Ter Heuzensche Courant Zaterdag 18 Januari 1908. No. 5098. jdjejir/piei blad. Rfliddelen vanvervoer. Gemeenteraad van Ter Neuzen. t *reen wicii-tijd. Spoorweg Ter Neuzen-Gent. VAN Vergadering van Donderdag 16 Januari 1908. (VHEVOLG) S. Onttrekken cum pub/iek verkeer ouden toegangsweg naar het spoorwegstation. De Voorzitter geeft lezing van een schrijven van den Minister van Waterstaat, dd. 12 Dec. 1907, waarnevens Z Exe. duet toekomen een afschrift zijner beschikking waarbij aan de spoorwegmaatschappij Vlechelen-Ter Neuzen, onder intrek- king van vroegere vergunningen, eene nieuwe vergunning wordt verleend voor het hebben en aanleggen van sporen op den oostelijken dijk van het kanaal van Ter Neuzen. Zooals uit de beschikking blijkt, wordt door het bepaalde in de artt. 2 en 5 der aan de vergunning verbondeo voor- waarden tegemoet gekomen aan bezwaren die zijn ingebracht tegen het aan den openbaren dienst onttrekken van den ouden toegangsweg naar het station. Gaarne zal de Minister vernemen, dat, ter uitvoering van het reeds bestaande voornemen, tot die onttrekking aan het publiek verkeer is overgegaan met dien verstande dat de weg, voor zoover de omstandighoden dit toelaten, beschikbaar blijft voor het jagen en trekken van schepen en voor het laden en lossen van langs den weg liggende vaartuigen en voorts dut de toegang van bclanghebbenden tot die vaartuigen niet zal worden belet. Uit art. 1 der beschikking blijkt dat van af de siations- loskade tot omstreeks 63,5 M. ten noorden van hectometerpaal 146 door de spoorwegmaatschappij de door haar noodig ge- aciite sporen mogen worden aangelegd en behonden. Van ongeveer 63,5 M. ten noorden van hectometerpaal 146 tot de grens van het terrein van het Departement van Oorlog op omstreeks 63 M. ten noorden van hectometerpaal 147 mag worden behouden een kraanspoor en een gewoon spoor, en van omstreeks 12 M. ten noorden van hectometer paal 149 hoogstens tot 22 M. benoorden hectometerpaal 152 mag op den kanaaldijk worden behouden 1 spoor. Het op het sluisplateau aanwezige spoor en het spoor op den kanaaldijk, waarvoor op 18 October 1902 vergunning voor aanleg werd verleend, met den zich daarop bevindenden elevator moeten binnen eene maand na de dagteekening der beschikking volledig worden opgeruimd. In art. 2 wordt bepaald dat, zoolaug de in artikel 1 genoemde sporen bezuiden de greus van het Departement van Oorlog op den kanaaldijk aanwezig ziju, door de spoorwegmaatschappij voor zooveel noodig op haar eigendom moet worden aan gelegd en onderhoudeu van omstreeks 50 M. ten noorden van hectometerpaal 146 tot aan voornoemde grens een bestraat voetpad ter breedte van minsteus 2 M. waarvan de plaats zal worden aaugewezen door of vanwege den hoofdingemeur- directeur van den Bijks Waterstaat in de lie directie. Voor de bestratiug mag worden gebruik gemaakt van de ter plaatse aanwezige keien en klinkers, herkomstig van de bestrating van den kanaaldijk, voor zoover deze van Rijkswege beschikbaar zullen worden gesteld de andere worden ter aan te wijzen plaatse opgeslagen Het voetpad moet steeds in onbelemtherden toestand be schikbaar worden gehouden voor arbeiders en andere belang- hebbeuden bij het lossen en laden der vaartuigen of van audereu, die van het pad door den aard hunner betrekking of bezigheden gebruik hebben te maken. Art 5 bepaaltHet jagen en trekken van schepen mag buiten noodzakelijkheid niet belet, en moet steeds zoo weinig mogelijk gehinderd worden. De bestaande en aan te leggen