Ter Heuzensche Courant
Zaterdag 19 December 1908. No. 5240.
IDEJR3DE1 BL AJO.
Gemeenteraad van Ter Neuzen,
1. Ingekomen stukken.
2. Wijziging verordening op het bouwen, sloopen enz.
3. Instructie voor den afslager van visch enz.
De Voorzitter vraagt of de leden de hun toegezonden in
structie voor den afslager van visch enz. wenschen te be
handelen. Deze is niet op de agenda geplaatst, doch dit is
geen bezwaar om die in behandeling te nemen
4. Bestendigen parallelklassen school G.
VAN
Vergadering van Donderdag 17 December 1908.
Voorzitter de heer J. A. P. Geill, bnrgemeester.
Aanwezig de heeren Van den Hoek, Moes, Visser, Moggre,
De Masier, De Jager, De Feijter en Van de Kee.
Afwezig de heeren Dees, Wieland, Scheele, Drost en Lenset).
De Voorzitter opent de vergadering en deelt mede dat de
heer Drost heeft bericht eevst later ter vergadering te zullen
komen.
Verder deelt spreker mede dat de Secretary door onge-
steldheid verhinderd is de vergadering bij te wunen en dat
wegens diens ziekle de notulen der vorige vergadering nog
niet zijn ingeschreven, waardoor bet lezen daarvan tot de \oi-
gende vergadering zal moeten worden uitgesteld.
Hierna stelt de Voorzitter aan de orde
a. Een schrijvon van Mr. M. P. Sipkes, waarbij deze
bericht onder de gegeven omstandigheden de benoeming tot
lid der plaatselijke commissie van toezicht op het lager onder-
wiis niet te kunBen aanvaarden.
De Voorzitter deelt mede dat van dit schrijven mede-
deeling is gedaan aan de betrokken commissie, met verzoek
eene nieuwe aanbeveling te willen inzenden.
b. Een schrijven van Jhr. J. W. Pompe van Meerder-
voort, waarin deze bericht do herbenoeming tot lid der
plaatselijke commissie van toezicht op het lager ondeiwijs
aan te nemen.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Een schrijven van P. Moes, C. J- de Nijs en 4.Koo-
man, waarbij deze berichten de benoeming tot lid van het
Burgerlijk Armbestuur aan te nemen.
Aangenomen voor kennisgeving.
d. De Voorzitter deelt mede, dat naar aanleiding van
een schrijven van den Commissaris der Koningin in Zeeland,
waarbij deze er de aandacht op vestigt, dat nog niet is j'00'"
Lien in de vacature in de commissie tot wering van school-
verzuim te Sluiskil, ontstaan door bet aftreden met October
1.1. van den beer J. Nijssen, door de betrokken commissie
eene aanbeveling is ingezonden waarop voorkomen de heeren
J. Nijssen en A. Faas.
Tot stemming wordt overgegaan, waarvan de uilslag is,
dat met algemcene stemmen wordt herbenoemd de heer
J. Nijssen.
De Voorzitter brengt in behandeling het aan de leden
toegezonden voorstel van Burg, en Weth. tot wijziging der
verordening op het bouwen, sloopen enz. De leden zullen
van die zaak wel op de hoogte zijn. Spreker vraagt of lemand
algemeene beschouwingen wenscht te houden.
De heer De Jager merkt op dat de Voorzitter zegtvde
leden zullen wel op do hoogte zijn," doch dat hij er de
aandacht op wil vestigen dat het voorstel tot wijziging der
verordening door de leden nog maar voor een dag of ucht
is ontvangen en dat voor hen dus de tijd tekort is geweest
om daarvan voldoende stndie te maken en eventueele wijzi-
gingen die zij daarin zouden wenschen voor te stellen, goed
te overwegen.
De Voorzitter: Zeker is de tijd van 8 dagen voor het
bestudeeren eener verordening niet to lang, doch daar
het hier geene nieuwe, doch eene wijziging van de bestaande
verordening betreft, en enkel wijziging wordt voorgesteld
van geringe beteekenis, wijzigingen die bij het toepassen der
verordening in de praktijk wenschelijk zijn gebleken, dachttn
wij dat de tijd voor overwegen voldoende was geweest. Wil
de Raad evenwel een langeren tijd daarvoor nemen, dan
hebben wij daar ook geen bezwaar tegen.
