Ter Heuzensche Courant Zaterdag 5 December 1908. No. 5234. JDttttJDJ&l BLAD. Gemeenteraad van Ter Neuzen. rpaHng°hgrngen' Wa' natuurlijk niet il3 d« bedoeling der v de1 Hoek merkt °P dat het toch nood>g 1 W?h i °,n 0nUreDt den toestand bet zwanger- schap Wat de door de schoolcommissie voorgestelde bepaling betreft, de wet schrijft alleen voor dat vergoeding wegens boven^dp111^ ^1°6t ^evjn wor^en aan gehuwde onderwijzers Wft do P i n- °U weduwnaars met inwonende kinderen, na heeft de Raad die bepaling willen uitbreiden tot de weduwen- onderwyzeressen. Gedep. Staten hebben daartegen geen be- nnhf hi; I?, HftJdoor de schoolcommissie voorgestelde huwt "iiomi'r" .?veibodlg> want als eene weduwe-onderwijzeres huwt, houdt zy 0p weduwe te zijn en vervalt alzoo vanzelf hare vergoeding op huishuur. VAN Vergadering van Donderdag 3 December 1908. Voorzitter de heer J. A. P. Geill, burgemeester. Aanwezig de heeren Van den Hoek, Dees, Wieland Visser, Moggre, De Masier, De Jager, Scheele, Drost, De Feijter en Van de Ree. Afwezig de heeren Moes en Lensen. Na opening der vergadering worden gelezen de notulen der voorgaande, die worden goedgekeurd. Daarna deelt de Voorzitter mede een schrijven van den heer Moes waarin deze bericht dat hij wegens familieorastandig- heden verhinderd is de vergadering bij te wonen, en voorts dat de heer Lensen telefonisch heeft medegedeeld vermoe- deiijk eerst later ter vergadering te kunnen komen. Alvorens de behandeling der agenda te vervolgcn schorst de Voorzitter de openbare zitting, welke overgaat in eene met gesloten dearen. Nadat de zitting weder openbaar is geworden, stelt de Voorzitter aan de orde: I. Ingekomen stukken. Een schrijven van Gedep. Staten van Zealand, dd. iJ Nov." 1908, waarbij zij berichten te berusten in de voor 1909 aan het Burgerlijk Armbestuur toegestane snbsidie van 4600. Aangenomen voor kenuisgeving. 1». Een schrijven van Gedep. Siaten van Zeeland, dd. 6 Nov. 1908, waarin dit college bericht zijne beslissingen om- trent het raadsbesluit betreffende bestendiging der parallel klassen van school C in de voormalige iefirmerie, voor zooveel noodig, le hebben verdaagd. Aangenomen voor kennisgeving. c. Een schrijven van den Hoofd-Inspecteur voor de Volks- gezondheid te 's Gravenhage, die, naar aanleiding van het tot hem gericht verzoek van den Raad, oin aan eene te Sluiskil wonende verloskundige met Belgisch diploma, te willen ver- gunnen aldaar de praktijk nit te oefeuen, beleefd in overweging geeft te trachten het daavheen te leiden, dat door toepassing van het reglement, vastgesteld bij Hon. besluit van 21 Juli 1902, Stbl. no. 157, in de te Sluiskil bestaande behoefte worde voorzien. Nog schrijft de Hoofd-Inspecteur dat hem door de Gezond heidscommissie te Ter Neuzen, ter zake gehoord, werd bericht, dat eene der te Ter Neuzen gevestigde vroedvrouwen zich beschikbaar stelt voor waarneming der praktijk te Sluiskil. De Voorzitter stelt naar aanleiding hiervan namens Burg en Weth. voor art. 4 der verordening regelende den dienst der verloskundigen te lezen als volgt »De gemeente wordt verdeeld in twee geueeskundige wijken, A en B. Wljk A bevat de weslzijde van het kanaal en het gedeelte van de kom der gemeente, bestaande uit de Dijkstraat, de Westzijde van het Nieuwediep, de Noordzijde van het deel der Vlooswijkstraat, van af het Nieuwediep tot de Grenulaan, verder deze laao tot. aan de Dijkstraat en al hetgeen binnen den voorschreven kring is irgesloten Wijk B bevat het overige der gemeente Tevens wordt voorgesteld aan de beide gemeentelijke ver loskundigen elk eene salarisverhooging toe te kennen van 50, mits juffrouw De Deckere zich verbmdt den dienst in wijk B, zooals die thans wordt bepaald, te verrichten, en juffrouw Bijl die in wijk A, waaronder ook Sluiskil begrepen is, onder bepaling dat de laatste voor de waarneming van den dienst te Sluiskil eene belooning