De zieke Weduwe *r- of het recept van Washington. De Ambassadeur van Karel Den Grooten De alleenspraak van Baptiste. M De Buikspreker te Hopfield. ft Hulp is de heilzaamste balsem voor hen die in ongeluk verkeeren, ruaar zij heeft dubbele waarde, als zij onverwacht komt en met kies- heid bewezen wordt. Iemand ontmoette een knaapje van omstreeks 12 jaar in de voorstad van Philadelphia. Het knaapje naderde hem met terneergebogen hoofd en verzocht onder luidgeween om een aalmoes. De angstige schuwheid van den bedelenden knaap, zijn plotseling blozen en zijn bevende stem maakten een diepen indruk op den vreemdeling. ,/Mijn kind!" zeide hij, ,/gij schijnt waarlijk niet geboren te zijn, om uw brood te bedelen. Wat noodzaakt u daartoe //Achzuchtte het knaapje, en onder een vloed van tranen antwoordde hij //ik had nooit gedacht, dat het zoover met mij komen zou maar de bitter ellendige toestand mijner arme moeder dwingt mij tot dezen stap." //En wie is uwe moeder, beste jongen vroeg de vreemdeling. z/De weduwe van een rijken koopman. Mijn vader dreef een voordeeligen handel, maar door de trouweloosheid van een correspondent ging hij bankroet. Hij verloor alles, en dit trok hij zich zoo aan, dat hij ziek werd en eenige dagen daarna stief. Hij heeft mijn moeder mij en een jongeren broeder in de diepste armoede achtergelaten. Na den dood van mijn goeden vader nam een vriend van hem mij tot zich, en mijn moeder zocht zich en mijn broer door handenarbeid te onderhouden. Maar zij is, helaas, sedert eenige dagen, zoo ziek geworden, dat ik voor het behoud van haar leven vrees. Van alles ontbloot, ontbreekt het haar aan de noodige hulp en ik schaam mij, oude bekenden van mijn overleden vader om eenige onder- steuning aan te spreken. //U kende ik niet, mijnheer, en ik vatte daarom moed, om mijne vreesachtigheid te overwinnen. Ach, dat gij u over mijn verlaten moeder wildet erbarmen Deze ongeveinsde taal des harten, en nog meer het met tranen bevochtigde, om mede- doogen smeekende gelaat van den knaap vermurwd het hart van den onbekende. #Woont uw moeder ver van hier z/Hier aan het einde van de straat, in het laatste huis, boven op het kleine kamertje op den hoek." //Is er nog geen dokter bij haar geweest z/Ach God, neen waarvan zouden wij hem betalen En van waar het geld halen voor de geneesmiddelen z/Daar, neem ditzeide de vreemdeling en gaf den jongen eenig geld //maar loop nu ook spoedig heen en haal dadelijk een dokter." De knaap dankte met innige aandoening en snelde als een pijl heen. De edele weldoener begaf zich oogenhlikkelijk naar de zieke weduwe. Hij kwam in een kleine kamer, waar hij slechts eenig oud huis- raad, een kleine tafel, een paar stoelen en een slecht bed vond, waarop de zieke lag en naar hulp smachtteaan haar voeteinde zat haar jongste zoon, en weende. Geroerd door dit gezicht, naderde hij de zieke en om haar vertrouwen in te boezemen, deed hij haar eenige vragen, hoe zij zich bevond en hield zich alsof hij een arts was. De weduwe beantwoordde deze vragen onder zuchten en tranen en voegde daarbij //Ach, mijn kwaal heeft een dieperen grond. Alle kunst der artsen kan mij niet helpen. Ik ben moeder en een ongelukkige moeder Mijn hart is te diep gewond, het kan slechts in den den dood genezenmaar ook deze gedachte foltert mij. Wat zal er dan van mijne arme weezen worden Hare tranen braken hare woorden afdoch de vriendelijke deelnemende wijze, op welke de onbekende haar zocht te troosten, stelde haar meer en meer gerust en zij kreeg kracht genoeg, om hem haar ganschen treurigen toestand te schetsen. z/Houd moed zeide de vreemdeling, //zorg voor uwe gezondheid