De heer De Jager zou gaarne zien dat aan den Raad een
14 dagen of 3 weken tijd werd geschonken. Wenschen de
leden dan op een of ander artikel eene aanmerking te maken,
dan hebben ze gelegenheid om daarvan kennis te geven aan
Burg, en Weth.
De Voorzitter: Daar zitten we anders nu hier ook voor,
om de voorgestelde artikels te bespreken en opmerkingen
die men te dien opzichte wenscht te maken, ter kennis te
brengen.
De heer De Masier: Ik geloof dat ik het wel eemgszins
met de heer De Jager eens ben. Ik ben tenminste ook niet
in de gelegenheid geweest om de aanmerkingen die ik op de
verordening had, onder bchoorlijke vormen te brengen, en
een voorstel tot wijziging, zooals ik dat zou wenschen, te
formuleeren.
Ik wilde thans ook nog de vraag bespreken hoe Burg, en
Weth. er toe gekomen zijn om dit voorstel tot wijziging van
de bouwverordening tc doen. Ik meen dat het nu al 3jaar
geleden is, dat, naar aanleiding van in de praktijk voorge-
komen moeilijkhedeD, door mij en den heer Versluijs een
voorstel tot wijziging van de verordening is ingediend. Dat
was toen een voorstel van actueel belang, omdat het beoogde,
moeilijkheden, die reeds meermalen waren voorgekomem te
ontgaan, door de bouwverordening meer in overeenstemming
te brengen met de woningwet, die alleen spreekt van wo-
ningen, maar niet van gebuuwen. Na een verloop van 7
maanden is ons voorstel toen aan de orde gesteld, doch bij
de discussie er over, weer aangehouden. Nu meen ik, dat
het thans gedaan voorstel nog allijd een gevolg is van bet
toen door ons gedaan voorstel Waar we nu al 3 jaar hebben
gewacht met het wijzigen van de verordening, geloof ik dat
bet er thans op een maand meer of minder, ook Diet meer
op aan zal komen en is er dan voor de leden die dit wenschen
te doen, gelegenheid om hunne voorstellen tot wijziging
formuleeren.
De heer Van de ReeIk wenschte te vragen, hoe Burg,
en Weth. zich thans de behandeling van de bouwverordening
voorstellen. Wenschen ze die op het oogenblik door den
Raad te doen behandelen en dan aan de Gezondheidscommissie
alhier om advies zenden
De Voorzitter: De wijze waarop Burg, en Weth. de
verordening willen behandelen is to vinden op bladzijde 40
van het voorstel, waaruit blijkt hoe daarmede bij de eerste
vaststelling is gehandeld.
De heer Van de Ree antwoordt dat liij dit met bedoeld.
Spreker wijst er op, dat overeenkomstig art. 6 der Gezondheids
wet eene wijziging in de bouwverordening niet wordt vast-
gesteld dan nadat daarover het advies is ingewonnen der
Gezondheidscommissie. Hij acht het ook meer regelmatig
dat het voorstel van Burg, en Wejh. eerst aan de Gezond
heidscommissie wordt ingezonden, omdat het voorstel van
Burg, en Weth. dan tegelijk met het advies der commissie
in den Raad kan worden gebracht.
De Raad kan nu de verordening wel behandelen, doch dan
zou het zeer goed mogelijk zijn dat de verordening later naar
aanleiding van het advies der commissie weer in behandeling
moet worden genomen en opnieuw eerst genomen besluiten
moeten worden ingetrokken.
Uit overweging hiervan stelt spreker voor de verordening
terug te zenden naar Burg, en Weth., de raadsleden gelegen
heid te geven om hunne amendementen op het voorstel in
te zenden aan Burg, en Weth., opdat dit college, na die
amendementen te hebben overwogen, ze, met het voorstel,
aan de Gezondheidscommissie kan inzenden om advies.
Daar de verordening ook artikelen omtrent strafbepalingen
inhoudt, stelt spreker tevens voor de verordening ook om
advies te zenden aan den kantonrechter.
De heer Dees komt ter vergadering.
De Voorzitter verklaart de meening, dat de Gezondheids
commissie moet worden gehoord, alvorens de wijziging der
bouwverordening in den Raad wordt behandeld, niet te deelen.