van f 100 zal ontvangen. Deze voorstellen worden z. h. s. aangenomen. d. De Voorzitter deelt mede dat het bekend is dat de ge meenteraad, ter verbetering van de rioleering en den plaatse- lijken toestand, besloten had het dezer dagen in openbare veiling komend huisje van wijlen mej. de wed. Goelgeluk, staande aan de Dijkstraat, aan te koopen. Het ligt in de bedoeling om alsnu door het leggen van een riool onder het aangekochte perceel te verbetcren de rioleering loopende langs de Herv. kerk, die van de Donze-Visserstraat en die van de Tholensstraat. Die riolen moeten thans een grooten bocht maken, tot largs het pakhuis der heeren Ribbens, om uit te loozen in het riool liggende in het Achterom, terwijl ze, na de aan te brei gen verbetering, rechtstreeks zullen uitmonden in het riool door de Roeiersgang, die in de haven uitmondt. Voor eene koopsom van f 1020 is de gemeente nu van dat perceel eigenares geworden, doch thans moet de Raad die aankoop sanctioneeren, wat spreker verzoekt te doen. Hij deelt verder mede dat is ingekomen een adres van I. P. Casteleijn, timmerman alhier, welke daarin meedeelt vernomen te hebben dat de gemeente het perceel alleen heeft aangekocht om daaronder eene rioleering te kunnen aanleggen. Adressant geeft te kennen dat hij gaarne het huis van de ge meente wil overnemen en haar het recht verleenen daaronder een riool aan le leggen, daar dit voor het doel waarom hij het huis zou wenschen te koopen niet hindert, aangezien hij het zou verbouwen zoodanig dat het van onder werkplaats werd, en daarboven woning. De verzoeker wil voor het huis betalen dezelfde som die het aan de gemeente met onkosten gekost heeft, doch, daar voor de daaronder te maken rioleering de regenbak moet worden verplaatst stelt hij als voorwaarde dat de gemeente de kosten voor den te maken nieuwen regenbak zal vergoeden. Naar aanleiding van dit verzoek stellen Burg, en Weth. voor aan adressant te berichten dat do gemeente hem het perceel wil overlaten, mits zij het recht verkrijgt tot het leggen en hebben van het te maken riool onder die woning en voorts onder voorwaarde dat alle onkosten voor zijne rekening komen, dus nevens de koopsom en onkosten ook die voor den te maken nieuwen regenbak. Dit laatste wordt voornamelijk daarom door Burg, en Weth. voorgesteld omdat de regenbak, die voor de rioleering moet worden opgeruimd, bij onderzoek gebleken is niet aan de voorwaarden der bouwverordening te vo'doen en Casteleijn dus, als hij dat perceel gaat verbouwen dien regen bak, die buitendien in bouwvalligen toestand verkeert, toch niet zou mogen behouden, en dns, onafhankelijk van de ver. plaatsing ten behoeve der rioleering, verplicht zou zijn een nieuwen bak te maken. Achtereenvolgens wordt door den Raad z. h. s. goedge keurd de aankoop van het bedoeld perceel aan de Dijkstraat en ook het voorstel om dat huis op de door Burg, en Weth. voorgestelde voorwaarden over te laten aan I P. Casteleijn. De Voorzitter vraagt alsnu voor Burg, en Weth. een blanco-crediet voor het maken der rioleering. De heer De Jager: Zou er geen mogelijkheid zijn om dat bedrag te vinden uit de gewone onderhondskosten De Voorzitter: Dat zal niet gaan, want die gelden zijn zoo goed als verbruikt, het jaar is bijna teneinde. De heer Van den Hoek: Het zal toch pas het volgend jaar gemaakt kunnen worden die uitgaaf zal op de begrooting voor 1909 moeten komen. De heer Wieland meent dat daarom ook wel eerst eens door den bouwmeester een nader onderzoek kon worden in- gesteld, een plan opgemaakt en de kosten berekend. De heer Van Hoek: Och, de rioleering moet toch gemaakt worden De heer WielandZeker, dat is zoo, gemaakt moet het worden, maar de gemeente zon wel eens zilveren buizen kunnen willen leggen, terwijl ik het met aarden buizen wil doen er is verschil in, hoe een werk wordt uitgevoerd. Overigens kan ik mij met het voorstel wel