Ter Heuzensche Courant Donderdag 14 Juli 1910. No. 5480. Handelsberichten. f-p~wTn~Fn~p~H 7RT Provinciale Staten van Zeeland. Stoombootdienst Middelburg—Zierikzee. Hulst, 11 Juli 1910. VAN ZOMERZITTING. Vergadering van Dinsdagmorgen te 10 uur. Yoorzitter de heer Mr. H. J. Dijckmeester, Comraissaris der Koningin. Aanwezig alle leden. De notulen der vergadering van 6 Juli worden gelezen en goedgekeurd. Tot lid der Eerste Kamer wordt herkozen de W. Hovy met 27 stemmen tegen 2 op ieder der heeren W. baron Roell en J. H. C. Heijse, 1 op den heer Mr. A. J. F. Fokker en 10 bianco. Overeenkomstig het voorstel van Gedep. Staten wordt besloten tot oprichting van een waterschap over de bediikte gronden in het Slaak, thans genaamd de Prins-Hendrik- polder en werd het door Gedep. Staten ontworpen concept- reglement van dat waterschap aangenomen. Besloten wordt tot toekenning van eene subsidie van /500 aan de gemeente Nisse, eene van /350 aan de ge- meente Veere, beiden in de kosten der gemeentelijke huishouding voor 1910. Verder eene jaarlijksche subsidie van 1600 aan de vereeniging »De Ambachtsschool" te Goes, en een dito van 2000 aan de vereeniging »De Ambachtsschool" voor Hulst en omstreken. Bij de behandeling in de afdeelingen van het voorstel van Gedep. Staten tot verhooging van het maximum van het subsidie, toegekend aan de ambachtsschool te Middelburg van 3000 op 4000, werd in twee afdeelingen er de aandacht op gevestigd, dat in het conceptbesluit niet de voorwaarde werd opgenomen, dat de gemeente Middelburg ook het meerder gevraagde, zal moeten toestaan, waar- omtrent nu nog geen zekerheid bestaat. In eene afdeeling achtten 5 leden deze voorwaarde ge- wenscht, in de andere afdeeling bleef het bij het eene lid, dat er de aandacht op vestigde. Verder wordt er nog de aandacht op gevestigd, dat het subsidie gevraagd werd tot wederopzegging, terwijl het concept-besluit zich daarover niet uitlaat. lletbesluit van 1905 loopt tot 1911, dit zou bij dat gewijzigd voorstel evenzeer het geval zijn, zoodat daaromtrent in het be- sluit zou moeten worden voorzien. In de derde afdeeling kon men zich geheel met het voorstel vereenigen, terwijl Gedep. Staten in het verslag geene aanleiding vonden, om wijziging in hun voorstel te brengen. Het voorstel wordt aangenomen zonder stemming. Besloten woidt tot verhooging van het maximum van het subsidie, toegekend aan de ambachtsschool te Zierikzee van 1200 op 1000 per jaar. Uit het algemeen verslag van de afdeelingen betreffende het voorstel tot toekenning van een .jaarlijksch subsidie van f 215 voor de aan de ambachtsschool te Hulst ver- bonden auondvakteekenschool, bleek dat men in eene afdeeling onvoorwaardelijk mede ging met het voorstel. In eene andere afdeeling waren alle leden van gevoelen, dat in voorwaarde a behoorde te worden gelezen dat door de gemeente Hulst, omliggende gemeenten en particulieren ten minste 405 per jaar worde bijgedragen. Gedep. Staten stellen voor alleen te bepalen dat de gemeente Hulst minsiens /215 per jaar moet bijdragen. In eene derde afdeeling gaf eenzelfde denkbeeld tot wijziging als bovengenoemd, aanleiding tot uitvoerige diseussie 5 leden gingen daarvan mede, met dez.e wijziging, dat het cijfer der bijdragen in plaats van f 405, 335 zou bedragen 0 leden gingen mede met het ongewijzigde voorstel van Gedep. Staten3 leden onthielden zich eene meening uit te spreken omtrent het al of niet wenschelijke der wijziging. Door den heer Hammacher wordt een amendement voor- gesteld om de verplichting te stellen 405 per jaar door omliggende gemeenten bijeen te brengen. Door den heer Dieleman, mede namens den heer IJsebaert, om dit bedrag 365 te doen zijn. De heer Hammacher verdedigt zijn