A I g e m e e n Nieows- en Advertentiebiad voor Zeeuwsch-Viaaideren. No. 5542. Dinsdag 6 December 1910. 50e Jaargang. RATIONALE MILITIE. OfilWIIIIIi IA S! Binnenland. FETJILLSTON. AB0NNEJV1ENT: *Zuif maanden bin^n Ter Neuzen 1,_. Franco per postVoor Nederland MO. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32V, en voor i 0Vpn?j- B"ltenland 1>65. Men abonneert zich bij alle Boekhande- laars, Postdirecteuren en Brievenbushouders. Telefoon xnzending van advertentien v6cr 3 uren op den dag der uitgave. ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Bp directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slecbts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. EHSSTH TST.AT-) maken bekend 90) ,,0, mijn God, mijn Godjammerde mistress Rocke, „hoe kunt ge zoo iets toeJaten ,,Ik stel mij onder de bescherming van de vrienden mijns vaders", riep Clara. Dokter Williams, dokter James Ik smeek u bij het aandenken mijns vaders, duldt niet dit misbruik van geweld en beschermt mij „Bedaar, lieve miss", vermaande dokter Wil liams het^ arme meisje. „Alles zal ten beste keeren. achik u in den wil van uw voogd en ga naar uwe kamer. Ik zal daar bij u komen, als wij bier klaar zijn', voegde hij er troostend bij, waarna Clara met mistress Rocke de biblio— theek verliet. „lk verzocht miss Day zich te verwijderen", zei dokter Williams nu tot den kolonel, ,,om u ronduit de waarheid te kunnen zeggen. Uwe handelwijze, mijnbeer, is mij onbegrijpelijk. Drie getuigen, aan wier geloofwaardigheid gij niet kunt twijfelen, bevestigen u, dat het dokter Day s laatste wensch was, dat zijne dochter hier bleef wonen en gij wilt dit verhinderen Maar gij spraakt van redenen, die gij daartoe hadt, mag men weten, welke die zijn Mijne heeren, ofscboon ik niet inzieinhoe- verre ik u rekenschap van mijue daden ver- schuldigd ben, wil ik aan uw verlangen voldoen en u mijne redenen blootleggen. Gij zult ze zeker als grondtg moeten erkennen. De oorzaak, dat ik mijne nicht niet bier laat, is dezejonge heer bier, die zicb dokter laat noemen, ofscboon bij nauwelijks de schoolbanken verlaten beelt. Hedenmorgen bekende bij onder ongeboorde viijpostigheid, dat hij reeds haar bruidegotn was. fetel u voor, mijne heeren, hij een mensch dien dokter Day, mijn zwager, uit barmhartigheid opnam, wiens moeder hier in diensc is, maakt aanspraak op de band mijner nicht en beroept zicb op de reeds verkregen toestemming mijns zwagers. Het is onmogelijk, dat gij niet inziet hoe noodzakelijk het is, Clara met mij te nemen, om haar niet aan de verleiding van een mensch iloot te stellen, die gewetenloos genoeg is, tot oon dei vele weldaden, die hij hier ontving, let hoofd der dochter zijns weldoeners op hoi te brengen." Traverse werd doodsbleek, toen hij zich weder zoo beleedigd zag, in tegenwoordigheid van twee getuigen. Bevend van woede sprong hij op en zou zich zeker op den lasteraar geworpen hebben, indien de dokters Williams en James dit niet met geweld verhinderd hadden. „Laat ons dien heer antwoorden", zei dokter James. „Ja, wees bedaard, beste Traverse", voegde Williams er bij. „De grove beleediging, een man van eer zooals u aangedaan, valt op hem terug, van wien ze uitgaat. Ja, kolonel Lenoir", riep hij, met verheffing van stem, „het kwetst ieder tatsoenlijk man, zoo smadelijk van een ongeling te spreken, die wegens zijne voortreffe- .i]ke hoedanigheden door iedereen geacht wordt. Wij kunnen u ook verklaren, dat dokter Day hem als zijn aanstaanden schoonzoon beschouwde, dat Clara met dokter Rocke verloofd is en hij door uw overleden zwager gemachtigd werd na drie jaar te huwen. Dit weten wij uit den moud van den doode, die zeer goed wist, dat hij voor zijne dochter geen beteren echtgenoot kon vinden dan dezen jongen man." Jammer", hernam Lenoir met bitse ironie, vdat deze voortreffelijke, uitmuntende, brave en edelmoedige jonge man het ongeluk heeft mij te mishagen. Ik, mijne heeren, ik ben de voogd van Clara en niet gij van mij hangt dus de beslissing af en niet van u of de heer Rocke de echtgenoot van mij a nicht zal worden, ja of neen. En daar ik dit niet van plan ben, mag de heer Rocke naar een andere partij uit- zien, want mijne nicht krijgt hij nooit De kolonel stond op en nam zijn hoed. „Gij zult nu wel inzien, mijne heeren, dat het volkomen nutteloos is, dezen woordenstrijd langer voort te zetten. Ik houd streng vast aan het recht dat de wet mij geeft en handel als een man bij wien de eer alleen tot richt- snoer geldt. Zonder dat Clara bij mij is, kan ik over haar geen vaderlijk toezicht uitoefenen." Dit zeggende boog Gabriel Lenoir voor de beide heeren tot teeken van afscheid. „Nog een woord", riep dokter Williams, als deze zag, dat bij wilde heengaan. Ik zie mij genoodzaakt tegen u eene aanklacht bij het gerecht in te dienen, om u de voogdij te ont- nemen, indien gij den laatsten wil desoverledenen niet