Ter Heuzensche Courant
Donderdag 14 Juli 1910. No. 5480.
Handelsberichten.
f-p~wTn~Fn~p~H 7RT
Provinciale Staten van Zeeland.
Stoombootdienst Middelburg—Zierikzee.
Hulst, 11 Juli 1910.
VAN
ZOMERZITTING.
Vergadering van Dinsdagmorgen te 10 uur.
Yoorzitter de heer Mr. H. J. Dijckmeester, Comraissaris
der Koningin.
Aanwezig alle leden.
De notulen der vergadering van 6 Juli worden gelezen
en goedgekeurd.
Tot lid der Eerste Kamer wordt herkozen de W. Hovy
met 27 stemmen tegen 2 op ieder der heeren W. baron
Roell en J. H. C. Heijse, 1 op den heer Mr. A. J. F. Fokker
en 10 bianco.
Overeenkomstig het voorstel van Gedep. Staten wordt
besloten tot oprichting van een waterschap over de bediikte
gronden in het Slaak, thans genaamd de Prins-Hendrik-
polder en werd het door Gedep. Staten ontworpen concept-
reglement van dat waterschap aangenomen.
Besloten wordt tot toekenning van eene subsidie van
/500 aan de gemeente Nisse, eene van /350 aan de ge-
meente Veere, beiden in de kosten der gemeentelijke
huishouding voor 1910. Verder eene jaarlijksche subsidie
van 1600 aan de vereeniging »De Ambachtsschool" te
Goes, en een dito van 2000 aan de vereeniging »De
Ambachtsschool" voor Hulst en omstreken.
Bij de behandeling in de afdeelingen van het voorstel
van Gedep. Staten tot verhooging van het maximum van
het subsidie, toegekend aan de ambachtsschool te Middelburg
van 3000 op 4000, werd in twee afdeelingen er de
aandacht op gevestigd, dat in het conceptbesluit niet de
voorwaarde werd opgenomen, dat de gemeente Middelburg
ook het meerder gevraagde, zal moeten toestaan, waar-
omtrent nu nog geen zekerheid bestaat.
In eene afdeeling achtten 5 leden deze voorwaarde ge-
wenscht, in de andere afdeeling bleef het bij het eene lid,
dat er de aandacht op vestigde.
Verder wordt er nog de aandacht op gevestigd, dat het
subsidie gevraagd werd tot wederopzegging, terwijl het
concept-besluit zich daarover niet uitlaat. lletbesluit van
1905 loopt tot 1911, dit zou bij dat gewijzigd voorstel
evenzeer het geval zijn, zoodat daaromtrent in het be-
sluit zou moeten worden voorzien.
In de derde afdeeling kon men zich geheel met het
voorstel vereenigen, terwijl Gedep. Staten in het verslag
geene aanleiding vonden, om wijziging in hun voorstel te
brengen.
Het voorstel wordt aangenomen zonder stemming.
Besloten woidt tot verhooging van het maximum van
het subsidie, toegekend aan de ambachtsschool te Zierikzee
van 1200 op 1000 per jaar.
Uit het algemeen verslag van de afdeelingen betreffende
het voorstel tot toekenning van een .jaarlijksch subsidie
van f 215 voor de aan de ambachtsschool te Hulst ver-
bonden auondvakteekenschool, bleek dat men in eene
afdeeling onvoorwaardelijk mede ging met het voorstel.
In eene andere afdeeling waren alle leden van gevoelen,
dat in voorwaarde a behoorde te worden gelezen dat door
de gemeente Hulst, omliggende gemeenten en particulieren
ten minste 405 per jaar worde bijgedragen. Gedep. Staten
stellen voor alleen te bepalen dat de gemeente Hulst
minsiens /215 per jaar moet bijdragen.
In eene derde afdeeling gaf eenzelfde denkbeeld tot
wijziging als bovengenoemd, aanleiding tot uitvoerige
diseussie 5 leden gingen daarvan mede, met dez.e wijziging,
dat het cijfer der bijdragen in plaats van f 405, 335
zou bedragen 0 leden gingen mede met het ongewijzigde
voorstel van Gedep. Staten3 leden onthielden zich eene
meening uit te spreken omtrent het al of niet wenschelijke
der wijziging.
Door den heer Hammacher wordt een amendement voor-
gesteld om de verplichting te stellen 405 per jaar door
omliggende gemeenten bijeen te brengen.
