Ter Neuzensche Courant
Zaterdag 21 April 1906. No. 4830.
"jDttJEMDtt BLAD.
Landbouwber'achten,
TER NELZEN, 20 April 1906.
Dinsdag werd te Hoek door den notaris
Van der Moer, ten verzoeke van de erven der
weduwe Rocus de KrakerScheele, in het open-
baar verkocht eeu dubbel woonhuis en aanhoorig-
heden, groot 6 aren 45 centiaren.
Hiervan werden koopers de heereu Gebroeders
Kaan aldaar voor 2510.
Zaamslag, 19 April. Heden werd alhier door
de vereeuigiug //In 't belang der landbouwers"
aanbesteed de levering van 83500 K. G. chili-
salpeter eu ongeveer 16000 K. G. mais.
ingeschreven werd voor de chi 1 isal peter door
Blondeel te Aardeuburg, voor f 13,80, D. Scheele
te Ter Neuzen, voor 13,60, Adriaansens-Vlae-
ininck te Walsoorden, voor 13,54, P. J. Scheele
te Ter Neuzen, te leveren eerste helft maand Mei
voor 13,58, tweede helft Mei voor 13,06
en A. Wieland te Ter Neuzen, te leveren eerste
helft als boven voor 13,40 en tweede helft
voor 12,78.
Voor mais was de iuschrijving als volgt
A. Wieland te Ter Neuzen, voor f 7.15, P.
van de Ree aldaar, voor f 7.44, W. A. Wielaud
aldaar, voor 7.10, P. de Bruijne teAxel, voor
eerste soort aau 7.19, tweede 7.09 en derde
f 6.99, A. Dees te Zaamslag, voor 7.435, J.
G. Meijer aldaar, voor eerste soort 7,52, tweede
f 7.37, derde 7.20 en vierde soort 7.14,
Mels Dees te Zaamslag, voor eerste soort f 7,60,
tweede 7.32 en derde 7.25alles per
100 K.G.
De chilisalpeter werd gegund aan de laagsteu
inschrijverde mats werd met gegund.
Dezer dagen zijn door Belgische cotnmiezen
op hun gebied aangehoudeu een partijtje kippen
welke door twee vluchtende persouen werden
achtergeiateu. Het is te begrijpen dat deze dieren
oatvreemd zijn, alhoewel de herkomst nog niet is
vastgesteld kuunen worden. Het is niet onmoge-
lijk dat deze kippen te Zaamslag of te Boseh-
kapelle in de laatste dagen zijn ontvreemd.
Haddeu de landbouwers bij wie in beide
gemeeuten dezer dagen dergehjke ditfstallen hebben
plaals gehad, daarvan bij de poiitie aaugifte gedaau,
dan was het zeker niet onmogelijk geweest, dat
deze dieren door de eeu of ander hadden kunnen
worden herkend.
Zaamslag, 20 April. In den r.acht van Dins
dag op Woensdag hadden een of meer ouvoor-
zichtigen op den weg van het dorp naar Reuzeu-
hoek een paal neergelegd. Een voerman met een
gesloten rijtuig uit Axel, niets kwaadsvermoedende
reed op deze versperring en door hem werd de
paal verwijderd. Jammer misschien voor hen die
dezen streek hebben aitgehaald, liep alles buiten
verwachting goed af.
Bij het terugkeeren naar het dorp ontmoette
de voerman den gemeente-veldwachter welke hij
daarvan kennis gaf. Deze verkende toen den
weg maar kreeg geen zekerheid omtreut de dader
of daders. 't Ware intusschen te wenschen dat
dergelijke onverlateu maar direct in den val liepen
Philippine, 19 April. Woensdagavond 10
ure 50 min. hetft, de ringkade aan de Isabella
den vloed welke niet Zeer hoog was doorstaan.
Ruim een 70tal werklieden hebben gedurende
vijf dagen aan de ringkade gewerkt zoodat deze
aan een dijk gelijk is geworden. Thans is men
bezig die nog meer te versterken, zoodat alle
groud bestaat, dat de Jsabellapolder behouden is.
In den laatsten tijd verscheen in Belgische
bladen weer eeu bericht omtreut onderhaudeliugeu
die door den Belgischen Staat zouden zijn aauge-
knoopt omtrent uaastiug der spoorwegeu Geut-
Ter Neuzen en MechelenTer Neuzen met de
toevoeging dat men het over de voorwaarden van
afkoop spoedig eens zou zijn.
