BIJV0EG3EL Ter Neuzensche Courant Dinsdag 3 April 1936. No. 4823. Binnenland. Men rneldt uit den Haag De op 54jarigen leeftijd benoemde Commissaris der Kouingin in Zeeland, Mr. H. J. Dijckmeester, werd reeds kort na voitooiing zijner academische studien in 'a rijks dienst geplaatst en wel als adjunct commies aan het departement van kolonien, waarbij hij tot den rang van hoofdcommies werk- zaam bleef om toen onder den Minister van Binnenlaudsche Zaken, Jhr. Six, als referendaris naar laatstgemeld departement over te gaan. In laatstgemelde betrekking was hij vele jaren met groote bekwaamheid werkzaam als chef van de afdeeling onderwijs. Met zijn toenmaligen arabtgenoot, later raad-adviseur, thans wijlen den heer Van Kempen, heeft Mr. Dijckmeester de herziening der onderwijswet onder Minister Mackay zoowel voor de wetgevende macht als de uitvoering daarvan na aanneming, voorbereid. Beider ver- diensten met betrekking tot deze taak werden gehuldigd door de toekenning der ridderorde van den Nederlandscken Leeuw. Na het aftreden vaD den secretaris-generaal Mr. Hubrecht werd op diens aaubeveling de heer Dijckmeester tot zijn opvolger beuoemd. Zijn conscienlieuse opvatting van zaken, zijn bezadigdheid, rechtvaardigheidszin en zijn humaue omgang met het ambteuaarspersoueel in alle rangen, wordeu ten zeerste geroemd. Zijn heengaan van Biunenlandsche Zaken laal dan ook gemengde gedachten achter van vreugde over de hooge onderscheiding hem ten deel gevallen door de keuze tot hoofd van gewestelijk bestuur in een der provincien van oprecht leedwezen over het vertrek van den man en chef, wien zooveel hoogachting en sjmpathie werd toegedragen. De heer Dijckmeester komt aan het hoofd van het Zeeuwsche provinciaal bestuur zonder staat- kundige antecedenten. Trouwens is 't met be- kend, dat hij zich ooit bij eenige politieke fractie heeft aangesloten. En al weet men stellig, dat hij geen anti-liberale gevoeleus beleid, zeker is het ook dat met hem geen partijman op den gouver- neurszetel in Zeeland zal plaats nemen. Retranchement 2,50, Cadzand 9,50, Axel 14,72, den Hoek 5, Ter Neuzen 15,12, Zaamslag f 15, Hontenisse c. a. y 6,19, Hulst niet gehouden en Sas van Gent met Philippine/4. Giften van Kerkvoogdyen voor genoemd Fonds: te Aardenburg 5, Oostburg 10 en Ter Neuzen f 5. Bijdragen voor het Fonds ter verbetering der schraalste Predikantstraktementen Van de Kerkvoogdijen te Breskens 6, Groede f 1 en Zuidzande f 2. Collecten om te voorzien in de geestelpke behoeften te Sluiskil 7,60. Voor de Synodale Weduwen- en Weezenbeurs Giften van Kerkvoogdijen te Aardenburg 5, Hulst 10 en Ter Neuzen f 5. Bijdragen voor de Generale Kas IJzendijke 19, Biervliet 5,50, Hoofdplaat 2, Waterlandkerkje 22,15, Schoondijke f 17,60, Breskens niets ontvangen, Groede 7, Nieuwvliet 2,75, Sluis 45,25, Sint Anna ter Muiden f 10, Sint Kr uis f 9, Aardenburg 46,55, Oostburg f 25,40, Zuidzande f 3,75, Retranchement 3,50, Cadzand 18, Axel niets ontvangen, den Hoek 71, Ter Neuzen 41,75, Sluiskil f 5,35, Zaamslag f 6, Honte nisse f 15,85, Hulst f 46,25 en Sas van Gent met Philippine niets ontvangen. Waterschap beoosten het Kanaal Gent-Neuzen. TER NEUZEN, 2 April 1906. Bij Kou. besluit is benoemd tot dijkgraaf van den Kruispolder de heer A. van Damme te Hontenisse. Bij Kon. besluit is met ingang van 1 April o. m. bevorderd tot commies bij de rijks- postspaarbank, de heer A. J. van Braband, vroeger te Hontenisse. Bij Roninklijk besluit zijn de opzieners der tweede klasse der visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche stroomen, J. J. Sipsma en J. G. Haeck Czn., met ingang van 1 April 