amendement. Het verschil tusschen hem en den heer .Dieleman is hierdoor ontstaan dat dit in andere plaatsen ook zoo geschiedt, dit in verband met de rekening. De heer Dieleman is eerst van plan geweest voor te stellen de gevraagde 280 te geven, maar is daarvan afgekomen. Tevens wijst spreker er op, dat steeds meer leerlingen van buiten Hulst die school bezoeken, ook al geven de omliggende gemeenten en particulieren niet voldoende, kan de gemeente Hulst zich weer tot Gedep. Staten wenden. De heer Hammacher zet nogmaals zijn meening uiteen. De heer Heijse zegt dat het voorstel van Gedep. Staten is om de subsidie 65 te verhoogen, er werd gevraagd f 130. Als men het amendement Dieleman aanneemt zal er f 40 te kort komen op de rekening der vereeniging. De heer De Jonge verdedigt het voorstel van Gedep. Staten. De scholieren van buiten brengen geld in de gemeente, reden voor de gemeente om mew te geven. Spreker meent, dat men wel reeds bij de omliggende ge meenten zal getracht hebben geld te krijgen, en het voor de gemeente Hulst veel beter is het voorstel van Gedep. Staten aan te nemen. Het amendement Hammacher wordt verworpen met 35 tegen 7 stemmen. Het amendement Dieleman wordt aan genomen met 26 tegen 16 stemmen en het voorstel aldus geamendeerd wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Volgens het verslag kon men zich in eene afdeeling vereenigen met het voorstel van Gedep. Staten, betreffende het voorstel tot toekenning van een jaarlijksch subsidie van f 150 voor de aan de ambachtsschool te Oostburg verbonden avondvakteekenschool. In eene andere afdeeling gaf het voorstel aanleiding tot een vrij uitvoerige bespreking in verband met den wensch, door een lid uitgesproken, dat de voorwaarde dat de gemeente Oostburg ten minste 150 per jaar moet bijdragen, aldus gewijzigd wordt, »dat door de gemeente Oostburg, omliggende gemeenten en belangstellenden ten minste 250 per jaar worde bijgedragen." Vijf leden vereenigden zich hiermede, terwijl 3 leden zich niet uitspraken en 6 leden waren voor ongewijzigde aanneming van het voorstel van Gedep. Staten. In eene derde afdeeling vereenigden zich alle leden met een door een der leden gedaan voorstel, om de hiervoor vermclde wijziging in de bedoelde voorwaarde aan te brengen. De heer Hammacher stelt een amendement voor om te lezen, dat 250 per jaar moet worden bijgedragen door Oostburg eii omliggende gemeenten. De heer De Jonge verklaart, dat Gedeputeerde Staten het voorstel—Hammacher overnemen. Zonder stemming wordt het voorstel aangenomen. Besloten wordt tot bet verleenen van een jaarlijksche subsidie van 50 aan de vereeniging »Ambachtsteeken- school voor Noord-Beveland te Kortgene". Bij de behandeling van het voorstel om eene subsidie voor 1911 ad f 100 toe te kennen voor de teekenschool van de Christelijke werklieden te Ter Neuzen, vereenigde men zich in twee afdeelingen met het voorstel. In de derde afdeeling werd door een lid samensmelting met de Vereenigde llandwerkslieden wenschelijk geacht, hetgeen een lid van Gedep. Staten aanleiding gaf mede te deelen, dat op samen smelting is aangedrongen. De heer Giljam vraagt of er werkelijk kans is dat samen smelting zal plaats hebben en hoe groot die kans is. De heer De Jonge zegt, dat Burg, en Weth. gemeldt hebben, dat beide teekenscholen reeht van bestaan hebben, en dat voor al de leerlingen geen plaats is in een lokaal. Het voorstel wordt aangenomen zonder stemming. Naar aanleiding van ifet voorstel van Gedep. Staten tot afwijzing van een verzoek van het hoofdbestuur van de Nederlandsche vereeniging van land- en tninhouwonder- wijzers om subsidie, meldt het algemeen verslag dat de gevoelens over dit voorstel zeer verdeeld waren. In een der afdeelingen