Wat de heer Van de Ree daaromtrent zooeven voorlas, be-
helst eenvoudig de meening van den heer die dat boekje
8c li reef
Burg, en Weth. stellen de verordening aan den Raad
voor, de Raad kan daarop beslissen in hoeverre hij het met
het voorstel" eens is of daarin wijzigingen wenscht aan te
brengen. Nadat de verordening is vastgesteld, wordt zij aan
de Gezondheidscommissie ingezonden. Willen de leden ona
amendementen toezenden, dan zullen wij die graag overwegen,
maar voor het overige blijft het werk volmaakt hetzelfde, of
de verordening eerst aan de commissie wordt gezonden, ot
na de vaststelling door den GSmeenteraad.
Wat betreft het inwinnen van het advies van den kanton
rechter, het is de vraag of deze advies zal willen geven.
Doet de kantonreohter het, dan is dat van hern eene wel-
willendheid. daar bij niet verplieht is tot het geven van ad
vies. In elk geval kan spreker op het oogenblik met aan-
raden dat advies in te winnen, aangezien dat misschien tijdver-
lies zou zijn Bovendien, als men rechtskundig advies wenscht,
zou ik eerder in overweging geven het advies in te winnen,
van een advocaat, een rechtskundige die buiten de zaak staat,
daar het voor een kantonrechter misschien later moeilijkheden
zou kunnen baren wanneer hij geroepen werd tot toepassmg
van door hem zelf geredigeerde artikelen.
De heer Moes wenscht ook wel eenigen tijd om de ver
ordening te overwegen, doch merkt op, dat het toch met net
een nieuwen toestand betreft, doch alleen net
wijzigen van bestaande bepalingen. Zijn de amendementen
scheppen
wijzigen r- -
die men, te oordeelen naar de verschillende nitlatingen, wenscht
in te dienen, dan van zoo'n iugrijpenden aard
De Voorzitter kan daarop niet antwoorden, doch meent dat
misschien een der heeren do bedoeling van de leden we
nader kan verklaren,
De heer De Masier Het is reeds bij verschillende gevallon
gebleken dat art. 28 niet in overeenstemming is met de eischen
der prakiijk; herhaaldelijk toch komen aanvragen in om
ontheffing van de bepalingen van dat artikel, en daarbij is
ook herhaaldelijk opgemerkt, dat dit artikel behoorae go-
wijzigd te worden, daar het een beletsel voor den Raad was
om verzoeken in te willigen, die men, blijkens de uitingen
der leden, gaarne wilde toestaan.
Nu ben ik met de voorgestelde wijziging van dat artikel
niet tevreden, daar dit de bepalingen niet noemenswaaid
verruimd. Evenmin kan ik mij vereenigen met het voorge
stelde nieuwe artikel 70. Tegen opneming van dat artikel
ben ik ten sterkste gekant.
De heer Van de Ree betuigt zijn voorstel te hebben ge
daan om dnbbele behandeling der verordening te voorkomen.
De Voorzitter herhaalt dat het op de door den beer V an
de Ree voorgestelde manier, evenveel werk geeft. Bovendien
leest hij uit art. 6 der gezondheidswet, dat de Raad de wg-
ziging eerst moet vaststellen, daar in de wet gezegd wordt
dat de besluiten tot wijziging aan de Gezondheidscommissie
moeten worden ingezonden. Er moet das door den
Raad eerst een voorloopig besluit genomen worden.
De heer De Masier is het wel met de opvatting van den
Voorzitter eens, maar wijst er op, dat er toch tegenstrijdig-
heid bestaat. Naar spreker vermeent is destijds bij de be
handeling van het voorstel van hem en den heer Versluijs
dat dit zoolang duurde omdat de Gezondheidscom
missie er eerst over moest gehoord worden.
Do heer Drost komt ter vergadering.
De heer Van de Ree is het er ook mede eens, als men
vaststelling, die thans door den Raad zou geschieden, als
de
een voorloojjige beschouwd
De Voorzitter: Het is natuurlijk voorloopig, daar, inge-
volge de wet, de Gezondheidsconimissie er over moet gehooid
worden. Later komt dan de verordening, als er bezwaren
tegen worden gemaakt, opnieuw in den Raad, die dan die
bezwaren ot wenken kan behandelen.
De heer Moes: Het is de vorige maal ook zoo gebeurd.
De heeren Van den Hoek en Dees verklaren geen bezwaar
te hebben tegen nitstel van behandeling. De leden, die het
wenschen, kunnen dan tijdig amendementen indienen
Na nog enkele opmerkingen wordt met algemeene stemmen
besloten de behandeling der verordening aan te houden en
de leden 3 weken tijd te geven voor het indienen van amen
dementen.