1906, bevorderd tot opzieners der eerste klasse van die visscherijen. De werkzaamheden aan de doorbraak van den Clarapoider zijn door "den aanuemer De Ruischer aangevaDgen. Het dichten van 't gat in den zeedijk van den Isabellapolder, voor rekening van den eigenaar den heer Mr. Tienpondt, geschiedt in eigen beheer onder toezicht van den dijkgraaf, die mede met de werkzaamheden is aangevangen. Men is druk bezig aan het herstellen der afgebrokkelde deelen aan de binnenzijde der zeewering en hoogaarzen voeren aarde aan. De uitgeschuurde opening in de doorbraak wordt gevuld met een vaartuig ter leugte van ruim 35 meter, en dat geballast met steen ter plaatse zinken zal. Elken dag, misschien heden (Maandag) nog, wordt dit schip verwacht. Doen zich geen buitengewone omstandigheden voor, dan mogen na een paar weken de Braakman- oevers weer hersteld heeten. Zaamslag, 31 Maart. De opbrengst der collecte, alhier gedaan voor de noodlydenden door den watersnood, heeft alhier opgebracht de som van 2514,30. Philippine, 31 Maart, Doordien de voorgron- den aan de haven, die tot het Rijk behooren, booger liggen dan de zate welke aan de gemeente behoort is het steenschip van scbipper Jules de Gendt, geladen met straatkeien, middendoor gebroken. Het vaartuig zal derhalve zoo spoedig mogelijk worden ontladen. Retranchement, 29 Maart. Bij het Classikaal Bestuur van IJzendijke is aan giften en bijdragen over het afgeloopeu jaar ontvangen Collecten voor het Fonds van Noodlijdende Kerken en Personen IJzendijke 3, Biervliet 5,75, Hoofdplaat 3, Waterlandkerkje/2,50, Schoondijke /7,61, Breskens 2,80, Groede /8,18, Nieuwvliet niet gehouden, Sluis 5,87, Sint Anna ter Muiden J 1,50, SintKruis j 1,80, Aardenburo1 0,505, Oostburg 2,18, Zuidzande 2,55°, Door Gedeputeerde Staten van Zpeland is thans opnieuw bij de Provinciale Staten inge- diend en aan de belanghebbende polder-besturen toegezonden een voorstel tot oprichting van een waterschap totinstandhouding van den oever voor de polders Noord-, Ser Lippens en Nieuw- Othene en ran de daarachter gelegen dijken, met eene memorie van toelichting. Reeds in Januari 1904, werd dit voorstel door Ged. Staten gedaan, thans in zooverre gewijzigd, dat de kosten der werken tot onderhoud van de tweede waterkeering, behalve ten laste van de overige polders, ook komen ten laste van de polders Ser Lippens en Nieuw-Othene De vergaderingen van ingelanden van deze twee polders betuigden instemming met het primitieve ontwerp, doch bij de overi e polders bestonden daartegen bedenkingen, op grond dat de achterliggende polders niet, of slechts in geringe mate belang hebben bij het behouden van de polders Nieuw Othene en Ser Lippens, doch wel bij het instandhouden van de eerste waterkeering achter den zeedijk, die ook het uitwateringskanaal beschermd. V oorts waren die polderbesturen van meening, steunende op een ad vies van Mr. De Witt Hamer, dat de kosten van verbetering van den noordelijken dijk van het rijksafwateringskanaal, welke dijk een deel van de eerste waterkeering uitmaakt, geheel voor rekening van het Rijk zou moeten komen. Ook werd ernstig bezwaar gemaakt, om de kosten, tegen het op rich ten van een waterschap, doch verzocht het voorstel in te trekken en steun te verleenen a. tot het sluiten van eene orereenkomst tusschen al de betrokkene polders of water- schappen voor het voor gemeenschappelijke rekening in orde maken van de eerste water keering achter de zeedijken van den Nieuw-Othene en Ser-Lippenspolder voor zoover dit betrofde dijk tusschen den Nieuw-Othepe en den Ser- Lippenspolper aan de eene en den Zaamslag- polder aan de andere zijde, en