Wordt vervolgd). wat spoediger kunnep opgelost worden, wanneer den Mi nister op de urgentie der'* werken wordt gewezen De Voorzitter denkt van niet. De heer Moggre meent dat dit zeer zeker zou kunnen helpen. De heer Van de ReeWe weten toch dat, als we iets willen krijgen, we moeten blijven aankloppen, daar het adders op de lange baan geschoven wordt. De Voorzitter: De kwestie der havenwerken duurt al zoolang ik hier ben er zijn in dien tijd reeds verschillende plannen ontworpen en ten laatste is een plan goedgekeurd aan de voorbereiding waarvan nu gewerkt wordtof men nu naar den Minister gaat of niet, dat zal toch niet helpen. De heer Visser zou gaarne zien dat er ten dezen opzichte weer eens wat van gemeentewege gedaan werd, al is het nog geen jaren, zoo is spreker nu toch al eenigen tijd Wethouder en hij heeft in de vergaderingen van het Dagelijksch Bestuur nog met geen enkel woord hooren reppen over deze voor Ter Neuzen zoo belangrijke kwestie. De VoorzitterU weet van de zaak evenveel als ik, want nadat ik op audientie geweest ben, heb ik aan den Raad, al is het dan in besloten zitting, verslag gedaan van het resultaat der besprekingen. De heer VisserMaar daar kwamen we ook niet veel verder mede en ik meen daarom dat we weer eens wat moeten doen. De heer De Jager gelooft, dat het wel van invloed zal zijn, wanneer den Minister wordt gewezen op de bestaande treurige toestanden. De Voorzitter kan met dit denkbeeld niet meegaan. De heer Van de Ree U sprak zooeven van eene commissie die hier geweest is en besprekingen die hier zijn gehouden en daarop grondt u klaarblijkelijk uwe meening, dat het niet gewenscht is om thans bij den Minister van Waterstaat aan te kloppen. Is bij die be sprekingen iets medegedeeld dat de Raad niet weten mag De VoorzitterIk heb na de audientie, zooals ik zeide, mededeeling gedaan aan den Raad, in besloten vergadering omdat daarbij zaken te bespreken waren, die nog niet voor publiciteit vatbaar waren. De heer De JagerMaar ondertusschen is de zaak waar het om gaat er niet mede vooruit gekomen. De Voorzitter: Al zou de Minister alle mogelijke haast met de zaak maken, dan duurt het zeker nog wel een jaar eer een en ander in orde is. De heer Visser: Een reden te meer om op het maken van spoed aan te dringen. De heer Van de ReeJa, want anders duurt het nog wel 2 of 3 jaar. De VoorzitterBuitendien moet deze zaak ook nog aanhangig gemaakt worden bij de Provinciale Staten, want het sehijnt dat de Minister van de provincie eene bijdrage in de kosten wil vragen en dat kan dus niet aan de orde komen voor de eerstvolgende zomervergadering. De heer VisserAlles redenen om op het maken van spoed aan te dringen. De heer Lensen merkt op, dat het hem lijkt alsof bij enkele leden het vermoeden bestaat, dat in de door den Voorzitter aangehaalde conference dinggn zijn besproken, die van invloed zijn op de houding thans door den Voor zitter aangenomen hij is met de conferentie bekend en weet daarom dat er zaken besproken zijn die niet voor openbare mededeeling vatbaar waren, of liever dat de Voor zitter door de heeren die hier kwamen om te confereeren niet gemachtigd is, om het besprokene in het openbaar mede te deelen. Waar het thans aan de orde gekomen voorstel wel eenigermate met die conferentie verband houdt, geeft hij in overweging om even over te gaan in besloten zitting, teneinde aan den Raad die mededeelingen te doen, welke voor eene beoordeeling dier kwestie noodig zyn. De heer Van de ReeDan toch maar alleen voor het doen dier mededeeling De heer Lensen Natuurlijk De Voorzitter schorst alsnu de openbare zitting welke overgaat in eene mot gesloten deuren. Na het weder openbaar worden der vergadering brengt de Voorzitter naar aanleiding van de in besloten