A I g e m e e n Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Viaanderen. Nb. 4982. 47e Jaargang Binnenland. Oonderdag 18 April 1907. ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per postVoor Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika l,321/2. Men abonnrert zicb bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. AD VERTENTIEN: Yan 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slecbts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. T e 1 o f o o n N o 2 5. Inzending van advertentien voor 3 uren op den dag der uitgave. TWEEOE K A M E R. Vergadering van Dinsdag. Na de opening deed de Minister De Meester de volgende mededeeliag tfMijnheer de Voorzitter tfMede namens mijn ambtgenooten veroorloof ik mij aan de Kamer de volgende mededeelingen te doen omtrent den loop en de beeindiging van de Kabinetscrisis. Na de collectieve ontslagaanvraag op 11 Februari j.l., waarvan ik deo 12n dier maand aan de Kamer kenuis gaf, heeft H. M. de Konin- gin de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal, den vice-president van den Raad van State en eenige leden van deze Kamer geraadpleegd. Op 21 Februari mockt ik van H. M. ver- nemen, dat de heer Schimmelpenninek van der Oye van Hoevelaken, voorzitter der Eerste Kamer, op een desbetreffende hem gestelde vraag, bij rapport van 17 Februari had meegedeeld, dat en waarom er naar zijn oordeel geen genoeg- zame grondeii bestonden om de rechterzijde in de gelegenheid te stellen de bestuurstaak over te nemen, en dat, naar aanleiding van dat rapport en van de overige door de Koningin ontvangen adviezen, door H. M. was in over- weging genomen het Kabinet schriftelijk uit te noodigen van zijn ontslagaanvraag terug te komen. Na overleg in den raad van Ministers heb ik, in een op 26 bebruari mij verleende audientie onder de hooge aandacht der Koningin gebracht, dat, naar het dien raad voorkwam, na het in de Eerste Kamer der Staten-Generaal omtrent de Oorlogsbegrooting voor 1907 uitgebrachte votum, de rechterzijde in de gelegenheid behoorde te worden gesteld een Kabinet te vormen, en er alleen dan, wanneer gebleken mocht zijn, dat de rechterzijde niet geneigd was de bestuurs taak over te nemen, van een terugkomen op de ontslagaanvraag de rede zou kunnen zijn. Op dien grond werd aan H. M. eerbiedig in over- weging gegeven om, alvorens een uitnoodigmg als voormeld tot het Kabinet te richten, de rechterzijde in de gelegenheid te stellen het bewind over te nemen, desverlangd met vrijlating om aan de Koningin een voordracht te doen tot ontbinding van de Tweede Kamer der Staten- Generaal. Op 27 b ebruari heeft daarop de Koningin aan de rechterzijde in den persoon van den heer Schimmelpenninek van der Oye van Hoevelaken, de opdracht gedaan tot vorming van een Kabinet. Den ]n Maart berichtte de heer Schimmel penninek van der Oye aan de Koningin, dat hp, na raadpleging met aangewezen leiders in deze Kamer van de groepen der rechterzijde, veizocht hem van de vervulling der vereerende opdracht wel te willen ontslaan. Tevens werd door hem te kennen gegeven, dat de rechterzijde niet eerder tot oplossing van de crisis zou kunnen medewerken, dan nadat zoif gebleken zjjn dat de partijen. die in 1905 de meerderheid behaalden, zich niet bij machte gevoelden een, zoo niet parlementair, dan extra-parlementair Kabinet te vormen. Daarna behaagde het de Koningin, den heer Mi. P. W. A. Cort van der Linden, lid van den Raad van State, te raadplegen, of hij bereid zou zijn een extra-parlementair Kabinet te vormen. en ontving deze staatsman op 18 Maart een opdracht tot vorming van een gemengd Kabinet, van welke opdracht hij den 21 n Maart verzocht te mogen worden ontheven. Inmiddels hadden de Ministers nadat hun was meegedeeld, dat en met welk gevolg aan de rechterzijde een opdracht tot Kabinets-formatie was gedaan, en dat de vorming van een extra- parlementair Kabinet in overweging was, op den 16n Maart aan de