Door den heer Dieleman, mede namens den heer IJsebaert,
om dit bedrag 365 te doen zijn.
De heer Hammacher verdedigt zijn amendement. Het
verschil tusschen hem en den heer .Dieleman is hierdoor
ontstaan dat dit in andere plaatsen ook zoo geschiedt,
dit in verband met de rekening.
De heer Dieleman is eerst van plan geweest voor te
stellen de gevraagde 280 te geven, maar is daarvan
afgekomen. Tevens wijst spreker er op, dat steeds meer
leerlingen van buiten Hulst die school bezoeken, ook al
geven de omliggende gemeenten en particulieren niet
voldoende, kan de gemeente Hulst zich weer tot Gedep.
Staten wenden.
De heer Hammacher zet nogmaals zijn meening uiteen.
De heer Heijse zegt dat het voorstel van Gedep. Staten
is om de subsidie 65 te verhoogen, er werd gevraagd
f 130. Als men het amendement Dieleman aanneemt zal
er f 40 te kort komen op de rekening der vereeniging.
De heer De Jonge verdedigt het voorstel van Gedep.
Staten. De scholieren van buiten brengen geld in de
gemeente, reden voor de gemeente om mew te geven.
Spreker meent, dat men wel reeds bij de omliggende ge
meenten zal getracht hebben geld te krijgen, en het voor
de gemeente Hulst veel beter is het voorstel van Gedep.
Staten aan te nemen.
Het amendement Hammacher wordt verworpen met 35
tegen 7 stemmen. Het amendement Dieleman wordt aan
genomen met 26 tegen 16 stemmen en het voorstel aldus
geamendeerd wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
Volgens het verslag kon men zich in eene afdeeling
vereenigen met het voorstel van Gedep. Staten, betreffende
het voorstel tot toekenning van een jaarlijksch subsidie
van f 150 voor de aan de ambachtsschool te Oostburg
verbonden avondvakteekenschool.
In eene andere afdeeling gaf het voorstel aanleiding
tot een vrij uitvoerige bespreking in verband met den
wensch, door een lid uitgesproken, dat de voorwaarde dat
de gemeente Oostburg ten minste 150 per jaar moet
bijdragen, aldus gewijzigd wordt, »dat door de gemeente
Oostburg, omliggende gemeenten en belangstellenden ten
minste 250 per jaar worde bijgedragen."
Vijf leden vereenigden zich hiermede, terwijl 3 leden
zich niet uitspraken en 6 leden waren voor ongewijzigde
aanneming van het voorstel van Gedep. Staten.
In eene derde afdeeling vereenigden zich alle leden met
een door een der leden gedaan voorstel, om de hiervoor
vermclde wijziging in de bedoelde voorwaarde aan te
brengen.
De heer Hammacher stelt een amendement voor om te
lezen, dat 250 per jaar moet worden bijgedragen door
Oostburg eii omliggende gemeenten.
De heer De Jonge verklaart, dat Gedeputeerde Staten
het voorstel—Hammacher overnemen.
Zonder stemming wordt het voorstel aangenomen.
Besloten wordt tot bet verleenen van een jaarlijksche
subsidie van 50 aan de vereeniging »Ambachtsteeken-
school voor Noord-Beveland te Kortgene".
Bij de behandeling van het voorstel om eene subsidie
voor 1911 ad f 100 toe te kennen voor de teekenschool
van de Christelijke werklieden te Ter Neuzen, vereenigde
men zich in twee afdeelingen met het voorstel. In de derde
afdeeling werd door een lid samensmelting met de Vereenigde
llandwerkslieden wenschelijk geacht, hetgeen een lid van
Gedep. Staten aanleiding gaf mede te deelen, dat op samen
smelting is aangedrongen.
De heer Giljam vraagt of er werkelijk kans is dat samen
smelting zal plaats hebben en hoe groot die kans is.
De heer De Jonge zegt, dat Burg, en Weth. gemeldt
hebben, dat beide teekenscholen reeht van bestaan hebben,
en dat voor al de leerlingen geen plaats is in een lokaal.
Het voorstel wordt aangenomen zonder stemming.
Naar aanleiding van ifet voorstel van Gedep. Staten tot
afwijzing van een verzoek van het hoofdbestuur van de
Nederlandsche vereeniging van land- en tninhouwonder-
wijzers om subsidie, meldt het algemeen verslag dat de
gevoelens over dit voorstel zeer verdeeld waren.
