Ter Neuzensche Courant. Zaterdag113 Juni 1908. 48e iaargang.
No. 5150.
Landbouwberichten.
TWBHPB BT.ATI
REaatsciiappij tot bevorder-irsg
van Landbouw en Veeteeli
in leeiand.
Zooals bekend is, wordt heden te Oostburg
de gewone jaarlijksche lentoonstelling gehouden.
De vergadering van het hoofdbestuur, die
de algemeene vergadering voorafgaat, werd
Woensdagavond gehouden in de raadzaal van
het nieuwe stadhuis.
Aldaar werden het hoofdbestuur en de a<ge-
vaardigden ontvangen door den burgemeester,
omringd door de raadsleden. De burgemeester
sprak een woord van welkom en noodigde de
aanwezigen nit een dronk te wijden aan den
bloei van de Zeeuwsche landbouwmaatschappij
en aan de leden van het hoofdbestuur.
De Voorzitter, de heer Mr. P. C. J. Henne
quin beantwoordde in 't kort de rede van den
burgemeester, den heer H. S. Gratama.
Daarna ving de vergadering van het Hoofd
bestuur aan.
Aanwezig waren ook de rijkslandbouwleeraar
de heer Kakebeeke, de zuivelconsulent de heer
Zwagerman en Dr. De Ruyter de Wild, directeur
van 't Rij ksproefstation te Goes.
Medegedeeld werd, dat aan den Minister van
Landbouw in Belgie is aangevraagd een quaran-
tainestal te Schapenbrugge.
De pensioenregeling voor den zuivelconsulent
werd goedgekeurd.
Bij Gedeputeerde Staten van Zeeland is er op
aangedrongen om van 1 Juni tot 1 September
wagens op vaste assen vrij te stellen van de
verplichting, des nachts voorzien te zijn van
lichtende lantaarns.
De heer Kakebeeke, rijkslandbouwleeraar, on-
dersteunde het verzoek van den zuivelconsulent en
van de afdeeling Zeeland van het Nederl. Rund-
veestamboek, om aan te stellen een assistent
tot stenn van den zuivelconsulent. Waar in
deze provincie geen plaats zal zijn en voor een
veeconsulent en voor een zuivelconsulent, daar
meende de heer Kakebeeke, dat het wel noodig
is, den zuivelconsulent bij te staan, die zich
dan vanzelf ook meer met de veeteelt zal kun-
nen bemoeien.
De vergadering vereenigde zich hiermede.
Yervolgens ontvouwde de secretaris, de heer
Vosterman van Oyen, een plan voor de uitgave
van een veertiendaagsch blad voor de Maatschap
pij. Dit plan werd aangenomen.
De heer Kakebeeke vroeg een subsidie voor
een onderzoek naar de inrichting van cursussen
voor landbouwboekhouding. De Voorzitter
zegde overweging toe.
Hierna werd de vergadering gesloten.
der landelijke bevolking naar de steden, toege-
schreven werd aan het gebrek van beroepsop-
leiding bij het meisje.
In 1889 zond de Minister van landbouw in
Belgie twee meisjes naar de Melkerijschool van
Ooetlogen in Frankrijk, om daar de noodige
kennis op te doen om aan de Belgische boerinnen
les te geven in de zuivelbereiding. Thans zijn
er in Belgie 16 vaste en 11 rondreizende scholen,
die zich met het beroepsonderwijs der jonge
boerin bezig houden.
Gisteren werd in de versierde Graanbeurs de
algemeene vergadering gehouden. Deze was
druk bezocht. werd o. m. ook bijgewoond
door den Commissaris der Koningin, Mr. H. J.
Dijckmeester, en Jhr. Mr. E. A. 0. de Casem-
broot, lid van Gedep. Staten.
De Voorzitter, de heer Mr. P. C. J. Henne-
quin heette alien, speciaal de autoriteiten, har-
telijk welkom en trad daarna, blijkens het verslag
der N. R. 0. in eene vergelijking tusschen den
toestand van 1898 en dien van 1908.
