Gemengde berichten.
reeds te 2 ure, zoodat beantwoording met den
trein van 6 ure zonder overhaasting kan ge-
schieden.
Koewaclit. De heer Fl. Remery hoofd der
school te St. Andries genoot wegens het bezit
eener akte voor de Landbonwkunde eene jaar-
lijksche toelage van 50 gulden.
Bij de laatste vaststelling der gemeentever-
ordeniug regelende de jaarwedden van het
onderwijzend personeel schrapce de gemeente-
raad deze toelage en bracht het traktement
van het hoofd der school, evenals dat der onder-
wijzers, op het wettelijk minimum. De heer
Remery achtte zich door deze regeling verou-
gelijkt en ging bi] Ged. Staten van Zeeland in
hooger beroep. Deze stelden den heer Remery
in het gelijk en thans zal in de nieuwe veror-
dening de bepaling worden opgenomeo, dat
het bezit der akte voor Landbouwkunde recht
geeft op eene jaarlijksche toelage van 50 gul
den, ook wanneer er van gemeentewege geen
onderricht in dit vak gegeven wordt.
Zondagnamiddag gaf de veloclub ffDe
Adelaar" alhier, haar jaarlijksch wielrijdersfeest
op den Ouden Molen. Wegens het zeer on-
gunstige weder waren er slechts 53 deelnemers.
Bij het ringrijden behaalde den eersten prys
Arthur Geerards, den tweeden Arthur Ysebaert
en den derden J. Baert alien alhier, bij het
riugwerpen had den eersten prijs L. v. d. Eeck-
hout, den tweeden J. Cerpentier beiden alhier
en den derden A. Geers te St. Jansteen.
Bij vogelpik verkreeg den eersten prijs A. Geers
te St. Jansteen, den tweeden Pr. Cortvriendt
en den derden Ernest Dierick beiden alhier.
Bij loting verkregen de geldprijzenR. de
Wilde te Moerbeke, P. van Waesberghe en
H. Yerket beiden te Belgisch Koewacht. De
premien voor de verstkomende club en voor
het grootste aantal werden niet uitgereikt.
Uit Leiden seinde men ons heden dat gister-
avond door den bliksemtrein uit Amsterdam,
nabij Sassenheim de Haarlemsche stoomtram is
aangereden, waardoor 6 passagiers werden ge-
wond, waaronder 1 levensgevaarlijk.
Men schrijft uit Friesland aan de Ned.
Gelijk bekend is, bevind zich te Bergum (Fr.)
een museum van Indische voorwerpen, verzameld
door den heer v. d. Meulen, vroeger aldaar
woonachtig, en thans gouvernementsonderwijzer
in Indie'. Vooral gedurende de zomermaanden
wordt dit museum dagelijks door tal van toe-
risten bezocht, en brengt niet weinig levendig-
heid bij in dit reeds zoo schoon gelegen woud-
dorp.
Misschien minder bekend is, dat zich in ge-
noemd museum ook een afgodsbeeld bevindt,
voor hetwelk geregeld, eens per maand wierook
gebrand moet worden. De verzamelaar, aldus
werd ons medegedeeld, kon namelijk alleen
onder deze voorwaarde bedoeld voorwerp machtig
worden, wanneer hij zich tot genoemde offerande
verplichten ging.
En zoo heeft ter voldoening aan deze belofte,
elke maand dit offeren plaats, en wordt, al is
het dan ook een geheel bloote vorm waar de
offeraar zelf hoegenaamd geen waarde aan hecht,
in het midden van een Christenland, den af-
goden hulde gebracht.
Aangaande de ontvluchting van Marius
Brouwer verneemt Het Vad. nog het volgende
Op Oud-Rosenburg werkte de jongen onder
toezicht van den tuinman in den tuin, en was
daar een der beste werkkrachten. Zijn gedrag
liet niets te wenschen over. Daar hij als her-
steld beschouwd werd, werden geen buitenge-
wone maatregelen te zijner bewaking genomen,
waartoe trouwens het gesticht Oud-Rosenburg
niet is ingericht.