was men algemeen van oordeal, dat het aanbeveling zou verdienen dit onderwijs ook van- wege de provincie te steunen, en zou men wenschen, dat Gedep. Staten tegen de najaarszitting aan de Staten een overzicht werd gegeven van de financieele gevolgen, welke het verstrekken van financieelen steun, voor de Provincie zou hebben. In de beide andere afdeelingen was niet zooveel een- stemmigheid en lieten zich zoowel voor- als tegenstanders liooren. Zij, die het verleenen van subsidie voorstonden, beriepen zich op den aard der bevolking onzer provincie. Waar deze voor het grooter deel uit landbouwende bevolking bestaat, achtte men financieelen steun alleszins gemo- tiveerd en zulks te meer, waar zoo groote sommen tot steun voor ambachts-onderwijs worden gegeven Bovendien gingen andere provincien hierin voor en dreigde het gevaar, dat zij, die tot lesgeven bevoegd zijn, onze provincie zouden verlaten om zich elders te vestigen. De leden, die oordeelden dat de provinciale fondsen niet mochten worden bezwaard met de kosten voor dit onder wijs, grondden hun gevoelen hierop, dat dit onderwijs door onderwijzers in hun vrijen tijd wordt gegeven en zij boven het honorarium per lesuur ook nog vergoeding genieten voor reiskosten. Een der leden maakte dan ook de opmerking, dat er geene hijakte is, die, althans te platten landde, zdo pro- ductief is voor den bezitter, dan juist die, welke de be- voegdheid geeft om landbouwonderwijs te geven. Ook zonder dat de Provincie op het tractement dier onderwijzers suppleert, zal er animo genoeg zijn, om zich voor die bijakte te bekwamen. De vergelijking met het toekennen van subsidie voor ambachtsscholen gaat mede niet op. Wordt dit voor het meerendeel gegeven aan jongens uit de arbeidersklasse, het landbouwonderwijs daarentegen wordt meesttijds ge- gevolgd door boerenzoons, die zeer goed zelf ook iets kunnen betalen. Dat de onderwijzers ook adviezen geven, is zeer zeker prijzenswaardig, doch niets belet hen voor die adviezen een zeker honorarium te heffen. Nog daargelaten, dat hunne adviezen eene belooning waardig zijn, prikkelen zij tot het nemen van les in de vakken, die door hen worden gedirigeerd. De vraag hoeveel eventueel het gevraagde subsidie aan de Provincie zou kosten, kan niet met juistheid worden beantwoord. Sommigen meenden dit niet hooger dan 1500 te moeten ramen, terwijl anderen een bedrag van 2500 besomden. Slechts in 2 afdeelingen werd het voorstel in stemming gebracht. 17 leden verklaarden zich voor het voorstel van Gedep. Staten, 4 leden verklaarden zich daartegen, terwijl 6 leden zich hunne stem wenschten voor te behouden. De heer Yorsterman van Oven verklaart zich tegenstander van het voorstel en wijst er op, dat de leeraren wel ver goeding krijgen voor reiskosten, maar niet voor tijdverlies. Spreker wijst er op dat als er meer animo was, er ook meer onderwijzers zouden zijn. In beide deelen van Zeeuwsch-Vlaanderen is slechts een onderwijzer, in Noord- Beveland in het geheel niet. Spreker ontkent dat alien, die aan de lessen deelnemen, het zelf betalen kunnen. Er nemen ook zoons van landarbeiders aan deel. Spreker stelt het volgende voorNiet aan te nemen het voorstel van Gedep. Staten en aan bedoelde leeraren toe te staan een subsidie van 15 cent per lesuur tot een maximum van 30,per persoon. De heer Tichelman acht het gevaarlijk dezen weg op te gaan. De heer Blum spreekt tegen, dat Gedeputeerden niet genegen zouden zijn land- en tuinbouw te steunen. In 19 J6 heeft de vergadering zich zonder stemming bij eenzelfde voorstel neergelegd. Het zou dus eigenaardig zijn als Gedep. Staten nu een ander voorstel gedaan liadden. Volgens spreker zijn de ai'gumenten van den heer Vorster- man van Oyen zeer