Het aantal leden is aanmerkelijk vermeerderd,
het land bou won der svijs zeer toegenomen. Waren'
ei in 1898 slechts 5 landbouwcursussen, thans
zijn er 30. Tegenwoordig zijn er 15 cursussen
vooi volwassenen, t cursussen in paardenkennis
met 140 leerlingen ook de lessen in hoefbeslao-
loopen goed. Met de veehouderij gaat het o-0ed"
de zuivelconsulent, de heer Zwagerman, is zeer
actief en heeft zich een vaste plaats in ons
midden veroverd (applaus). Overal wordt een
krachtig streven naar meer ontwikkeling waar-
genomen. De paardenfokkerij is een aanzienlijke
bron van inkomsten. Ook de andere takken
der fokkerij bloeien. Wordt er hulp gevraagd
voor de geitenfokkerij, dan zal die zeker niet
geweigerd worden.
Vervolgens werd door een commissie verslag
uitgebracht van het onderzoek der rekening en
verantwoording van den penningmeester llet
batig saldo bedraagt 2552,64. De commissie
meende, dat de boekhouding van den pennino'-
meester anders moet worden ingericht, zij voecffie
bq haar rapport een model van wijzio-inc
Vervolgens hield de heer G. A. Vorster-
man van Oyen een inleiding overDe
vrouw in 'tlandbouwbedrijf. Spre-
ker begon met een historisch overzicht te o-even
van den landbouw in de laatste jaren van de
vonge eeuw, schetste de ontwikkeling van de
staatszorg voor den landbouw, om daarna te
verklaren, dat onze vrouwen en meisjes tamelijk
wel geheel buiten de organisatie en dus ook
buiten de eigenlijke vakopleiding staan.
In Belgie is dat al anders.
In 1881 wees daar reeds de heer Proost op
de landbouwscholen voor jonge dochters in
Denemarken en Wurtemberg. Er werd op ge-
wezen, dat het verhuizen van een groot deel
't gezindat de vrouwen op het platteland
gelegenheid gevonden hebben, gesprekken te
voeien over voor haar zeer belangrijke onder-
werpen, die vroeger buiten haar terrein lagen.
Naast de mannenvereenigingen maken de
vrouwenvereenigingen grooten opgang.
Een zeer eigenaardige inrichting is°in't leven
geioepen door mevr. M. v. Rensselaar, een
leesleergang voor boerinnen. Zij zendt verslagen,
omzendbrieven en vragenlijsten aan alle boerin-
De vaste scholen zijn drieerlei
a. landhuishoudkundige scholen, ten doel
hebbend den jongen meisjes liefde in te boezemen
voor het land bou wbedrijf en tegel ij kertij d onder
wijs te geven in de beginselen van den land
bouw, de zuivelbereiding en van huishoudkunde
b. landelijke huishoudscholen, waariu de
jonge meisjes, behalve in lezen, schrijven en
rekenen, onderwijs ontvangen in de beginselen
van de natuurlijke geschiedenis, landbouw,
groenten- en bloementeelt, veeteelt, zuivelbe
reiding, naaien, huishoudkunde, beginselen der
opvoedkunde, gezondheidsleer, boekhouden en
begrippen van den handel
c. hoogere landbouwscholen voor meisjes
waar deze voorbereid worden voor het beheer
van groote landbou wondernemingen en voor het
geven van onderwijs aan de scholen, genoemd
onder a en b. Bovendien wordt aan die scholen,
onderwijs gegeven in de praktijk van't bedrijf.
Beurtelings verrichten de leerlingen alle bezi'g
heden, die doorgaans aan de boerin zijn opge-
dragen zij voederen het vee, melken de koeien,
berekenen de voedingswaarde en den prijs der
rantsoenen, leeren de goede hoedanigbeden en
de gebreken kennen van het rundvee, vervaar-
digen boter en kaas, en ontleden de voortbreng-
selen der melkerij. Verder zorgen zij voor de
hoenderteelt, het kunstmatig uitbroeden der
eieren, mesten van hoenders, en de wijze van
verzendingzij telen groenten en b'ioemen,
houden het oog op de bijen, scheppen de
zwermen en helpen bij het inzamelen van honing
en was.
Zij leeren het maken en verstellen van
kleedingstukken, het wasschen enz. het bereiden
van spijzen, het boekhouden voor het huisgezin
en de hoeve. Na een jaar onderwijs kunnen
de leerlingen, na afgelegd examen, een getuig-
schrift bekomen. Daarna kunnen gedurende
een tweede jaar de studien en de praktijk
worden voortgezet.
De rondreizende scholen hebben voornamelijk
tot doel de boerinnen en hare dochters bekend
te maken met de wijze van zuivelbereiding. Deze
scholen werden in 19031906 gemiddeld be
zocht door 250 leerlingen.
boortgelijke scholen bestaan behalve in Belgie
al jaren in Duitschland, Oostenrijk, Engeland,
J' cankrijk, Denemarken, Zwitserland, in Amerika,
in Rusland zelfs.