vereenigen, ik vind het een buitenkansje voor de gemeente dat het zoo loopt. De Voorzitter: U wenscht dus de beslissing over het maken van de rioleering nog aan te houden De heer Wieland antwoordt bevestigend, onder opmerking dat de bouwmeester misschion wel 2 versehillende plannen voor de nitvoering van het work kan maken. Met algemeene stemmen wordt overeenkomstig den wensch van den heer Wieland besloten, en de beslissing over de rioleering aangehouden tot daarvoor een plan zal zijn over- gelegd. e. Een adres van A. B. de Meijer, alhier, welke daarin mededeelt dat hij door den vcrbouw van zijn woonhuis en voor meer open terrein daarachter, gaarne zou willen be- schikken over eon gedeelte grond van het perceel kadastraal bekend onder no. 4258, volgens het kadaster groot 394 M3., wat thans, door de verbouwing van zijn woonhuis, met het gevraagde perceel no. 3515 volgens opmeting 459 M3. zon worden. Redenen waarom hij onder ovevlegging eener situatieteekening beleefd verzoekt, hem ouder nader vast te stellen voorwaarden de meerdere 65 M3. in erfpacht te willen geven. Voorts deelt de Voorzitter mede dat is ingekomen een adres van A. E. Bliek, van gelijke strekking, die het andere deel, ongeveer 17 M3., van het genoemde kadastrale perceel sectie C no. 3545, grenzende aan den tuin van den heer A. B. de Meijer, in erfpacht vraagt. Namens Burg, en Weth. stelt de Voorzitter voor de ge vraagde gronden aan de verzoekers in erfpacht te geven, onder voorwaarde dat de te maken schutting tusschen hun beider erven voor hunne rekening worde geplaatst en onderhouden en dat er een poort in gemaakt zal worden waardoor Burg, en Weth., do gemeentebouwmeester, ot personen die wegens hen komen voor het verrichten van werkzaamheden, ten alien tijde tot het terrein toegang zullen hebben. Voorts strekt het voorsiel om den grond uit te geven tegen den voor dien grond geldenden cijns, Dit voorstel wordt z. h. s. aangenomen. f. Een adres van de wed. P. H. Visser - Geelhoedt, wonende in de l.ange Kerkstraat te Ter Neuzen, welke verzoekt haar nevens den haar reeds in erfpacht uitgegeven strook grond van 80 c.M. breed, om te dienen voor stoep aan hare woning op het terrein van den vroegeren Pelmolen, nog 16 c M. breedte, dus totaal 96 c.M., over eene lengte van 5J M. in erfpacht uit te geven. Dit betreft de grond die vroeger voor haar in erfpacht is gevraagd door den heer L. J. de Vries. De Voorzitter deelt mede dat het hier eene oppervlakte van ongeveer 6 M2. terrein betreft, die aan den publieken dienst zal moeten wprden onttrokken. De in erfpacht ge vraagde grond moet dienen als stoep voor de daar op het terrein van den Pelmolen gebouwde nieuwe woningen, waar- voor desiijds door den heer De Vries de aanvrage is gedaan. De heer Wieland vraagt of het de bedoeling van adres- sante is om, evenals voor de daar nabij staande woningen van G van der Peijl. een tuintje te maken. De Voorzitter antwoordt ontkennend. Het betreft alleen grond voor de stoep, die er, met voorloopige toestemming van Burg, en Weth. reeds ligt. Adrcssante wenscht den grond echter in erfpacht te hebben. Spreker stelt daarom voor voorloopig te besluiten, het voornemen te kennen te geven dien grond aan den publieken dienst te onttrekken. Z. h. s. wordt dit,voorstel aangenomen. De Voorzitter deelt mede dat geene bezwaren zijn in- gebracht tegen de onttrekking aan den publieken dienst van den grond, door den heer D. van Rompu aangevraagd aan het Tuinpad, ter grootie van 35 M2., van het perceel kada straal bekend sectie C, no. 1794, waarom Burg, en Weth voorstellen aan den verzoeker het perceel onder de gewone voorwaarden in erfpacht uit te geven. Z. h. s. wordt dit voorstel aangenomen. li. Een adres van het Bestuur der Vereeniging voor Christe'ijk onderwijs te Driewegen, gemeente Ter Neuzen, waarin wordt te kennen gegeven, dat het Bestuur genoodzaakt is het