zwak. De vraSg is of men liier wel subsidie kan geven. Bij het verzoek was zelfs geen opgaaaf der vermoedelijke kosten. Was het verzoek wel in gewenschten vorm gesteld, dan nog, meent spreker, dat er geen reden is om dit verzoek in te willigen. O. a. wijst spreker er op, dat er onder de tegenwoordige jonge onderwijzers zoo weinig lust is om bijakten te halen. Spreker geeft toe dat er behoor- lijke belooning gegeven moet worden. De vraag is maar, wat is een behoorlijke belooning. Juist, dat de onderwijzers ook buiten hun gemeente les kunnen geven, drijft hun salaris naar boven. In het tweede adres in deze zaak is volgens spreker een onjuistheid gezet, toen men beweerde, dat het landbouwonderwijs in deze provincie minder ge- salarieerd wordt, dan het gewone onderwijs. In andere grootere provincien verleent men subsidie, omdat een kleine als Zeeland zooveel vooruit is op dit gebied. De heer Van de Putte meent, dat men in 1906 meende, dat deze materie door het rijk geregeld zou worden; hij zal echter nu ook voorhet voorstel van Gedep. Staten stemmen. De heer Vorsterman van Oyen erkent, dat het tweede adres onjuistheden bevat. Wat echter betreft het niet aangeven van een bepaalde som, dit heeft tot oorzaak, dat ieder jaar opnieuw de cursussen worden vastgesteld. Spreker wijst op het verschil tusschen het verzoek en zijn amendement. Intusschen steltspreker voor zijn amendement zoo te lezen, dat in beginsel besloten wordt tot het ver leenen van in zijn eerste voorstel genoemde subsidie en dat bepaald wordt, dat Gedep. Staten voorwaarden kunnen stellen. De heer Hombach meent, dat men nog steeds in het onzekere verkeert over de vraag hoeveel de subsidie aan de provincie zal kosten. Spreker meent, dat men beter een vaste som ter beschikking van het hoofdbestuur der Maatschappij van Landbouw kan stellen voor deze materie. Spr. meent, dat een dergelijk verzoek wel zal worden ingewilligd. De heer De Veer wijst er op, dat liier afgeweken wordt van den regel, dat door de provincie gesubsidieerd onderwijs ook door de gemeenten wordt gesubsidieerd. De heer Dieleman zegt, dat het amendement-Vorsterman van Oyen juist Gedep. Staten gelegenheid geeft later met een gedetailleerd voorstel te komen. Hij zal voor dit amendement stemmen, omdat hij er groot nut in ziet, dat in iedere plaats een landbouwleeraar aanwezig is. Het is hier een vraagstuk van groot sociaal belang. De heer Blum erkent, dat de bezwaren tegen het amendement-Vorsterman van Oyen minder zijn geworden door de daarin aangebrachte wijziging. Het amendement Vorsterman van Oyen wordt met 24 tegen 18 stemmen verworpen. Het voorstel van Gedep. Staten wordt aangenomen. Aan het algemeen verslag van de afdeelingen van de Provinciale Staten betreffende het voorstel van Gedep. Staten tot voortzetting na 1 Januari 1912 van den stoom bootdienst tusschen Schouwen, Zuid- en Noord-Beveland en Walcheren, ontleenen wij het volgende In eene afdeeling deed een lid opmerken, dat in het voorstel gesproken wordt van een dienst van Schouwen op Walcheren en aangezien door inwoners van Schouwen gezegd is, dat een dienst op WTolphaartsdijk voldoende zou zijn, acht bij eene andere formuleering wenschelijk. Een ander lid dier afdeeling wijst op de mogelijkheid eener tramverbinding in Zuid-Beveland, die invloed zou kunnen hebben op het verkeer met Walcheren. Nog een lid dierzelfde afdeeling beweert, dat er niet zooveel haast behoeft gemaakt te worden met de be handeling van dit voorstel aangezien 1 Januari 1912 nog ver ligt, en meent tevens dat zijns insziens de dienst door de Provincie niet beter behoeft geexploiteerd te worden dan door particulieren, aangezien men aan de laatste de noodige voorwaarden kan opleggen, terwijl