Bij informatie is ous gebleken dat dit bericht
op een misverstand moet berusten en dat in de
overname alleen zijn begrepeu enkele in Belgie
gelegeu spoorlijnen.
Boschkapelle. Een kip van den laudbouwer
J. Scheele heeft een kuiken met drie pooteu
Twee staan op de gewone plaats, edn staat achter
eeu der twee.
Alle drie de pootjes zijn normaal gevormd.
- Donderdag vierde het echtpaar J. v. Damme
Kurfmaker zijn vijftigjarig huwelijksfetst.
Van vele gebouwen wapperde de vaderlandsche
driekleur en in de kom der gemeente waren ver-
sieringen aangebracht.
'sNamiddags werden verschillende volksspelen
en fietswedstrijden gehouden. Yoor prijzen waren
circa 13 gecollecteerd voor de feestelijkbeden
circa f 100.
Vermel dens waardig is zeker, dat twee zusters
der bruid insgelijks hare gouden bruiloft gevierd
hebbeD.
Vlissingen, 20 April. Bij de heden ge
houden stemming voor een lid voor de Provin
cial Staten (vacature-Van der Meer) is gekozen
de heer Van de Putte (antirev.)
Middelburg, 20 April. Voor een lid voor
de Provineiale Staten (vacature-Graaf Van
Lijnden) is gekozen de heer H. P. den Bouw-
meester (vrijz. dem.)
MEDEDEELING
gedaan naar aanleiding van de overstrooming
van 12 Maart 1906, door Dr D. J. Hissink,
Directeur van het Rijks-landbouw-proef-
station te Goes, in de op 19 April te
Middelburg gehouden vergadering
van het Hoofdbestuur der
Zeeuwsche Landbouwmaatschappij.
In de gisteren te Middelburg gehouden
vergadering van het Hoofdbestuur der Zeeuw
sche Landbouwmaatschappij, van welke verga
dering wij in ons volgend nummer een verslag
hopen over te nemen, werd de volgende mede-
deeling gedaarr naar aanleiding van de overstroo
ming van 12 Maart 1906. door Dr. D. J.
Hissink, Directeur van het Rijks landbouwproef-
station te Goes.
Wanneer de dijk van een zeepolder doorbreekt,
komt het zoute water met groote kracht- op
de akkers.
Het nadeel, dat wordt toegebracht, is derhalve
tweeledig. Het water komt met kracht op het
land vallen en dit water is zout water.
Het zeewater bevat 3.5°/0 zout, waarvan
ongeveer 25°/0 keukenzout, of anders uitge-
drukt, l3 M zeewater bevat 25 KG keukenzout
en 10 KQ. andere zouten. Komt het water
1 Meter boven het land te staan, dan bevindt
zich op elke H V. 25U.OOO KG. keukenzout en
00 000 KG. andere zouten*). Hoofdzaak
vormen derhalve de chloorverbindingen.
Te veel chloorverbindingen nu zijn nadeelig
voor de planten, die niet op een zilten bodem
thuis behooren. Het keukenzout, in groote
hoeveelheid gegeven, gaat den plantengroei
tegen. Reeds in overonde tijden was dit bekend.
Zoo lezen we in Richteren 9: 45: //Voorts
streed Abimelech tegen die stad dien ganschen
dag en nam de stad in, en doodde het volk,
dat daarin was en hij brak de stad af en be-
zaaide haar met zout".
En in Ezechiel 47: 11. ,/Doch hare modde-
rige plaatsen en hare moerassen zullen niet
gezond worden, ze zijn tot zout overgegeven".
Ook de Romeinen bestrooiden de plaats,
waar een groote misdaad was gepleegd, met
zout, om haar op die wijze tot onvruchtbaar-
heid te doemen.
Toch kan het keukenzout nog wel eeniger-
mate als meststof in aanmerking komen, maar
eene hoeveelheid van 1000 KG. per HA. is al
meer dan de planten kunnen verdragen.
Welnu, eene hoeveelheid van 1O00 KG. per
HA. komt reeds op den akker, wanneer het
zeewater slechts over eene diepta van 4 mM.
in den bodem indringt.
Wanneer het gehalte van den bodem aan
keukenzout tot op eene diepte van 75 cM.
blijkt te zijn 01 dan is reeds ongeveer
11250 KG. keukenzout in den bodem doorge-
drongen, waarvan ongeveer 2200 KG. in de
bovenste 15 cM.
