Gemeiagde berichten.
Hoogwatergetij te Ter Neuzen.
WER
Touw als hier aanwezig komt bij alle maat-
schappijen voor en het bewijs is niet geleverd
dat het ter terechtzitting aanwezige behoort
aan de reederij van de //Cato". In de trossen
dier maatschappij komt steeds een groene draad
voor en die draad ontbreekt hier.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
zal dus, naar pleiter's meening meer bewijzen
moeten aanvoeren dat het touw aan de //Cato'
heeft behoord.
Aan beklaagde is ten laste gelegd medeplichtig-
heid aan diefstal maar er is hier geen diefstal
gepleegd. Is werkelijk het touw van de //Cato"
afkomstig, dan betreft het hier medeplichtigheid
aan verduistering.
Dit trachtte pleiter aan te toonen door aan-
haling van verschillende arresten van den Hoogen
Raad en het Hoog Militair gerechtshof.
Verdei' kwam het pleiter voor dat hier ook
medeplichtigheid in twijfel kan worden getrokken.
Het misdrijf, als het diefstal heeten mag, is
voltooid op het oogenblik dat het touw uit de
bergplaats werd weggenomen. Beklaagde kan
dus niet van medeplichtigheid, hoogstens van
begunstiging, beschuldigd worden.
De verdediger wees eindelijk op een ver-
zachtende omstandigheid. Op de Engelsche
schepen verklaart het volk bp de aanmonstering
aan boord van het schip zich te verbinden tot
gehoorzamen aan de bevelen.
Tegen niet gehoorzamen worden ernstige
straffen bedreigd. Beklaagde stond onder de
bevelen van den bootsman.
Mocht de rechtbank beklaagde niet vrijspreken
of niet ontslaan van rechtsvervolging dan hoopte
spreker dat dit laatste haar zal bewegen tot
het opleggen van een lichtere straf dan door
het openbaar ministerie is gevraagd.
Na re- en dupliek waarbij de ambtenaar van
het 0. M. verklaarde voldoende bewezen te
achten, dat het touw niet van den bootsman
was en diefstal aanwezig evenzeer als mede
plichtigheid werd aan den beklaagde nog
gevraagd of hi] wist dat het touw aan de maat
schappij behoorde. Hij verklaarde dat niet aan
den bootsman te hebben gevraagd maar dit wel
geweten te hebben. Het gebeurt echter wel
eens zeide hp dat er stukken touw aan
boord zijn die aan den bootsman behooren.
Toen hem de eisch werd medegedeeld, ver
klaarde hp die straf zeer zwaar te vinden.
Daarna werd de uitspraak in deze zaak be-
paald op a. s. Vrijdag.
De tweede zaak betrof J. J. B., 23 jaar,
winkelier, geboren en wonende te lerNeuzen,
thans te Middelburg gedetineerd, aan wien ten
laste werd gelegd dat hij op 8 Febr. j.l. te
Ter Neuzen, opzettelijk, van een bootsman van
het aldaar liggend stoomschip //Cato" heeft
gekocht een tros touw, terwijl hp wist, althans
begreep en begrijpen moest, dat dat touw door
diefstal, althans door misdrijf was verkregen.
In deze zaak waren vier getuigen gedagvaard,
terwijl de heer Mr. J. J. Heijse ook als ver
dediger optrad.
De eerste S. C. Hamelink, waterklerk te Ter
Neuzen, verklaarde 8 Februari 's avonds om-
streeks 9 uren op den kanaaldijk aldaar te zijn
geweest. Hij zag een bootje met beklaagde erin,
waarin zich een ingepakte groote rol touw be-
vond, gelijk aan de ter terechtzitting aanwezige.
Het stoomschip ,/Cato" lag in de buurt, maar
getuige heeft het bootje niet bij dat stoomschip
gezien. Het bootje kwam uit de richting er
van. Later heett hij het bootje zien varen
naar de oostzijde van het kanaal en de beklaagde
zat er nog in.
Dit sprak beklaagde tegen hij was aan de
westzijde van het kanaal uit het bootje gestapt
en zijn broertje was er in gegaan en had het
bootje naar de andere zijde van het kanaal
geroeid.
Get. kwam nu in zoover op zijn verklaring
terug door te beweren dat zich daarin een per-
soon bevond.
Hij zag het bootje op twee plaatsen aan-
leggen en op de laatste aanlegplaats er iets
uithalen. Verder heeft hij op den dijk sporen
gevonden van zakkengoed. Hij heeft die sporen
gevolgd en die leidden tot de woning van Izak B.,
een broeder van den beklaagde.