In een der afdeelingen was men algemeen van oordeal,
dat het aanbeveling zou verdienen dit onderwijs ook van-
wege de provincie te steunen, en zou men wenschen, dat
Gedep. Staten tegen de najaarszitting aan de Staten een
overzicht werd gegeven van de financieele gevolgen, welke
het verstrekken van financieelen steun, voor de Provincie
zou hebben.
In de beide andere afdeelingen was niet zooveel een-
stemmigheid en lieten zich zoowel voor- als tegenstanders
liooren.
Zij, die het verleenen van subsidie voorstonden, beriepen
zich op den aard der bevolking onzer provincie. Waar
deze voor het grooter deel uit landbouwende bevolking
bestaat, achtte men financieelen steun alleszins gemo-
tiveerd en zulks te meer, waar zoo groote sommen tot steun
voor ambachts-onderwijs worden gegeven Bovendien gingen
andere provincien hierin voor en dreigde het gevaar, dat
zij, die tot lesgeven bevoegd zijn, onze provincie zouden
verlaten om zich elders te vestigen.
De leden, die oordeelden dat de provinciale fondsen niet
mochten worden bezwaard met de kosten voor dit onder
wijs, grondden hun gevoelen hierop, dat dit onderwijs
door onderwijzers in hun vrijen tijd wordt gegeven en zij
boven het honorarium per lesuur ook nog vergoeding
genieten voor reiskosten.
Een der leden maakte dan ook de opmerking, dat er
geene hijakte is, die, althans te platten landde, zdo pro-
ductief is voor den bezitter, dan juist die, welke de be-
voegdheid geeft om landbouwonderwijs te geven.
Ook zonder dat de Provincie op het tractement dier
onderwijzers suppleert, zal er animo genoeg zijn, om zich
voor die bijakte te bekwamen.
De vergelijking met het toekennen van subsidie voor
ambachtsscholen gaat mede niet op. Wordt dit voor het
meerendeel gegeven aan jongens uit de arbeidersklasse,
het landbouwonderwijs daarentegen wordt meesttijds ge-
gevolgd door boerenzoons, die zeer goed zelf ook iets
kunnen betalen.
Dat de onderwijzers ook adviezen geven, is zeer zeker
prijzenswaardig, doch niets belet hen voor die adviezen
een zeker honorarium te heffen. Nog daargelaten, dat
hunne adviezen eene belooning waardig zijn, prikkelen
zij tot het nemen van les in de vakken, die door hen
worden gedirigeerd.
De vraag hoeveel eventueel het gevraagde subsidie aan
de Provincie zou kosten, kan niet met juistheid worden
beantwoord. Sommigen meenden dit niet hooger dan
1500 te moeten ramen, terwijl anderen een bedrag van
2500 besomden. Slechts in 2 afdeelingen werd het
voorstel in stemming gebracht.
17 leden verklaarden zich voor het voorstel van Gedep.
Staten, 4 leden verklaarden zich daartegen, terwijl 6 leden
zich hunne stem wenschten voor te behouden.
De heer Yorsterman van Oven verklaart zich tegenstander
van het voorstel en wijst er op, dat de leeraren wel ver
goeding krijgen voor reiskosten, maar niet voor tijdverlies.
Spreker wijst er op dat als er meer animo was, er ook
meer onderwijzers zouden zijn. In beide deelen van
Zeeuwsch-Vlaanderen is slechts een onderwijzer, in Noord-
Beveland in het geheel niet. Spreker ontkent dat alien,
die aan de lessen deelnemen, het zelf betalen kunnen.
Er nemen ook zoons van landarbeiders aan deel.
Spreker stelt het volgende voorNiet aan te nemen
het voorstel van Gedep. Staten en aan bedoelde leeraren
toe te staan een subsidie van 15 cent per lesuur tot een
maximum van 30,per persoon.
De heer Tichelman acht het gevaarlijk dezen weg op te
gaan.
De heer Blum spreekt tegen, dat Gedeputeerden niet
genegen zouden zijn land- en tuinbouw te steunen. In 19 J6
heeft de vergadering zich zonder stemming bij eenzelfde
voorstel neergelegd. Het zou dus eigenaardig zijn als
Gedep. Staten nu een ander voorstel gedaan liadden.