Bij ons is er nog geen.
Particuliere inrichtingen worden medegedeeld
in het Vrouwenjaarboekje voor Nederland, maar
haar aantal op landbouwgebied is zeer gering
in Zeeland, een landbouwende provincie bij uit-
nemendheid, bestaat er geen enkele.
an regeeringswege is nog weinig gedaan
zou het, vraagt de inleider geen tijd worden,
ook dit rnirae veld te gaan beploegen.
Hierna deelde de spreker iets mede over de
Boerinnenkringen. De oudste dier kringen zijn
sedert 1898 ingericht te Ontario, een deel van
Canada. De vrouwen kringen aldaar zijn inge
richt per districtna officieele goedkeuring
krijgen zij toelagen van de regeering en worden
onderworpen aan het algemeen toezicht van het
hoofdbestuur dezer vereenigingen. Haar doel
is het verspreiden van de beginselen van huis
houdkunde, gezondheidsleer, van voeding, van
practische denkbeelden aangaande kleeding,
verwarming en verlichting, opvoeding der jeugd,
middelen om den lichamelijken en zedelijken
toestand van het volk te verbeteren en verder
alles, wat op landbouw, veeteelt en zuivelbe
reiding betrekking heeft.
In 1905 telden deze kringen reeds over de
7000 leden. Voor die leden werden 2380 voor-
drachten gehouden, bezocht door ruim 54,000
personeu.
De algemeene opziener verklaart, dat de vrou
wen bekwamer zijn geworden, dat de huisvrouwen
nuttige wenken hebben gekregen, dat de echt-
genooten en huisvaders de voorschriften, die den
gezondheidstoestand van 't gezin verzekeren,
beter hebben leeren waardeeren, dat men ge
durende alle jaargetijdeu, rekening heeft ge
houden met den weldadigen invloed van zonne-
stialen en luchtdat men geslaagd is de
aankomende jongens en meisjes te doen begrijpen,
d«t. ook zij betrokken zijn bij de belangen van
nen, die voor den leergang ingeschreven zijn
en vvier aantal 21,000 bedraagt. De antwoorden
op deze vragen worden onder haar toezicht
gezien en de beste daarvan aan de leden
toegezonden.
De boerinnenkringen sedert kort in Belgie
opgericht, slaan goed aan begin 1908 waren
er reeds 29 met 2000 leden. Een der rappor
teurs over deze kringen schrijft:
//lndien ons vooruitzicht zich verwezenlijkt,
zal Belgie binnen een tiental jaren honderden
boerinnenbondeii bezitten, die duizenden leden
tellen en die een geheele verandering onder de
landbouwbevolking zullen te weeg brengen.
Deze zal niet alleen meer welvaart genieten,
maar ook gelukkiger en tevreden in zijn lot
zijn en niet meer geneigd het buitenleven vaar-
wel te zeggen om meer gemak en meer uit
spanning te gaan zoeken in de stad.
Spreker eindigde met op te merken, dat veel
is verbeterd op de boerderij, doch dat op de
opvoeding van de boerin geen acht is gestagen.
Die opvoeding vraagt alle aandacht, en spreker
vertrouwt, dat bet onderwerp thans aan de orde
zal blqven om ook hier eenmaal en liefst
spoedig aan te sporen tot handelen.
De voordracht van den heer Vorsterman van
Oyen werd luide toegejuicht en onder krachtig
applaus bracht de voorzitter den inleider dank.
Hierna trad de heer M. Lucieer, secretaris
van de afd. Oostburg op met een inleiding
over„In welk opzicht mag van den zooge-
naamden //Vrijendijk" gebruik worden gemaakt
voor het verkeer met varkens en vee tusschen
Oostelijk en Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen
Het onderwerp is van plaatselijk belang.
De Vrije Dijk is niet vrij en is Belgisch grond-
gebied en waar nu een verbod bestaat van
in- en uitvoer aan de grenzen, daar doen zich
herhaaldelijk kwesties voor. In't voorjaar waren
de biggen duur in Frankrijk en goedkoop in
Holland. En toen 4 wagens met Hollandsche
biggen werden aangehouden omdat er over den
Vrijendijk was gereden, ontstond er een lastig
proces. De kantonrechter te Ter Nenzen sprak
een veroordeelend vonnis uit, doch in hooger
beroep volgde vrijspraak.