vergade ring gehouden besprekingen in omvraag een voorstel om eene commissie af te vaardigen naar den Minister van Financien, teneinde van dezen te verkrijgen een spoedig uitvoeren der voorgenomen werken, bij wijze van werk- verschaffing, onder toezicht der gemeente en om voorts den Minister van Waterstaat schriftelijk in kennis te stellen met de ingekomen verzoekschriften en in verband daarmede aan te dringen op uitvoering der in uitzicht gestelde havenwerken. Het eerste deel van het voorstel wordt aangenomen met algemeene stemmen, het tweede deel met 7 tegen 5 stemmen. Voor het tweede deel van het voorstel stem- men de heeren Donze, Visser, Dees, Moggre, De Jager, Scheele en Van de Ree; tegen de heeren: Wieland, Lensen, De Feijter, Kerkhoven en De Bruijne. Vervolgens wordt goedgevonden dat de af te vaardigen commissie zal bestaan uit den Voorzitter en een lid van den Raad. De Voorzitter verklaart zich bereid de opdracht te aanvaarden. Uit den Raad wordt aangewezen de heer De Jager, met 9 stemmen de heeren Dees, Van de Ree en Drost ver krijgen ieder 1 stem. De heer De Jager verklaart zich eveneens bereid do benoeming aan te nemen. 3. Wijziging verordening tot regeling der jaarwedden van de onderwijzers. Naar aanleidipg van het ingekomen adres van de afdeeling Ter Neuzen en omstreken van den Bond van Nederlandsehe onderwijzers om verbetering van de salarissen der onder wijzers, door verhooging van het minimum en verkorting van den termijn waarbinnen het maximum-salaris kan worden bereikt, en ingevolge bij de begrooting gedane toezegging wordt thans door Burg, en Weth. voorgesteld het minimum voor onderwijzers van bijstand met minder dan 3 dienstjaren, te verhoogen van f 575,tot f 600,- en de verhoogingen aldus te regelen met 3 en meer doch minder dan 6 dienstjaren f 650, 6 9 700, 9 '12 o) 750, 12 16 800, 16 20 850. 20 en meer dienstjaren 900, De maximum-jaarwedde wordt dan bereikt na 20 jaar, terwijl dat thans is bepaald op 24 jaar. De verdere regeling omtrenttegemoetkomingvan woning- huur enz. blijft onveranderd, n.l. 75 voor binnen de kom, 60 voor Sluiskil. Naar aanleiding van dit voorstel, dat in handen was gesteld van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs is gisteren van die commissie een schrijven in gekomen waarin zij te kennen geeft het wenschelijk te achten de salarissen van de onderwijzers van bijstand vast te stellen als volgt met minder dan 3 dienstjaren 600, met 3 en meer doch minder dan 6 dienstjaren 650, 6 9 700, 9 12 740, 12 16 780, 20 20 825, 24 24 875, met 24 en meer dienstjaren 900, En voorts om voor het bezit der hoofdakte boven voor- noemd salaris uit te keeren 150,(thans wordt daarvoor genoten 100,en f 200,wanneer de onderwijzer den leeftijd van 23 jaar bereikt heeft en het bezit der hoofd akte voor hem verplichtend wordt gesteld. Verder wordt voorgesteld aan de hoofden van scholen en onderwijzers die thans voor bijakten f 100,genieten voor de eerste en f 75,voor elk der volgende, mits die akten voor het geven van onderwijs vereischt worden, in het vervolg boven hunne jaarwedde uit te keeren voor het bezit der akte p (wiskunde) f 40,en voor de akten I, in. ii. q, p en rbis en s zijnde Fransche taal, Duitsche taal, Engelsche taal, handteekenen, landbouwkunde, tuin- bouwkunde, gymnastiek) 25,ook al zijn deze akten niet voor het geven van onderwijs vereischt. Op deze wijze wenscht de commissie van toezicht voor eerst tegemoet te komen aan den wensch tot verhooging der aanvangssalarissen, terwijl dan verder de onderwijzers het in hunne macht hebben, zelf te kunnen medewerken tot verbetering hunner salarissen, door meerdere studie en wel in de eerste plaats door het verkrijgen der hoofd akte, waarop de commissie grooten prijs stelt in