De beklaagde had geen aanmerking op wat
door get. was verldaard.
Op een vraag van een der rechters of get.
van meening was dat het broertje van beklaagde
de tros uit het bootje zou kunnen brengen,
verklaarde hij dit te betwijfelen. E>- waren
echter nog een paar personen in de buurt.
De volgende get., de bootman H. J. Aar-
noutse te Ter Neuzen, was in den avond van
8 Febr. ook in de buurt van 't kanaal. Om-
streeks negen uur of half tien zeide hij tegen
Hamelink, dien hij ontmoette, //kijk daar staat
de kleine van B. op den dijk."
Van een bootje heeft get. niets gezien.
's Avonds heeft hij beklaagde gesproken, die
hem zeide /Simon dat is de eerste getuige
was daar straks nog al nieuwsgierigik heb
een rol touw gekocht van de //Cato," het was
60 vadem en ik betaalde er twintig shilling
voor," waarop get. zeide //dan hebt ge een
goeden dag gemaakt."
De inspecteur van politie C. Klaassen, de
volgende get., verklaarde in denzelfden geest
als in de eerste zaak.
Get. heeft beklaagde gehoord. Deze zeide
hem een stuk touw gekocht te hebben dat lag
in den kelder van zijn vader. Hij liet dat touw
zien, doch dit bleek oud touw te wezen. Daarna
is bij andere famiiieleden van beklaagde een
onderzoek ingesteld en eindelijk de tros gevonden
bij Iz. B.
Beklaagde heeft later hem bekend dat hij
van den bootsman geld moest hebben wegens
geleverde sigaren. Deze kon hem niet betalen
en daarom heeft hij de tros in betaling genomen,
wijl die toch allicht een veertig gulden waard
was. Het broertje heeft op den uitkyjk gestaan,
naar bekl. verklaarde om te letten op de com-
miezen, maar hij weet wel dat deze zich met
zulk'e zaken niet bemoeien.
De beklaagde beweerde dat hij het touwwerk
ongezien trachtte over te brengen omdat men
geen goederen aan den wal mag brengen, zonder
bewijs, daarom stond zijn broertje op den uit-
kijk.
Hij beweerde verder dat hij het touw ge
kocht had zonder de waarde ervan te kennen,
en dat de bootsman hem gezegd had het te
mogen verkoopen.
De president wees hem op het onwaarschijn-
lijke daarvan, waarop de beklaagde zeide den
bootsman reeds lang te kennen, veel zaken met
hem gedaan te hebben en hem te vertrouwen.
De inspecteur lichtte zijn verklaring nog
nader toe en zeide dat het veelvuldig voorkomt
dat de zeelieden goederen geven aan de koop-
lieden in tabak enz. tot afdoening hunner
schuld. Hij verklaart ook verder dat, toen de
getuigen Hamelink en Aarnoudse aan het kanaal
kwamen beklaagde uit de boot is gegaan, die
door zijn broertje naar den overkant heeft
laten roeien, en te voet is omgeloopen om zijn
broeder Jac te waarschuwen
De verdediger vroeg den getuige inlichtingen
omtrent het door de firma Wilson gebruikte
manillatouw, naar aanleiding van het ontbrekeu
van de groene draad in de aanwezige tros.
Get. Klaassen deelde mede dat de makers
van de manillatros aan de firma Wilson hebben
verklaard dat een hun van den aanwezigen tros
genomen, vertoond monster afkomstig was van
door hen voor genoemde firma vervaardigd touw.
Dit was, bij uitzondering, touw zonder een
groenen draad. Dit is officieel bevestigd, de
bewijsstukken daarvan zijn door get. overgelegd.
De laatste getuige, de stuurman Warden,
verklaarde geheel in denzelfden geest als in
de eerste zaak.
Thans werd de beklaagde gehoord.
Hij gaf toe in den avond van 8 Febr. aan
boord van de //Cato" geweest te zijn en daar
gesproken te hebben met een bootsman, die hem
geld schuldig was. Deze vroeg hem of hij een
eindje touw in betaling wilde nemen. Beklaagde
vroeg of dit zijn eigendom was, waarop de
bootsman antwoordde //natuurlijk."
Hij vroeg er een pond voor en zeide bekl dat,
als hij dat er voor geven wilde, hij er om
komen kon. Dit heeft beklaagde gedaan.
Hij bleef er bij dat hij het touw niet gezien
had toen hij het kocht, omdat hij vertrouwen
stelde in den bootsman.
