i 8 n g e I w 8 r k.
In het Vondelpark te Amsterdam blijkt
't in de laatste dagen af en toe niet pluis te zijn.
Het zeyentienjarige meisje E. werd Woensdag-
morgen door een heer tenminste iemand die
als heer gekleed was aangevallen en ruw
bejegend. De man kneep o. a. het meisje bijna
de keel dicht. Het moedige kind verweerde
zich dapper en slaagde er toch in, laid om
hurlp te roepen, waarop de aanrander 't op een
loopen zette.
Jl. Maandag werd in het park de zeventien-
jarige K. G. W., juist op 't oogenblik dat hij
zich naar een urinoir begaf, aangerand door
drie mannen. Een van hen vroeg den jongen
om geld. Toen deze zeide, dat hij niets van
waarde by zich had, grepen ze hem beet en
roofden uit zijn jaszak een portefeuille, waar-
mede de drie boeven het hazenpad kozen.
De portefeuille bevatte echter niets dan
papieren.
Een zekere Yict. de Staercke, wonende
te Everbeke, was Zondag naar Parycke geko-
men om zijn verloofde te bezoeken. In den
namiddag kreeg hij twist met een anderen jonge-
ling, die insgelijks naar de hand van het meisje
had gedongen, maar er werd niet gevochten.
A lies bepaalde zich bij woorden en bedreigingen.
In den laten avond hebben voorbij gangers
op den grooten weg. leidende van Parycke naar
Everbeke, het lijk van De Staercke in een grooten
bloedplas gevonden. De borst was doorboord
door twee revolverkogels en volgens de ver-
klaring der geneesheeren, moet de dood oogen-
blikkelijk geweest zijn.
De gendarmeu van Nederbrakel hebben nog
denzelfden nacht den jongeling, waarmede het
slachtoffer getwist had, aangehouden.
Te Karlovac in Hongarije is dezer dagen
een ware martelares der liefde de eeuwige rust
ingegaan, een zekere Marie Lukacs. Zij was
eenmaal een bekende sehoonheid, maar die in
haar jonge jaren een ongelukkige liefde opvatte.
Van een huwelijk kon niets komen en dit trok
het meisje zich zoo aan, dat zij zich in haar
kamer opsloot en die sedert dertien jaren niet
meer had verlaten. Op een aangifte der buren
brak onlangs de politie tie deur open en vond
het arme schepsel geheel vervallen en verwaar-
loosd in bed liggen. Zij leefde nog, maar over-
leed den volgenden dag. Zij heeft een aantal
belangrijke legaten gemaakt.
Fijne vleierij. Een Oostenrijksch generaal
keerde eens als overwinnaaar uit een roemrijken
veldtocht terug.
Zijn rijtuig hield, gelijk voorgeschreven was,
aan de grens stil voor de visitatie en de beambten
der douanen kwamen aanloopen om te zoeken
of er ook iets was, waarvoor invoerrechten
betaald moesten worden. Maar.zoodra zij den
populairen veldheer herkenden. riepen zij
z/Rijd maar door koetsierYoor lauweren
worden geen rechten betaald
Van de pracht in het paleis van den Czaar.
Een Engelsch reiziger. die onlangs permissie
had gekregen om de paleizen van den Czaar
te bezichtigen, geeft in een tijdschrift een
geestdriftige beschrijving van de pracht, die
daar zijn oogen te aanschouwen kregen. Zelfs
wanneer men met de rijkste verbeeldingskracht
is begaafd meent hij kan men er zich
nauwelijks een voorstelling van maken, door
welk een glans en welk een weelde een Russisch
heerscher is omgeven. Stoelen en tafels van
massief zilver, troonzetels van ivoor met bril-.
lanten en saffieren kwistig versierd, geheele
muren van barnsteen, vloeren van paarlemoer
dit alles vindt men, hoe sprookjesachtig het ook
moge klinken, in het paleis van den Czaar.
Binnen de heilige muren van het Kremlin te
Moskou kan men niet alleen tallooze kronen
en scepters bewonderen, zelfs de onderdeelen
der staatskarossen, de zadels en stijgbeugels
zijn met edelgesteenten bedekt.
Daar ziet men honderden van kostbare
zwaarden, dolken en andere wapens, die letterlijk
met paarlen, robijnen en turkooizen zijn bedekt.