Op den dag zijner ontvluchting was hij ouder
gewoonte in den tuin bezig onder toezicht van
den tuinman. Deze moest zich voor enkele
oogenblikken verwijderen, en van die gelegen-
heid heeft Marius gebruik gemaakt om te ont-
vluchten. Yooraf heeft hij een broek van een
oppasser aangetrokken, en is toen waarscbijnli]k
door de sloot gewaad. Eenmaal aan de over-
zijde gekomen, viel het ontvluchten hem ge-
makkelijk. In den zak van den broek zat niet
meer dan 12yg ct. aan geld. Het vermoeden
ligt alzoo voor de hand, dat hij op andere
wijze aan geld is gekomen, en wist, waar hij
dit verkrijgen kon. Het eenige wat men na
zijn ontvluchting van hem vernomen heeft, is,
dat hij uit Vieux Dieu, een plaatsje bij Ant-
wDaardoor echter hebt gij de vrouwen niet
leeren kennen, of liever gezegd, niet kunnen
zien hoe zij zich in de wereld bewegen. Geen
harer, die niet zoekt haar innerlijke en heiligste
gevoelens te verbergen en ik zou al een zeer
treurige meening koesteren omtrent het jonge
meisje, dat u den eersten den beslen avond
eener ontmoeting .getoond zou hebben zich aan
u te hechten."
z/Weet gij wie ik bedoel vroeg Bolislav
een weinig verlicht.
ffNeen, maar ik raad het. Mag ik haar
noemen
(Wordt vervolgd.)
werpen, een prentbriefkaart naar Medemblik
zond.
Men vermoedt, dat hij te Antwerpen is scheep
gegaan naar Amerika, waarheen eenigen tijd
geleden zich ook zijn ouders begeven hebben.
Te Oudewater is, naar de Avp. meldt,
de vrouw van den beruchten Jut (den moor-
denaar van mevr. Van der Kouwen en haar
dienstbode) die hertrouwd was met zekeren C.
Zaterdagmorgen in een volkslogement door haar
man vermoord. 0. is voortvluchtig. De vrouw
heeft voor haar aandeel in den beruchten moord
12 jaar gevaugenisstraf gehad.
Te Leidschendam heeft Donderdagmiddag
aan de Elec. Centrale een droevig ongeluk plaats
gehad, meldt de Res.bode. Bij het rangeeren
van eenige nieuwe wagens wilde een werkman
eenige bezigheden verrichten boven op een der
wagens, toen hij met zijn rug in verbinding
kwam met een stroomkabel. Naar men zegt,
wist menniet dat er stroom op de leiding stond.
De ongelukkige verbrandde hierdoor deerlijk
zijn rug en viel voorover op den wagen. In
zijn val wilde hij zich echter grijpen, doch greep
zich wederom aan den stroomkabel vast met
het noodlottige gevolg dat bij zijn geheelen
arm en hand verbrandde. Daarbij vlogen ook
de kleeren van den armen man in brand, welke
men trachtte te blusschen met water hetgeen
zeer langzaam geschiedde, aangezien dit niet
direct bij de hand was en men bovendien ook
vreesde voor meerdere ongelukken, wanneer men
verbinding met de leiding kreeg. Zoo hing nu
de arme man gedurende 10 minuten brandend
aan den wagen ten aanschouwe van het personeel,
dat geen voldoende hulp kon bieden. Deerlijk
verbrand werd de ongelukkige per raderbaar,
welke men inmiddels uit Voorburg ontboden
had, naar het R. K. ziekenhuis te's Gravenhage
vervoerd, waar hij nog dien avond is overleden.
Hij moet vreeselijk geleden hebben door den
sterken stroom waren zijn horloge en horloge-
ketting gedeeltelijk gesmolten.
De ongelukkige, Swart genaamd, was pas 21
jaar oud en ongehuwd.
Verder schrijft men aan het blad
Dit ongeluk moet te wijten zijn aan een grof
verzuim en men vraagt zich af, hoe het mogelijk
is, dat er onder de mannen van het vak, welke
bierbij tegenwoordig geweest moeten zijn, niet
niemand geweest is, die op hetzelfde oogenblik
den stroom heeft verbroken. Een tweede werk
man verkreeg eenige brandwonden, doch zijn
toestand levert geen gevaar op.
Vrijdag vond de landbouwer A. V., te
Wyk bij Heusden, zijn eenig 3jarig zoontje
verdronken in een sloot nabij zijne woning.
De reeds op jaren zijnde echtgenoote van
den heer J. Engelage, landbouwer te Midwolda
is Vrijdagavond door een koe, die ze medicijnen
wilde toedienen, zoodanig gestooten, dat haar
rechterbeen geheel werd gebroken. Zy lijdt
hevige pijnen en haar toestand baart zorg.
Te Nijmegen is Vrydagmiddag de koetsier
K. van den bok van een hotel-omnibus gevallen.
Ernstig gekneusd werd hij per brancard naar
het Wilhelmina-ziekenhuis vervoerd, waar hij
is overleden. De man laat een vrouw met
vier kinderen achter.
