen geven
aan art. 15 der statuten, welke nevens het adres zijn
ingezonden, verzoekt een lid van het bestuur aan te wijzen
als zijnde de vertegenwoordiger van den Raad.
In art. 15 der statuten is o. m. bepaald dat de bestuurs-
leden op eene ledenvergadering uit en door de leden
worden gekozen, met uitzondering van een, dat door den
gemeenteraad van Axel uit zijn midden kan worden aan
gewezen. Heeft die gemeenteraad die aanwijzing niet
gedaan binnen 3 maanden nadat hij tot het doen daarvan
schriftelijk door het bestuur der vereeniging is uitge-
noodigd, dan kan ook in de plaats van dat bestuurslid
door de eerstvolgende ledenvergadering worden voorzien.
De Voorzitter vraagt of iemand hierover het woord ver-
langt en verzoekt, als niemand daartoe het verlangen te
kennen geeft, te willen overgaan tot het benoemen van
een lid van het bestuur der vereeniging.
De heer Smies vraagt wie van dat bestuur reeds deel
maken.
De Voorzitter deelt mede dat in het bestuur thans
zitting hebben de heeren P. de Bruijne, A. J. van de Vijver,
A. C. van de Bilt, G. den Deurwaarder, G. Heinsdijk
en dan is er eene vacature, ontstaan door het vertrek van
den heer Ittman.
De heer Kruijsse wenscht toch nog, alvorens tot de be
noeming wordt overgegaan te vragen, of men daarmede
nu niet wat voorbarig is. Wat zal de Raad nu in de
toekomst doen, als de vereeniging een voorschot komt
vragen Zal men dat dan toestaan, omdat men een lid
voor het bestuur heeft aangewezen Spreker had gedacht,
dat eerst zou aangeklopt zijn om een voorschot en dat
eerst wanneer dat verleend was, zou overgegaan worden
tot het benoemen van een lid van het bestuur.
De Voorzitter wijst er op, dat, wanneer deze vergade
ring een lid aanwijst om deel te maken van het bestuur
der vereeniging tot bevordering der volkshuisvesting, dit
nog niets beslist omtrent hetgeen de Raad zal doen wan
neer de vereeniging een voorschot aanvraagt en de ge
meente wordt uitgenoodigd zich daarvoor borg te stellen.
Evenmin als er de verplichting in opgesloten ligt om zich
dan voor dat voorschot aansprakelijk te stellen, wordt ook
nu niet beslist dat de Raad geen borg zou willen zijn,
door te besluiten geen lid te benoemen.
Spreker acht het overigens wel gewenscht dat de Raad
zich reeds eenigermate gewend aan het denkbeeld om in
die richting eenigen steun te verleenen, daar de vereeniging
een lofwaardig doel nastreeft.
De vereeniging zou echter met zulke dwaze plannen
kunnen afkomen, dat de Raad zou zeggen: ik pas er voor,
om mij daarvoor te interesseeren.
Echter kan spreker ook met ontkennen dat er door de
benoeming van een lid van den Raad in het bestuur een
moreele band ontstaat tusschen de gemeente en de ver
eeniging, maar hij ontkentdat door die benoeming de
Raad ten opzichte van de vereeniging eenige verplichting
op zich zou nemen
De heer Kruijsse heeft zijne meening gezegd, om dit
standpunt eens duidelijk te doen uitkomen, want daar
omtrent bestaat naar hij meent, wel eenig verkeerd begrip
Wat nu het noodige der vereeniging betreft, wil hij er
op wijzen, dat er voor het oogenblik geen gebrek aan
woningen isals er eens eene telling plaats had, zou blijken
dat er vele woningen leeg staan en geen nood is voor
gebrek.
lid aan het Bestuur der vereeniging
De VoorzitterA1 is er geen gebrek, dan kan er toch
wel eenige verbetering in de bestaande worden aange
bracht.
De heer KruijsseZeker, maar ik wilde maar uitge-
maakt hebben dat als er thans een lid in het
bestuur benoemd wordt door den Raad, de gemeente
daardoor niet verantwoordelijk zal worden als de ver
eeniging om een voorschot komt vragen.