Volgens spreker zijn de ai'gumenten van den heer Vorster-
man van Oyen zeer zwak. De vraSg is of men liier wel
subsidie kan geven. Bij het verzoek was zelfs geen opgaaaf
der vermoedelijke kosten.
Was het verzoek wel in gewenschten vorm gesteld, dan
nog, meent spreker, dat er geen reden is om dit verzoek
in te willigen. O. a. wijst spreker er op, dat er onder
de tegenwoordige jonge onderwijzers zoo weinig lust is
om bijakten te halen. Spreker geeft toe dat er behoor-
lijke belooning gegeven moet worden. De vraag is maar,
wat is een behoorlijke belooning. Juist, dat de onderwijzers
ook buiten hun gemeente les kunnen geven, drijft hun
salaris naar boven. In het tweede adres in deze zaak
is volgens spreker een onjuistheid gezet, toen men beweerde,
dat het landbouwonderwijs in deze provincie minder ge-
salarieerd wordt, dan het gewone onderwijs. In andere
grootere provincien verleent men subsidie, omdat een
kleine als Zeeland zooveel vooruit is op dit gebied.
De heer Van de Putte meent, dat men in 1906 meende, dat
deze materie door het rijk geregeld zou worden; hij zal
echter nu ook voorhet voorstel van Gedep. Staten stemmen.
De heer Vorsterman van Oyen erkent, dat het tweede
adres onjuistheden bevat. Wat echter betreft het niet
aangeven van een bepaalde som, dit heeft tot oorzaak,
dat ieder jaar opnieuw de cursussen worden vastgesteld.
Spreker wijst op het verschil tusschen het verzoek en zijn
amendement. Intusschen steltspreker voor zijn amendement
zoo te lezen, dat in beginsel besloten wordt tot het ver
leenen van in zijn eerste voorstel genoemde subsidie en
dat bepaald wordt, dat Gedep. Staten voorwaarden kunnen
stellen.
De heer Hombach meent, dat men nog steeds in het
onzekere verkeert over de vraag hoeveel de subsidie aan
de provincie zal kosten. Spreker meent, dat men beter
een vaste som ter beschikking van het hoofdbestuur der
Maatschappij van Landbouw kan stellen voor deze materie.
Spr. meent, dat een dergelijk verzoek wel zal worden
ingewilligd.
De heer De Veer wijst er op, dat liier afgeweken wordt
van den regel, dat door de provincie gesubsidieerd onderwijs
ook door de gemeenten wordt gesubsidieerd.
De heer Dieleman zegt, dat het amendement-Vorsterman
van Oyen juist Gedep. Staten gelegenheid geeft later met
een gedetailleerd voorstel te komen. Hij zal voor dit
amendement stemmen, omdat hij er groot nut in ziet,
dat in iedere plaats een landbouwleeraar aanwezig is.
Het is hier een vraagstuk van groot sociaal belang.
De heer Blum erkent, dat de bezwaren tegen het
amendement-Vorsterman van Oyen minder zijn geworden
door de daarin aangebrachte wijziging.
Het amendement Vorsterman van Oyen wordt met
24 tegen 18 stemmen verworpen.
Het voorstel van Gedep. Staten wordt aangenomen.
Aan het algemeen verslag van de afdeelingen van de
Provinciale Staten betreffende het voorstel van Gedep.
Staten tot voortzetting na 1 Januari 1912 van den stoom
bootdienst tusschen Schouwen, Zuid- en Noord-Beveland
en Walcheren, ontleenen wij het volgende
In eene afdeeling deed een lid opmerken, dat in het
voorstel gesproken wordt van een dienst van Schouwen
op Walcheren en aangezien door inwoners van Schouwen
gezegd is, dat een dienst op WTolphaartsdijk voldoende
zou zijn, acht bij eene andere formuleering wenschelijk.
Een ander lid dier afdeeling wijst op de mogelijkheid
eener tramverbinding in Zuid-Beveland, die invloed zou
kunnen hebben op het verkeer met Walcheren.
Nog een lid dierzelfde afdeeling beweert, dat er niet
zooveel haast behoeft gemaakt te worden met de be
handeling van dit voorstel aangezien 1 Januari 1912 nog
ver ligt, en meent tevens dat zijns insziens de dienst
door de Provincie niet beter behoeft geexploiteerd te worden
dan door particulieren, aangezien men aan de laatste de
noodige voorwaarden kan opleggen, terwijl de kosten bij
exploitatie door de provincie in elk geval hooger zullen zijn.