De burgemeester van Kampen heeft de
vorige week een circulaire gezonden aan nering-
doenden in die gemeente, waarin gewezen wordt
op het zeer groote daar bestaande euvel, dat
sommige leerlingen van den hoofdcursus schulden
maken, dikwijls tot een zeer aanzienlijk bedrag,
ten gevolge van het aan hen verleenen van krediet
door neringdoenden, een euvel, dat zoodanige
afmetingen heeft aangenomen, dat de bevoegde
autoriteit zich daarmede heeft bemoeid en daar-
omtrentstrenge voorschriften heeft uitgevaardigd.
Het schijnt, meldt verder die circulaire, dat
de pogingen, in het werk gesteld om het ver
leenen van krediet aan die leerlingen te doen
eindigen, niet of niet voldoende hebben gebaat,
althans uit het gesprokene door den Minister
van Oorlog in de Tweede Kamer van 2 Juli
mag worden opgemaakt, dat het voornoemde
euvel nog niet is verdwenen, terwijl daarbij de
Minister nog meedeelde, dat wanneer nog langer
van dat kredietverleenen bleek door nering
doenden, door hem zou worden overwogen, den
hoofdcursus naar elders te verplaatsen.
Het behoeft geen betoog van hoe onbereken-
bare schade een dergelijk besluit voor de gemeente
zou zijn, een onherstelbare schade dan aan de
gemeente toegebracht door de schuld van haar
eigen ingezetenen. Door den burgemeester wordt
dan ook in het algemeen belang aan de nering
doenden het zeer dringende en zeer ernstige
verzoek gericht, het door de bevoegde autoriteit
uitgevaardigde verbod aan onderofficieren van
den hoofdcursus om op krediet te koopen of
zich op krediet diensten te doen verleenen, een-
drachtig te steunen en mitsdien aan die heeren
geen voorwerpen te leveren of diensten te
bewijzen, dan tegen contante betaling.
Gage streek Ter zoete minnekoozerij
gingen ze herhaaldeljjk wandelen. Arm in arm
bij brani stappend in zijn soldatenpakje, zij
netjes en eenvoudig in 't dienstbodenkleedje.
Totdat de goede harmonie ruw werd ver-
stoord door zijn lage streken.
Want hij was niet eerlijk en de gouden ket-
ting, erfstuk van haar moeder om haar hals
wekte zijn hebzucht op, zoodat hij 's avonds,
toen hij zoete en lieve woordjes fluisterde, het
goud stukbrak en het erfstuk kalm in zijn
zak liet glijden.
Dadelijk daarna miste zij haar sieraad en
bezorgd en verdrietig ging ze aan 't zoe-
ken, lucifers afstrijkend om bi] te lichten, ter
wijl hij met de handen in de zakken, lummelend
stond te kijken. Om meer licht te geven, stak
hij het geheele doosje lucifers in zijn geheel
aan, want hi] wist immers, dat de ketting niet
op den grond gevonden kon worden.
Twee dagen droeg hij hem op zijn hemd
onder zijn tuniek of korte jas, maar niet als
zoet aandenken, alleen om hem te verbergen
voor de oogen zijner kameraden. Toen verkocht
hij het goud voor 11,50, die in vunze kroegjes
werden weggesmeten. Maar de ketting op zijn
hemd bungelend was niet verborgen gebleven
en die ontdekking van een zijner kameraden
leidde tot een verhoor van de politie en de
bekentenis van den beklaagde.
Misschien berouwvol, zeker met spijt, over-
denkt Pieter M. in de kazerne te Assen in het
cachot thans zijn zonde.
En naast het verlies van haar gouden ketting
betreurt de dienstbode thans haar vrijer en een
verloren illussie.
De Dapendrechtsche Strafzaak.
Het R. W. schrijft daaromtrent
In ons nummer van gisteren vermeldden wij
reeds, dat een eventueele veroordeeling van den
gemeenteveldwachter G. de M. en den rijksveld-
wachter D. v. d. B., wegens mishandeling van
Garsthagen en van C. Wiggers zeer ernstige ge-
volgen zou kunnen hebben.
Deze laatste heeft een paar maanden geleden
een aanklacht wegens meineed ingediend tegen
voornoemden rijksveldwachter v. d. B., welke
meineed volgens Wiggers in April 1904 te
zijnen laste zou zijn gepleegd. Hij stond namelijk
in 1904 voor de Dordtsche Rechtbank terecht
ter zake van wederspannigheid en beleediging
tegen den rijksveldwachter v. d. B. De Rechtbank
veroordeelde hem toen tot 3 weken gevangenis-
straf, niettegenstaande Wiggers ter terechtzitting
zoo beslist mogelijk ontkende zich aan voornoem
de misdrijven te hebben schuldig gemaakt.