Hij wist ook niet dat deze over het touw niet te
beschikken had. Hij weet wel dat het touwwerk,
dat zich aan boord van een schip bevindt aan
de reederij toebehoort, maar het kan toch
meent hp ook wel voorkomen dat iemand
van de bemanning touw bezit.
De president wees beklaagde op de lage
koopsom, die hij betaald had voor een rol touw
van zooveel meer waarde, want voor een klein
eind touw zou hij zeker geen twaalf gulden
hebben gegeven.
Beklaagde gaf toe dat hij wel geweten had
dat het touw, dat hij kocht, zeker de waarde
van f 12 zou hebben, daarvoor vertrouwde hij
den bootsman genoeg.
Na het touw gekocht te hebben, is beklaagde
naar den wal gegaan en heeft hij aan zijn
broer Jacobus dit medegedeeld. Daarna is hij
met zijn bootje langs zij van de //Cato" gekomen
en heeft het touw overgenomen.
Zijn broertje had hp op den uitkijk gezet
omdat hij vreesde dat er commiezen zouden
komen. Niet met het oog op de politie, want
die heeft hij daar nooit gezien.
Nader omtrent het touw ondervraagd, zeide
beklaagde dat, toen hij het touw in zijn boot
had, hp zag dat het een groot eind was en meer
waard was dan f 12.
Beklaagde is met de boot een eind heen
gevaren, is toen aan den wal gekomen en heeft
aan zijn broertje gezegd dat hij met het touw
naar den overkant zou varen aan een anderen
broer vroeg hij het touw uit de boot te helpen
halen.
De beklaagde gaf niet toe dat hij begrijpen
moest dat het touw door diefstal was verkregen
en aan de reederij van de j/Cato" behoorde.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
wees erop dat beklaagde toegeeft het touw
van den bootsman gekocht te hebben, maar
ontkent dat hij wist dat het behoorde aan de
reederij
Hit de omstandigheid dat beklaagde, die veel
op schepen komt, op een schip van een bootsman
een stuk touw koopt voor een exborbitant lagen
prijs, mag reeds voldoende worden afgeleid dat
hi] begrijpen moest dat het touw op een oneerlijke
manier was verkregen.
Hij achtte het ten laste gelegde volkomen
bewezen en nam deze gelegenheid te baat om
den inspecteur van politie te Ter Neuzen zijn
tevredenheid te betuigen over zijn flink optreden
in deze.
De ambtenaar vorderde schuldigverklaring
van den beklaagde aan heling en zijne veroordee-
ling tot zes maanden gevangenisstraf, na aftrek
der preventieve hechtenis.
De voorzitter wees den beklaagde er nog op
dat hij voor den rechter-commissaris verklaard
heeft geweten te hebben dat, als hij touw van
den bootsman kocht, deze dit op oneerlijke
wijze moest verkregen hebben.
De verdediger meende dat de rechtbank er
genoegen mede zal nemen dat hij zich refereert
aan hetgeen hij in de eerste zaak heeft gepleit
en aan wat hij in de nog volgende zaak zal
aanvoeren.
De beklaagde vroeg nog aan de rechtbank
hem een lichtere straf op te leggen dan door
den ambtenaar was gevraagd omdat het er hem
niet om te doen was winst te behalen, doch
het hem toekouiende geld langs dezen weg te
verkrijgen.
De uitspraak werd bepaald op VTijdag a, s.
de geheele zaak niet bemoeid,
hij zijn deei van de opbrengst
De derde zaak had betrekking op Jac. J. B.,
34 jaar, herbergier, eveneens geboren en wonende
te Ter Neuzen, ter zake dat deze, eveneens te
Middelburg gedetineerd, op verzoek van zijn
broeder Jozias meergenoemde tros touw op
zettelijk uit winstbejag heeft verborgen.
In deze zaak waren drie getuigen gedagvaard
en trad Mr. J. J. Heijse als verdediger op.
De eerste get., de inspecteur van politie
Klaassen, verklaarde hetzelfde als door hem in
de vorige zaken was medegedeeld.
De verklaring van den stuurman Warden,
den tweeden get., stemde eveneens overeen
met die door hem in de eerste zaken afgelegd.