Gehalten van 0.5 behooren niet tot de
zeldzaamheden, zoodat we gerust kunnen zeg-
gen, dat ongeveer van 1050000 KG. keuken
zout per H. A. in den bodem komen, waarvan
2000 a 10,000 KG. in de bovenste 15 c.M.
Tengevolge der overstrooming komt dus
ongetwijfeld eene zoodanige hoeveelheid keu
kenzout op het land, dat de planten hiervan
de nadeelige gevolgen zullen ondervinden.
Daarbij komt dan nog dez-- omstandigheid,
dat het water met kracht op het land valt. De
bodem wordt tot eenige c. m. diep omgewoeld
en dooreengeroerd. Hetzelfde, wat gedurende
een rejenachtigen zomer en herfst geschiedt,
tengevolge van de vele en hevige regens, vindt
thans als 't ware in een oogenblik plaats d e
losse, krummelige struktuur van
den bodem wordt vernietigd; de
grond wordt dichtgeslempt. En
juist omdat het water, dat op den akker komt,
zout is, heeft dit dichtslibben in hoogere mate
plaats, dan bij zoet water (bij v. regen) hetgeval is.
Nu kan het wel gebeuren, dat de bovenste
grondlaag van een polder, die onder water heeft
gestaan, na eenige weken droogte, er vrij krutu
rn elig uitziet.
Men meent dan soms dat de grond weinig
of niet geleden heeft, maar de schijn bedriegt
hierbij den minsten regen slibt de grond
dicht.
Uit het voorgaande volgt, dat men eeniger-
mate een idee ervan kan krijgen, hoe zwaar
de grond beschadigd is door het gehalte aan
keukenzout te bepalen. Vooruit is moeilijk
te zeggen, of dit veel of weinig zal zijn. Ver-
schillende factoren toch kunnen daar invloed
op uitoefenen als het al of niet gedrai-
neerd zijn van het land, de soort van grond;
de omstandigheid, dat het land voor de over
strooming verzadigd was met zoet water, zoo-
Veel van het hier volgende is ontleend aan prof.
Van Bemmelen's Rapport: Be nadeelige gevolgen, die
eene overstrooming van zout water teweeg brengt.
dat slechts weinig zout water kon binnen-
dringen e. m.
In den laatsten tijd heb ik van verschillende
zijden de opmerking gehoord, dat men zich de
nadeelige werking van eene overstrooming niet
kan voorstellen.
Nieuw ingedijkte polders kunnen toch ook
vrij spoedig in cultuur genomen worden, zoo
redeneert men. Er is echier een zeer groot
verschil tusschen deze nieuw ingedijkte polders
en de overstroomde landen, wat duidelijk zal
worden door na te gaan de wijze waarop onze
schorren ontstaan.
De schorren ontstaan zeer geleidelijk. Deel-
tje voor deeltje wordt de klei uit het water
en onder het water afgezet. Juist omdat het
zout water is, slaan de kleideeltjes beter neer.
Het water stroomt door vele geulen lang-
zaam op en langzaam af. Er vormt zich op
deze wijze eene goed doorlatende bodem, waar-
toe nog de volgende factoren medewerken.
In de eerste plaats de plantengroei op de
schorren. De hoogst gelegen streek, die slechts
bij hooge vloeden onderloopt, draagt een zekere
grassoort (kweldergras) op het lagere gedeelte
is eene strook met eene andere zoutwaterplant
bedekt (suite) en de laatste meters grond, tot
waar de dagelijksche vloed oploopt, zijn met
hanepoot of zeekraal begroeid. Deze planten
houden de gevormde en de zich vormende
kleilaag poreus.
Gaat men nu inpolderen, dan verloopt er
toch altijd nog eenigen tijd gedurende welken
de dijk gelegd wordt.
In dien tijd vallen de regens op de bovenste
laag en spoelen door de uiterst losse, spons-
achtige sliblaag, waarin nog geenerlei verstop-
ping of samer.klinking aanwezig is, een ge
deelte der vele oplosbare zouten naar omlaag,
zoodat er eene dunne bouwlaag kan ontstaan,
die minder zoutrijk is. Dan verdwijnen hane
poot, de suite en het kweldergras de bodem
wordt droger.
Bij de uitdroging der bovenlaag ontstaan de
natuurlijke scheuren en kanalen de wortels
der oorspronkelijke planten gaan in rotting
over er ontwikkelen zich gassen en als de
wortels door de inwerking der lucht verteerd
zijn, blijven er holten in den bodem over.