afwijking met hetgeen door anderen omtrent het bezit der hoofd akte wordt aangevoerd, terwijl ook thans eeneaansporing wordt gegeven om ook door het verkrijgen van andere akten zichzelf in betere financieele omstandigheden te brengen, niet alleen omdat het salaris daardoor verbetert maar ook omdat zij dan door eventueel geven van privaatlessen daartoe kunnen medewerken. De gewone akte voor 1. o. blijft dan voor de ijverige onderwijzers niet »de baton de marechal". Wat aangaat de door Burg, en Weth. voorgestelde ver hooging van de tegemoetkoming voor huishuur voor de onderwijzers van bijstand, hieromtrent was de commissie het niet eens. De eene helft wenschte die te regelen voor onderwijzers in de kom op 90 en daarbuiten 60 en de andere helft der commissie wenschte die te bepalen op f 75 voor binnen en 60 voor buiten de kom. De Voorzitter deelt mede dat Burg, en Weth. door de late ontvangst geen gelegenheid hebben gehad om dit schrijven te overwegen en ook kon het niet bij de andere stukken ter visie worden gelegd. Hij vraagt daarom of de Raad deze zaak wenscht aan te houden, teneinde zich nader daarvan te kunnen op de hoogte stellen. De heer De Jager acht uitstel gewenscht, dan kunnen Burg, en Weth. er ook hunne meening over uitspreken en de leden het eens nader inzien, wat wel noodig is, daar het voorstel naar hij meent nogal van invloed zal zijn op de financien der gemeente. De heer Kerkhoven (secretaris der schoolcommissie) wil even opmerken dat de commissie 12 dezer het voorstel van Burg, en Weth. ontving en dus niet voor 20 dezer kon vergaderen omdat de oproeping 8 dagen te voren moet geschieden. De vergadering heeft Dinsdagavond plaats gehad en gisteren heeft spreker het rapport gereed gemaakt; de late inzending Is dus niet aan de commissie te wijten. Hij kan zich zeer goed met een voorstel tot aanhouding vereenigen en stelt nog in 't kort in 't licht dat de com missie wel kan meegaan met eene verhooging van het minimum en niet verder wenschte te gaan, doch dat haar voorstel verder ten doel heeft voor de onderwijzers de gelegenheid open te stellen om door aan wending van ijver hunne positie te verbeteren, door bun meer te betalen voor het bebalen der hoofdakte en ook wat re geven voor andere akten. ook al worden die niet voor het geven van onderwijs vereischt. Wat de kosten betreft, zegt spreker dat het voorstel der commissie goedkoop'er zal zijn dan de door Burg, en Weth. voorgestelde regeling. De heer Drost komt ter vergadering. Met algemeene stemmen wordt besloten het aan de orde zijnde punt aan te houden. 4. Wijziging van de politieverordening De Voorzitter stelt aan de orde het wijzigen van de verordening tot handhaving der veiligheid' op de openbare wegen en wateren, naar aanleiding van het schrijven van den administrateur der electrische centrale, omtrent meer- malen veroorzaakte kortsluiting in het net, waartoe de vorige vergadering in beginsel werd besloten. In verband hiermede is ingekomen een adres van P. L. Boogaard, timmerman-aannemer en bouwkundige, waarin deze, naar aanleiding van het schrijven van den admini strateur der electrische centrale, vermeld in het versl van de gemeenteraadsvergadering van 20 Oct. j 1., het volgende aan den Raad meldt Dat de heer administrateur op bepaalde uren (zijne b. v. van 121 en 56 uur enz.) had aangeboden d? stroom af te sluiten, was voor de werklui van weini waarde, dewijl de werken langs de draden in een enkfi uur natuurlijk niet waren klaar te maken. Bijna alle uren van de dagen die aan het gebouw van den heer Wolfert zijn gewerkt, verkeerden de werklieden min of meer in gevaar in aanraking te komen met de leidingen.