die tusschen den Othene en den Margarethapolder (voor zoover dit niet kon geschieden voor rekening van de water keei ing van den calamiteuzen Margaretha polder). b. voor het verkrijgen van de toezegging der Regeering, dat voor Rijksrekening zal worden voorzien in den toestand voor het deel dier waterkeering gevormd door den noordelijken dijk van het Bijksafwateringskanaal. Ged. Staten vonden in de ingebrachte be- zw ren en het verzoek aanleiding hun voorstel aan te houden en gelegenheid te geven tot het treffen eener overeenkomst tusschen de betrokken poldeis of waterschappen, welke overeenkomst i April 1905 tot stand kwam en door hen werd goedgekeurd. De Minister van Waterstaat, Handel en Nijver- heid, werd met een en ander in kennis gesteld en te kennen gegeven dat naar het gevoelen van Ged. Staten na die overeenkomst de betrokken landstreek voldoende beveiligd kan worden ge- acht, indien ook de noordelijke dijk van het Rij ksaf wateringskanaal in de polders Noord en Ser-Lippens in behoorlijk waterkeerenden staat wordt gebracht en gehouden. Den Minister werd verzocht te berichten of de Regeering bereid zal worden bevonden daartoe over te gaan. Die toezegging werd door den Minister niet gegeven. Z. Exc. meent, dat hier waar zeer groote belangen op het spel schijnen te staan, geen toevlucht mag worden genomeu tot het middel van wij ken voor het water en terug- tiekken op slapers of inlagen, zoolang andere middelen nog niet zijn uitgeput. Door dat antwooid treft ook de overeenkomst geen doel, daar zij is gegrond op de mede- werking van het Rijk tot verdediging van den dijk van het afwateringskanaal. Er moeten dus andere middelen gevonden worden om het behoud van de bedreigde land streek te bevorderen. Ged. Staten hebben eene poging aangewend om de ingelanden van de polders Nieuw-Othene en Ser-Lippens te bewegen calamiteus ver- kianng Van die polders aan te vragen, doch deze zijn hiertoe niet bereid, op grond dat zij werd die calamiteus verklaring verleend zoo zwaar zouden worden gedrukt, dat zij van hunne landerijen bijna geen inkomsten meer zouden genieten en dat er onder de ingelanden personen zijn, die de opbrengst hunner lande- rpen niet kunnen missen, willen ze in staat blijven hunne maatschappelijke positie te hand- haven. Waar andere middelen faalden, zien Ged. Staten zich dus genoodzaakt, opnieuw in te dienen hun vroeger aangehouden voorstel tot oprichting van een //Waterschap van polders en waterschappen beoosten het kanaal Gent- Ter Neuzen." Volgens het ontwerp-regelement legt het waterschap aan, beheert en onderhoudt. 1°. de werken, welke noodig.zijn voor de verdediging van den oever voor de polders Nooid, feei-Lippens en Nieuw Othene, begrepen tusschen het bij het Kijk in beheer zijnde oevergedeelte voor de vesting Neuzen en den mede verdedigden oever van den calamiteuzen Margarethapolder, de zeedijken van de polders Ser-Lippens en Nieuw-Othene 3°. de dijken met hunne kunstwerken tus schen den Nieuw-Otbenepolder aan de eene zijde en den Margarethapolder aan de andere zijde b. den Nieuw-Othenepolder aan de eene zijde en den Zaamslagpoider aan de andere zijde c. den Nieuw-Othenepolder aan de eene zijde en den Ser-Lippenspolder aan de andere zijde. d. den Ser-Lippenspolder aan de eene zijde en den Zaamslagpoider aan de andere zijde. De zorg voor de instandhouding van den nooidelijken dijk van het rijksafwateringskanaal in de polders Noord en Ser Lippens met zijn kunstweiken kan, met inachtnemieg van art 1 der wet van 10 Nov. 1900 (Stbl. 176) bij het waterschap worden overgebracht. Volgens het voorstel zal het waterschap worden gevormd door 54 