Daartegen wordt opgemerkt, dat zich geen particuliere
maatschappij heeft opgedaan en men daarop toch niet
wachten kan dat de verbinding met Walcheren gewenscht
is en het leeuwendeel van het vervoer wordt uitgemaakt
door dat tusschen Middelburg en Zierikzee dat het subsidie
ook nu belangrijk is en het publiek belang beter zal
gediend worden bij exploitatie door de provincie.
De aauwezige leden van Gedep. Staten vestigen er de
aandacht op, dat, als men bij particuliere exploitatie de
voorwaarden ook ten aanzien van het tarief al te drukkend
maakt, ook het te geven subsidie daarvan den invloed
zal ondervinden, dat deze stoombootverbinding onmisbaar
is en dat de Staten daarvoor dienen te zorgendat het
opnemen van Walcheren in dezen dienst met het oog op
het aantal passagiers allernoodzakelijkst isdat uitstel
met het tijdstip van 1 Januari 1912 in het verschiet,
moeilijk te verdedigen is.
Ten slotte verklaarden bij gehouden stemming in deze
afdeeling zich alle leden voor het voorstel.
In eene andere afdeeling verklaarden de leden eenparig,
zich met het voorstel van Gedep. Staten te vereenigen.
In de laatste afdeeling vroeg een der leden, of Gedep.
Staten voornemens zijn, bij de uitoefening van dezen dienst
door de provincie dien ongeveer op dezelfde wijze voort
te zetten als dit tot nu toe .gedaan werd, dan wel het
vaarplan meer of minder belangrijk te wijzigen, zoo wat
richting als anderszins betreft.
Een der leden van Gedep. Staten heeft daarop geant-
woord, dat het in den tegen woordrgen stand van zaken en
bij de kennis van zaken, die het college ten deze voor het
oogenblik bezit, bezwaarlijk aangaat, een beslist antwoord
op de gedane vraag te geven. Die moeilijkheid wordt nog
vtrgroot door de omstaridigheid, dat zich te laatster ure
werkelijk iemaud heeft opgedaan, die, behoudens nader
overeen te komen voorwaarden, niet ongenegen zou wezen
de uitoefening van dezen dienst op zich te nemen, hetgeen
mogelijk geldelijk voor de provincie een voordeel zou
kunnen zijn.
Naar aanleiding van deze laatste mededeeling verklaart
een der leden, dat hij voor zich, op grond van langdurige
ervaring, afkeerig is van particuliere exploitatie en beslist
de. voorkeur geeft aan uitoefening van den dienst doorde
provincie. Op grond van een en ander meent deze af
deeling eenparig, dat het besluit zoo gewijzigd moet worden,
dat beslist besloten wordt met ingang van 1 Januari 1912
bedoelden dienst voort te zetten.
Behoudens deze wijziging bleken dus alle leden voor
het voorstel van Gedep. Staten te zijn.
Zonder diseussie of stemming wordt het voorstel aange
nomen.
Aangenomen werd een Voorstel van Gedep. Staten tot
verwijzing naar hun college van een adres van J. Stoelens
oud-werkmau van den calamiteuzen IIoofdplaatpMder
om pensioen.
In verband met het voorstel van Gedep. Staten tot af
wijzing van een verzoek van den calamiteuzen polder
Borssele, om vrijverklaring, vonden in eene afdeeling de
leden het gewaagd, tegen het voorstel in te gaan, daar in
het onderhavige geval niet te zeer voorzichtigheid kan
worden betracht, en dat temeer, daar het voorstel de
gelegenheid niet beneemt, daarop na korter of langer tijd
terug te komen.
In de beide andere afdeelingen werd er op gewezen,
dat de meerderheid der ingelanden en de dijkraad voor
de vrijverklaring zijn en dat de hoofdingenieur geen bezwaar
daartegen heeft. Volgens een lid met wiens opvatting
anderen medegaan is dit laatste het voornaamste en
moet dit den doorslag geven. Een ander lid had gemeend,
dat Gedep. Staten wel het voorstel tot vrijverklaring zouden
hebben gedaan, nu de groote meerderheid er voor was.