- Nu zou de administrateur den ambachtsman willen treffen (volgens de door hem in overweging gegeven artikelen aan te vullen bij de politieverordening), hem, die soms gedwongen is voor zij n dagelijksch brood te werken in de nabijheid dier draden, dewelke nabij of dikvvijls tegenaan de muren en vooruitstekende goten onzer huizen zijn bevestigd. Hij gaat accoord met de bedoeling, als er moedwillig storing wordt veroorzaakt, er dan gestraft kan worden door middel van daarop van toepassing zijnde politieverordeningen, maar adressant zoude het niet meer dan billijk vinden, dat er maatregelen werden genomen opdat de ambachtsman ongestoord en zonder groot gevaar zijn werk konde verrichten in de nabijheid der leidingen. Adressant is maar een leek in de electriciteitsleer, maar waagt het toch te vragen Waarom beschermt de gemeente of de directie der centrale hare leidingen niet, wanneer zulks noodig is, (zooals in het onderhavige geval bij de verbouwing van het dak van het woon- en winkelhuis van den heer Wolfert)? Naar adressant dunkt ware de werkman dan voor een groot gevaar bevrijd, terwijl de kortsluiting of storing, minder of niet meer zoude voorkomen. De Voorzitter deelt mede dat dit adres om bericht is gesteld in handen van den administrateur der centrale, waarop is ingekomen een schrijven van de directie der Industrieele Maatschappij waarin deze te kennen geeft, met belangstelling kennis te hebben genomen van het verslag der raadszitting van 20 Oct. jl., waaruit blijkt dat ter opname in de politieverordening bepalingen worden over- wogen, om storingin de lichtlevering, veroorzaakt door derden te voorkomen, bepalingen die zij, op grond van hetgeen herhaaldelijk is voorgekomen, noodzakelijk acht. Naar aanleiding van het haar toegezonden adres van den heer Bogaard deelt zij mede, dat toch niet van haar verlangd zou kunnen worden. dat zij voor iedereen, die in de nabijheid van haar net werkzaamheden heeft te verrichten, zulke bescherming daar rond zou aanbrengen, dat beschadiging daarvan niet mogelijk is. Op grond van de concessieverleening door de gemeente Ter Neuzen heeft de maatschappij kostbare werken aan- gelegd en nu gelooft zij ook op medewerking van de gemeente te mogen rekenen, waar het betreft beschadiging van haar eigendom te voorkomen. Bij den aanleg heeft zij met zorg acht gegeven op de belangen van derden en hare werkzaamheden zoodanig ingericht, dat deze belangen niet geschaad worden. Mag de maatschappij vraagt de Directie nu met hetzelfde van derden tegenoimr haar verwachten De administrateur der Clntrale wenscht daaraan nog toe te voegen dat het hem niet duidelijk is wat Boogaard met die zaak te maken heeft, daar hij, voor zoover den administrateur bekend, aan 't huis van den heer Wolfert geen kortsluiting veroorzaakt heeft. Eigenaardig is 't niettemin, dat bij verschillende verbouwingen 't meesten- tijds een en dezelfde was, waardoor storingen werden veroorzaakt, of althans door medehelpers. Hij besluit daaruit dat 'tgewoonlijk om een persoon draaide. Het is nu toch ondoenlijk om het net bij voor- komende werkzaamheden van ambachtslieden steeds te beschermen Zulk verlangen is niet alleen onredelijk, doch de uitvoering is ook onmogelijk. Bovendien is 't nergens gebleken, dat herstellingen aan gebouwen, waarlangs de leidingen loopen, niet uitvoerbaar waren. Dat het meer omzichtigheid vereischt en daardoor 'twerk langer duren kan, zal in sommige gevallen waar zijn, doch zoo is 't ook met vele andere bedrijven als telefoon, tramwegen enz. enz. Voor zoover mogelijk is de administrateur aan billijke verlangens van ambachtslieden steeds tegemoet gekomen. Men kan echter niet verlangen dat geheele dagen de stroom uitgeschakeld wordt. In verband met het oorspronkelijk verzoek van den administrateur, wordt door Burg, en Weth. voorgesteld de verordening tot