sporen, ten noorden van het punt, gelegen omstreeks 50 M. ten noorden van hecto meterpaal ls-6, mogen niet voor bergplaatsea van wagens gebruikt worden; daarop mogen alleen wagens aanwezig zijn, die geladen, gelost, vervoerd of gerangeerd worden. Op het spoor ten noorden van hectometerpaal 149 mag niet met locomotieven worden geredea of gerangeerd. Van een uur na zonsondergang tot een uur voor zonsopgang mogen op dit spoor geen spoorwagens aanwezig zijn. De spoorwagens welke daarop in lading of in lossing zijn, moeten onmiddellijk ten genoegen van den ingenieur van den Rijks- Waterstaat te Ter Neuzen worden verplaatst indien zij voor het verkeer over den kanaaldijk hinderiijk zijn. Het ladeu en lossen van vaartuigen moet zoo weinig mogelijk gehinderd worden. Zoolang de sporen door de spoorwegmaatschappij niet ge bruikt worden is zij verplicht toe te laten, dat daarop door anderen goederen worden nedergelegd. Wanneer zich by het kraanspoor geen schip in lossing of lading bevind, mogen geen deelen van kranen buiten der voorkant der beschoeiing uitsteken. De Voorzitter stelt namens het Dag. Best, voor te besluiten tot onttrekken van den ouden weg aan den publieken dienst. Er blijft niets anders over dan dit te doen, daar de Minister den weg reeds aan de spoorwegmaatschappij ten gebruike heeft algestaan. Zooals uit de voorwaarden blijkt, kunneu zij, die daar werkzaamheden hebben of om andere redenen van den weg gebruik moeten maken passeeren, daar er een pad van 2 Meter breedte moet ouderhouden worden. De heer DrostMaar voor het publiek verkeer wordt de weg dan toch gesloten. Moet men dan om daar te kunnen passeeren een vergunning van de spoorwegmaatscha|.pij hebben De Voorzitter: U hebt dat niet noodig, daar U uit den aard van Uw b-drijf aan de loskaden zaken hebt. Voor het algemeen verkeer is de weg dan niet meer beschikbaar. De heer Wieland: U hebt daar een woord gebruikt waarin alles begrepen is. dat er ons weinig anders meer over blijft dan tot onttrekking aan het publiek verkeer over te gaan omdat we er toe worden gedwongen, maar anders De heer MoggreMaar er is daar ook nog terrein van Oorlog. Heeft de Minister van Oorlog ook de voorwaarde gesteld dat er, zoover als de grond van dat Departement loopt een weg moet blijven voor hen die er zaken hebben. De Voorzitter: Omtrent eene door den Minister van Oorlog genomen beschikking is niets bekend. De heer De Masier zou het dan toch gewenscht achten, dat met het nemen van een besluit gewacht werd, tot daar- ointrent ook bericht is ontvangen. Hij stelt daarom voor de beslissing te verdagen. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. Uitgifte van grond in erfpacht aan A. E. Bliek en A. B. de Meyer. De Voorzitter doet mededeeling van een verklaring van A. E. Bliek en A. B. de Meijer, dat zij in zake de verdeeling van den grond geiegen tusschen hunne perceelen, aan de Westkolkstraat, zijn overeengekomen als volgt en volgens de gestelde voorwaarden. dat A. E. Bliek genoegen neemt met eene breedte van 1,80 M. gemeten uit zijnen zijgevel, aan de achterzijde, en eveneens aan de voorzijde minstens eene breedte van 1,80 M. of zooveel meer breedte als door A. B. de Meijer wordt onbebouwd gelaten. In verband met deze overeenkomst tusschen de beide belanghebbenden stelien Burg, en Weth. voor aan elk het overeengekomen deel van den tusschen hunne per ceelen gelegen grond in erfpacht uit te geven, onder verschillende voorwaarden. O. m. moet een riool worden gelegd van de