De heer Van den Hoek merkt op dat, wat het aeDKoeeia
betreft om de verordening in te zenden aan den heer kanton
rechter, om daarover zijn advies in te winnen, de Raad met
over hem kan beschikken.
De heer Van de Ree: Wij kunnen het toch vragen. Het
denkbeeld kwam bij mij op, omdat ik van een andere plaats,
ik meen Haarlem, las, dat zulks ook gebeurd was met eene
verordening waarin strafbepalingen voorkwamen.
De heer Dees: Maar de kantonrechter is toch ook lid der
Gezondheidscommissie, zoodat hij dus toch gelegenheid krijgt
i er over te adviseeren.
De heer Van de Ree Daar is hij in een andere kwaliteit.
l)e Voorzitter deelt mede dat de oorspronkelijke bouwver-
dening is vastgesteld naar wenken van bekwame rechtsge-
leerden, zoodat er dus feiteljjk rechtskundig advies over
gegeven is.
De heer Visser: Och, als de kantonrechter er op ons
■erzoek advies over geven wil, is er toch ook geen bezwaar
tegen.
De Voorzitter Bezwaar er tegen bestaat, naar ik geloot,
ook niet, maar overigens verkrijgt men, ook door dusdanig
advies nog geen vastheid in de toepassing, want deze kanton
rechter kan over een zaak een oordeel hebben, waarmede
dat van een eventueelen opvolger weer geheel atwijkt.
De heer Dees Ik geloof dat het het best is dat de Raad,
indien hij advies wenscht, het besluit neemt om het te ver
zoeken, dat is dan voor Burg, en Weth. geraakkelijker.
Met 7 tegen 3 stemmen wordt alsnu besloten aan den heer
kantonrechter alhier te verzoeken, over het voorstel tot wijzi
ging der bouwverordering, den Raad van advies te willen
dienen.
Voor stemmen de heeren De Jager, Drost, De Feijter,
Van de Ree, Dees, Visser en Moggre; tegen de heeren Van
den Hoek, Moes en De Masier.
De leden verklaren zich bereid de instructie, voorgesteld
door Burg, en Weth., te behandelen.
De Voorzitter deelt mede dat deze instructie vroeger
samengekoppeld was aan die van den keurmeester voor visch.
De bepalingen op keuren zijn natuurlijk geschrapt, terwijl,
op verzoek van den afslager eenige bepalingen zijn ingelaseht.
De heer Van de Ree Heeft de afslager ook nog een
andere instructie Hij belt immers ook rond
De VoorzitterDat is partieulier, de verkoopers moeten
voor reclame zorgen, en kunnen het den afslager laten uit-
roepen. Dat is echter buiten de functie van afslager. Als
de Raad het wenscht, zou ook voor den omroeper eene in
struetie kunnen worden vastgesteld. Hij is voor het omroepen
aangesteld.
Overgaande tot de artikelsgewijze behandeling der instructie
wordt z. k. s. goedgekeurd
Art. 1. De afslager van visch enz. is gehouden op aan-
vrage van een belanghebbende biunen anderhalf uur na
aanvrage, op de vischmarkt, de aldaar aangebrachte goederen,
te verkoopen, af te slaan of te mijnen.
Zijn er meer, dan heeft de eerste aanvrager recht op den
eersten verkoop.
Bij gelijktijdige aanvrage beslist het lot.
Nadat een voorstel van den heer Van den Hoek voor het
aanbrengen eener redactie-wijziging met 3 tegen 7 stemmen
is verworpen, worden achtereenvolgens vastgesteli
Art. 2. De afslager houdt aanteekening van de aanvragen
onder vermelding van den naam en de voornamen der aan
vragers, van de soort en hoeveelheid koopwaren die op de
vischmarkt worden verkocht en van de opbrengst,
Art. 3. De afslager zorgt dat hij op het bepaalde uur
van den verkoop op de vischmarkt aanwezig is en dat de partijen,
die verkocht worden, op den daartoe bestemden steen of op
deksels van manden, zichtbaar voor het publiek, worden
uitgestald.
Art. 4. De afslager behoeft den verkoop niet te beginnen
voor dat minstens tien personen op de vischmarkt aanwezig
a\jn.
