Ter Hsuzenschs Courant Dinsdag 18 Augustus 1908. No. 5187. TWEBDE] BXjA_ID.~ Gemengde berichien. Een dienstweigeraar. Door een inspecteur van politie is in zijne woning te Utrecht aan- o'ehouden, ingevolge art. 168 der Militiewet, de landweerplichtige J. H., die te zijner tijd niet voor werkelijken dienst is opgekomen en thans blijkt weigerachtig te zijn om zulks te doen, op grond vangemoedsbezwaren. Hetjongemensch vertoeft op het oogenblik aan het hoofdbureau van politie, om zoo spoedig mogelijk voor Gede- puteerde Staten te worsen gevoerd en door deze te worden ingelijfd. Een ongeveer 30jarig werkman, bezig aan het verrichten van verfwerk aan de kap van het Hollandsche Spoorstation te's Graven- kage, had hedenochtend het ongeluk van een steiger te vallen, met het noodlottig gevolg dat hij met het achterhoofd terecht kwam op de leuning van een trap, waardoor de dood dadelij k intrad. In een proces te New-York, dat dertig jaar slepende is geweest, en waarbij het ging om het enorme bedrag van 50.000.000 dollar, is veertien dagen geleden uitspraak gedaan. Zekere C. M. Raymond trad op ais eischer in het belang van de erfgenamen van wijlen T. Greenock te New-York. Deze Greenock had aan wijlen Charles Piatt en aan H. H. Rogers, beiden van de //Standard Oil Cy.", voor een reusachtige som het geheim verkocht van een procede om aan ongezuiverde petroleum het ontplofbaar karakter te ontnemen. Rogers en Piatt hebben echter nooit willen betalen, wijl het procede nooit was toegepasfc, daar het onbruik- baar was gebleken. De rechtbank heeft Rogers in het gelijk gesteld. Te veel wijn. Een krisis in het wi]nhouw- bedrijf schijnt in Italie op't punt van uitbarsten. Sedert twee jaren is de productie aldaar zoo overvloedig. dat de consumptie niet in staat is om de hoeveelheid te absorbeeren. Yandaar de steeds verdere daling in prijs en de aarizienlijke verliezen der wijnbouwers. Meer dan 60 percent van den oogst van verleden jaar is in de kelders onverkocht gebleven en men verwacbt het aan- staande jaar een even overvloedigen oogst. In geheele streken van Zuidelijk Italie is de prijs van den wijn gedaald tot 10 centimes (5 cent) de Liter en zelfs soms tot op de helft. Een wijnhandelaar had om zich te ontdoen van zijn wijn den prijs voor een binnengaan in zijn kelder gesteld op 15 centimes (71/, cent). Daarvoor zou de bezoeker het recht genieten zooveel wijn te drinken als hij wilde, terwijl hij nog een fiasco (2 L.) wijn mee naar huis mocht uemen. Dit idee vond direct navolgers en eenige kooplui lieten den entreeprrjs zelfs vallen tot 10 centimes. -- Een fraai staaltje van recht. Uit Peters burg komt het bericht, dat de vervolging der gewezen leden van de eerste Doema, die aan den oproep van Wiborg hadden deelgenomen, haar hoogtepunt bereikte in het feit, dat de straf van diegenen onder de gewezen afgevaar- digden, voor wie in de provincie geen afzon- derlijke cellen aanwezig waren, met een maand is verlengd. Er is namelijk een Russische wet, volgens welke voor celstraf een verkorting der straf met een vierde van den tijd mogelijk is. Nu heeft men omgekeerd aan deze wet meenen te mogen ontleenen, dat wie de hem toebedeel- de zwaardere celstraf niet onderging, in casu niet kon ondergaan, nu ook maar zooveel langer in de gevangenis mocht worden gehouden. Gemeenteraad van Ter Neuzen. 4. Vaststelling kohier schoolgeld3e kwartaal 1908. VAN Vergadering van Donderdag 13 Augustus 1907. (VERVOLG.) 