Westkolkstraat naar het riool in den Achterweg en moet het terrein aan de zijde der West kolkstraat door een muur, ten genoegen van Burg, en Weth. worden afgescheiden. Voor het deel van De Meijer is dit niet noodig, daar deze het aanstonds be- bouwd wat Bliek niet terstond doen zal. Verschillende leden achten dat minder noodig, indien maar gezorgd wordt dat de daar bestaande onooglijke toestand wordt opgeruimd en voor een nette afscheiding aan de straatzijde gezorgd wordt. De heer Wieland merkt op dat adressanten ook nog gevraagd hebben den grond te koopen. De Voorzitter: We hebben er hen op gewezer. dat, als ze niet overeenkwamen, we den grond publiek zouden verkoopen, zoodat dan de meest biedende in het bezit zou komen. Deze beschrijving schijnt wel voor een groot deel te hebben bijgedragen tot het sluiten der overeenkomst. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van Burg, en Weth. aangenomen. 1. Benoemen leden commissie van toezicht op het lager onderwijs. De Voorzitter doet mededeeling van een schrijven van de plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwijs waarbij wordt bericht, dat met 1 Jan. jl. aan de beurt van aftreding waren de heeren L. J. van der Lubbe en J. C. de Masier. Eene aanbeveling voor het doen eener benoeming wordt ingezonden, waarop voorkomen de aftredenden en de heeren A. J. Tazelaar en W. van Tatenhove. Bij de gehouden stemming worden de heeren Van der Lubbe en De Masier elk met 8 stemmen herbenoemd. De heeren Van Tatenhove en Tazelaar verkrijgen elk 1 stem. 8. Verzoek onderwijzeres A. B. J. Wissel om eervol ontslag. De Voorzitter doet mededeeling van een verzoekschrift van mej. A. B. J. Wissel, die wegens benoeming te Hoorn, tegen 1 Maart a. s. ontslag verzoekt als onder- wijzeres aan school A. Burg, en Weth. stelien voor, omdat het nog al ge- ruimen tijd zal duren eer in de vacature voorzien is, dat ontslag eerst te verleenen met 1 April, waartoe het gemeentebestuur het recht heeft. Ondertusschen is nader door het hoofd der school medegedeeld, dat hij zou willen beproeven, door samen- voeging van klassen, het mogelijk te maken om op den gevraagden datum het ontslag te verleenen, daar het schijnt, dat mej. Wissel reeds voorzien is van een woning en men haar aldaar ook gaarne spoedig zou zien in dienst treden. Dit zijn ever.wel overwegingen waaraan de Raad zich niet behoefe te houden, daar rekening moet worden gehouden met de belangen van het onderwijs en dat zal door het ./behelpen" niet worden bevorderd. De heer De Masier Zou tijdens de vacature daarin niet kunnen worden voorzien door een tijdelijke benoe ming? Vroeger geschiedde dat toch ook. De Voorzitter: Bij vroegere geiegenheid kon dat gemakkelijker geschieden, maar ik zou thans niet weten wie we daarvoor zouden moeten nemen. De heer De Masier lk kan u anders wel iemand noemen. De VoorzitterNeen, doet u dat niet. lk kan niet toezeggen dat er een tijdelijke benoeming zal worden gedaan, want deze heeft dan een zeker recht om voor eene benoeming in aanmerking te komen. Vroeger had wel eens een tijdelijke benoeming plaats nadat reeds eene definitieve benoeming was geschied, dan kan er geen sprake meer zijn van voorkeur. De heer Drost is van gevoelen dat er geen bezwaar tegen een tijdelijke benoeming zijn kan, als men de betrokken persoon verklaart, dat die tijdelijke benoeming geenerlei recht schept voor eene definitieve. De heer Visser: We zijn toch nog 6 weken van den lsten Maart, misschien kan voor dien tijd nog in de vacature