de kosten bij exploitatie door de provincie in elk geval hooger zullen zijn. Daartegen wordt opgemerkt, dat zich geen particuliere maatschappij heeft opgedaan en men daarop toch niet wachten kan dat de verbinding met Walcheren gewenscht is en het leeuwendeel van het vervoer wordt uitgemaakt door dat tusschen Middelburg en Zierikzee dat het subsidie ook nu belangrijk is en het publiek belang beter zal gediend worden bij exploitatie door de provincie. De aauwezige leden van Gedep. Staten vestigen er de aandacht op, dat, als men bij particuliere exploitatie de voorwaarden ook ten aanzien van het tarief al te drukkend maakt, ook het te geven subsidie daarvan den invloed zal ondervinden, dat deze stoombootverbinding onmisbaar is en dat de Staten daarvoor dienen te zorgendat het opnemen van Walcheren in dezen dienst met het oog op het aantal passagiers allernoodzakelijkst isdat uitstel met het tijdstip van 1 Januari 1912 in het verschiet, moeilijk te verdedigen is. Ten slotte verklaarden bij gehouden stemming in deze afdeeling zich alle leden voor het voorstel. In eene andere afdeeling verklaarden de leden eenparig, zich met het voorstel van Gedep. Staten te vereenigen. In de laatste afdeeling vroeg een der leden, of Gedep. Staten voornemens zijn, bij de uitoefening van dezen dienst door de provincie dien ongeveer op dezelfde wijze voort te zetten als dit tot nu toe .gedaan werd, dan wel het vaarplan meer of minder belangrijk te wijzigen, zoo wat richting als anderszins betreft. Een der leden van Gedep. Staten heeft daarop geant- woord, dat het in den tegen woordrgen stand van zaken en bij de kennis van zaken, die het college ten deze voor het oogenblik bezit, bezwaarlijk aangaat, een beslist antwoord op de gedane vraag te geven. Die moeilijkheid wordt nog vtrgroot door de omstaridigheid, dat zich te laatster ure werkelijk iemaud heeft opgedaan, die, behoudens nader overeen te komen voorwaarden, niet ongenegen zou wezen de uitoefening van dezen dienst op zich te nemen, hetgeen mogelijk geldelijk voor de provincie een voordeel zou kunnen zijn. Naar aanleiding van deze laatste mededeeling verklaart een der leden, dat hij voor zich, op grond van langdurige ervaring, afkeerig is van particuliere exploitatie en beslist de. voorkeur geeft aan uitoefening van den dienst doorde provincie. Op grond van een en ander meent deze af deeling eenparig, dat het besluit zoo gewijzigd moet worden, dat beslist besloten wordt met ingang van 1 Januari 1912 bedoelden dienst voort te zetten. Behoudens deze wijziging bleken dus alle leden voor het voorstel van Gedep. Staten te zijn. Zonder diseussie of stemming wordt het voorstel aange nomen. Aangenomen werd een Voorstel van Gedep. Staten tot verwijzing naar hun college van een adres van J. Stoelens oud-werkmau van den calamiteuzen IIoofdplaatpMder om pensioen. In verband met het voorstel van Gedep. Staten tot af wijzing van een verzoek van den calamiteuzen polder Borssele, om vrijverklaring, vonden in eene afdeeling de leden het gewaagd, tegen het voorstel in te gaan, daar in het onderhavige geval niet te zeer voorzichtigheid kan worden betracht, en dat temeer, daar het voorstel de gelegenheid niet beneemt, daarop na korter of langer tijd terug te komen. In de beide andere afdeelingen werd er op gewezen, dat de meerderheid der ingelanden en de dijkraad voor de vrijverklaring zijn en dat de hoofdingenieur geen bezwaar daartegen heeft. Volgens een lid met wiens opvatting anderen medegaan is dit laatste het voornaamste en moet dit den doorslag geven. Een ander lid had gemeend, dat Gedep. Staten wel het voorstel tot vrijverklaring zouden hebben gedaan, nu de groote meerderheid er voor was. Tegenover deze leden stonden