Hoe zullen nu in 't vervolg deze processen
worden voorkomen Alleen, wanneer er een
harde verbinding tot stand komt tusschen het
vierde en vijfde district, waardoor Belgie kon
gemeden worden.
De heer De Vries, inspecteur van de belastingen
zei, dat het niet de bedoeling is geweest, den
veebandet moeilijkheden in den weg te leggen.
Maar, de Belgen pleegden fraude, door biggen
bjj ons in te voeren, die dan als Hollandsche
biggen naar Frankrijk worden uitgevoerd, doch
als de vervoerder een bewijs van herkomst heeft
van den burgemeester uit Holland, dan wordt
niemand iets in den weg gelegd en dan kunnen
de Hollandsche varkens uit het vierde district
over Belgie naar het vijfde district worden
vervoerd. Er moest gezorgd worden dat niet
de Belgen via ons land hun biggen naar
Frankrijk konden expedieeren en daarom is dan
ook nooit iemand eenige overlast aangedaan,
die werkelijk Hollandsche biggen vervoerde en
dat bewijzen kon.
Intusschen riep de voorzitter de hulp in van
den heer De Vries om in deze aangelegenheid
meer en beter licht te verspreiden, waardoor
de landbouwers beter zullen weten. hoe zij
hebben te handelen. Thans bleef de kwestie
tamelijk wel onbeslist.
Vervolgens deelde de heer C. Zwagerman,
zuivelconsulent, zijn ervaringen in het afge-
loopen jaar mede.
De fabriekmatige zuivelbereiding is in Zeeland
niet van groote beteekenis. De bestaande fa-
brieken zijn alle aangesloten bij de vereeniging
w Het Botercontrolestation Zeeland." Daar deze
instelling ook bij het zuivelconsulentschap is
oudergebracht, bestaat er een geregeld contact
met deze fabrieken en wordt dikwijls overleg
gepleegd en geadviseerd in zaken op het bedrijl'
betrekking hebbende.
oorts geschiedt de boterbereiding hoofd-
zakelijk op de boerderij. En hoewei deze in
het grootste deel van de provincie als een
onderdeel van het bedrijf moet worden beschouwd,
wijl de akkerbouw overwegend is, neemt dit
niet weg, dat ze op Walcheren en in verschil-
lende andere deelen van de provincie een be-
langrijke bron van inkomsten vormt. Het
systeem van ontroomen, de werktuigen die men
gebruikt, de wijze waarop met de centrifuge
dikwijls wordt omgesprongen, de kwaliteit der
boter en de wijze waarop deze wordt verhandeld,
verdienen hier de voile aandacht met het oog
op de geldelijke resultaten, die in vele gevallea
belangrijk hooger zouden kunnen zijn.
Xog thans treft men op verschillende boer-
derijen, ondanks vele minder goede kelders, het
ouderwetsche ontroom-systeem aan. Kwaliteit
en opbrengst der boter laten daar nog dikwijls
te wenschen over. In vele bedrijven zou de
centrifuge spoedig verdiend zijn, alleen reeds
door de grootere boteropbrengst.
Bij de aanschaffing van ontroomers gaat men
nogal dikwijls af op de voorspiegelingen van den
verkooper, zonder een degelijk onderzoek, waar-
iiit zou moeten blijken of de machine aan billijke
eischen van lichten gang, gemakkelijk reinigen
en scherp ontroomen voldoet. Centrifuges, die
zelfs meer dan 5 ons boter in 100 L. melk
achterlaten, terwijl dit hoogstens 1 a 2 ons mag
zijn, worden nog dikwijls aangetroffen. Meer
en meer neemt het aantal aanvragen voor het
onderzoek van ontroomers toe, het staat echter
nog lang niet in verhouding tot het aantal
nieuw aangeschafte centrifuges.
Dikwijls komt het voor dat men met de cen
trifuges verkeerd werkt of, dat er door het
gebruik gebreken aar. ontstaan, die oorzaak
zijn dat de boteropbrengst te gering is. Een
maal constateerde ik bij een reeds 10 jaren in
gebruik zijnde versleten centrifuge dat deze
l'/a pet. vet in de ondermelk achterliet. Op
die boerderij, waar acht koeien werden gemol-
ken, liet zich daaruit een jaarlijksch boterver-
lies van ongeveer 450 Kg., is voor eene waarde
van pl.m. f 540 berekenen. Na het onderzoek
is direct een andere centrifuge aangeschaft,
die spoedig genoeg verdiend was. Regelmatige
controle op in gebruik zijnde centrifuges is
gewenscht en zou veel meer moeten geschieden.