Koningin, op daartoe van Hoogst Dezelve ontvangen verzoek, hun ziens wijze doen kennen omtrent de gedragslijn, welke zou zijn te volgen, wanneer' H. M. hen mocht uitnoodigen van de ontslag-aanvraag terug te komen, met bijvoeging evenwel, dat de Minister van Oorlog, de heer H. P. Staal, zeer beslist verklaard had", in de bestaande omstandig- heden bij zijn verzoek om ontslag te willen volharden. Die gedragslijn beoogde de benoeming ter vervanging van den heer Staal, van een Minister van Oorlog, die, mede voor het overige in- stemmende met het programma van het Kabinet bereid zou zijn zoo spoedig doenlijk, indien eenigszins mogelijk, tegelijk met het op de leest der onlangs tot stand gekomen Kredietwet te schoeien wetsontwerp tot definitieve vast- stelling van de oorlogsbegrooting voor 1907, bij de Staten-Generaal, voor zoover van hen afhangt, voor te brengen en aldaar te verdedigen een afzonderlijk wetsontwerp, waarbij de kwestie van het blijvend gedeelte der militie, opnieuw aan het oordeel van de Staten-Generaal wordt onderworpen en daaromtrent, met volledige toe- lichting van de zaak, zoowel met betrekking tot het beginsel als tot de wijze van uitvoering een beslissing wordt voorgesteld in den geest van het Kabinet. Den 28 Maart deed de Koningin, die intus- schen met den heer Schimmelpenninek van der Oye nog nader overleg pleegde, berichten, dat H. M. zich vereeiiigde met het volgen der even omschreven gedragslijn, den Ministers, dien van oorlog overeenkomstig zijn wensch uitge- zonderd, verzocht hun ontslag-aanvraag terug te nemen. in den heer \V. F. ridder van Rappard, generaal-majoor, kommandant van de stelling van Amsterdam, bevelhebber in de eerste mili- taire afdeeling werd de gewenschte Minister van Oorlog gevonden. Nadat de Koningin den raad van Ministers had gemachtigd dezen opper-officier ter be noeming tot dat ambt voor te dragen, volgde de intrekking van het verzoek om ontslag en daarop bij Kon. besluit van 4 April jl. no. 3, het eervol ontslag van den heer Staal en de benoeming van den heer Van Rappard. Het ligt in het plan der Regeering, dat het afzonderlijk wetsontwerp, waarvan ik zoo even gewaagde, zal zijn een ontwerp tot wijziging van de Oorlogsbegrooting voor 1907". Dadelijk daarna vroeg de heer de Savornia Lohman het woord, dat hem door den Voorzitter gegeven werd, onder voorwaarde dat het slechts tot aanvulling zou dienen en niet discussie bedoelde welke de president morgen wilde aan de orde stellen. De heer Lohman houdt daarna een langdurige rede ter verduidelijking van de houding der rechterzijde. Hij deelde in hoofdzaak het volgende mee De in de crisis geraadpleegde leden der rechter zijde hadden zich volledige bevoegdheid tot publiciteit voorbehouden. Nadat de heer Schim melpenninek van der Oye was opgetreden, ten einde een voordracht te doen voor eenKabinets- formateur, heeft hij geraadpleegd de leden Heems- kerk, Talma, Loeff, Kolkman en Lohman, namens welke groep hij steeds optrad. Het vijftal meende dat vermindering van het blijvend gedeelte geen verband hield met de legerplannen van het Kabi net en vatte de houding van de rechterzijde over het votum van de Eerste Kamer niet op als ge- richt tegen het Kabinet op het regeeringsbeleid, doch alleen als een bewijs van afkeuring van het persoonlijk beleid ten aanzien van den maatregel van het blijvend gedeelte niet met het re- geeringsbeleid verband houdende. In overleg met de adviseurs heeft de heer S. v. d. Oye toen aan H. M. geantwoord, dat uit de ontslag aanvraag van het Kabinet niet volgt, dat de rechterzijde geroepen was de taak over te nemen, omdat de rechterzijde geen besturing had uit- gelokt tegen het program van het Kabinet, weshalve de heer Schimmelpenninek ontslag verzocht van zijn opdracht. Verder bleek, dat toen de heer Cort van der Linden belast was met de vorming van een gemengd Kabinet, de overgroote meerderheid der vrijzinnige partij vasthield aan de overtui- ging, dat