andere, die het volkotnen met het voorstel eens zijn. Door leden der Gedep. Staten werd aangevoerd, dat de provincie geen financieel voordeel heeft bij de vrijver klaring en dat, wanneer een vrijverklaarde polder later calamiteus wenseht te worden daaraan groote bezwaren verbonden zijn. Bij de stemming in deze beide afdeelingen verklaarden zich 16 leden voor en 6 tegen het voorstel, terwijl 4 zich hunne stem voorbehielden. De heer Fokker stelt voor om wel tot vrijverklaring over te gaan, doch onder voorwaarde als door den hoofd ingenieur in zijn rapport zijn neergelegd. De heer Mulder verdedigt ook aan de hand van ver- schillende inlichtingen de vrijverklaring, hij acht die in het belang der provincie. De heer Erasmus verklaart zich voor het voorstel van Gedep. Staten. De heer Lucasse wijst er op, dat er geen reden is te vinden om de vrijverklaring tegen te houden. Noch in wetten, noch in vroegere besluiten. Wel zegt de hoofd ingenieur dat er vermoedelijk in de eerste tien jaren een half millioen aan oeververdediging zal moeten worden uitgegeven, maar dit zal de polder zelf toch wel kunnen betalen. Waarom heeft men tot nu toe zoo weinig aan die oeververdediging gedaan De heer Dieleman verklaart, dat het hem verwonderd heeft, dat de heer Fokker het amendement heeft voorgesteld. Hij is toch goed bekend met de geschiedenis der water- schappen en moet daarom weten, dat er hier bezwaren zijn voor vrijverklaring. Men moet deze zaak objectief beschouwen. Het is bekend hoe moeilijk het is een polder over te halen tot het aanvragen vancalamiteusverklaring. Men schudt gaarne de calamiteit van zich af. De heer De Casembroot zegt, dat de heer Dieleman het Gedep. Staten al heel makkelijk maakt hun voorstel te verdedigen. Het rapport van den hoofdingenieur geeft zijns inziens alle reden niet tot vrijverklaring over te gaan. De heer Fokker licht zijn amendement nader toe. Wel zegt de hoofdingenieur, dat het den ingelanden nog wel eens zal tegenvallen, dat zij in de eerste jaren reeds zoo veel kosten hebben, maar hij adviseert niet tot afwijzing van het verzoek. De heer Heijse verklaart zich tegen vrijverklaring, even- eens de heer Eouwerse. Het amendement Fokker wordt verworpen met 32 tegen 10 stemmen. Het voorstel van Gedep. Staten, tot niet vrijverklaring wordt hierna zonder stemming aangenomen. Aangenomen werd een voorstel om het besluit van 13 J uli 1906 tot toekenning van eene subsidie voor een stoom- tramweg van Brouwershaven naar Burgh, te wijzigen en te bepalen dat deze tram van 1 October 1912 moet rijden. Aan Th. Weemaes te Clinge werd wederom een jaar lijksche subsidie van f 70 voor den wagendienst Hulst en Nieuw-Namen (Clinge) toegestaan. Aan de gemeente 's Heer-Abtskerke werd een renteloos voorschot van f 3475 voor wegsverbetering verleend. Overeenkomstig het voorstel van Gedep. Staten werd naar dit college verwezen de adressen van de vereeniging van Nederlandsche Loodwit-fabrikanten en van het bestuur der vereeniging van democratische Ingenieurs en Archi- tecten te Scheveningen in zake het gebruik van loodhou- dende verven. Ingewilligd wordt het verzoek van den beheerder van den weg van Schoondijke naar Sasput, om de voor het onderhoud van dien weg gestelde zekerheid te mogen vervangen door eene inschrijving op een der Grootboeken der nationale schuld. Naar aanleiding van het voorstel om een crediet te openen van ten hoogste 3550 per jaar voor 19T1 en 1912 ter bevordering en aanmoediging van de verbetering der paardenfokkerij in dit gewest, werd door een lid den wensch uitgesproken, welke ook in 1908 bij deze zaak geuit is, dat de aanhoudingsbijdragen over de verschillende keurings- districten zullen worden verdeeld en toegekend. Hij is van