zijn voorzien. De Voorzitter: Op zijn vroegst kan in hetlaatstvan Februari benoemd worden en dan is men niet zeker dat de benoemde terstond in dienst kan treden. De heer Drost: Een reden temeer om een tijdelijke benoeming te doen. De Voorzitter: Daarmede heeft de Raad niets te maken, dat staat ter beoordeeling van Burg, en Weth. De heer Wieland zou graag aan het verzoek tegemoet komen, maar als het in het belang der school niet kan, moet het toch ook gebillijkt worden. De heer Visser: De heer Roldanus heeft toch ook geen 3 maanden op ontslag moeten wachten. De Voorzitter: Toen was van het vertrek van mej uf- frouw Wissel nog niets bekend. De heer De Jager: En dat was ook een overcomplete onderwijzer. De Voorzitter Daarmede ben ik het nog niet eens, maar dat krijgen we straks. De heer De Masier zou in overweging willen geven een tijdelijke benoeming te doen. De Voorzitter Ik kan daarvan niets zeggen, maar ik wil er over spreken. De heer Drost Acht u een tijdelijke benoeming on mogelijk De Voorzitter: Ik kan mij daaromtrent niet uitlaten want ik weet niet hoe mijne collega's in het Dag. Best, er over denken. De heer Drost: Ik vraag ook niet naar de meening van Burg, en Weth., maar naar de u w e. De Voorzitter: O, i k acht het wel mogelijk, maar ik heb maar 1 stem De heer Visser stelt voor het verzoek in te willigen en het ontslag eervol te verleenen met 1 Maart. Dit voorstel wordt aangenomen met 5 tegen 4 stem- men. Voor stemmen de heeren Visser, Moggre, De Masier, Drost en de Voorzitter tegen de heeren Wieland, Dees, De Jager en Scheele. De Voorzitter: We zullen dan wel trachten het te regelen. De heer Dees noemt het inconsequent dat de Voorzitter tegen zijn eigen voorstel stemt. De Voorzitter: Als er een andere oplossing gevonden wordt is er niets tegen een vroeger ontslag. Voorstel oproepen sollicitanten betrekking onder wijzer school A. De Voorzitter stelt namens Burg, en Weth. voor aan school A een onderwijzer op te roepen ter vervanging van den heer Roldanus, die ontslag verkreeg wegens benoeming elders. De toestand was op 15 Jan. aan school A nog on- veranderd en het is te verwachten dat die met de nieuwe cursus ook zoo zal blijven. De heer De Jager: Hoe groot is de geheele school- bevolking De Voorzitter: 279 kinderen. Het gaat echter niet om de totale schoolbevolking, maar wel de verdeeling daarvan over de verschillende klassen. Er waren in de eerste klasse 52, in de tweede 45, in de derde 32, in de vierde 38, in de vijfde 49 en in de zesde klasse 68 leer- lingen, welke iaatste verdeeld waren in 44 en 24 leer- lingen, welke laatsten voor de tweede maal onder directe leiding van het hoofd die klasse. doormaken. Ook voor den volgenden cursus zal dit weer met een aantal leerlingen het geval zijn en als er dus in de plaats van den heer Roldanus een onderwijzer wordt benoemd, heeft het hoofd der school geiegenheid te blijven doen zooals hij thans doet, n. 1. die leerlingen afzonderlijk zelf onderwijzen. De heer De Jager uit zijne bevreemding, dat het hoofd der school, zooals de Voorzitter zooeven meedeelde, opdat mej. Wissel vroeger ontslag zou kunnen krijgen, heeft gezegd het met 5 onderwijzers te willen regelen, en dat nu wordt voorgesteld een zevende onderwijzer op te roepen. De wet eischt voor 279 kinderen ook maar 6 onderwijzers. De Voorzitter: Dat was voor een tijdelijke toestand. En al zijn er nu voor 279 kinderen volgens de wet maar 6 onderwijzers noodig, zoo is 68 leerlingen in de zesde klasse een te hoog