Vooraf had hij een aanklacht wegens mishan
deling tegen bedoelden rijksveldwachter ingediend
bij den officier van justitie te Dordrecht.
De rijksveldwachter v. d. B. verklaarde
evenwel voor de Rechtbank, dat er in het
geheel geen mishandeling had plaats gehad
en Wiggers gevlucht was na hem en een anderen
veldwachter de leelijkste scheldwoorden te hebben
toegevoegd.
In zijn vlucht zou hij toen tegen een heining
gestruikeld zijn en zichzelf dus den bloedneus
hebben toegebracht.
De rijksveldwachter v. d. B. en de rijks
veldwachter Van Loon, destijds insgelijks te
Sliedrecht woonachtig, zouden Wiggers toen
naar het gemeentehuis hebben willen over-
brengen, waartegen hij zich evenwel verzet zou
hebben, waarna zij hem loslieten.
In de thans op last van den Minister ge-
houden instructie heeft evenwel de vroegere
nachtwaker Van der Esch verklaard, dat de
rijksveldwachter Bouterse 's nachts Wiggers,
toen deze in gezelschap van een kameraad van
Dordt terugkeerde, in het gemeentehuis heeft
binnengeroepen om een proces-verbaal te onder-
teekenen ter zake van vernieling van glasruiten
in het gemeentehuis, aan welke vernieling hij
zich een paar dagen te voren inderdaad had
schuldig gemaakt, hetgeen door hem bekend
werd.
Volgens Van der Esch waren toen alle voor
het gemeentehuis aanwezige veldwachters met
Wiggers naar binnen gegaan en was hij, naar
gewoonte, buiten gebleven.
Van der Esch heeft Wiggers toen eenigen
tijd daarna het gemeentehuis zien verlaten,
houdende een zakdoek onder zijn neus die hevig
bloedde. Maar daar Van der Esch buiten in
het donker stond heeft Wiggers hem niet op-
gemerktanders had Wiggers in 1904 hem tot
getuige a deeharge genomen.
Van der Esch heeft voorts verklaard, dat het
niet waar is, dat Wiggers is gevlucht of zich
aan beleedigingen had schuldig gemaakt.
Na het vertrek van Wiggers is Aan der
Esch ingelijks naar binnen gegaaD en consta-
teerde, dat er bloed in den gang van het ge
meentehuis lag.
Het proces-verbaal, dat destijds tegen Wiggers
werd opgemaakt, is toen mede onderteekend
door den rijksveldwachter Van Loon.
Mocht dus nu eventueel bewezen worden,
dat Wiggers in het gemeentehuis is mishan-
deld, dan verkeert dientengevolge ook de rijks
veldwachter Van Loon in groot gevaar.
Zooals wij reeds vroeger over deze quaestie
hebben vermeld, heeft voornoemde Van der Esch
ook voor de Rechtbank onder eede verklaard,
dat de rijksveldwachter Bouterse hem verleden
jaar op Sint-Nicolaasavond is komen bezoeken
en over die zaak heeft gesproken. Bouterse
zou toen aan Van der Esch, gezegd hebben,
dat dat bloed in de gang wel konijnenbloed
kon geweest zijn.
Wat de zaak van Garsthagen betreft, kan
men zich een oordeel vormen over den ernst
dezer geschiedenis, als men bedenkt, dat zoowel
de burgemeester als de gemeente-veldwachter
De Meij en de rijksveldwachters Bouterse en
Van den Berg voor de rechtbank hebben ver
klaard en beeedigd, dat Garsthagen op een vraag
van den burgemeester hoe hij verwond was
geraakt, zou bekend hebben zichzelf te hebben
verwond door tegen een deurpost aan te vallen.
Garsthagen heeft toen gezegd dat zij met
hun vieren een valschen eed deden en dat de
burgemeester er bij stond, toen hij van den
gemeente-veldwachter de eerste stompen kreeg,
waardoor hij reeds dadelijk uit zijn neus begon
te bloeden.
Maar Bouterse en Van den Berg verklaarden,
dat zulks niet waar was, want zij hadden het
zelf gezien, dat hij tegen de post van de deur
was gestruikeldover een vloermat was hy
gestruikeld, zoo verklaarden zij.