schoolgebonw, staande op het perceel, kadastraal in deze gemeente bekend sectie C no. 794, te verbouwen dat evenwel de terrcinsomstandigheden het onmogelijk maken, in verband met art. 28 der bouwverordening, een derde gedeelte van de oppervlakte van het gebouw daarachter open te laten, doch dat daarin ruiuischoots voorzien wordt door het open erf aan de voorzijde, waarvan de oppervlakte grooter is dan die van het geheele gebouw, hetgeen naar de meening van adressanten ook meer is in het belang van het" school- gebouw, met het oog daarop dat aan die zijde de ramen voor J^elit en lucht der schoollokalen Worden geplaatst. ltedenen waarom adressante den Raad beleefd verzoekt aan haar afwijking van het meergenoeind art. 28 der bouw verordening toe te staan en vergunning te verleenen tot het verbouwen van het schoollokaal, overeenkomstig de mede ingezonden situatieteekening. De Voorzitter stelt namens het Dag. Best, voor het verzoek in te willigen; de vereeniging heeft achter de school geen eigen terrein meer liggen, doch wel voor het schoolgebouw. Het voorstel wordt z. h. s. aangenomen. i. Een adres van hot bestuur der Vereeniging van ond- leerlingen van landbouwcursussen in Zeeuwsch-Vlaanderen O. D., afdeeling Ter Neuzen, dat bij deze de vrijheid neemt te verzoeken in de gelegenheid te worden gesteld, gebruik te kunnen maken van een der lokalen van school C, teneinde een cursus te doen geven in veevoedering. Daar deze lessen gegeven zullen worden des Zaterdags van 4 j tot 7 uur, ge- durende 8 achtereenvolgende weken, te beginnen in de eerste week van December, zoo vraagt adressante dat lokaal wel te willen verlichten en verwarmen. Als leeraar zal optreden de heer F. C. Zonnevijlle, te Axel. Adressante meent dat een schoollokaal een betere gelegenheid biedt dan een herberglokaal waartoe zij anders hun toevlucht zouden moeten nernen. Velen maken, met het oog op hunne kinderen, bezwaar tegen een herberglokaal. Teneinde dit bezwaar te onderscheppen en de deelneming zoo algemeen mogelijk te doen zijn, wordt dringend verzocht het verzoek in te willigen. De Voorzitter stelt namens Burg, en Weth. voor het verzoek toe te staan. Ook voor de landbouwcursussen wordt versehillende avonden van de school gebruik gemaakt, dan komen er een paar uren bij een anderen dag. De lessen zijn in het belang van den landbouw en de leerlingen kunnen dan ook nog profiteeren van de in de school aanwezige leer- middelen, zooals schoolborden, krijt enz. en ook van de ver- lichting en verwarming. De hees Drost Is het de bedoeling dat de gemeente ook de kosten daarvan draagt De Voorzitter: Ja, dat geschiedt ook voor den landbouw- cursus. Z. h. s. wordt besloten het verzoek in te willigen. j. Een schrijven van Gedep. Staten van Zeeland, d.d. 6 Nov. 1908, waarin dit college er op wijst, dat het sedert haar schrijven van 28 Aug. 11 waarbij het mededeelde dat het zijne goedkeuring had onthouden aan de door den Raad vast gestelde regeling der jaarwedden enz. van het onderwijzend personeel, over deze zaak niets meer vernam, waaruit Gedep. Staten meenen te mogen afleiden, dat door den Gemeenteraad geen beroep tegen de beslissing van hun college is ingesteld. bet oog op het meer en meer verstrijken van den termijn, binnen welke de nieuwe regeling naar de bedoeling der wet haar beslag behoort te krijgen, verzoeken zij de afdoening dezer zaak zooveel doenlijk te bespoedigen. De Voorzitter herinnert dat de verordening tot regeling der jaarwedden enzdie door den Raad is vastgesteld, niet is goedgekeurd door Gedep. Staten. Dit college maakte aan- merking op versehillende artikelen, en gaf in overweging deze te wijzigen. Door den Raad is gedeeltelijk aan dat verlangen toegegeven, doch voor een ander deel wenschte de Raad de verordening te handhaven zooals die eerst door hem was vastgesteld, terwijl in verband met de gemaakte wijzigingen ook nog een artikel 