Art. 5. De afslager laat de aanvragers of de personen,
die door deze gemachtigd zijn den verkoop te houden, als
zij zulks verlangen, bij hem binnen het hek staan om van
elken koop aanteekening te houden.
Niemand mag zonder zijne toestemming, binnen het ijzeren
hek aanwezig zijn.
Art. 6. De afslager houdt den verkoop bij afslag of ver-
mindering en mijning, zoodanig dat met niet meer dan tien
en niet minder dan twee cent wordt afgeslagen.
Art. 7. Indien bij den verkoop meer dan een stem het i/tnijn"
uitroept, wijst de afslager den koop toe, aan hem, wiens
stem hij het raeest onderscheidend heeft gehoord.
Bestaat daaromtrent bij hem twijfel dan beslist het lot of
regelt hij de toewijzing op andere wijze.
Art. 8. De afslager maakt met luider stem het bedrag
van elken koop bekend, teekent van elken koop den naam
op van den kooper, de soort der koopwaren die verkocht
ziin, de hoeveelheid en de koopsom.
Art. 9. De afslager ontvangt bij de afgifte van elken
koop het daarvoor geboden bedrag en rekent af met iederen
verkooper vodr hij de vischmarkt veriaat.
Art. 10. De afslager mag aan hem zelf toebehoorende
koopwaren niet op de vischmarkt verkoopen.
Hij mag aan hem ten verkoop gezonden koopwaren op de
vischmarkt verkoopen, mits hij eene volledige opgaaf dier
koopwaren daartoe in zijn bezit heeft. Deze opgaaf moet
hij op eerste aanzegging aan de politie vertoonen.
Art. 11. De verkoopers betalen aan den afslager voor zijne
bewezen diensten onmiddeilijk bij de afrekening 5 pet. van
de bedragen, die door hem voor den verkoop van koopwaren
ge'ind zijn.
Naar aanleiding van dit artikel heeft eene discussie plaats,
waarbij verschillende leden het noodig achten een minimum
bedrag vast te stellen, dat den keurmeester als loon moet
worden uitbetaald, daar, als er b. v. slechts voor een waarde
van 1 ten verkoop werd gepresenteerd hij slechts 5 cent
belooning zou ontvangen, wat natuurlijk voor zijne bemoeiin-
gen te gering is.
De heer Drost stelt voor het minimum (e bepalen op
25 cent.
De heer De Jager vindt dat te veel.
De heer Van den Hoek stelt voor dan 20 cent te bepalen.
De heer Ue Jager acht dat nog te hoog. Soms worden
kleine partijljes visch afgeslagen die zijn reeds gedrukt door
het keurloon en worden dan nog door de belooning voor den
afslager gedrukt als die voor zulk| partijtjes 20 cent bedraagt.
De heer Moes acht de bepaling noodig, daar anders van
den afslager misbruik kan gemaakt worden. Als de partijtjes
dan zoo klein zijn, moeten ze er maar niet mede aan de
markt komen.
De heer Moggrd meent dat het geheele artikel wel kan
vervallen en dat de afslager met den verkooper het maar over
de belooning moet eens worden.
De Voorzitter wijst er op, dat dit niet gaat, want, hoe
zou het dan moeten gaan als de afslager en de verkooper
het niet eens konden worden? De instructie wijstjuistieders
recbten eu verpliehtingen aan.
De heer Van de Ree acht 20 cent ook te veel. De afslager
verdient toch ook nog 30 cent voor het omroepen.
De Voorzitter meent dat dit bedrag aan het omroepen wel
verdiend is; hij moet er een grooten weg voor afleggen.
De heer Van de ReeMaar hij verdient het toch, als
er iets afgeslagen moet worden.
Een lid meent dat er ook wel verkocht wordt aan den
afslag zonder dat zulks per omroeper is bekend gemaakt;
dat zijn juist partijtjes van weinig beteekenis.
Ten slotte wordt met 8 tegen 2 stemmen, die der heeren
De Jager en Van de Ree i,welke zich voor 15 cent verklaarden),
besloten, de minimum-belooning in art. 11 vast te stellen op
20 cent, voor ieder die een partijlje waren aan den afslag
presenteert.
Vervolgens worden z. h. s. vastgesteld
Art. 12. Afgekeurde of bedorven koopwaren mag de
afslager niet verkoopen.
Art. 13. De afslager zorgt dat de vischmarkt met hetgeen
daarbij behoort steeds in zindelijken toestand verkeert.