3. Voorloopige vaststelling gemeenterekening dienst- jaar 1907 enz. De Voorzitter deelt mede dat van de Commissie van onderzoek der rekening, zijnde de keeren De Jager, Scheele en Lensen wordt gerapporteerd dat zij de ge meenterekening met de ter verantwoording daarbij ge- voegde bescheiden bebben nagezien en accoord bevonden. Tot bijzondere opmeiking geeft deze rekening met annexen geen aanleiding, waarom tot goedkeuring wordt geadviseerd. Met algemeene atemmen wordt overeenkomstig bet advies der commissie de gemeenterekening voorloopig vaatgesteld op een bedrag van 95817,26 in ontvangsten, 97489,444 in uitgaven, alzoo met een nadeelig slot van 1671,78. In deze vaststelling der gemeenterekening is tevens begrepen de goedkeuring van de volgende aan bet ge- meentebestuur rekenplicbtige college's de rekening der commissie tot wering van scbooiver- zuim te Ter Neuzen kom, op een bedrag van f 202,76 in ontvangsten, 192,41 in uitgaven, goed slot 10,35; de rekening der gemeentelijke brandweer op een be drag van 889,20 in ontvangsten, 853,534 in uitgaven, goed slot 35,664 de rekening der Gezondheidscommissie wier zetel is gevestigd te Ter Neuzen op een bedrag van 2036,154 in ontvangsten, 1583,28 in uitgaven, goed slot 452,874 de rekening der Kamer van Koophandel en Fabrieken, op een bedrag van 180,50 in ontvangsten, 165,474 in uitgaven, goed slot 15,024 de rekening van het Burgerlijk Armbestuur op een bedrag van 6315,55 in ontvangsten, 5976,234 in uitgaven, goed slot 339,314. De Voorzitter stelt namens Burg, en Weth. voor het kohier der sckoolgelden voor bet 3e kwartaal 1908 vast te stellen op een bedrag van 1078,184. Z. h. s. wordt dienovereenkomstig besloten. 5. Benoemen gemeentevroedvrouw ter standplaats Sluiskil. De Voorzitter deelt mede dat eenige sollicitante is mei. S. van der Meulen te Eestrum (Friesland). Genoemde sollicitante wordt met algemeene stemmen benoemd. 6. Schrijven van Ged. Staten over verordening jaarwedden onderwijzers. De Voorzitter d§elt mede dat dd. 16 Juli 1908 van Gedep. Staten van Zeeland is ontvangen eene- nota van bemerkingen op de vastgestelde verordening tot regeling der salarissen van de onderwijzers. Dit college schrijft: Art. 1, 2". Nu het maximum, dat door de onderwijzers van bijstand kan worden bereikt, niet belangrijk afwijkt van hetgeen de wet als minimum stelt bij een diensttijd van 20 jaren, verdient het naar het oordeel van Gedeputeerde Staten aanbeveling, den onderwijzers dat maximum reeds bij 20jarigen dienst toe te kennen, b. v. door in plaats van J 825, te lezen 850,en 875,te veranderen in 900, Het getal opklimmingen zou daardoor ook met twee ver- minderen, waardoor de administratie daaruit voortvloeiende, althans eenigermate vereenvoudigd wordt. De Voorzitter wijst ,er op dat de bedoeling van Gedep. Staten is om, ter vereenvoudiging der administratie, de door den Raad toegekende laatste verhooging ad 25, na 24 dienstjaren reeds toe te kennen na 20 jaren dienst, door bet salaris na 16 dienstjaren in plaats van op 825 te bepalen op 850 en na 20 dienstjaren op 900, welk bedrag volgens de gemaakte regeling eerst na 24 dienstjaren wordt toegekend. De schoolcommissie, in wier handen de bemerkingen van Gedep. Staten zijn gesteld, schrijft daaromtrent //In aanmerking nemende bet door Uw college inge- diende concept, volgens betwelk het maximum-salaris met 20 dienstjaren bereikt werd, en de daarop gegronde discussie in den Raad, komt het ons voor, dat het denkbeeld van Gedep. Staten niet wel met den daarbij gevolgden gedachtengang overeenstemt. De wet stelt niet vast, dat bij 20 jaren dienst reeds het maximum wordt genoten. En met het oog op den vrij jeugdigen leeftijd, waarop in het algemeen de onderwijzer in dienst treedt, schijnt het ons niet nood- zakelijk', het bepaaidelijk daarheen te leiden." De beer De Jager verklaart dat hij gaarne de stukken over deze zaak handelende aan huis zou hebben ont vangen, daar deze te uitvoerig waren om ze ter secre- tarie goed te bestudeeren. De beer Van de Ree stemt daarmede in. De stukken zijn nog al van beteekenis, het handelt over verschil- lende punten, o. m. wordt er ook nog in aangegeven om te handelen in overeenstemming met de wet, ver- hoogingen toe te kennen om de 5 jaar. Het was ge- wenscht