oordeel, dat te veel uit het oog verloren wordt, dat het aanhoudingsbijdragen zijn tot verbetering van het paardenras en geen bekroningen van de beste paarden. Gaarne zag spreker dat niet bijna alle bijdragen aan het I 4e en 5e district worden toegekend. Van de zijde der Gedep. Staten werd opgemerkt, dat het reglement door de Maatschappij van Landbouw wordt opgemaakt. Daarentegen werd opgemerkt, dat de provincie het geld geeft, en de wensch uitgesproken het advies van den Provincialen veearts te vragen. Overigens had men in geen der afdeelingen eenige bedenking tegen het voor stel van Gedep. Staten. De heer Hombach zegt, dat het geld niet in handen komt der regelingscommissie, doch in die der Landbouw- maatschappij. Spreker zet de werking der keuring uiteen. Het is niet waar, dat een gedeelte der provincie van prijzen verstoken blijft, uit alle deelen worden dieren bekroond. De heer Houterman zegt, dat het hem voorkomt, dat er aan het zwaar Belgisch paard de voorkeur gegeven wordt, en dat er toch ook onder de andere rassen veel goede paarden voorkomen. Hij stelt voor aan de voorwaarden toe te voegen, dat de aanhoudingsbijdragen over de verschillende keurings- districten moeten worden verdeeld. De heer Hombach meent, dat, als men naar verhouding der aangiften het geld verdeelt, er in sommige streken nog minder prijzen zullen vallen dan tot nu toe. De heer Vorsterman van Oyen zegt, dat juist door het invoeren van den Belgischen hengst in Zeeland het paarden ras verbeterd is en nog steeds wordt. Spreker toont door cijfers aan, dat het verschil tusschen de gevallen prijzen in de verschillende deelen der provincie niet zoo bijzonder groot is. De heer Fruijtier verdedigt het voorstel van Gedep. Staten en zet nog eens de wijze van werken van den keurings- dienst uiteen. Het aannemen van het amendement van den heer Houterman zou terugvoeren naar het reglement van 1902. De heer Houterman zegt, dat hij, juist door hetgeen door de heeren Hombach en Vorsterman van Oyen gezegd is, nog meer tot de overtuiging komt, dat de Maatschappij van Landbouw het Belgisch paard verkiest boven andere rassen. De heer Vorsterman van Oyen wijst er op, dat een paard van echt Oldenburgsch ras bekroond is. De heer Van Oeveren zegt, dat hij niet zoo zeker is, dat het Belgisch paard het beste ras is. De heer Louwerse wijst er op, dat het niet voor ieder gegeven is goede Belgische paarden in te voeren. Volgens spreker moet juist het meest aangemoedigd worden in de streken waar het ras niet zoo best is. De heer Gerlach van St. Joosland zegt, dat er juist in Walcheren veel paarden voor het buitenland, worden opgekocht. Het amendement Houterman wordt verworpen met 35 tegen 7 stemmen. Het voorstel van Gedep. Staten wordt hierna zonder stemming aangenomen. In zake het voorstel tot toekenning van eene subsidie ad f 200 aan de vereeniging ter bevordering der geiten- fokkerij in Zeeland, zeide een lid dat het hem zeer speet dat Gedep. Staten geen f 300 voorstelden. Bij stemming verklaarden zich in eene afdeeling 8 leden voor, 3 tegen het voorstel en 2 behielden zich hun stem voor. In de andere afdeelingen vereenigde men zich met het voorstel. De heer Moerdijk zegt, dat het hem spijt, dat Gedep. Staten geen f 300 hebben voorgesteld. Het is wel waar dat Gedep. Staten rekening hebben gehouden met de ingediende begrooting, maar sedert het opmaken daarvan (October 1909) is het aantal toegetreden vereenigingen zeer toegenomen, waardoor de uitgaven zeer gestegen zijn, en het tekort ongeveer /350 zal zijn. Spreker houdt een warm pleidooi voor toekenning van j 300 subsidie en doet een voorstel in dien geest. De heer Blum zegt, dat hij eerder hulde had verwacht, dan een aanmerking aan het adres