en het is tevens plicht ook voor uwe kinderen te zorgen. Hebt gij een blad papier bij de hand Ik zal u een recept voorschrijven." De weduwe nam een boek uit de hand van haren zoon, die zijn plaats naast haar bed niet verlaten had en scheurde er een wit blad uit, het eenige onbeschreven papier dat zij bezat. De vreemdeling schreef eenige regels er op. z/Dit recept" zeide hij ffzal, zoo ik vertrouw, veel tot de herstelling uwer gezondheid bijdragen en indien het in het vervolg noodig mocht zijn, zal ik u een ander schrijven. Ik denk, dat het een goede uitwerking zal hebben Hij liet het recept op tafel liggen en vertrok. Eeniffe oogenblikken daarna kwam de oudste zoon terug. //God zij dank" riep hp haar toe z/God zij gedanktHij heeft zich over ons ontfermt. Een medelijdend onbekende heeft mij dit geld geschonken, daardoor is reeds voor eenige dagen voor ons gezorgd. Op zijn bevel ben ik naar een dokter gegaan en hij zal dade lijk hier zijn. Stel u gerust lieve moeder Alles zal nu wel beter worden." //Kom aan mijn hart lieve AugustusT' riep de moeder, //de Voorzienigheid beschermt de onschuld. Reeds zooeven is er een onbekende arts bij mij ge weest. Zijn menschlievende deelneming heeft mij diep getroffen en heerlijk vertroost. Daar op de tafel ligt het recept dat hij voor mij geschreven heeft. Gij kunt het nu terstond naar de apotheek brengen". De zoon nam het papier, maar vol verbazing riep hij uit, //Ach God Moeder wat is dat Lees eens Hij reikte haar het papier toe en niet minder verbaasd riep zij uit //God in den Hemel Washington Het recept was een handschrift van den Pre sident met aanwijzing van een niet gering jaarlijksch pensioen. Te midden van dit too' neel trad de geroepen Arts binnen. Hij ver- nam, wat er zoo even was voorgevallen, en wenschte de Lijderes geluk, dat er reeds voor hem zulk een bekwaam en ervaren Arts bij haar geweest was. De verrassing en de ver- dreven bekommering voor de toekomst droegen veel bij tot een spoedige genezing der zieke, Een spoedige genezing. Dit is iets waar iedere zieke naar haakt. Hoevelen zijn er niet, die zich ongeneesbaar waanden en toch ten lange- laatste nog genazen door het juiste geneesmiflflel te nemen. Asthma-, Borstlijders, Longlijders leest toch de vrijwillige verklaringen van de duizenden personen, die ons hunne dankbetui- gingen over de goede werking der Abdijsiroop klooster Sancta Paulo zonden Mej. Cornelia de Zwart, Rottemondstraat 21, Den Haag, leed aan een Borstkwaal waar geen afkomen aan was. Zij hoestte voortdurend en gaf dan met groote moeite fluimen op, die er veelal bloederig uitzagen. Zij had veel last van Hoofd- pijn, Benauwdheid op de Borst en voelde zich met de dag onbehaaglijker. Yele medicijnen had zij geprobeerd, niets mocht haar baten, totdat zij haar toevlucht nam tot de Abdijsi roop, klooster Sancta Paulo en heeft na het gebruik van eenige flacons van dit heilzame middel haar vroegere gezondheid weer terug- bekomen. Ze is nn een gelukkig mensch. Gij alien die aan de borst lijdt, genees u met de Abdijsiroop. te Constantinopel. Terwijl zich een afgezant van Karel den Grooten aan het Bizantijnsche hof bevond, werd hij door den Griekschen keizer ter maaltijd ge- noodigd. Tot de Grieksche etikette behoorde ook de wet, dat niemand de dieren mocht o.m- keeren, die als spijs op tafel waren geplaatst. De gezant, onbekend met deze wet, keerde een visch om, die voor hem stond, en nu rezen de, hovelingen terstond op en eischten dat de wet, welke overtreden was, gehandhaafd zou worden. De keizer wendde zich nu tot den gezant betuigde hem zijn leedwezen, dat hij hem ter dood moest laten brengen