polders of water schappen, ter gezamenlijke oppervlakte van circa 19000 Hectaren. Je verdediging van den oever voor de polders is destijds geraamd op 1,250,000, terwijl het in behoorlijken staat brengen der binnendijken werd geraamd op 54,000. REGHTSZAKEN. Arrondissements-rechtbank te Middelburg. Zooals wij in ons vorig nummer meldden stonden Vrijdag voor bovengenoemde rechtbank terecht F. H., bootsman te Wetterensey, J. J. winkelier, en J. J. B., herbergier, te Ter Neuzen, thans gedetineerd te Middelburg. Omtrerit de behandeling dezer zaknn ontleenen wij o. m. aan de Midd. Ct. het volgende Het eerst kwam in behandeling de zaak tegen F. H., oud 35 j., bootsman, geboren te Hull, wonende te Wetterensey, thans te Middelburg gedetineerd, aan wien ten laste was gelegd dat bij op Donderdag 8 Febr. te Ter Neuzen, op het aldaar liggende stoomschip ,/Cato" een bootsman opzettelijk behulpzaam is geweest een tros touw, toebehoorende aan de reederij van genoemd stoomschip, althans aan een ander dan aan dien bootsman of aan hem, beklaagde, met het oogmerk van wederrechtelijke, toe- eigening, weg te nemen, door dien ioootsman te helpen dat touw van boord in een naast dat stoomschip tot het vervoer gereed liggend bootje te Werpen. In deze zaak waren drie getuigen gedagvaard, terwijl als tolk fungeerde de heer A. Broers. Als verdediger trad op de heer Mr. J. j! Heijse, advocaat te Middelburg. N'a voorlezing van het bevel van verwijzincr weid overgegaan tot het hoot en der getuigen. De eerste getuige Joz. J. Bliek, winkelier te Ter Neuzen, verklaarde den 8sten Febr. aan boord van het in het kanaal liggende Eno\ stoomschip Cato' te zijn gegaan om tabak en sigaren te verkoopen. Hij heeft gevraagd naar den bootsman (dat was beklaagde toen niet) en met dezen gesproken. Zijn naam kent hij niet. Nadat de zaken waren gedaan, sprak die boots- man over een eindje touw, dat hij aan hem getuige verkoopen wilde. Hij vroeg daar- voor een Engelsch pond 12) en zeide dat get. het kon afhalen. Get. heeft het touw vooraf niet gezien, maar teneinde aan zijn geld te komen dat hjj van den bootsman hebben moest, stemde hij in den koop toe, in het denkbeeld //beter wat dan niets." Omstreeks 8 ure 's avonds is get. alleen in een bootje teruggekomen. Alvorens had hij op den dijk uitgekeken, omdat er een boot van Gent alkwam. Toen hij naast het stoomschip Cato" aanlegde, waren aan 't dek bij de ver- schansing 2 mannen, in wie hij aan de ternmen herkendg den bootsman en beklaagde. Zien kon hp hen met. Zij lieten aan een touw een pak in zijn boot zakken. Aanstonds zag get. dat het een nieuwe tros was, in een baal in- gepakt. Het pak was van de grootte als het ter terecfatzitting aanwezige. Bekl., hierop gevraagd, verklaarde dat hij de hem vertoonde rol touw herkende als die welke hp met den bootsman samen in de roeiboot neett neergelaten. De tweede get., C. Klaassen, inspecteur van pohtie te Ter Neuzen, verklaarde de hem ver toonde rol manillatouw den 9 Febr. in besW genomen te hebben bij Izak B. in een schuurtje achter de woning. Het touw was 90 vadem lang en woog ongeveer 85 kilo. Het was nieuw, zooals het van de slagerij komt, nooit gebruikt touw, ingepakt in zakkengoed Daar- aan was slijk te bespeuren. Bij het onderzoek vond get. aan den kanaaldijk sporen van dat zakkengoed en die leidden naar de wonin<r van 1. B. B. was niet thuis, doch diens vrouw deelde mede dat het touw den vorigen avond aldaar was gebracht. Get. verklaarde, op een vraag van den ambte- naar van het O. M„ dat er te Ter Neuzen vreeselijk van de booten wordt gestolen. Dat geschiedt met bootjes, maar de daders kan men moeilijk