Zeldzame tapijten, prachtige serviezen van
Sevres en Japan, onschatbare, antieke manus-
Hij zweeg een oogenblik.
z/Weet je, hoe men zijn mooi huis noemt
Hij wees naar de marsch, waar het rijtuig tus
schen de populieren verdwenen was. ,/Het volk
noemt dat alreeds tachtig jaren //het kwaad
geweten."
z/Het huis van Thorbeeken
De oude man knikte. Peinzend sprak hij
z/Morgen komt de laatste spruit van hpt oude
gravengeslacht en gij zijt de laatste van den
anderen stam. Het is morgen een bijzondere
dag. en gij zijt oud genoeg ge moet
het haar vertellen, als zij hier is Ge moet
alles weten en zij ook, en gij beiden moet ver-
eenigd handelen."
Hij zweeg een poos als een lastdrager, die
op zijn weg stil staat, om adem te scheppen.
Toen begon de oude man te praten van
vroegere tijden en hij ging tot den tegenwoor-
digen tijd toe over de brug, over het heeren-
huis en over den zieken, stillen man met den
zwarten doek om het hoofd over de toekomst
van diens eenig kind, over de vreemdelinge
cripten, met juweelen versierde boekbanden
dit zijn slechts enkele van de voorwerpen, die
in de twaalf paleizen van den Czaar met echt
koninklijke verkwisting zijn rondgestrooid.
Yerteederd. In hgt Petersburgsche
museum vindt men nog bewaard den opgezetten
lievelingshond van Peter de Groote in een
glazen kastje. Het diertje mocht indertijd
zekere reputatie verwerven, doordat het een
voornaam hoveling redde van knoet en doodstraf.
Wat de schuldige nu juist misdreven had
vermeld de kroniek niet, waarin het gebeurde
vereeuwigd is; hoe dit zij, Peternogal eens
driftig uitgevallen schijnt wel wat streng
te zijn opgetreden, althans ten hove vond men
de schuld niet zoo groot om den in ongenade
gevallen gunsteling over te geven in handen
van den scherprechter en dus deed men een
goed woord voor hem tevergeefs. A1 die
inmenging had juist tengevolge, dat de despoot
nog meer tegen den schuldige verbitterd werd
en dra, op straffe van zijn hooge ongenade,
een ieder, eindelijk zelfs de Keizerin, verbood
om in zijn tegenwoordigheid den naam van den
veroordeelde te noemen.
Hare Majesteit die op middelen peinsde om
desniettemin tusschenbeide te komen, kreeg een
goeden inval.
In allerijl werd uit naam van des keizers
lievelingshondje, Lisette, een smeekschrift opge-
steld, dat aan den halsband van het dier be-
vestigd werd. Toen het, als altijd vroolijk
blaffende, zijn hoogen baas 's morgens bij het
ontbijt tegemoet kwam, vond deze het bewuste
papier en zag het in.
z/Wel Lisette", zei de monarch, //kom jij me nu
ook al lastig vallen Het is de eerste maal,
dat je 't doet ik zal jou je zin maar geven."
En hij stuurde een ordonnans naar de vesting
waarin de gevangene was opgesloten, met last
om hem in vrijheid te stellen.
Een nieuwe sponsindustrie. In Florida,
aan welks kusten massa's sponsen worden ge-
vischt, is een nieuwe industrie voor hetverwerken
van deze dierlijke stoffen ontstaau. De spons
wordt door schuiers in groote watervaten van
alle vreemde stoffen gereinigd, dan iu wring-
machines gepersd en in de koude lucht ge-
droogd. Daarna wordt de spons door machines
in kleine stukjes gesneden kiemvrij en door
chemische behandeling ook reukloos gemaakt.
Na deze behandeling worden de stukken voor
de vulling van matrassen, kussens en dergelijke
gebruikt.
De met sponsen gevulde matrassen wegen
slechts een derde van een gewone harenmatras,
terwijl de kosten slechts twee derde bedragen.
Bovendien zijn de sponsmatrassen buitengewoon
elastisch, daarbij vast en duurzaam en buiten
gewoon gezond, daar zij de vochtigheid en de
uitwasemingen van het lichaam niet opzuigen.
De met spons gevulde kussens wegen slechts
een derde van het gewicht van evengroote
veerenkussens. Ook ballen voor speelgoed, even
licht als een opgeblazen gummi-bal, worden uit
spons vervaardigd.