cijfer, die klasse moet dus gesplitst worden en dan is er voor elk deel een onder wijzer noodig. De oudsten onderwijst het hoofd dan zelf. De heer DrostKrijgen die 24 kinderen dan her- halingsonderwijs De heer DeesOf is het voortgezet onderwijs De VoorzitterHet is in hoofdzaak een hei haling van hetgeen ze reeds geleerd hebben, maar ze zullen op sommige punten ook wel wat verder leeren, waar- tegen naar ik raeen ook geen bezwaar kan zijn. De heer De Masier Ik geloof mijnheer de Voorzitter, dat u de zaak verkeerd voorstelt. Er mag niet ge- sproken worden over voortgezet onderwijs of herhalino-s- onderwijs, het is eenvoudig onderwijs in de zesde klasse. De heer Dees Maar waarom dan die splitsing van de zesde klasse? De Voorzitter: Het is eigenlijk onderwijs in het zevende leerjaar, maar welk bezwaar is daartegen Wat is onderwijs in lezen, wat in rekenen Laat dat iets verder gaan dan het eerste onderwijs in de zesde klasse. w i. i u61 ProstDe zaak >s mij niet geheel helder. We hebben hier besproken dat dat voortgezet onderwijs moest vervallen De heer Dees: En nu wordt met kunstmiddelen ge- tracht om het toch nog te bestendigen. De Voor- zittei zegt eerst dat het was gewoon lager onderwijs, maar het is eigenlijk voortgezet onderwijs. De Voorzitter: Het is lager onderwijs, want er wordt geen onderwijs gegeven in talen en wiskunde. Je heer De Masier: Ik wil toestemmen, dat de zaak met duidelijk wordt voorgesteld, maar ik moet er toch op wijzen, dat men die 24 kinderen, die voor het tweede jaai in de zesde klasse zitten, niet kan weren. Van voortgezet onderwijs is geen sprake meer, maar men m™, zeggen, en zich daaraan ook houden, dat er 68 kinderen zijn voor de zesde klasse. De heer Drost: Die 24 zijn dus de zwaksten, die het eerste jaar niet met goed gevolg de zesde klasse door- loopen hebben De Voorzitter kan niet toegeven dat dit de zwakste kinderen zouden zijn. Wanneer de kinderen eenvoudig de klassen een jaar doorloopen, blijft het onderwijs in zeker opzicht oppervlakkig en dan zijn ze op 20jai-igen leeftijd van het geleerde veel vergeteii. Wanneer emu ouders zijn die hunne kinderen nog een jaar op school willen laten, opdat zij het geleerde nog eens herhalen en dat daardoor vaster in het geheugen geprent wordt, dan is het toch niet te vergen dat die kinderen weer van meet af aan het eerste onderwijs uit de zesde klasse volgen Na het zesde leerjaar beginnen de kinderen, wanneer het genoten onderwijs nog eens ge- lepeteerd wordt, dat het best op te nemen Ze kunnen hetgeen ze geleerd hebben dan beter verwerken. Wat bezwaar kan er dan tegen worden aangevoerd dat ver schillende hoofdvakken dan nog iets verder worden onderwezen dan zulks bij een eenjarig verblijf in de zesde klasse mogelijk is De heer De Masier herhaalt, dat de kwestie op deze wi.jze hier niet mag besproken worden. waut volgens het besluit van den Raad mag geen voortgezet ouder- wlj'1 gegeven worden. De heer Drost: Maar wat zijn dan die 24 kinderen die voor het tweede jaar in de zesde klasse zitten, de slechtsten of de besten De Voorzitter: Dat zijn de zwaksten. De heer Drost: Dan zou het nog al erg zijn, om hen scko0' 'e ontzeggel:l; dat zou vreeselijk zijn. keei D® ^as'er Van die 24 kinderen moet het hoofd van de school verklaren dat ze het onderwijs in de zesde klasse gedurende het eerste jaar niet met vrucht doorloopen hebben en dat kan hij Men moet daarom eenvoudig zeggen: er zijn 64 kinderen voor de zesde klasse. De heer Dees Naar aanleiding van hetgeen hier