handhaving van orde en veiligheid op openbare wegen en wateren aan te vullen als volgt achter art. 11 wordt gelezen Art. Ha. Het is verboden op den openbaren weg op eenige wijze voorwerpen te plaatsen, te stellen of aan te brengen, die voor de electrische licht- en krachtgeleidingen hinderlijk kunnen zijn. Art. 116. Het is verboden zonder schriftelijke goed- keuring van Burg, en Weth. aan perceelen, aan den openbaren weg gelegen, werkzaamheden te verrichten, waardoor de electrische stroomlevering gevaar kan loopen gestoord te worden. Art. 11c. Het is verboden le. de werken dienende tot electrische stroomlevering te beschadigen of onbruikbaar te maken 2e. kortsluitingen in bet leidingsnet te veroorzaken. Terwijl wordt voorgesteld in art. 66 in te lassctien dat overtreding van deze artikelen wordt strafbaar gesteld met eene geldboete van ten hoogste 25 of met hechte- nis van ten hoogste 6 dagen. De heer Donze constateert dat door invoering van der- gelijke straf bepalingen, de electrische centrale wordt voor- getrokken boven de ambachtslieden; hij vraagt daarom of het niet op den weg van het gemeentebestuur zou liggen om integendeel de centrale een wenk te geven dat zij in gevallen dat in de nabijheid van geleidingsdraden moet gewerkt worden, hare draden isoleert, waardoor geen gevaar voor ongelukken meer zou bestaan. De heer De Jager is er in de verste verte niet op tegen om mede te werken aan het nemen van maatregelen in het belang van de openbare orde en veiligheid, maar vraagt of het wel mogelijk is, bepalingen als thans voor gesteld in de politieverordening op te nemen. Het betreft hier eene particuliere onderneming en nu weet hij niet of het geoorloofd is om ten behoeve van bescherming van particuliere belangen strafbepalingen uit te vaardigen. De heer Van de Ree wijst er ook op, dat de electrische centrale eene particuliere zaak iszij heeft wel concessie van de gemeente gekregen, maar dat stempelt haar nog niet tot eene openbare onderneming. Was het een ge- meentelijk bedrijf, dan was het wat anders. Hij meent dat het niet aangaat om bepalingen, als thans voorgesteld. ten behoeve van particulieren uit te vaardigen. Hij vindt het niet behoorlijk dat ieinand als de heer Wolfert, wiens huis met draden is omspannen, daarvan last ondervindt als hij aan zijn huis wil laten werken. Of - vraagt spreker krijgt de heer Wolfert ver- goeding voor het aan zijn huis laten spannen der draden De heer Moggre heeft geen bezwaar tegen bescherming van de electrische geleidingen tegen moedwillige be schadiging, maar meent dat daartegenover ook maatregelen zouden moeten worden genomen, waarbij de werklieden beschermd wordendie mogen z.i. ook geen last onder- vinden van de centrale. De heer Kerkhoven deelt mede dat het verschillende malen is voorgekomen dat het net door moedwil of door roekeloos optreden werd beschadigd. Door den inspecteur van politie is een jongen verbaliseerd, die een ijzerdraad over de draden wierpdeze kwam er met eene geringe boete af. Bij het bouwen van het hotel Gambrinus, had men alle draden bijeen gebonden onder de stelling, waardoor gedurende li uur de leiding op Java gestoord was, daar men eerst niet kon vinden waar de storing in het net zat. Hetzelfde deed zich voor bij het verbouwen van het huis van den heer Wiskerke, waar nu de heer Franse woont. ook toen was een deel van het net l£ uur gestoord. Bij het Koninginnefeest had men ergens een poort op gericht en palen met ijzeren pieken tusschen de draden geplaatst, wat storing moest tengevolge hebben. Hier op de Markt had men naar ik meen tijdens eene ver gadering van Burg, en Weth., zoo netjes een kettingje over de draden geworpen, dat gedurende den dag het licht aanging en geruimen tijd aanbleefdaardoor