Onmiddeilijk na eene verkooping
schoongemaakt worden.
Art. 14. De afslager is belast met de handhaving der
orde gedurende den verkoop. Hij zorgt daarbij voor de
nakoming der bepalingen welke op deze aangelegenheid be-
trekking hebben.
Eveneens worden z. h. s. vastgesteld de overige artikels
1519, regelende de verhouding van den afslager tot het
gemeentebestuur.
Bij art 17, regelende het ontslag wegens wangedrag vraagt
de heer Drost of dat artikel niet in conflict kan brengen
met de bepalingen der wet op het Arbeidscontract, dat met
1 Febr. a. s. in werking komt.
De Voorzitter meent dat dit niet geval zal kunnen zijn.
De instructie wordt hierna en-bloc z. h. s. goedgekeurd.
schikken voor het daar plaatsen der parallelklassen, te ver-
hnren voor 12 per maand, 10 voor het verwarmen per
100 uren en f 6 per maand voor het schoonhouden.
In verband met die voorwaarden stellen Burg, en Weth.
voor het daarheen te leiden, dat de kinderen uit de infirmerie
daar worden ondergebracht zoodra deze niet meer in eerst-
genoemd gebouw mogen blijven. Onafhankelijk van de goed-
kenring van Gedep. Staten, bestaat de mogelijkheid dat de
kinderen er toch weg moeten, als het Departement van Oorlog
wegens het vestigen van militairen alhier er over moet be
schikken.
De heer De MasierOp hoeveel komt de geheele nitgaaf
De Voorzitter Op een 250.
De heer Drost noemt dat een mooie opiossing.
De heer De Jager: Voor de infirmerie wordt immers
f 50 huur betaald
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
Do heer Dee3Een hulpschool bonwen is geld weggooien.
Dit is dan toch een beter lokaal
De heer Van den HoekHet is ook beter verlicht.
De heer Van de ReeIs er geen onderzoek ingesteld
naar de mogelijkheid om de kinderen uit de parallelklassen
onder te brengen in de scholen A en C Vroeger heeft de
heer De Masier verklaard dat dit mogelijk zou zijn.
De Voorzitter: In eene conference van Burg, en Weth.
met den districts-schoolopziener is uitgemaakt, dat dit niet
kan. Dit is nagegaan op grond van de cijfers van het aantal
schoolgaande kinderen.
De heer Van de Ree: Is de schoolcommissie ook over
dit schrijven gehoord?
om twee redenen niet; in de eerste
een genomen raadsbesluit en verder
aangedrongen voor het nemen van
De Voorzitter: Neen
plaats omdat het gold
omdat op spoed werd
maatregelen.
De heer De Masier
Volgens de lijsten op
moet de vischmarkt
De Voorzitter geeft lezing van het voigende schrijven van
Gedep. Staten van Zeeland, dd. 4 Dec. 1908
»Onder verdaging van onze beslissing omtrent het Raads
besluit tot bestendiging der parallelklassen aan school C.,
hebben wij de eer te verzoeken ons ten spoedigste te willen
inlichten, krachtens welken titel en onder welke voorwaarde
de in het besluit bedoelde gemeentegrond bij het Departement
van Oorlog in gebruik is.
Terwijl wij onze teleurstelling uitspreken, dat het besluit
ook nu weder te laat werd genomen om nog voor den afloop
van den tcrmijn, waarvoor vroeger goedkeuring werd verleend,
door ons te kunnen worden behandelddeelen wij u mede
dat wij met den arrondissements-schoolopziener van oordeel
zijn, dat, in afwachting van den bouw eener nieuwe school,
voorloopig in den onhoudbaren toestand het best een eind
ware te maken, door het stichten van een hulpschool bij
school C., in welke hulpschool alsdan de kinderen uit de
infirmerie tijdelijk zouden kunnen worden ondergebracht.
Wij verzoeken u daarom, ten spoedigste bij den Gemeente
raad op de tot standkoming van zoodanige hulpschool aan te
dringen, waarbij wij, voor zoover noodig, onder uwe aandacht
brengen, dat, in de kosten daarvan, door het Rijk 25 pet.
wordt vergoed".