besproken wordt, wilde ik den heer De Masier vragen, of hij overtuigd is, dat die kinderen, die voor het sweede jaar in de zesde klasse zitten, werkelijk de zwaksten zijn? De heer De Masier: Ja, dat zijn de zwaksten, dat is mijn eeriijke opinie. De heer Dees: Maar uit hetgeen de Voorzitter zegt blijkt, dat zulks niet het geva^ is. We zijn dus eigenlijk gezegd nog niets verder. De Voorzitter verklaart, dai die kinderen daar een tweede jaar zitten, om hun een en ander nog wat grondiger tc leeren. Dat daarvoor genegenheid bestaat, dienen we op prijs te stelien. Dat er lieden zijn die degelijk onderwijs toonen te waar- deeren, dient altijd te worden gewaardeerd. Dezulken dienen dan echter gebruik te maken van het meer uit- gebreid lager onderwijs, dat aan school B gegeven wordt. Daar is de geiegenheid opengesteid om meer te leeren dan het gewoon lager onderwijs biedt. We zouden ook hier kunnen zeggen waar is de greus. Het zou zeker wel gemakkelijk zijn als er steeds ge iegenheid werd gegeven om verder te leeren. Als de kinderen, in plaats van een jaar langer school te gaan, eens tot hun 20stejaar konden blijven doorieeren, zouden ze nog beter dan thans het genoten onderwijs onthouden. Naar het mij voorkomt wordt het bezit eener inrichting voor meer uitgebreid lager onderwijs te weinig op prijs gesteld. De Voorzitter meent dat de feiten het tegendeel be- wijzen van hetgeen door den heer Dees op't laatst wordt aangevoerd. Dat blijkt voldoende uit de deelname aan dat onderwijs. Een onjuist begrip is het echter, dat de kinderen, de zesde klasse der gewone lagere school doorloopen hebbende, zouden kunnen overgaan naar de zevende klasse van school B. Het onderwijs is daar op andere leest geschoeid, van af de vierde klasse. Men zou het eerder moeten prijzen, dat de ouders, die dikwijls als het ware wachten op het tijdstip dat. de kinderen wat zullen kunnen helpen verdienen, ze nog een jaar op school willen laten, opdat het genoten onderwijs voor het verdere leven meer vruchtdragend zal zijn, terwijl, als ze met hun twaalfde jaar van school gaan, ze van vele dingen op hun 20ste jaar niets meer weten. Wanneer ze nog wat op school blijven, vergeten ze het niet zoo licht meer. De heer DeesDe kwestie is, naar het mij voorkomt dat men maar door dik en dun wil bestendigen de geiegenheid voor het geven van voortgezet onderwijs. Uevraagd moet echter worden of er op de open bare scholen voldoende geiegenheid gegeven wordt voor het volgen van voldoend lager onderwijs. Wordt dat be- vestigend beantwoord, dan volgt daaruit dat zij, die meer willen hebben, gebruik moeten maken van het meer uitgebreid onderwijs. Het is misschien wel hard om hen nu te ontzeggen het onderwijs dat in school A gegeven wordt, maar wanneer men dat nu niet zou doen, dan is het voorstel, dat hier in een der vorige vergaderingen aangenomen is, en waarbij werd bepaald dat aan school A geen voortgezet onderwijs zou mogen worden gegeven, onnoodig geweest. Nu zou dat hier weer stilzwijgend gesanctioneerd worden. Dat s-aat toch niet Het spijt mij, dat een lid, wiens eerlijkheid bij mij geen twijfel overliet, thans eene verklaring heeft afge- legd dat hij meent dat de zaak geheel in (len haak is. Met alle waardeering voor zijn meening, meen ik nu hetgeen hij verklaard heeft toch wel wat te moeten betwijfelen. De heer De Masier erkent, dat de wijze waarop de zaak thans besproken is, den heer Dees wel reden van twijfel kan geven. De Voorzitter behandeld de zaak alsof er, als de leerlingen