Een watermonster. Een der gevaarlijkste
slangen uit tropisch Amerika is de aboma.
Kronkelend tusschen het dichte struikgewas
of de waterplanten, zoekt de water-aboma een.
geschikte plaats, van waar zij ongemerkt op
haar prooi kan loeren. En instinctmatig kiest
zij zulke plekken, waar andere dieren gewoon
zijn te komen drinken. Daarom beklimt zij
een boom en strekt zich in de lengte op een
lagen tak uit, terwijl de van een beenachtigen
haak voorziene staart loodrecht naar beneden
hangt.
Jonge anaconda's hebben geen haak aan den
staart, maar beloeren toch haar prooi op dezelfde
wijze.
Heeft de water-aboma zich eenmaal op den
tak vastgezet, dan begint zij terstond haar aanlok-
kingsmiddelen in practijk te brengen. Nu eens
blatend als een hert, dan weer brullend als een
jaguar, laat zij allerlei geluiden hooren. Maar
gelijk zij haar listen weet te gebruiken, zoo
kent ook het slachtoffer instinctmatig behoed-
die morgen zou terugkeeren naar het familie-
slot van haar voorgeslacht. Hij sprak van
schulden en van documenten, van ouden, diepen
haat en nieuwe ontrouw, en van een slecht
geweten, dat eerst meent rust te zullen vinden,
wanneer alles verdwenen is, wat aan de begane
zonde herinnert.
Frauke's blonde kopje was haar op de borst
gezonken. Een scherp, leelijk licht was daar
plotseling op haar vriendelijken, zonnigen le-
vensweg gevallen.
z/En is dat waar van Thorbeeken en Hinze
vroeg zij zacht, terwijl zij bijna in tranen
losbarstte. En als door angst plotseling aan-
gegrepen, stond zij op en zocht bescherming
aan de zijde van den ouden Yos, nu alles haar
toescheen te wankelen en in elkaar te vallen.
De oude man greep de neerhangende hand
en nam die tusschen zijn groote, harde handen.
(Wordt vervolgd).
zaamheid, en zoo gebeurt het, dat het monster
weken of maanden vruchteloos rondtrekt van
de eene naar de andere drinkplaats.
De juiste tijd, die een water-aboma zonder
voedsel kan doorbrengen, laat zich moeilijk be-
palen. Verscheidene personen in Suriname heb-
aboma's gehad, die wel een jaar zonder voedsel
bleven, en in het museum te Georgetown was,
eenigen tijd geleden, een anaconda, die bijna
twee jaar gevast had, maar er toch nog even
plomp en rond uitzag.
Volwassen zoogdieren laten zich niet gemak-
kelijk door de water-aboma verschalken. De
onervaren jongen daarentegen, nog onbekend
met de listen en gevaren van hun wisselvallig
bestaan, moeten het gewoonlijk ontgelden.
Alle boschdieren hebben xnin of meer de ge-
woonte, onder het loopen vlak voor zich uit te
kijken, en wenden den kop zeer zelden rechts
of links en nog zeldzamer naar boven.
Deze eigensehappen nu stellen de water-aboma's
in staat haar prooi te bemaehtigen.
Wanneer nu een onvoorzichtig dier tot vlak
bij de schuilplaats der water-aboma gekomen is,
zwaait deze den afhangenden staart en kronkelt
zich onder vreeselijk sissen om het door den
schrik reeds half verlamd slachtoffer.
Nu tracht zij met haar tanden en het haak-
vormig uitgroeisel aan het staartuiteinde een
houvast of steun aan het lichaam van het slacht
offer te krijgen. Hierdoor is zij in staat zich-
zelf in te krimpen of samen te trekken, met
het gevolg, dat de beenderen van het slachtoffer
gebroken of ineengedrukt* worden, ofwel zij om-
klemt het zoo stijf, dat het weldra door ver-
stikking sterft.
En niet aanstonds laat zij dan nog los, neen
Het geringste teeken van terugkeer tot het leven
is haar voldoende om de omklemming nog vaster
te maken.
Na op deze wijze haar prooi geworgd te
hebben, kruipt de slang er eenige malen omheen.
Dan verb rij zei t zij de beenderen voorgoed en
verwerkt het geheele lichaam tot een vormloozen,
met speeksel bedekten vleeschklomp.