dat de leden zulke stukken thuis konden ont vangen, want om die goed na tegaan is veel tijd noodig, die kan men ter secretarie niet voldoer.de bestudeeren. Als daarvoor gelegenheid gegeven werd, zou dit ook de besprekingen in den Raad veel bekorten. De Voorzitter meent dat eerder het tegendeel het geval zou zijn, het gebeurt meermalen dat er in de stukken zonder toelichting, eenige onduidelijkheid schuilt, die met een paar woorden is op te helderen, wat in de vergadering natuuriijk geschiedt. Om van al die stukken afschriften te maken gaat niet, wegens den daarvoor noodigen tijd en er afdrukken van laten maken komt op hooge uitgaven. In cireulatie geven der officieele stukken kan niet geschieden, die moeten ter secretarie 'olijver,. De heeren Van de Ree en Drost vragen of die stukken dan niet vroeger ter visie kunnen gelegd worden voor de leden, terstond nadat ze door Burg, en Weth. zijn behandeld, De Voorzitter antwoordt dat dit moeiiijk kan geschie den voor dat de raadszitting is uitgeschreven, daar anders niet bekend is, welke stukken in de vergadering zullen worden behandeld. Hij zou dan de vergaderingen vroeger moeten uitschrijven, doch dit ondervindt ook bezwaren, daar hij vermoedelijk eerst informeert of de leden op den voor de vergadering voorgenomen dag over het algemeen aanwezig kunnen zijn. De heer Drost vraagt of, afgescheiden van het houden eener raadszitting de stukken niet ter visie kunnen worden gelegd, dan kan ieder die dit wenscht eens aanloopen, om te informeeren of er iets is. De heer Van de Ree vraagt of het niet mogelijk is een lijstje aan te leggen van de ter visie liggende stukken, waaruit de leden die ter secre.tarie komen dan kunnen zien wat er is. De heer Moes maakt tegen die ter visie ligging bezwaar, op grond dat dit veel tijdverlies voor den secretarie zou veroorzaken, aan wien herhaaldelijk inlichtingen zouden worden gevraagd. De heer Van den Hoek geeft in overweging de be- handeling dezer zaak nog een 14 dagen aan te houden, dan is er alle gelegenheid om de stukken te bestudeeren. De heer De Masier merkt op, dat dit weer geen op- lossing is. De Voorzitter wil gaarne den Raad voor de kennis- neming van de stukken ter wille zijn en zegt toe te zullen overwegen hoe dit het best is te regelen. Hij meent overigens dat er geen bezwaar kan zijn de bemerkingen van Gedep. Staten te behandelen, daar die niet zoo ingewikkeld zijn als ze wel lijken. De eerste opmerking beoogt alleen in plaats van 8 verhoogingen 7 verhoogingen toe te kennen, zoodat 900 reeds na 20 dienstjaren wordt bereikt. De schoolcommissie adviseert zooals bleek daarop niet in te gaan. Burg, en Weth. zijn niet eenstemmig en laten de beslissing aan den Raad over. De heer Van de Ree vraagt hoe nu gehandeld zal worden met de latere aanbeveling van Gedep. Staten om te handelen in overeenstemming met de wet. De wet spreekt toch van verhoogingen om de 5 jaar, terwijl in de verordening verhoogingen na 3 en 4 jaar worden toegekend. De Voorzitter; Dat is reeds goedgekeurdde op merking van Gedep. Staten waar u op doelt betreft dan ook niet de termijnen van verhooging, maar wel de bepaling van den datum waarop deze ingaan dat is overeenkomstig de wet op den eersten dag der maand volgende op het tijdstip waarop de diensttijd is vol- bracht. Nu geloof ik dat hieruit blijkt dat het ni«t moeiiijk is deze zaak te behandelen. De heer Van de Ree betuigt zijn spijt, dat er in de regeling der salarissen geen verandering meer kan worden aangebracht dan die waarop Gedep. Staten het oog hebben. Hij meent dat het 't eenvoudigst zou zijn om de laatste verhooging geheel te laten vervallen dan is aan het bezwaar van Gedep. Staten voldaan. De VoorzitterDat zou een verlaging van het maximum beteekenen, daarin zullen Gedep. Staten zeker niet berusten. De heer Visser: Zou het geen oponthoud veroorzaken als