11 aan de verordening werd toegevoegd. De gewijzigde verordening is daarop weder aan Gedep. Staten ingezonden, welk college hierop berichte dat het aan de verordening hare goedkeuring had onthouden, omdat daarin de termijn waarop het maximum salaris van 900 wordt bereikt niet op de 20 jaren dienst is bepaald, doch eerst na 24 jaren dienst wordt verkregen. De Raad had ten deze op het verlangen van Gedep. Staten niet willen ingaan, omdat het maximum salaris reeds booger was gesteld dan de wet voorschrijft en hij de laatste verhooging, na 24 jaren dienst had ingclascht om het bedrag van f 900 vol te maken. Voorts namen Gedep. Staten er geen genoegen mede dat de art. 9 en 10, regelende de salarieering tijdene ziekte en verlof voor het vervullen van militieplichten niet was ge- regeld overeenkomstig de bepalingen der verordening van de gemeente Middelburg, terwijl ook volgens Gedep. Staten de bepaling van het nieuwe artikel 11, dat onderwijzeressen die een huwelijk aangaan, worden ontslagen, in strijd is met versehillende Kon. besluiten. Nu heeft de Raad, bij de kennisneming van dat laatste schrijven een abuis gehad, door nl. tc meenen dat, over eenkomstig de gemeentcwet de verordeniBg door Ged. Staten aan H. M. de Koningin ter vernietiging was voorgedragen, daar, ingevolgc art. 26 der onderwijswet de Raad, wanneer Ged. Staten het met de door hem vastgestelde verordening niet eens zijn, bij II. M. de Koningin in hooger beroep kan komen. Daar de Raad zijne opinie tegenover die van Ged. Staten wenschte te handhaven, had dus hooger beroep moeten worden ingesteld, wat niet is geschied. Thans is de kwestie dezede termijn waarop de verorde ning in werking moest treden is 1 Januari 1908, waarom het tijd is, dat de regeling in orde komt. Een termijn van hooger beroep is niet bepaald, maar met het oog op het verstrijken van den termijn van in werking treding kon het misschien gewenscht zijn te trachten de verordening zoodanig te wijzigen, dat zij de goedkeuring van Gedep. Staten kan verwerven. Het zou misschien geen bezwaar ondcrvinden om aan hun verlangen te voldoen en de termijn waarop het maximum van 900 bepaald wordt te stellen op 20 in plaats van op 24 dienstjaren, er vervalt dan 1 klasse van verhooging. De heer Van de Ree: Ik geloof dat de Raad met de vaststelling van het salaris der onderwijzers a] zeer toegevend geweest is en het zoo goed mogelijk heeft geregeld. Gedep. Staten wenschen het thans voor de onderwijzers nog wel schooner, maar ik geloof dal het 't beste was om ten opzichte van dit punt zeker in hooger beroep te gaan. De heer Wieland is het daarmede eens, hij meent dat de Raad hier het uiterste gedaan heeft wat gedaan kan worden. De Raad moet toch ook rekening houden met den toestand van de fioancien der gemeente; er moet steeds meer betaald worden, en de belastingplichtigen moeten maar steeds zwaar- der worden getroffen. Hij sluit zich gaarne aan bij het voorstel van den heer Van de Ree. Met 8 tegen 3 stemmen wordt besloten voor dit punt in hooger beroep te gaan voor toegeven aan het verlangen van Ged. Staten stemmen de heeren Visser, Moggre en De Feijter daar tegen stemmen de heeren De Masier, De Jager, Scheele, Drost, Van de Ree, Van den Hoek, Dees en Wieland. In verband met een hem gedane opmerking stelt de Voor zitter voor, in verband met het gevorderde uur, de vergade ring te schorsen tot des namiddags half 3 ure. Dit wordt goedgevonden. Des namiddags half drie ure heropent de Voorzitter de vergadering. Aanwezig alle leden die des voormiddags aanwezig waren,met uitzondering van den heer Drost, terwijl thans ook aanwezig is de heer Lensen. De Voorzitter brengt in bespreking de artt. 9 en 10 der verordening tot regeling der onderwijzersiaarwedden enz., Deze artt. luiden volgens de vastgestelde bepalingen ,.Art. 9. Ingeval een onderwijzer wegens ongesteldheid ..verhinderd is zijne betrekking