eerbiedigt." „Zooals gij verkiest, dokter Williams", ber- vatte de kolonel trotsch. ,,Steunende op mijn goed recht, vrees ik uwe aanklacht niet." Hij Aan de memorie van antwoord van den Minister van Binnenlandsche zaken op zijne begrooting, is o. m. het volgende ontleend Aan de pensionneering van gemeente-ambte- naren en hunne weduwen en weezen zal de regeering zoo spoedig mogelijk haar voile aan dacht wijden. De constructie als zouden ge- meente-ambtenaren in rechtstreekschen dienst der regeering staan kan niet worden aanvaard. keerde den geneesheer den rug toe en verliet met een verachtelijken blik op Traverse de aibliotheek. Volgens zijne belofte begaf zich Williams naar Clara, terwijl dokter James met Traverse in den tuin wandelde, om den opgewonden jongen man tot bedaren te brengen. Dokter Williams vond miss Day in tranen op hare tamer bij mistress Rocke. Toen het jonge meisje den arts zag binnen- treden sprong zij op en riep ..Gij, de vriend mijns vaders gij zult mij niet verlaten! Help mij en verlos mij uit de handen van dezen latelijken mensch, die het op mijn ongeluk gemunt heeft Met groote moeite gelukte het Dr. Williams laar tot bedaren te brengen. „Troost u, lieve Clara, ik zal alles doen om den kolonel tot toegevendheid te dwingen. Ik Dehoef u niet te vragen, of ge er mee inge- nomen zijt, dat ik mij tot de rechtbauk wend." „Zeker ben ik datriep Clara. ,,God geve dat uwe pogingen met een goeden uitslag be- rroond worden." „Ik twijfel er niet aan," verzekerde de dokter, ,,intusscben moeten we ons ook op het tegendeel voorbereiden. Het ware niet onmogelijk, dat de rechter zich streng aan den inhoud van het testament hield in dit geval bleef u niets over dan u in het onvermijdelijke te schikken en met waardigheid uw lot te dragen, hoe ver- schrikkelijk het u ook toeschijnen moge." (Wordt vervolgd). TER SEMEME CO! RUT. °P Feeatlt,>>i«D* WJ de 1'irma P. i. VI* »E Mft'BE te Ter Nemeo. -r-t-n A IIMIIIIJMIIM i i £"i?®5?ee8t!5r en Wethouders der gemeente TER NEUZEN, geiet op de Militiewet 1901; lo. dat het register van inschrijving voor de lichting van de Nationale Militie van 191*2 van de hieronder bedoelde personen, die in 1892 zijn geboren, zal gereed liggen op de gemeente-secretarie alle werk- Van lsten tot en met den 31sten Januari 1911, van des voormiddaga 9 tot des namiddaes 5 uren 6 2o. vestigen de aandacht van belanghebbenden op de volgende bepalingen van bovengenoemde wet Art. 13. Voor de Militie wordt ingesehreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen net Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninerriik Belgie verblijf houdt 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader moeder of voogd binnen bet Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Belgie woon plaats heeft; 3°. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen net Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk BeJgie woonplaats heeft; 4o. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander, zoo hij op den isten Januari van het jaar het 19e levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der bij art. 15 omschreven gevallen. Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder 4o. A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige niet-Nederlander a. w:ens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de vooraf- gaande achttien maanden in het Rijk of de kolonien of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft; B. b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar overlijden in het hierboven onder a om schreven geval verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten 's lands gevestigd c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die ouderioos is of in wettelijken zin geen vader af moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rii k verblijf gehouden heeft de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voor afgaande achttien maanden in het Rijk of de kolonien of bezittingen des Rijks in andere wereld deelen gehad heeft, Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet. lo Art. 14. Be inschrijving geschiedt van hem bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo. zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder ot voogd zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Riik ho°udtP-aatS ft' 10 d6 £emeente> waar hiJ verblijf zoo hij door zijn vader, moeder of voogd ver laten is, ouderioos is of in wettelijken zin geen vader ot moeder heeft en het niet bekend is dat kr?LV00/ heeft, in de gemeente, waar hii verblijf houdt; J zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de gemeente Amsterdam; zoo hij in het Koningrijk Belgie verblijf houdt, in de gemeente Rotterdam; 2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam; Rotterdam - KoninSrijk B<%'C in de gemeente 3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente zijner