Ook de insecten en dieren bevorderen die
losheid. Zoo heeft Mansholt in deu fVestpolder
(Gr.) opgemerkt, dat het bij ebbe droogloopende
strand 11a korten tijd bedekt is met de uit-
werpselen van zeewormen en dat dit fijne
materiaal een hoofdbestanddeel is van wat later
door den vloed wordt meegenomen en dan de
kwelders vormt.
Tengevolge van al deze omstandigheden is
de nieuw ingedijkte grond zeer poreus en spoedig
zijn zout kwijt.
Wanneer nu de bovenlaag voorziclitig, dus
niet in natten toestand bewerkt wordt, niet te
veel plat getreden en geroerd, dan b 1 ij ft zij
open als de afwatering deugdelijk is, kan het
water steeds een weg vinden naar beneden.
Zooals men ziet, zijn dit geheel andere om
standigheden dan die bij eene overstrooming
heerschen.
Voor de ondervindingen, opgedaan na de
overstroomingeu van 1825, 1863, 1877 en 1894,
verwijs ik naar de ,/Handelingen van het Genoot-
schap ter bevordering van Nijoerheidopgericht te
Onderdendam (Groningen)," en naar de werken
vaii de heeren Van Bemmelen, Mayer, Swaving
en Kakebeeke
Een beknopt overzicht hiervan vindt men in
het onlangs verschenen witboekje, uitgaande
van de Direfttie van Landbouw en samengesteld
door den Rijkslandbouwleeraar voor Zeeland,
den heer I. G. J. Kakebeeke.
Het is wel opmerkelijk, dat de raad, die al
deze onderzoekers geven, in hoofdzaak overeen-
komt met wat een landbouwer reeds in het
jaar 1793 schreef. Na den watervloed van
1776 schreef de Oekonouiiesche Tak van de
Maatschappij der Wetenschappen binnen Haarlem
in 1793 de volgende -vraag uit:
z/Welke zijn de beste en minst kostbare midde-
len, door proeven gestaafd, om de met zout
water overstroomd geweest zijnde zoo klei-,
zand- als veengronden, ten spoedigste, ten
minste binnen twee jaren, tot kunne vorige
vruehtbaarheid te herstellen
Hendrik Ponse, Bouwman te Geervliet en Lid
van de Commissie tot den Landbouw voor
Hollandsch Zuidelijk gedeelte, zond een ant-
woord in, dat, om welke reden ook, niet in
aanmerking kwam.
Hendrik Ponse wordt ons door Kops in zijn
Magazijn van Vaderlandschen Landbouw ge-
schilderd als een //voortrefleiijk Huisman, wonen-
de te Geervliet, in den Lande van Putten, ruim
twee uren van den Briel gelegen een Landman,
die zich zelven als schrijver geheel heeft ge-
vormif Zomers tot zijn bestaan den ploeg moet
drijven, en het verder landwerk verrigten, en
's winters met zijn pen den Landbouw ten dienste
staat."
De vloed van 14 Januari 1808 was oorzaak,
dat bovengenoemd geschrift van Ponse, op aan-
sporing van J. van Lokhorst, predikant te Geer
vliet, werd uitgegeven.
Reeds in deze voorrede lezen we //Indedaad
ook in den Landbouw is het noodig te weten,
dat men de Natuur wel helpen, maar niet
dwingen kan, daar het laatste niet dan als n adee
werkt. Het is altijd zeker, dat men, bij zulk
een ongeluk, liever iets lijden moet, en wel voor
een korten tijd, dan dat men door middelen,
welke, ja, op vruchtbare landen nut doen
maar integendeel de onvruehtbaar geworden
landen door zout water in derzelver onvrucht-
baarkeid buiten twijfel verlengen, zeer zeker
zijn ongeluk vermeerdert, en behalven verlies
van kosten en arbeid, zijne kwelling en droefheid
deswegens dikwerf voor jaren doet voortduren."
Toen in Februari 1825 wederom een water
vloed verschillende deelen van ons vaderland
teisterde, gaf Hendrik Ponse, die intusschen was
opgeklommen tot honorair lid der Maatschappij
ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam,
eene Handleiding uit voor de landbouwers, wier
landen door zout water overstroomd zijn.
In 22 paragrafen vinden we hier beknopt
aangegeven, wat den landbouwer te doen staat.