elke oplossing, waarbij intrekking van den maatregel omtrent het blijvend ge deelte werd bedongen, ter zijde moest worden gesteld dat toen, nadat de heer v. d. Linden zijn pogingen had opgegeven, de heer S. v. d. Oye zich bewoog in de richting van aanblijven van het Kabinet zonder daarbij te verlangen dat het ten opzichte van het blijvend gedeelte van koers veranderde, doch alleen van werk- methode. De slotsom van deze bemoeiingen was, dat nu gebleken was dat het Kabinet op zijn ontslag aanvraag wilde terugkomen, onder voorwaarden ten aanzien van het blijvend gedeelte, de heeren van oordeel waren dat de rechterzijde alleen dan verplicht was de bestuurstaak op zich te nemen, indien het Kabinet aan het volk den indruk had gegeven, dat ten aanzien van de benoeming van een nieuwen Minister van Oorlog, de rechten van de Kroon ingevolge art. 71 der Grondwet x) zouden worden verkortwant alle adviseurs waren met den heer S. v. d. Oye van oordeel, dat art. 71 aan de Kroon een onvoor- waardelijk recht toekent. Men was echter over- tuigd dat de Regeering zou handelen, zooals in haar verklaring is uiteengezet, nl. een afzon derlijk oordeel aan de Staten-Generaal over het blijvend gedeelte vragen, tegelijk met de defini tieve Oorlogsbegrooting. Hier eindigde de heer Lohman, zich voor- nemende morgen zijn rede voort te zetten met een beschouwing over de crisis. Intusschen protesteerde de Minister De Meester reeds heden tegen de proportion, die de heer Lohman had toegekend aan een misverstand, dat volkomen was opgehelderd, en om te ver- klaren dat niemand in het Kabinet er aan den kt, de Kroon en de haar bij de Grondwet gewaar- borgde rechten, te verkorten. Onder groote levendigheid werd dit debat tot morgen verdaagd. De Kamer hervatte daarna de gebruikelijke werkzaamheden, door het hernieuwen harer af- deelingen. De afdeelingen beaoemden tot voorzitters de heeren Kolkman, Drucker, Smit, Lohman en Pierson. De heer Schokking stelde in de later in den middag gehouden vergadering voor, het ontwerp in zake het onderzoek naar het vaderschap aan de orde te stellen, terwijl de heer Duymaer van Twist dit vroeg voor de Yissscherij-wet. (Over het voorstel-Schokking zal later wor den beslist.) TER NEUZEN, 17 April 1907. Door den heer P. Moes, wethouder alhier, is ingetrokken zijn voorstel aan den gemeente- raad tot invoering eener belasting op de open- bare vermakelijkheden. Door den Minister van Waterstaat is af- wijzend beschikt op het verzoek van particulieren uit de omgeving, gesteund door verschillende gemeentebesturen, om met het oog op bet gevaar voor het rij- en voertuigverkeer langs den weg over den westelijken kanaaldijk naar Sas van Gent, eene beveiliging aan te brengen, daar het reeds verschillende malen voorkwam dat paarden met rij- en voertuigen in het kanaal reden en verlies van menschenlevens het gevolg was, nu laatst op 18 Dec. 1.1. De Minister zegt, dat blijkens deswege inge- steld onderzoek, op de door hen bedoelde wegen, ongevallen zeer zeldzaam voorkomen, terwijl het op 18 Dec. j.l. voorgekomen ongeval geheel is toe te schrijven aan de onvoorzichtigheid om buiten noodzaak bij zwaren mist en duisternis den weg te berijden. Dat de toestand van den weg langs het kanaal van Ter Neuzen niet van dien aard is, om buitengewone beveiligingsmaatregelen welke in dergelijke gevallen in ons land nergens worden aangetroffen te wettigen. Dat voorts binnen weinige jaren langs de wegen, wederzijds het kanaal van Ter Neuzen, over bijna de geheele lengte, eene electrische verlichting ten behoeve van de scheepvaart tot stand zal zijn gekomen, waardoor de veiligheid van het verkeer over die wegen zeer zal worde* bevorderd. De afdeeling Ter Neuzen van de schippers- vereeniging //Schuttevaer" alhier ontving eene mededeeling van den Minister van Finaccien, dat gunstig is beschikt op haar verzoek om aan het Zuiderhavenhoofd te Bath een aanleg- steiger voor roeibooten te maken, ten behoeve van de uit Belgie komende schippers, welke aldaar moeten inklaren. Tevens werd aan de vereeniging gerestitueerd het bedrag der kosten, door haar gemaakc voor het laten maken van een plan en teekening met begrooting van kosten voor de uitvoering van dat werk. De zangafdeeling ,/Geduld Overwint" der yYereenigde Handwerkslieden" gaf gisteravond op de bovenzaal van den heer Schepens haar laatste concert in dit seizoen, en vermoedelijk is daarmede thans de geheele rei der winter- vermakelijkheden gesloten. 