Hierna geeft de Voorzitter lezing van het schrijven dat
door Burg, en Weth. aan Gedep. Staten is gezonden, naar
aanleiding van het eerste deel van hun schrijven, waarin
wordt bericht
Dat blijkens proces-verbaal van 12 Juni 1833 door de
gemeente gratis aan het rijk in gebruik is gegeven een
terrein, gelegen langs de Noord- of Scheldezijde der stad en
der haven, onder bepaling dat, wanneer later het geheel of
een gedeelte dezer eigendommen vergraven of geslecht zou
worden, dezelve weer aan de stad Ter Neuzen zullen worden
teruggegeven.
De gemeenteraad was van meening dat, nu de vesting
Ter Neuzen blijkens Staatsblad 136 d.d. 19 Mei 1908 voortaan
zal bestaan uit de kustbatterij bewesten het kanaal van Ter
Neuzen naar Gent en de westelijke binnenhaven, het over-
blijvend gedeelte der vroegere vesting, waar binnen de aange-
vraagde grond ligt, is vervallen en meende dat er termen
aanwezig waren om het rijk te herinneren aan de bepalingen
van het proces-verbaal betreffende de teruggave van den
grond en heeft daarom gevraagd over een deel van dien
grond te mogen beschikken.
"Verder stelt de Voorzitter namens Burg, en Weth. voor
niet tot het stichten van een hulpschool over te gaan maar
op andere wijze in het gebrek aan plaatsruimte te voorzien.
Burg, en Weth. hebben onderhandelingen aangeknoopt met
het bestuur der //Vereenigde Handwerkslieden", om te trach-
ten in dit gebouw de kinderen uit de infirmerie onder te
brengen. Dit is een betere lokaliteit dan de infirmerie. De
veieeniging heeft over deze zaak vergaderd, en daarin is be
sloten het gebouw, als de gemeente er over wenscht te be-
1 Mei 11. was
er op school C eene klasse van 65 leerlingen. Waar er nu
reeds eene zoodanige klasse bestaat, is het dan niet mogelijk
de kinderen uit de infirmerie op de scholen A en C over te
brengen Dan zou school C er nog eene klasse van 65
leerlingen bij krijgen en school A kreeg er eene van 64.
Dat is wel een ongewenschte toestand, maar het zou ook
slechts zijn als overgangsmaatregel. Hieromtrent zou ik het
oordeel der hoofden van scholen wel wenschen te veruemen,
n.l. of het inrichten van zulke klassen mogelijk is zonder
stoornis te brengen in den geregelden gang van het onderwijs.
De VoorzilterDat zou toch een geheel ongewenschte
toestand zijn I
De heer De Masier Het is slechts een overgangsmaatregel.
De heer Van de Ree: We moeten toch ook in het oog
houden, dat we in een overgangstoestand verkeeren we weten
dat 65 leerlingen te veel is voor eene klasse, maar nu er
toch reeds eene zoodanige klasse bestaat, kan het toch geen
bezwaar zijn om tijdelijk nog twee zulke klassen te vormen,
daar de heer De Masier op grond van de cijfers aantoont,
dat op die wijze eene tijdelijke opiossing te vinden is. Dat
is in het belang der gemeente, daar dan geen uitgaven be-
hoeven te worden gedaan voor een maatregel die ons toch
niet voor de toekomst helpt.
De heer Van den Hoek: Na al wat met den districts-
schoolopziener is besproken, kan ik in geenen deele met een
zoodanige opiossing iustemmen.
De heer Vitser: Ik geloof niet, dat we voor een derge-
lijke regeling nooit toestemming zullen krijgen. Het is dan
ook geheel verkeerd. Er wordt wel gezegd het zal zoo lang
niet duren, maar daarvan kan men thans weinig zeggen.
Er is thans nog geen antwoord ontvangen op het verzoek
om over een deel van het terrein van het kogelpark te mogan
beschikken.
De Voorzitter: Ik kan wel zeggen hoe het met dat ver
zoek staat, dat is thans pas bij den kapitein-ingenieur om
advies. Als mijn persoonlijke meening kan ik er echter
wel bijvoegen, dat ik verwacht dat we dea grond toch niet
zullen krijgen.
De heer Moggre1 k kan ook wel meegaan met het
denkbeeld van den heer De Masier, tot verdeeling der
kinderen uit de parallelklassen over de scholen A en C.
De Voorzitter: Maar daarvoor zullen Gedep. Staten ons
nimmer toestemming geven.