Ook Jacob Kwakernaat, die van de vernieling
der glasruit verdacht werd, heeft verleden jaar
voor de rechtbank verklaard, dat hij erg mis-
handeld was in het arrestanteulokaal en bij riep
den politieagent Radema tot getuige. Maar
Radema heeft verklaard, dat er niets van aan
was.
Zooals bekend is, werd Kwakernaat's nachts
gearresteerd en op zijn bloote voeten aan de
boeien naar het gemeentehuis overgebracht,
waar hij tot den volgenden morgen werd
opgesloten.
Vase staat evenwel, dat Kwakernaat dien
volgenden morgen aan zijn scheenbeen bloedend
verwond was en ook aan zijn ^chterhoofd en
blauwe plekken in zijn gezicht had.
Al de politiebeambten hebben verklaard dat
het allemaal leugens waren, die door de ge-
tuigen gebezigd werden.
Maar nu het Gerechtsbof ondanks al die
verklaringen van den Burgemeester en van al
die politiebeambten toch rechtsingang heeft
verleend, kan men goed begrijpen, dat het in
de Papendrechtsche strafzaak begint te spoken.
Wij kunnen aan het bovenstaande nog toe-
voegen, dat reeds enkele jaren geleden bij den
Officier van Justitie een aanklacht wegens
meineed werd ingediend door een visscher te
Dordrecht en wel tegen de Rijksveldwachters
Van den Berg en Van Loon, bovengenoemd.
Verschillende getuigen hebben toen verklaard,
dat er niets van waar was, dat die visscher
een door die Rijksveldwachters geconstateerde
visscherijovertreding zou hebben gepleegd.
Maar op dit oogenblik zullen wij op al die
dingen maar niet verder ingaau, hoewel vooral
ook deze laatste zaak wel een meer aandachtige
beschouwing waardig schijnt. Hoe het zij,
tal van zaken, zullen ongetwijfeld nog tot een
bevredigende oplossing moeten worden gebracht.
De steen is nu eenmaal aan het rollen en
wij ziju wel benieuwd waar hij ten slotte zal
belanden.
Te Utrecht is door een paar zigeuner-
vrouwen een nieuwe manier van oplichting
toegepttst. In de winkels kochten zij wat, gaven
daarbij een rijksdaalder in betaling en vroegen
veel klein geld terug.
Bij het uittellen werd de hand even op het
geld gelegd, waarna gewoonlijk een paar dub-
deltjes bf kwartjes ontbraken.
Gebleken is dat de binnenzijde van de band
geheel met lijrn overdekt werd, waardoor het
geld er aap bleef kleven.
Een wiiikelierster vermoedde oplichterij en
verzocht een der vrouwen de hand om te
draaien. Een sauve qui peut volgde, echter
niet zonder met de lijmhand ditmaal nog even
den rijksdaalder te hebben medegenomen.
Een treurige geschiedenis. Men herinnert
zich de treurige geschiedenis van den jongen
man. zoon van den ontslagen burgemeester
eener gemeente in de provincie N.-Holland, die,
meenende dat het gebeurde met zijn vader, en
de tegenwerking door hem en zijn familie steeds
ondervondCn, voor een deel moest worden ge-
weten aan den opvolger van zijn vader als
secretaris, op dezen met een by I een moord-
aanslag pleegde.
Deze jonge man stond Donderdag deswege voor
de Haarlemsche Rechtbank terecht; hem werd
ten laste gelegd poging tot moord met voor-
bedachten rade, subsidiair zware mishandeling.
Twee doctoren, de zenu'wartsen Dr. Lemey en
Dr. Coenen hebben beklaagdes geestes-toestand
onderzocht en rapporteerden, dat de beklaagde
hoewel van een opvliegend en mokkend karakter,
toch voor zijn daden verantwoordelijk moet
worden gesteld.
Het ten laste gelegde werd ter terechtzitting,
wat de feiten betreft, door de verklaringen der
getuigen en beklaagdes bekentenis, vastgesteld
het O. M. eischte 4 jaar gevangenisstraf.
De verdediger Mr. Ribbius achtte het ten
laste gelegde niet bewezen, meenende dat ten
onrechte poging tot moord en zware mishan
deling is ten laste gelegd, waar z. i. slechts
eenvoudige mishandeling kon worder. ten laste
gelegd. Op grond daarvan vroeg spreker vry-
spraak met onmiddellijke invrijheid-stelling,
die echter door de rechtbank werd geweigerd.
De uitspraak werd bepaald op 23 dezer.