woonplaats; zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk in de gemeente Amsterdam; zoo hij woonplaats heeft in het Koningrijk Belgie, in de gemeente Rotterdam; 4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o indien hij minderjarig is zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van dat artikel onder A a omschreven in de gemeente, waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft; zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder A b omsehreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft; is de woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de inschrijving in de gemeente waar de minder jarige verblijf houdt; Yeikeer' 'a een <Ier gevallen in even- Dedoelde zinsnede onder A c omschreven in de gemeente waar hij verblijf houdt; B, van bem, bedoeld iii art. 13, eerste zinsnede 4o.; indien hij meerderjarig is: in de gemeente waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijvine aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onder- Beigid Duitsche Rijk of in het Koningrijk Art. 15. Voor de militie wordt niet ingesehreven: lo. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te be- hooren tot den Staat, waar de Nederlanders niet aan de verplichte krijgsdienst zijn onderworpen, ot waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen. bij, die bewijst in de kolonien of bezittingen des Rijks iD andere werelddeelen verblijf te houden ot woonplaats te hebben, al beeft zijn vader, moeder, voogd of curator woonplaats binnen het Rijk. Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden inge sehreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen den lsten en den Slsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht. Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doen der aangifte indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Belgie woonplaats heeft. Behoudens de uitzondering bij de volgende zinsnede gemaakt rust de zorg voor het doen der aangifte uit- sluitend op den in te schrijven minderjarige: indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het K woonplaats heeft; indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht missen indien hij door zijn vader, moeder of voogd ver laten isof indien hij ouderioos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft. Hij die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het korps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bpj de koloniale troepen, is tot het doen van de aan- gifU niet verplicht. Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte ver plicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. De volmacht blijft onder Burgemeester en Wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt door Ons bepaald. Art. 18. Voor de militie wordt ook ingesehreven of wordt opnieuw ingesehreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat waarin hij het 18de levensjaar volbracht en voor het intreden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in bet Koningrijk Belgie gevestigd heeft; ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Belgie gevestigd heeft; ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden zoo hij in een der hier- 2o. 3o. 4o. 5o. 6o. boven onder lo. omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder 2o. omschreven; ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar zijne woon plaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Belgie gevestigd of er woonplaats verkregen heeft ieder mannelijk meerderjarige die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hiervoren onder 4o. omschreven gevallen ver keert ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor bet intreden van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en art 15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de inschrijving op nieuw moet geschieden en van de verplichting tot het doen van aangifte ter inschrij ving of ter inschrijviDg op nieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingesehreven, geschiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen of werd hij reeds vroeger ingesehreven doch van het register afgevoerd na het terug erlangen van het Nederlanderschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijl of de vestiging of het verkiijgen van woonplaats bin nen het Rijk in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Belgie. De inschrijving geschiedt in het register betreffende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zin snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort. Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en ten hoogste J 100 wordt gestraft de overtrading van de artt. 16, 18 en 22. Ter Neuzen, den 6 December 1910. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. A. P. GEILL, Burgemeester. W. S. J. DIELEMAN, Secretaris.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1910 | | pagina 1