Hiermede gereed zijnde, begint zij hem naar
binnen te slikken, hetgeen dikwijls geruimen
tijd duurt.
Zij vangt doorgaans aan met den kop van het
gedoode dierzij grijpt dit binnen de sterk
uitgezette gewrichtsbanden en werkt het lang-
zaam naar binnen.
Gewoonlijk is de prooi grooter dan het
lichaam der slang. Doch geen nood, want de
kaken van het reptiel zijn elastisch, en ook de
tanden naar binnen gekromd, zoodat ze als weer-
haken dienst doen. Duim voor duim slikt dan
de water-aboma haar prooi in.
Eerst schuift zij een kaak een weinig vooruit
zoodat de tanden een weinig verder in het
vleeschder prooi dringen. Dan brengt zij de
andere kaak naar voor. Dit gaat zoo voort tot
eindelijk het geheele lichaam naar binnen gewerkt
is.
Deze slang kan een lengte van 10 M. bereiken.
De Oom als Heef.
(Uit het Russisch).
I.
Koesma Wassiljewitsch Petoeschkin was vol-
strekt mijn oom niet, maar hij wilde het met
alle geweld worden. Nu, daartegen had ik
niets in te brengen dat was zijn zaak. Men
behoefde ons beiden slechts aan te zien mijn
vader kon hij niet wezen, de zwaartillende,
acht en veertigjarige kolossus met de water-
blauwe oogen, het roodachtige haar en den
dito knevel ik ben weliswaar geen Adonis
maar toch een flinke, knappe jongen en vijf en
dertig jaar oud.
Sedert ik het geluk heb gehad, Koesma
Wassiljewitsch Petoeschkin bij 't zwemmen van
verdrinken te redden, had hij het zich in het
hoofd gezet, mij tot zijn neef en zijn voornaamste
erfgenaam te maken. Daartegen was niets in
te brengen, want Koesma Wassiljewitsch was
rijk en een buitengewoon handig man van zaken.
Ik was zijn zwak. Te drommel, een mensch
leeft niet van zakendoen alleen. En daar
Koesma Wassiljewitsch geen vrouw had, viel
de straal zijner genegenheid op mij.
Grischa, placht Koesma Wissiljewitsch
flegmatiek te zeggen, en hij knipte dan ge-
roerd met zijn oogjes je bent een leuke
baas hm een schrandere kop. Jou kon
het dus niet moeilijk vallen, hier of daar een
tante en een nicht op te duikelen. Ik trouw
met de tante, jij met de nicht en de zaak is
gezond
Ja, oompje, antwoordde ik, heel graag,
maar als mij toevallig de tante en u de nicht
beter bevalt, wat dan
Loop heen Wat een onzin zei Koes
ma Wassiljewitsch knorrig. Jij zult mijn neef
worden en daarmee basta. Op bevallen komt
het niet zoo erg aan.
Maar neem me niet kwalijk, oompje, riep
ik ontsteld, met een, die mij niet bevalt, wil
ik niet trouwen, neen, zelfs niet om u plezier
te doen.
Zoo—oo? meende Koesma Wassiljewitsch
gekrenkt, daar hebben we hetIk heb het
wel altijd gezegd, dat ik meer om jou geef,
dan jij om mij, niettegenstaande je me uit het
water gehaald hebt. Wat mij betreft, ik neem
onverschillig welke tante, als ik jou oom maar
wordt.
Nu, nu, oompje, lachte ik en dreigde
hem met den vinger, neem u niet te groote
dingen voor, u zou er berouw over kunnen
hebben.
Gek zei Koesma teeder, en daarmee was
de vrede hersteld,
Mijn oom te worden werd langzamerhaud
een idee fixe van Koesma Wassiljewitsch. Hij
was slecht geluimd, sikkeneurig en mopperde
op mij, omdat ik zijn hartewensch, waarmee
ik het niet al te ernstig nam, tot dusver ouver-
vuld had gelaten. Wat een parel moest ik toch
zijn Ik begon er mij heusch iets op te laten
voorstaan.
Dikwijls hield ik hem zrjn onbillijkheid voor.
Denk toch eens na, oompje zei ik ver-
wijtend, is het dan zoo eenvoudig, een tante
en een nicht te vinden, die beiden in onzen
smaak vallen
Och wat, in den smaak vallen bromde
Koesma Wassiljewitsch verdrietig.