wij niet op het voorstel van Gedep. Staten ingaan De Voorzitter; Vermoedelijk wel, ik denk dat het college dan wel met een vernieuwd schrijven zal komen. De heer Van den Hoek; Ik geloof dat we er niet op moeten ingaanwe hebben al meer gegeven dan de rijkssubsidie bedraagtdie laatste verhooging is er nog bijgevoegd om de 900 vol te maken. De Raad heeft dus naar het mij voorkomt genoeg gedaan. De heer De Masier is van meening dat Gedep. Staten, wanneer hun aandacht wordt gevestigd op het motief waarom die achtste verhooging in de verordening is gebracht, daartegen wel geen bezwaar meer zullen maken. De heer Drost, wien op zijn vraag is medegedeeld dat het wettelijk maximum 825 bedraagt, meent dat er dan ook geen reden is om op het voorstel van Gedep. Staten in te gaan. Met 12 tegen 1 stem, die van den heer Visser, wordt besloten de door den Raad vastgestelde regeling te handbaven. Naar aanleiding van art. 5 merken Gedep. Staten op dat het wenschelijk is eene regeling te treffen voor het geval eene weduwe-onderwijzeres een nieuw huwelijk aangaat. De schoolcommissie stelt voor alsdan te bepalen dat zij de vergoeding voor woninghuur verliest. De heer De Jager zou in geval van huwelijk liever ontslag geven, daar hij een gehuwde onderwijzeres tegen het belang van het onderwijs acht. De heer DrostAls men die bepaling maakt behoeft ook geen regeling van het vervallen der woninghuur te worden gemaakt. De Voorzitter merkt op, dat de schoolcommissie verder ook eene regeling voorstelt hoe te handelen met eene gehuwde onderwijzeres die hare bevalling tegemoet ziet. Dat zou ook niet noodig zijn, als de raad zich uitspreekt eene onderwijzeres in geval van huwelijk te willen ontslaan. De heer Moes is er tegen eene gehuwde onderwijzeres in dienst te houden. De heer Van de Ree betoogt dat eene onderwijzeres, zoodra ze huwt, in een anderen staat des levens komt. Ze behoort dan aan haar gezin en als ze ook in de school dienst blijft doen, zal of het eene, of het andere er onder lijden. De heer De Masier hoorde zooeven Rotterdam ook noemen als plaats waar de onderwijzeressen bij het sluiten van een huwelijk worden onlslagen men spiegelt zich daaraan gaarne. Nu, daar kan men, met de 126 scholen wel eenige ervaring hebben van de bezwaren die het gehuwd zijn der onderwijzeressen opleverthier hebben we daarvan geen ervaring. Spreker wil er echter nog op wijzen dat men in Frankrijk juist anders- om denkt en dat daar aan de gehuwde onderwijzeressen de voorkeur gegeven wordt, omdat men meent dat de moed.er-onderwijzeres beter met de behoeften van het kind op de hoogte is. Wat het bezwaar van den heer Van de Ree betreft, meent spreker dat zich dat van zeif zou oplossenals ze zagen dat het niet gepaard kon gaan zouden ze van zelf wel ontslag nemen. De heer Van den Hoek merkt op dat het onderwijs er van zelf onder lijden zou, al was het alleen door het verlof voor en na de bevalling. De heer Visser zal niet medewerken aan eene bepa ling dat de onderwijzeressen, als ze in het huwelijk treden, worden ontslagen. Er doet al jaren eene ge huwde onderwijzeres dienst en hij heeft nog nimmer vernomen dat dit bezwaren heeft opgeleverd. Verschillende leden merken op dat dit een bijzonder geval betreft, in verband met den leeftijd waarop deze in dienst kwam. Op de vraag van den heer Lensen antwoordt de Voor zitter dat eene bepaling van ontslag bij te sluiten huwe lijk niet zal zijn van terugwerkende kracht. Na nog enkele opmerkingen wordt met 11 tegen 2 stemmen, die der heeren De Feijter en Visser, besloten in de verordening te bepalen dat onderwijzeressen, wan neer ze in het huwelijk treden, ontslagen worden met den eersten dag der maand volgende op den dag van het sluiten van het huwelijk. Door Gedep. Staten wordt aanmerking gemaakt op de art. 9 en 10, regelende de salarieering in geval van ziekte en tijdens