en smeekte hem een gunstbewijs te vragen, met uitzondering alleen van lijfsbehoud, hetwelk hij zwoer hem te zullen schenken. De gezant uitte thans de begeerte, dat ieder, die hem de wet had zien overtreden van het gezicht zou worden beroofd. Nu be tuigde de keizer, bij al wat heilig was, dat hij het feit niet had aanschouwd en alle gasten betuigden hetzelfde. Zoo gaf de gezant een wijze les aan den dwazen hoogmoed van het Grieksche hof, terwijl zijn eigen voorzichtigheid hem inderdaad redde uit een groot levensgevaar. Voorzichtigheid is ook aan te bevelen wanneer men de Abdijsiroop koopt, men moet dan vooral opletten, dat men de echte bekomt daar deze alleen genezing aanbrengt. De echte Abdijsiroop Klooster Sancta Paulo is kenbaar aan een rooden band om de flesch, waarop de handteekening van den Generaal- Agent L. I. AKKER, Rotterdam, voorkomt, alle andere is namaak. De namaak geneest nooit Dat men met het gelaat, den spiegel der ziel, verschillende hartstochten en gemoedsbe wegingen kan uitdrukken, zonder daarbij de hulp van de stem in te roepen, is een bekende zaak. Dit is dan ook een kunst, waarin men de grootste tooneelspelers bewondert en waarom zij ook den naam van groot ook werkelijk verdienen. Geen kunstenaar heeft zich wellicht in dit opzicht zoo beroemd gemaakt als de Engelsche acteur Garrick, die de kunst dan ook meesterlijk ver- stond om alleen door zijn gelaatstrekken ver schillende gewaarwordingen bij zijne toehoorders of aanschouwers te verwekken. Zoo verhaalt Wat zal ik Watis mijne goed slapen deur geopend men b.v. dat hij eens, een aanzienlijk gezelschap binnentredende, zonder een woord te spreken alle aanwezigen ongerustheid, angst, vrees, schrik en ijzing deed gevoelen, zonder dat zij- zelven de oorzaak daarvan wisten, want Garrick deelde ook met geen enkel woord mede, wat hem schijnbaar in die zielsgesteldheid had gebracht. Het spreekt echter van zelf, dat men niet alles naar de letter moet gelooven, wat daar van verbaald wordt en ook de bekende anec dote uit het leven van Garrick zooeven ver- haald, zal wel eenigszins overdreven zijn. Maar onbetwistbaar zijn de hoofdtrekken waarheid, Ach, welk een Men nadert akelig geluid en wellicht was het de herinnering daarvan, die den kunstschilder J. J. Grandville aandreef om de onderstaande karakterscbets aftemalen. Hij stelt ons Baptiste voor, een schroomval- lige huisknecht, die eerst ongerust, eindelijk doodelijk bevreesd wordt en ten slotte in e'en schaterend gelach uitbarst. Dit tafereel van Grandville verraadt trek voor trek den grooten meester en juister kan wel geen karakter- Wie daar schets weergegeven worden. Het onderwerp is bijzonder eenvoudig Bap tiste, een bloodaard, heeft met een paar andere bedienden eenige flesschen wijn uit den kelder van zijn meester gestolen en geledigd. De anderen hebben hem dapper ingeschonken en hem middelerwijl op geschiedenissen van dief- stal en moord onthaald. De wijn echter heeft Baptiste moedig gemaakt en hjj gelooft zelfs niet aan het bestaan van dieven. Nu slaat het elf uur, de wijn heeft zijn oogleden zwaar ge maakt en met wellust denkt hij aan zijn bed. Houdt den dief! Hij wenscht aan zijn vrienden een goeden nacht en begeeft zich zonder vooraf licht te hebben ontstoken naar zijn slaapvertrek. Hij tast in het duister naar de dear, vindt dezelve geopend, hoort gerucht en wordt allengs door een vreeselijken angst voor dieven aangetast. Eindelijk ontdekt hij, dat alleen de kat hem in Maar, als nu eens Dat zou aardig zijn, V- dien waan gebracht heeft en nu barst hij los in een schaterend gelach over de angst, welke hij het arme dier veroorzaakt heeft. Wat