De laatste getG. de Zeeuw, eveneens te
Ter Neuzen, verklaarde in den avond van 8 Febr.
aan het kanaal te zijn geweest. Hl] zag Aarnout
B. met een bootje naar den overkant, den
buizenkant, van de gemeepte varen en toen het
bootje aangekomen was, twee of drie personen
bij het bootje scharrelen. Hij wist echter niet
wat zij gedaan hebben, wel heeft hij beklaagde
uit zijn woning zien komen en naar het bootje
zien gaan. Later heeft hij hem uit de richting
van 1. B.'s woning zien komen.
Ook deze get. heeft sporen in den lossen
grond gezien van iets dat er over vervoerd
was die sporen liepen van den dijk tot aan
het huis van Izak B.
De beklaagde verklaarde dat in den loop
van den avond van 8 Febr. zijn broer Jozias
bij hem kwam, eggende dat hij een eindje
touw had gekocht van den bootsman van de
z/Cato." Later kwam hij weer en vroeg of hij
het eindje touw, dat met een bootje was aan-
gevoerd, wilde helpen opbergen.
Beklaagde voldeed daaraan, heeft het touw
uit de boot genomen en het gerold naar de
woning van zyn broeder Izak. Daar is het
geborgen in een schuurtje achter de woning.
Op de vraag van den voorzitter of zijn broer
Jozias niet had gezegd vDenk er aan dat
Simon Hamelink het heeft gezien" en wat
de bedoeling daarvan was gaf beklaagde dat
toe de bedoeling was, meende hij, te waarschu
wen voor de commiezen.
Hij heeft het touw in de woning van zijn
broeder gebracht omdat dat het gemakkelijkst
en hi] er dan dadelijk af was.
Later gaf hij toe dat bij het brengen van
het touw-naar zijn eigen huis allicht dezen of
genen het zou gezien hebben, daar hij dan de
meer verlichte brug moest passeeren, hij was
bang voor de commiezen.
De president merkt op dat hij zeker de //politie"
bedoeldt, wat beklaagde toestemd.
Bij gaf toe dat hij begreep dat zijn broer
niet op eerlijke wijze aan de tros touw was
gekomen.
Hij doet altijd met zijn broeder de zaken
samen van de winst op bet touw zou hij ook
zijn deel hebben gehad.
De ambtenaar van het openbaar Ministerie
wees er op dat beklaagde volmondig het hem
ten laste gelegde bekent. Hij geeft toe dat
de bedoeling was om winst te behalen.
De bekentenis van beklaagde wordt bevestigd
door de getuigenverklaringen.
Het ten laste gelegde wettig en overtuigend
bewezen achtende, vorderde de ambtenaar
schuldigverklaring van beklaagde aan heling
en veroordeeling tot zes maanden gevangenisstraf,
met mindering der preventieve hechtenis.
De verdediger refereerde zich voor een deel
aan hetgeen in de eerste zaak door hem is
gepleit. Wat dezen beklaagde betreft, meende
pleiter dat het fond van heling is winstbejag
en dat bij verberging dat winstbejag moet
worden bewezen. Op het oogenblik van het
verbergen bestoud dat winstb'jag niet. Onver-
schillig waar beklaagde op het oogenblik der
berging was geweest, had hij zijn aandeel ge-
kregen in de gemaakte winst. Ook al had
hij zich met
dan nog had
gekregen.
Pleiter kwam tot de conclusie dat van
winstbejag geen sprake is en de medeplichtig
heid niet is bewezen.
Hij was daarom van oordeel dat de beklaagde
zal moeten worden ontslagen van rechtsver
volging. Maar mocht toch veroordeeling volgen,
hoopte hi] dat hem zeker een mindere straf
zal worden opgelegd dan de door den ambtenaar
gevorderde daar bij het niet eens is met het
0. M dat deze beklaagde even zwaar zou moeten
worden gestraft als de vorige.
Na re- en dupliek, waarbij zoowel de ambte
naar als de verdediger bleven bij hunne genomen
conclusion, werd het onderzoek gesloten en de
uitspraak in deze zaak ook bepaald op a. s.
Vrijdag.
Volgens besluit van den dijkraad van het
calamiteuse waterschap Bruinisse zal de zeedijk
over een lengte van 3389 meter 30 a 40 c.M.
worden verhoogd.
Men meidt
Het is eenige dagen na de ramp, die Zeeland
12 Maart getroffen heeft. De miliciens van de
3e comp. le bat. 3e reg. inf., te Bergen op Zoom
staan gereed hun vijfdaagsche soldij in ontvangst
te nemen. Een hunner zegt zijn geheele soldij
te willen geven voor de slachtoffers der over-
strooming. Onmiddellyk sluiten alien zich eenparig
bij hen aan en verzoekeri hun kapitein, den heer
Lienders, hun soldij ter beschikking der noodlij-
denden te willen stellen. De kapitein kan echter
aan dit verzoek niet voldoen, het geld wordt hun
uitbetaald, maar met de pas opgestreken vijftig
cent in de hand vervoegen zij zich oogenblikkelijk
bij den fourier der compagnie en overhandigen
hem de soldij. Niet een die achterbleef.