het vervullen van militie-of landweer- plicht. Het college beveelt aan te volgen de regelen van de verordening te Middelburg. De schoolcommissie acht de regeling der Middelburg- sche verordening niet zoo heel duidelijk. Zij schrijft: //Art. 9. Niet duidelijk is, waarin het bezwaar van Gedep. Staten tegen dit artikel ligt. Eene vergelijking met de desbetreffende bepalingen, voor de gemeente Middelburg bij Kon. besl. vastgesteld en waarnaar door Gedep. Staten verwezen wordt, toont aan, dat zoowel voor genoemde gemeente als voor Ter Neuzen een verlof met behoud van jaarwedde gedurende langeren tijd dan een half jaar, uitgesloten wordt. Verder is het tweede halfjaarverlof te Middelburg linancieel gunstiger voor den onderwijzer dan te Ter Neuzen, maar eene regeling ontbreekt te Middelburg, voor het geval het verlof langer dan een jaar noodig is. Niet zonder bedenking achten wij het bovendien, dat in de verordening voor Middelburg het op de jaarwedde ingehouden bedrag afhangt van hetgeen ten behoeve van plaatsvervanging moet worden uitbetaald. Het is voorts niet kelder hoe men handelt als plaatsvervanging achterwege blijft, of meer bedraagt dan de helft der jaarwedde. De regeling voor Middelburg laat aan duidelijkheid te wenschen over. Zonder nadere aanduiding door Gedep. Staten van hetgeen ons daarin tot leidraad strekken moet, vinden wij geen aanleiding tot wijziging van het door den Raad vastgestelde artikel eenig voorstel te doen. Art. 10. Ook bij dit artikel wordt verwezen naar het overeenkom9tige voor Middelburg. Wij merken hierbij op, dat toepassing der voor die gemeente geldende bepaling tot groote geldelijke offers leiden kanmen denke zich slechts het geval dat meerdere jonge onderwijzers in de termen vallen voor het hierbij bedoelde verlof. Daarbij is in het oog te houden, dat het Rijk geen subsidie verleent voor tijde- lijke onderwijzers. Zonder nadere aanduiding van datgene waarin het bezwaar ligt, vinden wij ook hier geen vrijheid eenige wijziging voor te stellen. De Voorzitter geeft lezing van de desbetreffende be paling in de Middelburgsche verordening. Verschillende leden achten de hier vastgestelde bepaling niet ongunstiger dan die te Middelburg en in elk geval beter omschreven. Nu de salarisregeling tijdens ziekte ter sprake komt, vraagt de heer De Jager of het niet gewenscht zou zijn dat een onderwijzer die zich na ziekenverlof weer aan- meld, eene geneeskundige verklaring moet overleggen dat hij in staat is zijne functie te hervatten. Hij heeft gevallen op het oog dat een onderwijzer wel ongesteld, maar niet bedlegerig is en aan een ziekte lijdt die het onraadzaam maakt dat hij op school dienst doet b. v. wanneer iemand aan tuberculose lijdt. De heer Van de Ree zou dat wel nuttig achten, het zou zelfs wel aanbeveling verdienen dat van elk der dienstdoende onderwijzers op geregelde tijden eene ge neeskundige verklaring werd overgelegd, maar het zal moeiiijk zijn dat uit te voeren. De heer Van den Hoek acht het niet noodig eene be paling als door den heer De Jager bedoeld, in de ver ordening te omschrijven. Als zich zoo'n geval voordoet wat al eens gebeurd is, r_emen Burg, en Weth. toch maatregelen, op de zachtst mogelijke wijze. Met algemeene stemmen wordt besloten art. 9 onver- anderd behouden. Art. 10 wordt eveneens onveranderd behouden, daar na langer verblijf onder de wapenen dan 60 dagen, de raad opnieuw het salaris kan bepalen. Voorts merken Gedep. Staten nog op Art. 13. Zooals de redactie thans luidt, zullen de trakte- menten en Delooningen, welke sommige onderwijzers met afwijking van de in de nieuwe regeling vastgestelde bedragen zullen blijven genieten, ook in het vervolg nog steunen op de vroeger vastgestelde regelingen, die bij art. 14 worden ingetrokken. Vooral ten opzichte van hen, die in de laatste zinsnede van art. 13 zijn bedoeld, en die