Tegenover deze leden stonden andere, die het volkotnen
met het voorstel eens zijn.
Door leden der Gedep. Staten werd aangevoerd, dat de
provincie geen financieel voordeel heeft bij de vrijver
klaring en dat, wanneer een vrijverklaarde polder later
calamiteus wenseht te worden daaraan groote bezwaren
verbonden zijn.
Bij de stemming in deze beide afdeelingen verklaarden
zich 16 leden voor en 6 tegen het voorstel, terwijl 4 zich
hunne stem voorbehielden.
De heer Fokker stelt voor om wel tot vrijverklaring
over te gaan, doch onder voorwaarde als door den hoofd
ingenieur in zijn rapport zijn neergelegd.
De heer Mulder verdedigt ook aan de hand van ver-
schillende inlichtingen de vrijverklaring, hij acht die in
het belang der provincie.
De heer Erasmus verklaart zich voor het voorstel van
Gedep. Staten.
De heer Lucasse wijst er op, dat er geen reden is te
vinden om de vrijverklaring tegen te houden. Noch in
wetten, noch in vroegere besluiten. Wel zegt de hoofd
ingenieur dat er vermoedelijk in de eerste tien jaren een
half millioen aan oeververdediging zal moeten worden
uitgegeven, maar dit zal de polder zelf toch wel kunnen
betalen.
Waarom heeft men tot nu toe zoo weinig aan die
oeververdediging gedaan
De heer Dieleman verklaart, dat het hem verwonderd
heeft, dat de heer Fokker het amendement heeft voorgesteld.
Hij is toch goed bekend met de geschiedenis der water-
schappen en moet daarom weten, dat er hier bezwaren
zijn voor vrijverklaring. Men moet deze zaak objectief
beschouwen. Het is bekend hoe moeilijk het is een polder
over te halen tot het aanvragen vancalamiteusverklaring.
Men schudt gaarne de calamiteit van zich af.
De heer De Casembroot zegt, dat de heer Dieleman het
Gedep. Staten al heel makkelijk maakt hun voorstel te
verdedigen. Het rapport van den hoofdingenieur geeft zijns
inziens alle reden niet tot vrijverklaring over te gaan.
De heer Fokker licht zijn amendement nader toe. Wel
zegt de hoofdingenieur, dat het den ingelanden nog wel
eens zal tegenvallen, dat zij in de eerste jaren reeds zoo
veel kosten hebben, maar hij adviseert niet tot afwijzing
van het verzoek.
De heer Heijse verklaart zich tegen vrijverklaring, even-
eens de heer Eouwerse. Het amendement Fokker wordt
verworpen met 32 tegen 10 stemmen.
Het voorstel van Gedep. Staten, tot niet vrijverklaring
wordt hierna zonder stemming aangenomen.
Aangenomen werd een voorstel om het besluit van 13
J uli 1906 tot toekenning van eene subsidie voor een stoom-
tramweg van Brouwershaven naar Burgh, te wijzigen en
te bepalen dat deze tram van 1 October 1912 moet rijden.
Aan Th. Weemaes te Clinge werd wederom een jaar
lijksche subsidie van f 70 voor den wagendienst Hulst en
Nieuw-Namen (Clinge) toegestaan.
Aan de gemeente 's Heer-Abtskerke werd een renteloos
voorschot van f 3475 voor wegsverbetering verleend.
Overeenkomstig het voorstel van Gedep. Staten werd
naar dit college verwezen de adressen van de vereeniging
van Nederlandsche Loodwit-fabrikanten en van het bestuur
der vereeniging van democratische Ingenieurs en Archi-
tecten te Scheveningen in zake het gebruik van loodhou-
dende verven.
Ingewilligd wordt het verzoek van den beheerder van
den weg van Schoondijke naar Sasput, om de voor het
onderhoud van dien weg gestelde zekerheid te mogen
vervangen door eene inschrijving op een der Grootboeken
der nationale schuld.
Naar aanleiding van het voorstel om een crediet te
openen van ten hoogste 3550 per jaar voor 19T1 en 1912
ter bevordering en aanmoediging van de verbetering der
paardenfokkerij in dit gewest, werd door een lid den wensch
uitgesproken, welke ook in 1908 bij deze zaak geuit is,
dat de aanhoudingsbijdragen over de verschillende keurings-
districten zullen worden verdeeld en toegekend. Hij is
van oordeel, dat te veel uit het oog verloren wordt, dat
het aanhoudingsbijdragen zijn tot verbetering van het
paardenras en geen bekroningen van de beste paarden.