De heer De Masier Maar waarom wordt door dat col
lege dan gedoogd dat er aan school C reeds eene klasse van
65 leerlingen bestaat Of er nu 1 zoodanige klasse is, of
meerderen, dat blijft wat den toestand betreft toch ongeveer
hetzelfde. En wij hechten aan dien toestand onze goedkeu
ring niet, doch er wordt slechts toe overgegaan als overgangs
maatregel.
De Voorzitter: Gedep. Staten geven voor den overgangs-
toestand zelf een ander middel aan, en zullen daarom geen
genoegen nemen met eene regeling als door u voorgesteld.
De heer Viss6rIk kan niet begrijpen dat de heer De
Masier een zoodanig voorstel doet. Hij erkent dat een klasse
van 65 leerlingen te groot is en de heer Van de Ree is het
daarmede eens, en wil toch ook dien slechten toestand nog
uitbreiden, door meerdere dergelijke klassen te scheppen.
De heer Van de ReeAls de klassen in de infirmerie
worden opgeruimd, komen er 2 onderwijzers vrij, die dan
geplaatst kunnen worden in die groote klassen, waardoor de
goede gang van het onderwijs kan worden verzekerd.
De Voorzitter merkt op, dat het niet doenlijk is om in een
klasse met 2 onderwijzers onderricht te geven.
De heer Van de Ree: Verzet de wet zich tegen het
vormen van zulke klassen
De Voorzilter: Ja, volgens de wet zijn we al boven het
aantal we mogen er niet meer dan 55 plaatsen.
De heer Dees wijst er op dat bij de conferentie van Burg,
en Weth. met den districts-schoolopziener gebleken is, dat
de Raad toch ten slotte gedrongen zal worden afdoende
maatregelen te nemen er zal eene verbetering in den toestand
moeten worden aangebracht.
Wat nu het bouwen eener hulpschool betreft, dit is volgens
spreker weggeworpen geld, want dat schenkt geen opiossing
en zal veel kosten. Zoo'n hulpschool kan men ook niet zoo
primitief bonwen, het is winter en zij zou worden bestemd
als een verblijf voor kinderen.
Er wordt thans algemeen gezegder zal eene Katholieke
school komen. Spreker gelooft dat ook, en hij zal het toejuichen
dat die school er komt, al was het maar alleen met het oog
op het financieel voordeel voor de gemeente.
Er is reeds voldoende gebleken, dat de districtsschoolop-
ziener, bij heeft zulks nu nog te kennen gegeven, niet zal
rusten voor het M. U. L O. alhier is gesepareerd van het
gewoon L. O. Nu hebben we eens nagegaan hoeveel kinderen
door die katholieke school de openbare zouden verlaton en
dan valt dat gel al nog niet zoo mede. Dat bedraagt ongeveer
160. En als die kinderen de openbare school verlaten is er
nog geen gelegenheid om het M. U. L. O. van het lager
onderwijs vrij te maken, zoodat er dan toch nog gabouwd
moet worden, dan moet er, om te voldoen aan den wensch
van den schoolopziener toch nog eene school van 3 lokalen
worden gebouwd. In het bij bouwen van 3 lokalen aan school
C zou hij nimmer toestemmen, daar dit geen type van een
school is.
Pas als die 3 lokalen gebouwd zijn, komt er dus een ver-
beterden toestand. Was het daarom niet beter om maar ter-
stond tot een dergelijke opiossing te besluiten en geen geld
uit te geven waar de gemeente niets mede vooruitgaat
De heer De Masier: We moeten voor het oogenblik eene
directe opiossing geven, om tijdelijk te voorzien.
De heer DeesHet huren van het gebouw is een tijde
lijke maatregel, we kunnen daarmede voor de toekomst nipt
volstaan, en het beteekent voor de gemeente das niets.
De heer Van den Hoek: Het best is om thans te besluiten
dat gebouw te huren onder voorwaarde dat we er over kunnen
beschikken zoodra we het noodig hebben, want als er militairen
komen moeten we overeenkomstig de voorwaarden van gebruik
terstond de infirmerie ontruimen.
De heer Dees Maar dat is toch geen opiossing der kwestie
De heer Van den Hoek Neen, maar dan kan inmiddels
een voorstel om tot een definitieve opiossing te geraken worden
gereed gemaakt en kunnen we de beslissing van Oorlog
omtrent den gevraagden grond afwachten.
De heer DeesEn dan eerst nog wat geld verspelen.
Waarom niet terstond een radicaal voorstel gedaan, want het
ligt toch in uwe bedoeling om te trachten te geraken tot het