De heer Oggel merkt op, dat art. 15 der statuten
voorschrijft dat aan den Raad zal worden verzocht een
lid van het bestuur te benoemen en nu staat het aan de
beleefdheid van den Raad of deze dat doen wil.
De heer Kruijsse: Maar onwillekeurig is het denkbeeld
gerezen dat we daartoe verplicht zouden zijn. Het is
echter niet meer dan eene bepaling die door de vereeni
ging zelf in hare statuten is opgenomen en er zijn tal van
dergelij ke vereenigingen in ons land, die deze bepaling
in hunne statuten niet hebben.
De heer Oggel: Het is meer de vraag: zullen we met
de vereeniging in contact treden of niet
De Voorzitter acht, al is dit thans niet noodig, wel
gewenscht eenigszins door te gaan op het standpunt dat
de Raad nopens de vereeniging wenscht in te nemen.
Het is waar, in de wet is niet bepaald dat een lid van
den Raad deel moet maken van het bestuur eener zoo
danige vereeniging, maar in een Koninklijk besluit van
het jaar 1902 wordt toch met het oog op het verstrekken
van voorschotten te kennen gegeven, dat het gewenscht
is dat de Raad iemand in het bestuur heeft, die hem
voortdurend van den gang der zaken kan op de hoogte
houden. Bovendien is het voor de gemeente heelemaal
niet zoo erg om voor een te vragen voorschot borg te
zijn, daar de waarde van het voorschot aanwezig is, want
alvorens het te krijgen moet de vereeniging eerst over
een zeker bedrag aan eigen fondsen beschikken.
De bepaling van art. 15 zal wel in meerdere statuten
voorkomen, want deze zijn overgenomen van die te Ridder-
kerk en die vereeniging had ze laten ontwerpen door het
Centraal bureau voor Sociale Adviezen te Amsterdam, dat
er vermoedelijk wel meerdere heeft ontworpen.
De heer Kruijsse zou het toch beter achten dat met
het benoemen werd gewacht tot de gemeente ten bate
der vereeniging gelden gevoteerd heeft.
De oorzitter merkt op dat de termijn waarbinnen de
Raad overeenkomstig de statuten een lid van 't bestuur
kan aanwijzen binnen enkele dagen verstreken is.
De heer Kruijsse heeft gemerkt, dat vele menschen van
meening zijn, dat ze door de vereeniging in het bezitvan
een eigen woning zullen kunnen komen, dat de vereeniging
woningen zal bouwen en verhuren en dat de huurders dan
door het betalen van huur mettertyd eigenaar daarvan
zullen kunnen worden. Het omgekeerde is juist het geval,
door het ontvangen van huur en de winst die zij daarvan
maakt, krijgt de vereeniging kapitaal, waarvan zij weer
andere woningen sticht, zoodat de vereeniging uit de huur
eigendommen krijgt.
De heer SmiesMaar als eens een der bewoners de
huur niet betaald
De VoorzitterDe vereeniging is aansprakelijk voor de
gevolgen; daarom moet zij dan ook een grondkapitaal
hebben om mede te beginnen en worden dan ook de aan-
deelen van f 100 uitgegeven of dient de contributie van
f 5. Ik zou een geval kunnen noemen waarin de ver
eeniging optreedt, maar zal dat nu in openbare zitting
niet doen. Ik herhaal echter dat door aanwijzing van een
bestuurslid, de gemeente niet de minste verplichting op
zich laadt.
De heer De Feijter is ook van meening dat de Raad zich
door die benoeming niet verbindt. Er is door collega's
in den Raad de meening geuit dat wanneer men het
doet, men A zegt en later als de vereeniging om fmancieelen
steun komt, ook B zal moeten zeggen. Anderen zeggen
weer dat het ten slotte misschien nog goed is dat er
iemand uit den Raad in het bestuur der vereeniging wordt
benoemd, om remmend te werken, als de vereeniging
misschien wat te vooruitstrevend zou zijn. Dan is ook
nog de vraag geopperd, of men door de oprichting dezer
vereeniging, de Gezondheids-Commissie, die toch reeds veel
noten op haar zang heeft, nog niet een staf in de hand geeft,
om den Raad nog meer aan te zetten. Alles samen ge
nomen heeft spreker echter geen bezwaar om een bestuurs
lid te benoemen.