Gaarne zag spreker dat niet bijna alle bijdragen aan het
I 4e en 5e district worden toegekend.
Van de zijde der Gedep. Staten werd opgemerkt, dat het
reglement door de Maatschappij van Landbouw wordt
opgemaakt. Daarentegen werd opgemerkt, dat de provincie
het geld geeft, en de wensch uitgesproken het advies van
den Provincialen veearts te vragen. Overigens had men
in geen der afdeelingen eenige bedenking tegen het voor
stel van Gedep. Staten.
De heer Hombach zegt, dat het geld niet in handen
komt der regelingscommissie, doch in die der Landbouw-
maatschappij.
Spreker zet de werking der keuring uiteen.
Het is niet waar, dat een gedeelte der provincie van
prijzen verstoken blijft, uit alle deelen worden dieren
bekroond.
De heer Houterman zegt, dat het hem voorkomt, dat
er aan het zwaar Belgisch paard de voorkeur gegeven
wordt, en dat er toch ook onder de andere rassen veel goede
paarden voorkomen.
Hij stelt voor aan de voorwaarden toe te voegen, dat
de aanhoudingsbijdragen over de verschillende keurings-
districten moeten worden verdeeld.
De heer Hombach meent, dat, als men naar verhouding
der aangiften het geld verdeelt, er in sommige streken
nog minder prijzen zullen vallen dan tot nu toe.
De heer Vorsterman van Oyen zegt, dat juist door het
invoeren van den Belgischen hengst in Zeeland het paarden
ras verbeterd is en nog steeds wordt. Spreker toont door
cijfers aan, dat het verschil tusschen de gevallen prijzen
in de verschillende deelen der provincie niet zoo bijzonder
groot is.
De heer Fruijtier verdedigt het voorstel van Gedep.
Staten en zet nog eens de wijze van werken van den keurings-
dienst uiteen.
Het aannemen van het amendement van den heer
Houterman zou terugvoeren naar het reglement van 1902.
De heer Houterman zegt, dat hij, juist door hetgeen
door de heeren Hombach en Vorsterman van Oyen gezegd
is, nog meer tot de overtuiging komt, dat de Maatschappij
van Landbouw het Belgisch paard verkiest boven andere
rassen.
De heer Vorsterman van Oyen wijst er op, dat een paard
van echt Oldenburgsch ras bekroond is.
De heer Van Oeveren zegt, dat hij niet zoo zeker is,
dat het Belgisch paard het beste ras is.
De heer Louwerse wijst er op, dat het niet voor ieder
gegeven is goede Belgische paarden in te voeren. Volgens
spreker moet juist het meest aangemoedigd worden in de
streken waar het ras niet zoo best is.
De heer Gerlach van St. Joosland zegt, dat er juist in
Walcheren veel paarden voor het buitenland, worden
opgekocht.
Het amendement Houterman wordt verworpen met 35
tegen 7 stemmen.
Het voorstel van Gedep. Staten wordt hierna zonder
stemming aangenomen.
In zake het voorstel tot toekenning van eene subsidie
ad f 200 aan de vereeniging ter bevordering der geiten-
fokkerij in Zeeland, zeide een lid dat het hem zeer speet
dat Gedep. Staten geen f 300 voorstelden.
Bij stemming verklaarden zich in eene afdeeling 8 leden
voor, 3 tegen het voorstel en 2 behielden zich hun stem
voor. In de andere afdeelingen vereenigde men zich met
het voorstel.
De heer Moerdijk zegt, dat het hem spijt, dat Gedep.
Staten geen f 300 hebben voorgesteld. Het is wel waar
dat Gedep. Staten rekening hebben gehouden met de
ingediende begrooting, maar sedert het opmaken daarvan
(October 1909) is het aantal toegetreden vereenigingen
zeer toegenomen, waardoor de uitgaven zeer gestegen zijn,
en het tekort ongeveer /350 zal zijn.
Spreker houdt een warm pleidooi voor toekenning van
j 300 subsidie en doet een voorstel in dien geest.
De heer Blum zegt, dat hij eerder hulde had verwacht,
dan een aanmerking aan het adres van Gedep. Staten
en wijst er op, dat het adres toch eerst van 29 Maart
1910 is.