van Gedep. Staten en wijst er op, dat het adres toch eerst van 29 Maart 1910 is. Het amendement van den heer Moerdijk wordt met 23 tegen 19 stemmen aangenomen, en dus ook het voorstel van Gedep. Staten aangenomen. Besloten wordt tot toekenning van f 150 jaarlijksche subsidie aan het Militair Tehuis te Middelburg. Goedgekeurd wordt de rekening en verantwuording der provinciale inkomsten en uitgaven over 1908 en eveneens eene wijziging in de begrooting voor 1910. Bij de behandeling der begrooting 1911 had in eene afdeeling geen der leden bedenking tegen de vaststelling der overgelegde begrooting, maar achtte een lid zich verplicht aan het college van Gedep. Staten in zijn geheel en meer speciaal nog aan de Commissie van Toezicht op den stoombootdienst dank te zeggen voor de toegezegde overweging van eene betere verlichting der haven te Breskens, waarover zoo dikwijls geklaagd was. In een andere afdeeling deelde een lid van Ged. Staten mede, dat artikel 9 der lste afdeeling van hoofilstuk I der uitgaven (jaarwedde veeartsen) met 200 verhoogd zou worden voor den veeartsenijkundigen dienst te Ellemeet. Een der leden gaf in zeer sterke bewoordingen zijn onge- noegen te kennen over den toestand van den weg tusschen Hulst en Walzoorden, waarover hij meermalen in de Statenvergadering ernstige klachten had doen hooren en waarvan blijkens het daarvoor uitgetrokken lage bedrag vooralsnog weinig verbetering scheen te wachten te zijn. Hij verklaarde zich ongenegen, in dezen zijns inziens onhoudbaren toestand te berusten en bleek met die klacht niet alleen te staan. In de nog niet genoemde afdeeling werd door een der leden bij art. 6 van hoofdstuk III der uitgaven (kosten dienst Vlissingen, Breskens en Neuzen) inlichting gevraagd omtrent electrische verlichting aan de haven te Breskens, waarop een lid van Gedep. Staten mededeelde, dat die verlichting tot stand komt en daaromtrent een overeen- komst is gesloten met iemand te Breskens. Bij ditzelfde artikel vraagt een ander lid, welke personen vrijkaarten voor dezen dienst hebben en krachtens welk besluit dit voorrecht wordt genoten, waarop een lid van Gedep. Staten mededeelt, dat de leden van Gedep. Staten, bestuurders van .spoorweg- en tramwegondernemingen en ambtenaren bij de post en de telegraphie die vrijkaarten bezitten, de laatsten krachtens overeenkomst met het Rijk. Het vragende lid verklaart zich niet bevredigd door het ontvangen antwoord en zal later daarop terugkomen, terwijl een ander lid verklaart, ook geen vrede te hebben met deze regeling. Een der leden klaagt nog over de slechte regeling der vertrekuren van den wagendienst GoesWolphaartsdijksche veer.- In verband met deze klacht werd de wensch uit gesproken zich met zulke klachten rechtstreeks tot Gedep. Staten te wenden. Daar er geen bepaalde bedenkingen werden ingebracht, bleek men ook in deze afdeeling eenparig tot vaststelling van de ingediende begrooting te besluiten. De begrooting gaf geen aanleiding tot eenige diseussie en werd zonder stemming goedgekeurd. Ten slotte werden de te heffen opcenten op de hoofd- som der grondbelasting voor ongebouwde eigendommen bepaald op 39, voor gebouwde eigendommen op 31 en voor de personeele belasting op 25. Hierna werd de vergadering te half drie gesloten. Middenprijs per 100 K.G. Tarwe 7.Rogge 6,50, Wintergerst f 7,Zomergerst /6,50, Haver /"6,75, Erwten 12,50 Witte boonen f Bruine boonen f 11, Duivenboonen /9,50, Paardenboonen/8,Boekweit Lijnzaad Koolzaad Aardappe's 2,25. Boter per kilo f 1,20. Eieren per 26 stuks 0,95. Ter weekmarkt waren aangevoerd 18 stuks Rundvee en 36 varkena, waarvan verkocht 11 stuks rundvee en 29 varkena.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1910 | | pagina 5