waar te nemen, wordt zijne ,,jaarwedde uitbetaald als volgt per maand gerekend over de eerste zes maanden voor /j2 gedeelte (daarna drie maanden „voor gedeelte en daarna nog drie maanden voor ty. gedeelte der jaarwedde). "Bij verdere verhindering zal voor ieder bepaald geval eene „nadere regeling onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten kunnen worden vastgesteld." Artikel 10. Geene korting op de jaarwedde der onder- „wijzers zal plaats hebben, voor het vervullen van Militie- »,of Landweerplicht, wanneer het verblijf onder de wapenen ,,of in werkelijkeu dienst, niet meer dan 30 dagen bedraagt, ,,mits de militie- of landweerplichtige minstens 14 dagen voor „den aanvang van zijn militie- of landweerplicht hiervan „kennis geeft aan het gemeentebestuur. „In de gevallen bedoeld in artikel 185 der Grondwet, artikelen 110, 111, 141 vierde zinsnede, 141 bis of 142 der „Militiewet van 1901, gewijzigd bij de wet van 5 December ,,1903, Staatsblad no. 293, of artikel 11 der Landweerwet, wordt de tijd waarover voile uitbetaling plaats heeft, tot ten „hoogste zestig dagen gerekend. ,,Voor langer afwezigheid is de slotalinea van artikel 9 „van toepassing." In de Middelburgsche verordening is die regeliDg aldus vastgesteld ,,Art. 1. Aan onderwijzers en onderwijzeressen, aan wie „overeenkomstig het advies van hunnen geneesheer een verlof „wegens ziekte wordt toegestaan, wordt dit verlof met behoud "der jaarwedde niet langer verleend dan gedurende 6 achter- „eenvo)ger,de maanden." ,,Art. 2. Blijkt na het verstrijken van de 6 maanden, in „artikel 1 genoemd, uit een rapport van den geneesheer, dat „de onderwijzer of de onderwijzeres nog niet in staat is zijne „;haie) werkzaamheden te hervatten, dan kan hem (haar) ,,wederom voor ten hoogste 6 maanden een verlof worden verleend, met dien verstande echter, dat van de jaarwedde „van den onderwijzer, of de onderwijzeres, aan wien (wie) verlof vvordt toegestaan, tot een bedrag gelijk aan de helft „van zijne (hare) jaarwedde wordt ingehouden, hetgeen ten „behoeve van zijne (hare) plaatsvervanging door de gemeente „moet worden uitbetaald." ,.Art. 3. Aan onderwijzers, die ingevoige art. 110, art. „IU, art. 141, vierde lid, art. I41bis, 0f art. 142 der Militie- „wet 1901, of kraehtens art. 11 der landweerwet onder de „wapenen of in werkelijken dienst zijn, wordt verlof verleend met behoud van jaarwedde, ten ware in een der gevallen, „vermeldende genoemde artikelen 110, 141, vierde lid, of ,14lbis de afwezigheid uit de school langer mocht duren dan een jaar, in welk geval de jaarwedde slechts gedurende 1 jaar wordt uitgekeerd." De Voorzitter herinnert dat de Raad meent dat de door hem vastgestelde regeling voldoende achtte en deze daarom ook wilde behouden. De heer De MasierWe zouden dan ook omtrent deze artikels in hooger beroep moeten gaan. De heer Van de Ree viaagt of het verschil in de bepa lingen wel zoo belangrijk is, dat het geraden zou zijn daar voor in hooger beroep te gaan. De heer Wieland meent ook, dat de Raad hierop wel kon toegeven, dan kunnen Gedep. Staten toch zien dat de Raad niet onwillig is. Daareven was het iets anders, toen betrof het gezonden, maar voor de zieken mogen we wel wat meer toegevend zijn. Het is maar voor het recht van het spel en ze zien dan zegt spreker dat we geen stekelvarkens zijn. De Voorzitter: "Juist omdat het voor het recht van het spel is zouden we in hooger beroep kunnen gaan, want het bedrag waar het over gaat, maakt geen groot verschilonze regeling is voor de onderwijzers nog voordeeliger dan de Middelburgsche. De heer Van den HoekVoor slotte geeft Middelburg iets meer. De VoorzitterMaar dan bestaat bij ons nog de bepaling dat bij langere ziekte opnieuw de uiikeering van salaris, onder nadere goedkeuring van Gedep. Staten kan worden vastge steld en daarvan spreekt de Middelburgsche verordening niet. De heer Van