ont- stond geen schade aan het net maar toch stroomveriies. De heer DeesDat was in ons nadeel De heer Kerkhoven kent nog een geval hij zal geen namen noemen dat ergens een piano naar een boven- verdieping werd opgeheschen en deze eenvoudig door de geleidingsdraden werd heen getrokken. Dat zijn toch handelingen die een gevolg zijn van moedwil of roekeloos- heid en hij acht het noodig dat tegen dusdanig haudelen wordt opgetreden. De administrateur, die hem deze feiten mededeelde, heeft ook gezegd, dat hij tijdens het bouwen bij den heer Wolfert had te kennen gegeven, zooveel mogelijk te willen medewerken, door b. v. van 67 en van 121 uur den stroom af te sluiten, en ook, wanneer het langer mocht noodig zijn, zooveel mogelijk aan die verzoeken te zullen voldoen. Hem is echter geen enkel verzoek geworden. Nog een ander geval is bekend, nl. bij den heer P. J. Scheele op de Markt, daar werd door iemand voor de aardigheid de geleiding eens aangeraakt en de man die dat aardigheidje uithaalde zonk bevyusteloos neer, ge- trolfen door een stroom van 440 volt In het licht van zulke feiten lijkt het toch noodig, dat ter voorkoming van ongelukken, maatregelen genomen worden. De Voorzitter betoogt dat er geen reden bestaat voor het door den heer De Jager geopperde bezwaar, dat in de politieverordening zoodanige bepalingen niet zouden mogen worden opgenomen. Art. 135 der gemeentewet zegt, dat de Raad bepalingen kan maken, die hij in het belang der openbare orde en veiligheid noodig acht. Geen ander lichaam heeft daarover iets te zeggen dan juist de Raad. Evengoed als op grond van openbare orde het kleedjeskloppen na een bepaalden tijd verboden is, ot het schuren der straten onder sommige omstandigheden, of voorschriften zijn gegeven omtrent het uitsteken van vlaggen, enz. enz. kunnen ook in het belang der openbare orde de voorgestelde artikels worden opgenomen. Wat het isoleeren der draden betreft, waarover de heer Donze sprak, dat is vrijwel onmogelijk. Overigens hebben de leden kunnen hooren, uit den brief van den admmi- sirateur, dat hij, wat betreft het geval bij den heer Wolfert heeft gepresenteerd planken te geven, wanneer men die wilde komen halen, om daarmede de draden zoodanig te beschermen, dat zij geen gevaar meer zouden opleveren. Van dat aanbod hadden de ambachtslieden toch gebruik kunnen maken en dan was schade voorkomen geworden. Spreker heeft ook geen bezwaar tegen het opnemen van bepalingen waardoor de centrale wederkeerig den plicht wordt opgelegd voor de veiligheid te zorgen, als men maar zegt hoe men dat wenscht geregeld te hebben. De heer Moggre zou wenschen dat de ambachtslieden ook werden beveiligd en dat gezorgd wordt dat zij van de geleidingen geen nadeel kunnen ondervinden. De Voorzitter betoogt dat met het oog daarop juist is opgenomen de bepaling, dat iemand die eenig werk wil uitvoeren nabij de geleidingen, dit niet mag doen zonder schriftelijke vergunning van Burg, en Weth. Wanneer iemand het dan aanvraagt, zullen natuurlijk die voor schriften gegeven worden, die in het belang der veiligheid noodig worden geacht. Spreker gelooft dat de Raad deze bepalingen behoort aan te nemen, voor een goede en ordelijke handhaving der concessie. De heer Moggre heeft geen bezwaar tegen invoering dezer bepalingen om een goeden gang van zaken der electrische centrale te bevorderen, maar is eenigermate bevreesd dat, wanneer geen andere voorschriften gegeven worden, de ambachtslieden te veel aan de willekeur van den administrateur der centrale zullen afhangen en dat acht hij niet gewenscht, want daardoor kunnen ze dan groot nadeel ondervinden. De heer Dees verklaart dat Burg, en Weth. juist voor- stellen om die werken alleen onder hunne goedkeuring te doen geschieden, om de