Kosten zijn aan zoodanig onderzoek niet ver-
bonden en de moeite voor monsterneming en
opzending is gering.
Veel botergebreken, als te geringe duurzaam-
heid, te hoog vochtgehalte, te geringe stevig-
heid, vooral bij boerenboter veelvuldig voor-
komende, zouden meer bestreden moeten worden
dan nu wel geschiedt. Fouten bij de bereiding
het gebruik van slecht water, melk met ge
breken behept, zijn daar veelal de oorzaken
van. Dikwijls zijn met weinig moeite belang
rijke verbeteringen te bereiken.
De kwestie van een te hoog vochtgehalte in
boerenboter wordt door de nieuwe boterwet,
die een minimum vetgehalte zal vaststellen,
ook een belangrijke factor.
Voor de bestrijding van botergebreken zou,
gerekend de vrij groote hoeveelheid minder-
waardige boter die nog in winkels en op
markten wordt gebracbt, het aantal advies-
aanvragen veel meer kunnen zijn dan nu wel het
geval is.
De toestanden in den boterhandel zijn, ge
rekend die in andere provincies, verre van
rooskleurig, Het feit dat de hoeveelheden
boerenboter van elken landbouwer maar betrek-
kelijk klein zijn en dat het kwaliteitsverschil
meestal zeer groot is, is oorzaak, dat we thans
met onze boerenboter aangewezen zijn op plaatse
lijk gebruik en dat in de naaste omgeving.
Dit heeft Id den boterhandel veel verkeerde
toestanden doen ontstaan. Dikwijls wordt nog
ruilhandel gedreven. De kwaliteit van de boter
komt in den prijs veelal niet voldoende tot haar
recht. De prijs van -de boter hangt bijna ge
heel af van aanvoer en plaatselijke behoefte.
Dat maakt dat ze dikwijls abnormaal laag in
prijs is, b. v. in tijden van groote productie,
in den slachttijd, in tijden van geringe ver-
diensten van het werkvolk. Dit voorjaar was
er op de wereldmarkt gebrek aan boter, die
daardoor overal zeer hoog in prijs was. Op
de markten in Zeeland is daar niets van be-
merkt. Van 1 Januari1 Juni van dit jaar
was de gemiddelde boterprijs te Leeuwarden
1,311/2 per K.G. te Middelburg was ze
l,091/ss per K.G. Op 13 Februari scond de
boter te Leeuwarden op 1,70, te Middelburg
op 1,16 genoteerd. dat is dus f 0,54 per
K.G. minder. Een landbouwer met 8 koeien,
zooals er toch in Zeeland zeer velen zijn, kon
in die 5 maanden met goede centrifuge onge
veer 400 K.G. boter maken. In Leeuwarden
zou die boter f 526 hebben kunnen opbrengen
in Middelburg bracht ze f 438 of 88 minder op.
Aangenomen dat de melk van 16000 koeien
op boerderijen wordt verwerkt over 1904
gaven de officieele gegevens voor Zeeland onge
veer 27000 melkkoeien op is er over de
eerste 5 maanden van 1908 over deze provincie
dus ongeveer f 176000 minder ontvangen voor
de boter dan wel had kunnen zijn.
Het is te begrijpen dat, waar de zuivelbereiding
hoofdzakelijk bij de vrouw berust en van de
opbrengst, die meestal gebruikt wordt in de
huishouding, dikwijls te weinig bekend is, wat
de melk aan boter en deze aan geld opbrengt
en de middelen om ook daar tot de hoogste
opbrengsten te komen, minder vaak worden
besproken.
Ook op het gebied van de veehouderij ligt,
naar het mij toeschijnt, in deze provincie een
nuttig arbeidsveld. In vele provincien worden
reeds of zal dat in de toekomst geschieden, de
zuivel- en veebelaugen door afzonderlijke per-
sonen behartigd. In Zeeland schijnt het mij
niet gewenscht vee- en zuivelzaken bij ver
schillende aznbtenaren onder te brengen. In
de eerste plaats omdat juist de bemoeiingen
op veehouderij-gebied zooveel gemakkelijker
aanraking met de praktijk doen ontstaan.
Zonder nadere aanleiding is het niet gemakkelijk
zich te mengen in de zaken van de vrouw,
waartoe ook de boterbereiding behoort. Verder