Ponse deelt in de eerste plaats mede dat het
zout nadeelig is en het derhalve noodzakelijk
is, alle mogelijke middelen aan te wenden, om
de met zout water overstroomd geweest zijnde
gronden van het zout te ontlasten.
Gronden, langs de rivieren gelegen, gewoonlijk
derhalve wei'anden, kunnen eenige malen onder
zoet water gezet worden eu aldus hun zout
kwijt raken.
Gaat dit niet, dan moet men het uitloozen
van het zout aan het regenwater overlaten.
z/Maar dit schiint ook alles te zijn, hetgeen de
kerstelling kan bespoedigen van de vrueht
baarheid der weilanden, die met zout water
overstroomd zijn geweest. Zij verbeteren dan
als van zelve."
Kon men ook aldus handelen met de bouw-
landen, dan ware dit het beste. Maar, aldus
Ponse, //dit is onuitvoerlijk, want dan zoude
in geheele streken van ons vaderland de land
bouw moeten stilstaan doch dezelve (deze
bouwlanden dus) op de gewone wijze te be-
bouwen is even weinig aan te raden want de
met zout water overstroomde landen in 1775,
op de gewone wijze bebouwdbrachten in de eerste
jaren, na den vloed, zeer weinig op, en tien
jaren later kon men, op eenige stukken land,
de gevolgen van de overstrooming nog duidelijk
waarnemen.
Om dan den bouw, in de met zout water
overstroomd geweest zijnde landen, zoo goed
als dit kan geschieden, aan den gang te houden,
zal men vooral diepe bouwingen moeten ver-
mijden het voordeeligste is, door lichte
bouwingen, zooveel losse aarde op het veld te
verkrijgen, dat men er klaver op kan zaaien,
met het vooruitzicht, dat het kan schieten
en klaverplanten kan voortbrengen de klaver
wil in zulke landen, als zij in de vat is,
nog al een goed gewas geven, en dat ver-
krijgt men dan met weinig kosten daaren-
boven maakt de klaver een penwortel en deze
maakt het land open, hetgeen voordeelig is
voor het nederzinken van het zout. Landen
die aan klaver liggen en vier of vijf jaren daar
toe gehouden worden, zullen daardoor hunne
vorige vruehtbaarheid weder verkregen hebben
daarom moet men vooral geen landen die voor
de overstrooming aan klaver gelegen hebben
breken, tenminsten niet in de twee eerste
jaren na den vloed en alsdan nog maar ligt
omploegen, want met dieper te ploegen dan de
bovengrond van het zout ontlast is zal men
alles weder bederven.
Men moet alzoo beginnen met die landen,
welke met zout water overstoomd ziju geweest,
ligt om te ploegen, en de grond zoo fijn te
breken, als mogelijk zij voorts kan men dezelve
met haver bezaaien, en heeft men geen lossen
grond genoeg, om de haver onder te eggen,
dan kan men die onder ploegen ;'nadat de haver
gezaaid is zal men die velden met klaverzaad
bezaaien, op de gewone maniermen kan dan
zien, wat daar van voortkome.
Haver toch wil, van alle vrucbten die wit
stroo hebben, op de met zout water overstroomd
geweest zijnde landen nog al het beste groeien
wordt zy het afoogsten waardig dan kan men
die inoogsten, anders late men het veld door
het vee afweiden."
Ook paardeboonen en erwten schijnen, volgens
Ponse, een goed gewas op te kunnen leveren.
Nogmaals legt Ponse er dan den nadruk op,
dat men vooral niet te veel aan het land moet
doendat men vooral de landen, als ze nat
zijn, niet moet ploegen; //dezelve worden daar
door niet geopend, maar taaijer en vaster."
,/Indien de landbouwers verwachten," zegt Ponse
verder, ffdat zij, door ploegen, eggen en be-
mesten, het zout spoedig zullen doen verminderen,
of den grond daar van ontlasten, zullen zij zich
teleurgesteld zienzij zullen in het vervolg
hun toevlucht moeten nemen, tot het aan klaver
leggen van hunne landen, zooals ik gezien heb,
dat heeft moeten gedaan worden, toen de landen
in 1775 met zout water overstroomd waren
geworden want de landen aan klaver te leggen
en dezelve drie of vier jaren rust te laten, is
het onkostbare en zekere middel om dezelve
tot de vorige vruehtbaarheid te herstellen."
VAN