Het amendement van den heer Moerdijk wordt met 23
tegen 19 stemmen aangenomen, en dus ook het voorstel
van Gedep. Staten aangenomen.
Besloten wordt tot toekenning van f 150 jaarlijksche
subsidie aan het Militair Tehuis te Middelburg.
Goedgekeurd wordt de rekening en verantwuording der
provinciale inkomsten en uitgaven over 1908 en eveneens
eene wijziging in de begrooting voor 1910.
Bij de behandeling der begrooting 1911 had in eene
afdeeling geen der leden bedenking tegen de vaststelling
der overgelegde begrooting, maar achtte een lid zich
verplicht aan het college van Gedep. Staten in zijn geheel
en meer speciaal nog aan de Commissie van Toezicht op
den stoombootdienst dank te zeggen voor de toegezegde
overweging van eene betere verlichting der haven te
Breskens, waarover zoo dikwijls geklaagd was.
In een andere afdeeling deelde een lid van Ged. Staten
mede, dat artikel 9 der lste afdeeling van hoofilstuk I
der uitgaven (jaarwedde veeartsen) met 200 verhoogd
zou worden voor den veeartsenijkundigen dienst te Ellemeet.
Een der leden gaf in zeer sterke bewoordingen zijn onge-
noegen te kennen over den toestand van den weg tusschen
Hulst en Walzoorden, waarover hij meermalen in de
Statenvergadering ernstige klachten had doen hooren en
waarvan blijkens het daarvoor uitgetrokken lage bedrag
vooralsnog weinig verbetering scheen te wachten te zijn.
Hij verklaarde zich ongenegen, in dezen zijns inziens
onhoudbaren toestand te berusten en bleek met die klacht
niet alleen te staan.
In de nog niet genoemde afdeeling werd door een der
leden bij art. 6 van hoofdstuk III der uitgaven (kosten
dienst Vlissingen, Breskens en Neuzen) inlichting gevraagd
omtrent electrische verlichting aan de haven te Breskens,
waarop een lid van Gedep. Staten mededeelde, dat die
verlichting tot stand komt en daaromtrent een overeen-
komst is gesloten met iemand te Breskens.
Bij ditzelfde artikel vraagt een ander lid, welke personen
vrijkaarten voor dezen dienst hebben en krachtens welk
besluit dit voorrecht wordt genoten, waarop een lid van
Gedep. Staten mededeelt, dat de leden van Gedep. Staten,
bestuurders van .spoorweg- en tramwegondernemingen en
ambtenaren bij de post en de telegraphie die vrijkaarten
bezitten, de laatsten krachtens overeenkomst met het Rijk.
Het vragende lid verklaart zich niet bevredigd door
het ontvangen antwoord en zal later daarop terugkomen,
terwijl een ander lid verklaart, ook geen vrede te hebben
met deze regeling.
Een der leden klaagt nog over de slechte regeling der
vertrekuren van den wagendienst GoesWolphaartsdijksche
veer.- In verband met deze klacht werd de wensch uit
gesproken zich met zulke klachten rechtstreeks tot Gedep.
Staten te wenden.
Daar er geen bepaalde bedenkingen werden ingebracht,
bleek men ook in deze afdeeling eenparig tot vaststelling
van de ingediende begrooting te besluiten.
De begrooting gaf geen aanleiding tot eenige diseussie
en werd zonder stemming goedgekeurd.
Ten slotte werden de te heffen opcenten op de hoofd-
som der grondbelasting voor ongebouwde eigendommen
bepaald op 39, voor gebouwde eigendommen op 31 en voor
de personeele belasting op 25.
Hierna werd de vergadering te half drie gesloten.
Middenprijs per 100 K.G. Tarwe 7.Rogge 6,50,
Wintergerst f 7,Zomergerst /6,50, Haver /"6,75, Erwten
12,50 Witte boonen f Bruine boonen f 11,
Duivenboonen /9,50, Paardenboonen/8,Boekweit
Lijnzaad Koolzaad Aardappe's 2,25.
Boter per kilo f 1,20.
Eieren per 26 stuks 0,95.
Ter weekmarkt waren aangevoerd 18 stuks Rundvee en
36 varkena, waarvan verkocht 11 stuks rundvee en 29 varkena.