de Ree: Onze regeling, dat er, nadat het verlof, wegens ziekte langer dan een jaar geduurd heeft, op nieuw eene uitkeering van het salaris kan worden vastgesteld, lijkt mij ook veel mooier. Ik wil echter nog vragen gaan we terstond in hooger beroep of wordt de verordening, als daarin eene wijziging gebracht wordt overeenkomstig het ver langen van Gedep. Staten, opnieuw aan dat college ingezonden De Voorzitter zou dan daarvan aan Gedep. Staten willen kennis geven, doch terstond het hooger beroep inzenden. De heer De Masier merkt op dat zich de mogelijkheid zou kunnen voordoen dat, als op eenig punt aan hun ver langen wordt toegegeven, na onze motiveering, Gedep. eenigen tijd, maar ten Staten zich met de andere bepalingen zonden Itunnen ver eenigen. De heer Van de Ree bedoelt dat ook cn zou het daarom gewenscht achten dat er op eenig punt aan het bezwaar van Gedep. Staten werd tegemoet gekomeB, omdat er aanleiding is, de verordening weer aan dat college in te zenden. De Voorzitter gelooft niet dat Gedep. Staten, nadat ze bij herhaling op die bepalingen aanmerking hebben gemaakt, thans op eenig punt zullen toegeven. Het kan echter be- proefil worden. De heer Wieland is er voor om het te probeeren en zon daarom in het laatste artikel maar aan hun bezwaar willen toegeven. De Voorzitter brengt alsnu in stemming de vraag of de Raad de bepalingen van het in geval van ziekte uit te keeren salaris wenscht vast te stellen volgens de Middelburgsche verordening zooals Gedep. Staten verlangen, dan wel of men de vastgestelde wenscht te behouden. Met 4 tegen 7 stemmen wordt tot wijziging besloten. Voor stemmen de heeren Visser, De Masier, Lensen, De heijter, Van den Hoek, Dees en Wieland; tegen stemmen de heeren Moggre, De Jager, Scheele en Van de Ree. Alsnu komt aan de orde art. 10, de uitkeering in gevallen van militieplicht. Korting wordt hier toegepast wanneer de dienst langer dan 30 dagen duurt, terwjjl in de in het artikel met name genoemde gevallen tot ten hoogste 60 dagen het voile salaris wordt uitgekeerd. Volgens de Middelburgsche verordening wordt een vol jaar het voile salaris uitgekeerd. De heer De Masier vindt het toch nog al erg, dat de gemeente een geheel jaar het voile salaris zou moeten uit- keeren terwijl het Rijk de milicien9 oproept. De heer Van den Hoek is het daarmede eens. Het Rijk betaalt echter aan de gewone miliciens vergoeding nit, voor den tijd dat ze onder de wapenen worden geroepen, waarom kan dat voor de onderwijzers ook niet gedaan worden. De VoorzitterDie vergoeding wordt tenminste verleend als de dienstplichtigen het verzoeken, ea dan na advies daaromtrent van Burg, en Welh. De heer V an den HoekDan moeten ze er ook maar om vragen De heer Visser: Kan men bij het vaststellen der uit keering gedurende een jaar niet het oog hebben gehad op oorlogstoestand Anders duurt het verblijf onder de wapenen voor geen enkele milicien een jaar. De heer Van de Ree: Maar dan zorgt toch het Rijk voor de manschappen De Voorzitter: Zeker, ze krijgen voedsel, ligging en kleeding, maar er moet ook rekening gehouden worden met hun eventuee! gezin. De heer Lensen vraagt of er ook geen bepaling moet worden gemaakt dat er geen uitkeering van salaris wordt gegeven als ze wegens een verzuim hnnnerzijds, door bij keurine als anderszms weg te blijven, onder de wapenen worden ge roepen. r 6 De Voorzitter wijst er op dat dit niet noodig is, aangezien de gevallen van oproeping in het artikel genoemd zijn en daar is oproeping wegens verzuim niet in genoemd, zoodat voor zulke gevallen yanzelf geen uitkeering geschiedt; het zou echter ter verduidelijking nog in de verordening kunnen op- genomen wor'en. De beer isser vraagt of de bepaling geen moeilijkheden zou kunnen veroorzaken dat ze minstens 14 dagen te voren aan het geme,ntebestuur van hnnne oproeping onder de wapens moeten kennis geven. Bij mobilisatie en