voor de tweede maal de zesde klasse doorloopen iets anders dan het gewone lager onderwijs wordt onderwezen en dat is toch niet het geval. Er mag geen voortgezet onderwijs gegeven worden. Daarop is speciaal de aandacht van het hoofd der school gevestigd en de heer Dees kan gerust zijn, dat daaraan niet de hand gelicht wordt. De heer Dees: Ik ben altijd van meening geweest, dat hier van gemeentewege gegeven werd degelijk lager „derwijs. Wanneer ik dan nu echter, wat volgt uit de woorden van den heer De Masier, moet hooren dat niet minder dan 24 kinderen niet in staat zijn om met vrucht de zesde klasse op 1 jaar te volgen, zou ik daar aan wel moeten gaan twijfelen. Het spijt mij werkelijk rv Vaun school van Vooren te moeten hooren. De heer De Masier: Dat is niet alleen op de school van Vooren het geval, op school C, bij den heer De Uioot, waren in Augustus van het vorig jaar ook 19 leerlingen die voor het tweede jaar in de zesde klasse zaten. De Voorzitter wil niet toegeven dat die kinderen tot de achterlijksten zouden behooren. Hij wil der, Raad volstrekt met up een dwaalspoor brengen Het is er alleen orn te doen, die kinderen wat beter te leeren, te zorgen, dat zij meer nut hebben van het genoten onderwijs. 8 onderwijs? H6t 'S duS eiSetlijk voortgezet De Voorzitter: Dat hangt er van af hoe men het beschouwt. heer Drost: Het is maar de vraag zijn het de 24 slechtsten of de 24 besten De Voorzitter: Ze willen nog wat doorieeren. De heer Dees: Het zijn jougens waar wat inzit. De Voorzitter: Het is voor hen eigenlijk geen door- eeren, maar leeren, opdat ze het geleerde niet zoo spoedig zouden vergeten, ik meen dat men hen wat tegemoet moet komen. 5 De heer Dees Als het niet leerlingen zijn die beslist noodig hebben nogmaals de zesde klasse te doorloopen moogt u, mijnheer de Voorzitter, het thans gedane voorstel met doen, daar de Raad pertinent heeft ver- kla.ard, dat er geen sprake mag zijn van voortgezet onderwijs. Zijr; het echter de 24 zwakste leerlingen, dan is het wat anders. De Voorzitter: Het zijn niet alien de domste erzijn er natuurlijk wel onder. Den heer Wieland spijt het, dat de heer Drost, die een voorstel deed om aan dat voortgezet onderwijs een einde te maken, thans gaat terngkrabbelen. De heer Drost merkt op, destijds een voorstel te hebben gedaan naar aanleiding van het advies der school- commissie. Hij is zich echter niet bewust iets te hebben gezegd waaruit blijken zou dat hij van opinie is ver- anderd. Hij is er sterk tegen, dat aan school A voort gezet onderwijs gegeven wordt. De heer WielandDan ben ik misschien wat te voorbarig geweest. Het doet mij genoegen dat te hooren. Het kan wel eens noodig zijn dat men wat te vroeg roept, dat is altijd beter dan te laat. Ik heb er zelf geen kennis van, maar heb me naar uw voorstel gevoegd, omdat ik meende dat u er meer specialiteit in was. De Voorzitter; Het is geen voortgezet onderwijs, het is goed leeren. J De heer De Masier: Evenals wanneer een kind voor een tweede jaar in de vierde klasse zit. I.e Voorzitter: Het is alleen de berioeling om hen te slelien onder directe leiding van het hoofd. De heer De Masier: Dat is onjuist, die kinderen worden eenvoudig over de klasse verdeeld. De Voorzitter: Ze moeten goed worden onderwezen en komen daarom onder directe leiding van het hoofd. De heer De MasierIk kerhaal dat dit verkeerd ge- j'.erl ,z'jn 6^ leerlingen voor de zesde klasse en die 68 leerlingen moeten iq tweeen verdeeld worden. De heer Dees: Het bewijs is naar