in het geheel niet worden genoemd, zal het bedrag, waarop zij in het vervolg aanspraak hebben, moeiiijk zijn te controleeren. Het is wenschelijk, thans elk verband met de vroegere regelingen te verbreken, door in de nieuwe verordening te vermelden wie eene van de algemeene regeling afwijkenda bezoldiging blijven genieten, hoeveel die bedraagt, waarvoor zij wordt genoten en toanneer zij een einde neemt. Naar aanleiding daarvan stelt de schoolcommissie voor art. 13 te lezen als volgt //Van de regeling in art. 1 wordt afgeweken ten be hoeve van 1' het hoofd van school A, H. J. Vooren, in zoover, dat zijn jaarwedde niet minder mag bedragen dan /1300, uitmakende de som waarop hij volgens aan- stelling aanspraak heeft, nl. /1200, als hoofd en/100 voor 2 niet verplichte taalakten, welke afwijkende rege ling een einde neemt en vervangen wordt door die in art. 1, zoodra de toepassing van dit laatste tot eene hoogere jaarwedde voert; 2e het hoofd van school B, F. van Dixhoorn, in zoover dat zijn jaarwedde niet minder mag bedragen dan 1550,uitmakende de som waarop hij volgens aan- stelling aanspraak heeft, nl. /1400,als hoofd en 150,voor 3 niet verplichte taalakten, welke af wijkende regeling een einde neemt en vervangen wordt door die in art. 1, zoodra de toepassing van dit laatste tot eene hoogere jaarwedde voert; 3«. de onderwijzeres van bijstand, J. T. de Kraker, in zoover, dat haar jaarwedde niet minder mag bedragen dan f 1100,uitmakende de som waarop zij volgens aan- stelling aanspraak heeft, nl. 750 voor het geven van onderwijs in ddn of meer der vakken h tot en met t van art. 2 der wet tot regeling van het lager onderwijs, 100,voor het bezit van den rang van hoofdonder- wijzeres en 250,—, voor het bezit der akte van be- kwaamheid voor onderwijs in de vakken vermeld onder 1, m en n van art. 2 der genoemde wet, welke afwij kende regeling een einde neemt en vervangen wordt door die in art. 1, zoodra de toepassing van dit laatste tot een hoogere jaarwedde voert, met dien verstande dat het aantal aitten waarvoor zij krachtens art. 1, 4° vergoeding erlangt, niet minder zal bedragen dandrie; 4". den onderwijzer van bijstand, J. A. Tavenier, in zoover, dat hij voor het geven van onderwijs in de Fransche taal f150,geniet, welke salarisregeling een einde neemt met 31 Juli 1908". De heer Van de Ree maakt bezwaar tegen het ver melden van namen in verordeningen, daar dit geen zin meer heeft als die personen niet meer in dienst der gemeente zijn. Als voorbeeld haalt hij aan dezer dagen in handen gekregen te hebben de verordening op den geneeskundigen dienst, waarin nog staan omschreven de diensten te verrichten door den heer Van Nes, die reeds meer dan 10 jaar de gemeente heeft verlaten. De Voorzitter merkt op, dat het hier een overgangs- bepaling betreft, en dat Gedep. Staten juist verzoeken de afwijkingen duidelijk in deze verordening te om schrijven, opdat het omslachtige opzoeken van verschil lende vroegere besluiten, waarop die afwijkingen be rusten, niet meer zal noodig zijn. Het door de schoolcommissie voorgestelde art. 13 wordt z. h. s. goedgekeurd. Daar eene regeling betreffende de jaarwedde bij verlof van onderwijzeressen, die een bevalling tegemoet zien, op het ontbreken waarvan Gedep. Staten de aandacht vestigen, niet meer noodig is, wegens het genomen besluit onderwijzeressen die een huwelijk aangaan te ontslaan, wordt hierna de geheele verordening met de daarin aangebrachte wijzigingen z. h. s. opnieuw vast gesteld. 7. Verzoek om grond in erfpacht. De Voorzitter deelt mede een verzoek van P. de Feijter, te Axel, welke verzoekt hem voor zijn in de flooswijk- straat alhier in aanbouw zijnd huis, eene strook grond in erfpacht te geven voor het leggen eener hardsteenen stoep. De gevraagde strook grond is lang 5,50 M. bij eene breedte van 0,84 M. Besloten wordt te publiceeren dat het voornemen be- staat dien grond aan den publieken dienst te onttrekken. 