dergelijke gevallen moeten ze direct weg en kunnen dus onmogelijk 14 dagen te voren waarschuwen. De Voorzitter merkt op dat voor de door den heer Visser bedoelde gevallen die kennisgeving niet noodig is, dat spreekt alleen op de gevallen van oproeping voor herhalingsoefeningen, als wanneer ze gewoonlijk reeds een maand vooruit weten wanneer ze onder de wapenen moeten komen. De heer Van den Hoek blijft bezwaar maken om het voile saans gedurende een geheel jaar uit te keeren; met eene uitkeering over 6 maanden, zon hij zich nog kunnen vereenigen. De oorzitter meent dat hier het bewandelen van een mi enweg met mogelijk is, men moet aan het verlangen van Gedep. Staten toegeven of in hooger beroep gaan. Spreker breDgt thans in stemming de vraag of men art. 10 wenscht te wijzigen zooals Gedep. Staten dat verlangen. Met 8 tegen 3 stemmen verklaart de Raad zich daar tegen vooi stemmen de heeren Visser, De Masier en De Feijter- degRee vieT n'fjl ScheeIe< Lense"' Va" de Kee, Van den Hoek, Dees en Wieland. *ls7 j1?, stemming gebracht het oorspronkelijk vast gestelde artikel 10, met dien verstande dat daarin wordt be paald dat in plaats van gedurende ten hoogste 60 dagen, tot ten hoogste 6 maanden het volie salaris worden uitgekeerd, terwyl er ook in wordt opgenomen dat bij onder de wapenen roepen tengevolge van een verzuim van den betrokkene, geen uitkeering van salaris geschiedt. Dit voorstel wordt met 10 tegen 1 stem, die van den heer De Jager, aangenomen. De Voorzitler .- Art. 11, waarin is bepaald dat eene onder wijzeres wordt ontslagen met den eersten dag der maand volgende op dien waarin zij in het huwelijk treedt, moet vei vallen, daar er nog voorbeelden zijn uit den laatsten tijd, dat dergelijke bepalingen, die ook in andere gemeenten waren vastgesteld, gecasseerd werden. Zoo is ook afgekenrd eene bepaling in de door den Raad an i nge o vastgestelde verordening, dat eene onderwijzeres n. hef huwelijk treedt 4 maanden daarna ontslagen wordt. Die afkeuring van genoemde bepaling berust op de over weging dat een onderwijzer of onderwijzeres overeeukomsiig 7 ee" kan worden ontslagen op verzoek, of na een al °e, °°l. ®n Weth. of het rijksschooltoezicht gedaan voorstel. By eene bepaling als vervat in art. 11 treedt de Raad dus in lets dat hij niet doen mag, n. 1. een geval vast stellen waarin ontslag wordt verleend. jZ0U] da' ,arI" misschien kunnen vervangen worden door de door de schoolcommissie voorgestelde bepaling, dat* eene weduwe-onderwijzeres hare vergoeding op huishnur verhest den eersten dag der maand volgende op dien waarin ze weer in het huwelijk treedt. commissie is misschien van meening dat eene in dat ge al verkeerende onderwijzeres-weduwe geen vergoeding van huishnur meer noodig heeft, omdat haar man dan verplieh" is voor eene woning te zorgen. heer ,®e MasierDe commissie heeft deze bepaling nnri>ru"gea 0",dat bet zich zou kunnen voordoen dat eene S lsTT T-i""" eeD onderw'jzer in het huwelijk n keiden vergoeding voor huishuur zonden w„?e ,he!r ,Van ne Ree Traagt of er een enkel artikel in da wet staat, hetwelk voorschrijft dat de Raad bepalingen moet maken omtrent gehuwde onderwijzeressen. Hij kan er dat met in vinden en als ook niemand anders dergelijke bepaling kan aanwijzcn, zou hij wenschen elke bepaling omtrent gehuwde onderwijzeressen in de verordening weg te laten. De heer De Masier is het daarmee niet eens, daar eene V0'geD9 Jd6n burSer'Uken stand toch b noS bhjft: weduwe van die of die. De heer Van de Ree blijft er bij, dat hij het gewenscht acht omtrent huwelijk van onderwijzeressen niets in de ver ordening te schrij ven, dan kan de Raad telkens, als zich cen bHjken.V° J m°tIe daarover van zij" gevoelen doen De VoorzitterIk zou niet knnnen aanraden om daarom trent nu eene motie aan te nemen, daar de Raad daar toclj

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1908 | | pagina 9