'tis misschien wel eenigszins aan het late tijdstip toe te schrijven, dat het bezoek niet bijster druk was. De opgekomenen betoonden zich echter dank- baar, voor hetgeen werd uitgevoerd, zoowel door het mannenkoor als door de dames en heeren die opvoerden #Een gelukkig echtpaar", operette, ^Jan Potdeksel en zijn knecht", co- mische scene, en het blijspel „De broek van Mahomet". Deze stukjes brachten herhaalde- lijk een gullen lach te voorschijn en aan het eind werden de optredenden met een daverend applaus beloond. Een gezellig bal was het slot. Een schipper van hier heeft op de Wester- Schelde drijvende gevonden en alhier aange- bracht een kist, bevattende een aantal flesschen met zwavelzure aether. Men verdiept zich in gissingen, omtrent de herkomst van het gevon- dene. De politie stelt daarnaar een onderzoek in. Zaterdagavond waren een viertal jongens van omstreeks 13 jaar in de vluchthaven gaan varen op een klein vlotje. Zy wilden daarmee den Westelijken kanaalarm oversteken, toen daar juist kwam aanvaren de sleepboot ,/Johan", sleepende het Rijnschip //Volti Subito", kapt. Rademaker. De jongens kwamen terecht achter de sleepboot en voor het Rijnschip, waardoor het vlotje kantelde en zij te water geraakten. Zij wisten echter gelukkig nog de sleeptros te grijpen en zich daaraan boven water te houden. Door den voornoemden kapitein en zijn knecht, A. Klaassen, werden zij uit hun hachelijke positie verlost en met een hartige vermaning over hunne roekeloosheid, aan land gebracht_ 't Was Maandagavond een relletje van belang. De vischleurder A. v. E., van West- dorpe, was dien dag naar hier gekomen, met kar en paard^om zijne waar te venten. Of 't nu kwam omdat het Maandag was, of wel door de warmte, of ook mogelijk dat de koopman veel van zijn eigen waar genuttigd had en dat deze moest zwemmen, 't is ons onbekend, maar zeker is het, dat de man zeer nonder den in druk" was en begon rond te rijden op eene wijze die voor hem zelf en de omgeving gevaar opleverde. Eenige bewoners van den Baandijk, waar reeds een stuk gereden hekje de blijken van 'sraans rijkunst vertoonde, waarschuwden de politie. De inspecteur ging er heen en toen de man niet goedschiks wilde meegaan werd hij met behulp van enkele omstanders op zijn wagen geladen, waarna de inspecteur de koetsierstaak overnam, om den man naar het arrestantenlokaal te verveeren. De gewapende macht werd op den weg daarheen met een tweetal agenten versterkt. Enorm groeide echter het aantal nieuwsgierigen dat, getrokken door dat onge- wone schouwspel, den stoet volgde. Nadat de baas ter plaatse was gebracht waar hij zijn roes kon uitslapen, werden ook paard en wagen onderdak gebracht en verspi'eidden zieh de be- langstellenden. Een proces-verbaal zal den koop man aan dezen tocht herinneren. Zooals men zich herinnert, werd in de oorspronkelijke plannen voor de verbeterings- werken van het kanaal de voetbrug ontworpen TER AEIIZEASCHE 0 RA VT. Mil blail verschijnt Klaandag., Woensda^. cm l'rijdaKavond, nit^fzouilerd op Feestdaffen, l»ij de Firina I*. J. VASi HE IASDE te Ter A'enzen. 1) Art 71 der Grondwet luidt: »De Koning draagt aan de Staten-Generaal ontwerpen van wet voor, en doet kun zoodanige andere voorstellen als Hij noodig acht. jrHij heeft het recht de door de Staten-Generaal aan- genomen wetsontwerpen al of niet goed te beuren".

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1907 | | pagina 1