8. Omvraag. De heer Van de Ree wijst er op, dat er in de Vloos wijkstraat bij den timmerman Meertens nog een gedeelte der straat onverhard ligt. Hij vraagt of daarin niet zou kunnen worden voorzien. De Voorzitter antwoordt, dat dit te zijner tijd zal geschieden, dat hangt er van af, wanneer er materialen zullen zijn. De eigenaars van andere perceelen aldaar, die het terrein voor hunne woning hebben opgehoogd, hebben, om die verharding te bespoedigen, de materialen ter beschikking van de gemeente gesteld, vraarna het werk door de gemeentewerklieden is verricht. Als Meertens dat soms ook wilde doen, kan dat eveneens geschieden. Is dat niet het geval, dan zal het moeten blijven liggen tot op andere plaatsen, die eerst aan de beurt komen, in de verharding voorzien is. Niemand hierna meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Het rapport van de Schoolcommissie betreffende het voor stel van den heer De Masier, beoogende toelating van on- en minvermogende kinderen op het Meer Uitgebreid Lager onderwijs, luidt als volgt Volgens art. 1 van de verordening en art. 2bis der ver ordening van 4 Augustus 1904, zooals die luidt na de aan- vulling bij die van 15 September daarop volgende, kunnen kinderen van bedeelden en onvermogenden tot de school voor meer uitgebreid lager onderwijs kosteloos worden toegelaten, mits die kinderen blijken van zeer goeden aanleg geven en steeds getrouw de school bezoeken. Het geval kan zich voordoen en schijnt zich inderdaad hier voorgedaan te hebben dat bedeelden of onvermogenden hunne kinderen wilden laten genieten van het M. U. L. O. Geven die kinderen nu geen blijk van zeer goeden aanleg dan worden zij niet toegelaten, ook niet bij aanbod van be- taling van schoolgeld en wel om reden de verordening eerst recht geeft tot heffing van schoolgeld bij een belastbaar in komen van 100 gulden als wanneer de grens van onvermogen is gepasseerd. Een weldoener wordt het zelfs onmogelijk gemaakt, door betaling van schoolgeld de kinderen der armen te laten ge nieten van het M. TJ. L. O. Er is dus een leemte die hoog noodig en zoo spoedig mogelijk dient te worden aangevuld. Het bij uw brief overgelegde voorstel tot wijziging zou inderdaad deze leemte wegnemen, en het gevraagde advies zou gunstig zijn, ware het niet dat de verordening naar onze bescheiden meening is in strijd met de wet. Art. 16 der wet tot regeling van het lager onderwijs schrijft voor, dat dit omvat de vakken in art. 2 vermeld onder letter 1—t (vreemde talen etc. of zoogenaamd meer uitgebreid lager onderwijs.) De vraag of hier genoegzame behoefte aan uitbreiding be- staat, is geen vraag meerde praktijk heeft dat reeds uitge- maakt en dus moet men aannemen dat het geven van meer uitgebreid lager onderwijs hier gebiedend is. Wordt Meer U. L. O. gegeven, dan bestaat voor de ge meente het recht op rijkssubsidie, zelfs tot een hooger bedrag dan voor gewoon lager onderwijs, maar ook ontstaat voor de gemeente de plicht, dat onderwijs toegankelijk te maken voor alle kinderen, dus ook voor die van bedeelden of onver mogenden. Art. 16 der wet is in deze duidelijk en art. 50 verbiedt uitdrnkkelijk het heffen van schoolgeld voor kinderen van bedeelden of onvermogenden. Voor toelating van kinderen van laatsbedoelden bijzondere voorwaarden te stellen, waardoor het mogelijk wordt die kinderen te weren van de school, is o. i. en in strijd met de wet op het lager onderwijs en met de grondwet, en dit geldt evengoed voor meer uitgebreid als voor gewoon lager onderwijs. Wij geven Uw College dus beleefd in overweging te doen vervallen de 2" zinsnede van art. 1 der verordening op de heffing van schoolgeld en art. 2bis der verordening op het openbaar onderwijs.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1908 | | pagina 5