Een landbouwer te Ureterp (Friesland) zag
eenige maanden geleden het wilde zwijn, waarop
reeds tweemaal tevergeefs jacht was gemaakt, bij
zijn tamme vgrkens in het laud. Toen men er
op losging vluchtte het dier.
Een van deze tamme varkens heeft nu onlangs
14 biggen, waarvau nog negen in leven zijn, ter
wereld gebrachl, blijkbaar van wild geslacht, wijl
zij geel gestreept en schuw zijn. Ook komt de
kop in vorm geheel overeen met dien van wilde
varkens.
ZEETIJJDHNUEN.
Van 30 Maart tot en met 1 April.
Positie der stoomschepen.
Aan
ging en
*Ter
gever i
goeding
Elk 1
eenige be
De h
om het
*Het
van eeni
meut, d<
te niet t
lndien
van de t
lid van
zake var
tevens sc
De Mi
voudig
werkgeve
DAGEN.
Voorm.
Nam.
Dinsdag
3 April
8.7
8.52
Woensdag
4
Ht.39
10.22
Donderdag
5
11.—
11.31
Vrijdag
6
11.59
Zaterdag
7
0.23
12.45
Zondag
8
1.6
1 25
Maandag
9
1.45
2.4
6)
rOot t
Rein hold
en wel be
er een hs
U onaang
n Waari
«r We],
strekt oo
persoon.
gemakkeli
spoor Da
het is uat
in een c
zoodoeude
hebzucht
dan v
vermiukt,
of aan eer
die als b<
dan is de
heid, voo
Als hel
VLAG
NAAM. MS. Van en naar. Lading.
30
30
31
31
31
Eng. .8.
idem
Duils. s.s.
Eng. s.s.
Eng. s.s.
idem
Duits s.s.
Ned. s.s.
Eng. s.s.
Eng. s.s.
Duits. s.s.
Eng. s.s.
Iiuss. s s.
Eng. s.s.
idem
Duits. s.s.
Deen. s.s.
Eng. s.s.
Deen. s.s.
Eng. s.s.
idem
idem
idem
idem
Duits s.s.
Russ. s.s.
Eng. s.s.
toor Ter It'euzeiii
Quenast
Abbotsford
Magd Fischer
River Lagan 2272 Louden
Van Ter Keuien
Quenast 1610 Louden
Hailing 12199 idem
Magd. Fischer .784 |Bleyth
Voor Genl
lfiiO Louden ledig
29/9 Leith stukg.
1734 Middlesbro ijzer
stukg.
macad.
stukg.
ledig
La Flandre
Derrymore
Cremona
Mietzing
Sea Hound
Mary
Van Gent
ii716 Philadelphia petrol.
1424 Irvine
3466 Leith
1457 Dantzig
3 85 Londen
3182 Libau
landb. z.
kolen
hout
stukg.
Jaout
Ousel
Harelda
Minnie
Nordsoen
Nevada
Nishny Novg.
Coruna
Dresden
Truro
Sea Gull
South Meore
Martha
Natalie
3633 Manchester
3645 Liverpool
22-i 0 Newi'arhw.
2836 Memel
3557 Leith
2939 Antwerpen
3554 Leith
2326 Goole
33 6 Hull
2762 Londen
257i Methil
2382 Dantzig
4955 Bleyth
Voor Selzaete
stukg.
idem
phosph.
ledig
idem
idem
idem
stukg.
idem
idem
ledig
phosph.
ledig
teer
ledig
Commercial 321 Cherbourg
an Selzaete t
Eng. s.s. 'Commercial 321 Havre
Van 30 Maart tot en met 1 April werden
langs de Oostluizen alhier 48 binnenvaartuigen
op- en 50 afgeschutdoor de Westsl. 8 op
en 8 afgeschut.
s.s. HENRY vertr- k 28 dezer van Rotterdam naar Algiers,
s.s. GUIDO in lading le San Juan,
s.s. HARALD in lossing te Rotterdam,
s.s JENNY in lossing te West-Hartlepool.
s.s. RICHARD vertrok 29 dezer van New-Castle on Tyne
naar Marseille.
it Zijn i