het mij voorkomt hiei weer geleverd, dat, als men iets bewijzen wil dat met bewezen kan worden, men in "tegenspraak komt. Het spijt me vooral van een lid dezer veraraderina\ dat hij zich daarvoor heeft geleend Met 6 tegen 3 stemmen wordt hierna het voorstel van Burg, en Weth. verworpen en zal dus in de plaats van (ten beer Roldanus geen onderwijzer worden opgeroepen. Voor stemmen de heeren Visser, De Vlasier en de Voorzitter; tegen stemmen de heeren Wieland, Dees, Moggre, De Jager, Scheele en Drost. De VoorzitterDan zullen we hiervan kennis geven aan den arrondissements-schoolopziener. Afschrijving wegens belastingm. Besloten wordt afschrijving te verleenen wegens hoof- rn-'r ?Q °mslaS aan L-J- Smeets j 3,481 en J. D. Meertens J 0,54. Een verzoek om afschrijving van M.de Bruijne wordt afgewezen. Wegens schooigeld wordt afschrijving verleend aan f'a man P6CP V'2<k 9" L" Durt /°'9°. K- A. IJsebaert 0,90 en P. Geluk 0,36. IIOmvraag. a. De heer Visser vraagt hoe het komt dat nog niet is aangevangen met het ruimen van beerputten met het nieuwe instrument. De werktieden zijn toch al benoemd. De Voorzitter: Dat wacht op de goedkeuring der heffingsverordemng. De werklieden zijn benoemd met mgang van die goedkeuring. "''c06, keei',I?ee8 deelt mede dat er door bewoners van Sluiskil nabij de halte aan de brug" wordt ffeklaaefd over verontreiniging van hunne woningen. Zou daar in de omgeving geen urinoir kunnen geplaatst worden. De Voorzitter zegt onderzoek toe. c. De heer De Masier vraagt hoe het komt dat nog geen maatregelen worden voorgesteld in zake school- bouw, waartoe besloten is. De Voorzitter geeft in verband met deze vraag lezing van een schrijven, heden morgen ontvangen, van den distnctsschoolopziener, welke, wegens den onhoudbaren toestand in de infirmerie op spoed aandringt. Het iaadsbesluit is echter aan Gedep. Staten medegedeeld en van dit college is nog geen bericht ontvangen. Thans zal om antwoord worden gevraagd. De heer De Masier: Het is vreemd, want juist dit college drong ons tot spoed. De heer De Jager vraagt, naar aanleiding van de toezegging dat een nieuw plan voor havenvoorziening aan den Raad zal worden overgelegd of dat spoedig in behandeling zal komen. De oorzitter zegt toe, dat dit, na onvangst, zoo spoedig mogelijk zal worden behandeld, vermoedelijk in een afzonderlijke raadsvergadering. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. v. Ter Neuzen n. Gent «5,35 8,30 12,00 5 10 bS 00 e!U18!"! 5-43 8.38 12 08 5',20 8J0 Sluiskil tbrugj 5,45 8,41 12,12 5 23 8 13 Philippine 5,49 8,44 12,17 s'28 8 19 V Sas van Gent 6,00 8,53 12 26 5*37 8*28 Selzaete (aank<>™t 6.03 8,57 12,30 5^2 ^35 (vertrek 6,22 9,07 12,44 5,54 8 50 Aank. te Gent (kl. st.) 6 54 9,39 9^2 C te Gent (gr. st.) 7',08 9.52 1,26 6 37 9*34 a Deze train loopt alleen 's Zaterdags en 's Maandags- 1 'I op Zon- en feestdagen. v. Gent (gr. st.) n. T. N. u Gent (kl. st.) Selzaete (aaDkof>^ (vertrek Sas van Gent ^aauk* (vertr. n Philippine r Sluiskil (brug) Sluiskil Aank. te Ter Neuzen Deze trein loopt op tot Selzaete. Deze trein loopt niet Vrijdag en Zondag. 5,23 5,34 6,07 6,12 6,16 6,22 6,30 6,34 6,37 6,45 Zon- 8.19 8,30 9,01 9,07 9,12 9.20 9.28 9,32 9,35 9,43 11,50 12,01 12,32 12,43 12,48 12,57 1,05 1,09 1,12 1,20 «5,04 5,15 5,46 6,00 6.50 6,15 6,28 6,35 6,40 6,50 47,56 8,07 8,39 8,50 8,55 9,05 9,13 9,18 9,22 9,30 en feestdagen niet verder dan door tot Ter Neuzen, daii alleen ep

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1908 | | pagina 9