te pakken krijgen, wijl zij, als zij on- raad bemerken, het gestolene over boord werpen De derde get. E. W. Warden, stuur.nan aan boon van de ,/Cato," verklaarde dat de boot b febr. lag in het kanaal te Ter Neuzen. Aan boord was een tros touw als ter terechtzitting aatiwezig. Hij herkende die beslist als be- hoorende aan de reederij van genoemd stoom schip. Deze bevond zich in een afgesloten ruimte, waarvan de bootsman den sleutel had. Het schip is na 8 Febr. vertrokken naar Hull en daar is de rol touw vermist. Te I er Neuzen teruggekeerd, is den get. het touw vertoond en hij heeft het herkend. De waarde ervan is 60. De beklaagde staat onder de bevelen van den I bootsman en moet al diens goede orders op- I volgen. Op de booten bestaat niet de gewoonte dat de bemanning zich oud, versleten touw mag toeeigenen dat is zelfs streng verboden De verdediger wijst er op dat deze get. hem verklaard heeft dat de maatschappij der //Cato" alleen kabels gebruikt waar een groenen draad doorloopt. Op zijne vraag aan de maatschappij is gebleken dat dit juist was. Er is echter ook eens een andere kabel in gebruik genomen, en om nu de zekerheid te hebben of dit touw aan de //Cato" heeft be- hoord verzocht hij aan get. te vragen hoe groot de omvang van de rol is en wanneer de rol is gekocht. De getuige antwoordde dat de omvang 3L inch is en het touw 16 Januari is gekocht 4 In g(L e", c?°k de. kapitein, vroeger heeft verklaard dat 2 Februari de tros is gekocht wenschte de verdediger daaromtrent zekerheid' De get. verklaarde dat het touw 16 Januari is gekocht en hij zich niet herinnert ooit een anderen datum genoemd te hebben. Op dien dag is het touw ook aan boord gebracht. Uit een voorgelezen, vroeger afgelegde' ver- klaring van get. was af te leiden dat ook 2 ebr. een manilla tros in ontvangst was <re- nomen. De get. zegt dat er op verschillende tijden trossen zijn geleverdbij bleef er echter bij dat het ter terechtzitting aanwezige touw 16 Januari aaii boord is gebracht. Thans werd de beklaagde verhoord. Hij erkende den 8 Febr. met den bootsman, die hem gevraagd had, een handje te helpen de tros touw in een boot geladen te hebben in die boot bevond zich getuige B. Hij kon met begrijpen dat de bootsman niet gerechtio-d was zulk nieuw touw weg te doen deze wis misschien wel gemachtigd het weg te geven zeide hij. De bootsman had aan de tros een dunner touw vastgemaakt om deze neer te laten. Toen beklaagde gehoord is door den rechter- commissaris, heeft hij echter juist het teo-en- overgestelde verklaard. De ambtenaar van het openbaar ministerie, de heer Mr. Turk, achtte het aan dezen be klaagde ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen door de getuigenverklaringen en uit diens bekentenis. Spreker achtte het gelukkig dat dit feit is geconstanteerd. Meermalen schxjnt het voor te komen dat te Ter Neuzen diefstallen van de schepen worden gepleegd. Door de verstand- houding tusschen de dieven en andere personen is het echter moeilijk de daders te vatten. legen den bootsman, den hoofdschuldige, is in Engeland een vervolging ingesteld. Spreker wees er op dat beklaagde "den dief- stal met had mogen helpen plegen en vroeg zijne veroordeeling tot drie maanden gevange- msstraf met aftrek der preventieve hechtenis. De verdediger begon met op te merken dat tot nog toe voor hem niet op wettige wijze bewezen is dat het touw, waarvan hier sprake is, aan een ander behoorde dan aan hem, wien beklaagde heeft geholpen. Alleen get. Warren heeft verklaard dat het touw eigendom van de reederij is. VAN HE VAN

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1906 | | pagina 5