De heer Kruijsse herinnert dat hij de eerste vergadering der
vereeniging heeft medegemaakt en daarin werd hem door
een lid der Gezondheidscommissie verklaard dat het juist
een methode is der Gezondheidscommissie om woningen
onbewoonbaar te verklaren, teneinde voor dergelij ke ver
eeniging op goedkoope wijze bouwgrond beschikbaar te
krijgen, daar z(j dan de onbewoonbaar verklaarde woningen
koopt, afbreekt en er goede woningen voor in de plaats
bouwt. Men moet echter niet vergeten dat hier bijzondere
toestanden heerschen. Er zijn hier vele menschen die,
dank zij hun werken en ploeteren in het bezit zijn geko-
men van een eigen huisje. Daar wonen de menschen dus
in, zonder dat ze een cent moeten betalen. Nu mogehet
al waar zijn dat die huisjes niet aan alle eischen voldoen,
maar spreker acht het toch een bezwaar dat die huisjes
onbewoonbaar zouden worden verklaard, dat de vereeniging
daarvoor flinke woningen in de plaats zou zetten maar
/I of 1,50 huur per week laat betalen. Dat acht hij
voor die menschen zoo geen voorrecht.
De heer SmiesWaarbij dan ook nog komt dat die
menschen, die nu geen belasting betalen, als ze in een
grootere woning gaan, ook terstond in de personeele be
lasting worden aangeslagen.
De heer Kruijsse wil toegeven dat er voor de gemeente
fmancieel geen bezwaar bestaat om tegenover het Rijk
borg te zijn voor de vereeniging als zij een voorschot
vraagt, zoolang de zaken goed gaan. Maar als het eens
niet goed gaat, als de vereeniging moet liquideeren, dan
moet de gemeente er voor optreden en voor het verhuren
der huizen enz. gaan zorgen. Het is niets als de ver
eeniging op vaste beenen staat, maar spreker heeft in
Axel al veel vereenigingen zien oprichten, doch ook velen
weer zien verdwijnen.
De Voorzitter erkent dat het voor vele menschen een
voorrecht is, dat ze in een eigen huisje wonen en geen
huur hebben te betalen, al zijn die woningen niet al te
best ingericht. Hij wijst er echter op dat de Gezondheids
commissie onafhankelijk van deze vereeniging toch woningen
kan afkeuren en bij het gemeentebestuur berusten reeds
stukken die er op wijzen dat de Gezondheidscommissie er
niet mede gaat spotten en de gevolgen zijn dan dat het
gemeentebestuur genoodzaakt is in te grijpeu. Daar moet
toch ook rekening mede worden gehouden, en nu acht
spreker het een voorrecht dat, wanneer huisjes onbewoonbaar
worden verklaard, er eene particuliere vereeniging is die
voorzienend kan optreden, daar dit anders door het Arm
bestuur of wel door de gemeente zelf moet geschieden.
Hij vermeent dat het niet kwaad is, de menschen te
gewennen aan het idee van goede woningen, maar dat ze
er wat voor zullen moeten betalen.
Het is goed dat de menschen in eigen huisjes wonen.
Maar er staan veel oude. Wanneer die nu voor bewoning
worden afgekeurd, krijgen de menschen er niets voor. Is
het dan niet veel beter dat er eene vereeniging is, die zulke
huisjes eventueel overneemt en er hun wat voor betaalt?
De discussie wordt gesloten en overgegaan tot het be
noemen van een lid in het bestuur.
Gekozen wordt de heer Smies met 7 stemmen. De
heeren Kruijsse en Oggel verkrijgen ieder 1 stem en 1
briefje is bianco.
De heer Smies verklaart de benoeming niet aan te
nemen.
Bij de nu volgende stemming zijn uitgebracht op de
heeren Kruijsse 4, Lamaitre en Van Driel elk 3, en De
Feijter 1 stem.
Bij de nu gehouden tweede vrije stemming verkrijgen
de heeren Lamaitre en Kruijsse elk 4 en Van Driel 1 stem.
1 briefje is bianco.
D6 daarop gehouden herstemming heeft tot uitslag dat
gekozen wordt de heer Kruijsse met 5 stemmen, 3 stem-