belangen der ambachtslieden in bescherming te kunnen nemen. Zij zullen dan na tuurlijk die voorschriften geven, welke zooveel mofeliik de veiligheid waarborgen. De heer Moggre stelt de vraag wie die maatregelen zal hebben te nemen, of wel de kosten daarvan dragen, want daar komt het op aan. De heer Drost noemt het een gevaarlijk antecedent, als men hier gaat beginnen om het bedrijf van een particulier, die van de gemeente vergunning heeft gekregen om dat te mogen uitoefenen, en dat gevaar oplevert, gaat be schermen door het invoeren van bijzondere strafbepalingen. Wanneer dat bedriji*gevaar loopt, komt het hem voor dat de belanghebbende zijn bedrijf zelf moet beschermen. De oorzitter heeft wel gezegd dat het isoleeren der draden onmogelijk is, maar uit het aanbod van den administrateur om plannen te geven voor bescherming der draden, aan het huis van den heer Wolfert, blijkt toch, dat hij er wel een weg op weet om die draden te beveiligen. En nu is het volgens hem een verkeerd be ginsel om de ingezetenen die wenschen te bouwen of te verbouwen aan dien ondernemer ondergeschikt te maken. Deze behoort dan, als zijne leiding gevaar loopt, zelf maatregelen te nemen om die te beschermen, in plaats van zoo uit de hoogte te spreken »ik ben bereid". Het moet van hem geen gunst zijn die men geniet, maar een plicht is het voor hem er zelf voor te zorgen. Wij moeten zegt spreker daarvoor geen politie- maatregelen nemen, want dan kan ieder particulier onder nemer wel met een dergelijk verzoek afkomen. De oorzitter Maar wie moet er dan voor zorgen dat er geen stoornis in de leiding kan komen De heer DrostDaar moet de ondernemer zelf voor zorgen 1 De Voorzitter: Maar dat gaat toch niet? De heer DrostVindt u niet Ik meen van wel I De Voorzitter deelt die meening niet. De heer DrostDe onderneming, die hier volgens ge geven vergunning mag exploiteeren, levert gevaar op en dat behoort zij zelf te voorkomen. De Voorzitter wijst er op, dat zij toch de handelingen van het publiek niet kan voorkomen, als er draden opde leiding worden geworpen of dergelijke. De heer Drost: Dat zijn baldadigheden en die zijn nu ook reeds stral baar, zooals uit het geval met dien jongen bewezen is. De Voorzitter: Dat is een geval, waarin de schuldige gestiatt werd, maar in hoeveel andere geschiedt dit niet? De heer De Jager meent toch ook dat de centrale voor de beschadiging van haar bedrijf en hare eigendommen voldoende gewaarborgd is door de wet. De heer KerkhovenMaar zoekt eens altijd uit, wie den dader van die handelingen is De heer DrostDaartegen helpt ook het maken van verordeningen nietdan moot de overtreder toch ook bekend zijn om ell'ect van de bepalingen te hebben. De heer De Jager: Verondersteld er knapt een draad af, iemand wordt er door getrolfen en bekomt letsel, wie is daar dan verantwoordelijk voor De Voorzitter: Dan kan hij schadevergoeding vragen aan de centrale. De heer Van de Ree: Als hij dood is! De heer Kerkhoven Maar hoe gaat het dan als ieinand een dakpan op het hoofd krijgt De heer Van de Ree Dat komt zelden voor, maar we weten, dat de electrische draden kunnen afknappen. De Voorzitter Het is nog niet voorgekomen. De heer Van de Ree Ja, een keer, hier in de straat, gelukkig zonder ongelukken te veroorzaken, De V oorzitter En aan wien was toen ook de schuld De heer Van de Ree Het is gebeurd omdat de draden niet beveiligd waren, daardoor kon een timmerman deze met zijn zaag aanraken. De oorzitter Daarom willen wij j uist maatregelen voorschrijven, dat die draden beveiligd moeten worden, dan wordt daardoor gezorgd voor de algemeene veiligheid. De heer Van de Ree: Maar wie moet ze nemen? Ik ben het eens met den heer Drost dat de centrale die maatregelen zelf moet nemen, dat die zelf met zijn