Ja zeker, in den smaak vallen, hield ik
vol, en dan, neem aan Ik kom zoo'n knappe
jonge dame tegen. Zij loopt met een
vertrouwenwekkende, andere knappe dame. Ik
kan ze dan toch onmogelijk naloopen, ze mijn
parapluie aanbieden en vragen //Pardon dames,
is u moeder en dochter, of tante en nicht
In het laatste, gelukkige geval stel ik mij u,
juffrouw voor als candidaat naar uw hand. Een
candidaat voor u, mevrouw, breng ik zoo spoe-
dig mogelijk mee, als gij zoo goed wilt zijn,
mij uw adres op te geven
Domkop, zei Koesma boos, als je er ernstig
werk van wilde maken, zou je in de keuze der
middelen niet verlegen zijn.
Uw vertrouwen vereert mij, oompje,
meende ik met trotsche bescheidenheid, maar
zoo eenvoudig is de zaak toch niet. Ik wil
u echter een voorstel doen laten we samen
gaan zoeken.
Hij was tevreden en van toen af wandelden
wij dagelijks door de straten van Moskou.
II.
Er kwamen nu goede dagen voor mij, want
Koesma was zichtbaar beter geluimd en ont-
haalde mij in eersterangsch restaurants schit-
terend. Op een avond, wij zaten in het hotel
Bilto en kekeu nieuwsgierig de restauratiezaal
rond, kwamen twee dames binnen, beiden mooi,
aanvailig en beminnelijk. Plotseling riep de
jongste der twee half luid en op verschrikten
toon
Verbeeld u, tante, ik heb mijn portemon-
naie verloren
Koesma gaf mij onder de tafel een zoo ge-
weldigen schop, dat het mij groen en geel voor
de oogen werd. Ik sprong van myn stoel op
met vuurrood gelaat
Willen de dames mij toestaan, dat ik haar
help zoeken
Verbaasd keken zij mij aan daarop zei de
oudste koeltjes
Heel vriendelijk van u, mijnheer, maar
de zaak heeft niet veel om het lgf. Mijn nicht
zal haar portemonnaie thuis hebben laten liggen.
Neen, neen, tante, riep het nichtje leven-
dig, nu herinaer ik het my precies ik heb
de portemonnaie aan de Smidsbru in den win-
kel van Peschkoff laten liggen. Er was acht-
tien gulden in.
Wat trok zij daarbij een lief snuitje En
hoe glansden haar donkerbruine oogen
Heusch, de kleine was bekooriijk.
Weest zoo goed over mijn beurs te be-
schikken, dames, zei ik, en staat mij toe, dat
ik u een voorstel doe ik snel, neen, ik vlieg
dadelijk naar de Smidsbrug en breng u de
portemonnaie. Intusschen stel ik den dames
mijn vriend Koesma Wassiljewitsch Petoeschkin
voor. Mijn naam is Grigori Iwanowitsch Ma-
jevvsky en als ik terugkonr, doet gij ons de
eer aan, met ons te soupeeren.
Koesma straalde.
Een drommelsche venthoorde ik hem
tusschen de tanden brommen.
Hij was plomp opgestaan en maakte een
diepe buiging. De dames lachten vriendelijk.
Wat doet gij uw best, Grigori Iwano
witsch Tante, nu beleven we eindelijk eens
een echt avontuur; riep de nicht vroolijk.
Ja, maar alles moet zijn oorzaak hebben,
Ssonitschka eerst moeten wy ons aan de
heeren bekend maken, sprak de tante welwil-
lend, hun voorkomendbeid maakt mij verlegen.
Mijn naam is weduwe Awdotja Kyrillowna
Golotuszwa Ssofja Nikolajewna Snirnowa,
mijn nicht.
Wij reikten elkaar vergenoegd de hand. Ik
nam afscheid van het gezelschap en beloofde
zoo spoedig mogelijk terug te komen.
Mag ik uw kaartje mee, Ssofja Nikola
jewna vroeg ik. De winkelier mocht me
eens voor een langvinger van beroep aanzien.
Het meisje vertrok haar gelaat.
Dat is het juist, klaagde zij, mijn visite-
kaartjes zaten ook in mijn portemonnaie.