planken. moet aankomen, maar niet goedgunstig vergunnen om die te komen halen. De heer Drost meent dat voorzichtigheid geraden is de administrateur stelt zich op een zeer hoog standpunt dat blijkt ook weer uit zijn schrijven. Daarin klinkt alles uit de hoogte ik moet zeggen hoe het moetik moet zeggen hoe de zaak zal geregeld worden ik regel mijn electrische centrale zooals ik dat noodig oordeel De Voorzitter merkt op, dat de Raad nu toch niet zoo danige maatregelen kan nemen, dat de verleende concessie zoo goed als waardeloos wordt. Hij weerspreekt dat de toon van het schrijven van den administrateur zoo uit de hoogte zou klinken, het is eenvoudig een officieel schrijven. De heer Lensen vraagt of er in de concessie- voorwaarden ook eene bepaling voorkomt, waarbij de gemeente de ver- plichting op zich heeft genomen te zorgen dat de Indu strieele Maatschappij de concessie ongestoord kan uitoefenen De heer Kerkhoven deelt mede dat in de concessie- voorwaarden is bepaald dat de gemeente alle zedelijken steun zal verleenen voor het uitvoeren der concessie; dat is de eenige bepaling die hierop van toepassing zou zijn. De Voorzitter vermeent dat dit ook een zeer natuurlijke zaak is. De maatschappij heeft zich groote olfers getroost om hare installatie te makfen en naar het hem voorkomt is het voor de gemeente een plicht te helpen zorgen dat de concessie ongestoord kan worden uitgevoerd. De heer Drost noemt dat groote woordende maat schappij wordt evengoed beschermd als elk ander burger, maar spreker komt er op tegen dat ten behoeve dier par ticuliere onderneming bijzondere strafbepalingen zouden worden in het leven geroepen. De Raad heeft hier echter te doen met een Voorzitter die de centrale voortdurend in bescherming neemt, door dik en dun en dit stemt zeer onaangenaam. De Voorzitter merkt op dat dit misschien de meening van den heer Drost is, maar dat deze zich vergist; hij behandelt dit punt volkomen zakelijk en geeft zijne over- tuiging weer. De heer Donze merkt op dat van elke verbouwing door Burg, en Weth., wordt kennis gedragen want het moet aan hen aangevraagd worden. Zouden Burg, en Weth. de centrale geen kennis kunnen geven van de voorgenomen verbouwingen en aan de centrale de verplichting opleggen dat het niet ter plaatse van de verbouwing moet worden omgelegd en stroomloos gemaakt De heer DrostDat zou nog heel wat bezwarender zijn. De heer KerkhovenDe kosten zouden dan behooren te komen ten laste van de verbouwers 1 De heer DrostWaarachtig niet 1 De heer DonzeDie zouden dan moeten komen ten koste van de centrale. De.heer Drost doet eene.mededeeling omtrent een eigen ervaringde centrale wilde langs zijn huis draden spannen van het eene naast zijne woning staande huis naar dat aan de andere zijde staande huis. De Voorzitter kwam hem toen echter overreden om maar toe te geven daar er anders voor zijne woning eene paal zou geplaatst worden. Die paal zou dan voor zijne woning hebben moeten staan, alsof de aansluiting voor dat naast hem gelegen huis niet had kunnen geschieden vanaf de paal geplaatst aan de ondere zijde der straat 1 Hij zal echter omtrent deze zaak niets meer zeggen. De heer Visser wijst er op dat de feiten toch alleen strafbaar zullen zijn wanneer er moedwil in het spel is. Als iemand eens per ongeluk met een zaag tegen de draden komt, zal deze niet terstond gestraft worden. Er dient toch iets te geschieden, want den stroom gedurende een halven dag of langer uitschakelen, gaat ook niet. Na nog enkele opmerkingen geeft de heer Visser in overweging deze zaak nog eens aan te houden, dan is er gelegenheid om over een en ander nog eens na te denken. Dit voorstel wordt aangenomen z. h. s.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1910 | | pagina 10