een angst veroorzaakt het vaak niet den ouders, die bij het ziek bed van hun jongsten lieveling staan, voor wie het hartverscheurend is te moeten aanzien, dat hun alles op aarde zoo lijdende is aan Kinkhoest, dat het in iederen hoestbui dreigt te stikken. Ouders, die zoo iets wel eens mee hebben gemaakt, kennen den wanhoop waaraan men op zulke oogenblikken ten prooi is en weten hoe zalig het is aan den kleine iets te kunnen geven, dat de hevigheid der hoestbuien doet verminderen en de slijm die op het borstje vast zit, losser te maken. Hoevele kinderen zijn er niet gered door Ja, het is de katHa, ha, ha hun Paulo Arm dierWat heb ik U eenen schrik aangejaagd. tijdig Abdijsiroop klooster Sancta toe te dienen. Ilieromtrent schrijft de heer A. Matthijs, postbode te Doetinchem, ons Mijn kleindochtertje van 3 jaar leed aan zulk een hevigen kink- en slijmhoest, dat het hartverscheurend was het aan te zien. Op aan- raden van den dokter hebben wij haar Abdij siroop toegediend en is zij na het gebruik van vier flacons totaal genezen. Ze ziet er nu weer goed uit. De Abdijsiroop Klooster Sancta Paulo, ge neest de kinderen binnen korten tijd van de zoo benauwde kink- en slijmhoest en doet hen spoedig totaal genezen. Het dorp Hopfield staat in een kwaden reuk, men beweert, dat laster en kwaadsprekendheid daar thuis behooren. Zoo veel monden daar zijn, zoo vele trompetten en scheepsroepers zijn er ook, om elk gerucht, elke aantijging terstond van het eene einde tot aan het andere over te brengen. Vertrouw 's morgens, aan het eene einde der parochie, iemand een geheim toe, dan zult gij 's avonds het overal hooren ver- halen, of het toevertrouwde geheim van belang was, of niet. Zooveel is zeker, dat de bewoners van Hopfield, ofschoon zij misschien in geenen deelen lasterziek zijn, praten moeten, adders zouden zij niet kunnen leven. Yriendschap komt derhalve niet dikwijls voor, want hoezeer ook de een zijn vriend wellicht lief heeft, beiden moeten verhalen en dan kan het ook niet anders, of de vriendschap wordt spoedig weggepraat. Wanneer gij gaarne eenigen dienst van uw buurman wilt genieten, waarde lezer, vestig dan nooit uw verblijf op Hopfield, want daar heeft de een nooit een enkel oogenblik voor den ander. Rijdt er onverwachts een wagen of een ruiter door het dorp, of schreejuwt er plotseling een vreemde stem bezems koop dan verlaat ieder zijn woning, voordat hij goed weet, wat er nu eigenlijk te doen is geweest. Te Hop- field zijn de menschen ratend nieuwsgierigv en daarbij uiterst spaarzaara met den tijd, wanneer zij om een dienst worden aangezocht. Op een zoelen herfstavond zat de eerzame Peggy Mulliers voor haar deur kousen te stoppen daar wierp zij ze eensklaps van zich en stond driftig op, geen wonder. Haar buurvrouw Zoe Willis verliet hare woning en dat nog wel met spoed Hoe had Peggy voort kunneu stoppen, zonder te weten, wat Zoe met zooveel spoed uit haar woning had gejaagd Maar thans was er niets zeer bijonders te doen, want Peggy ontwaarde terstond een menigte mannen, vrouwen en kinderen en in het midden van dezen een zwarte beer, die zeer achteloos voortliep in de richting, die zijn geleider hem deed houdeu. Deze berenleider droeg een witte jas, zoo ruim, dat die wel tweemalen om zijn lichaam gewikkeld kon worden, een vest, dat veel te kort was en een broek, dat aan een gescheurd hemd tot vensterraam diende. Aan zijn laarzen ontbrak weinig meer dan zolen, en zijn grijze hoed had, uit nederigheid, reeds lang den rand afgelegd. Vooruit liep een jonge knaap, die de honger de oogen uitzag, deze blies uit alle macht op een fluit en sloeg zoo hard hij kon op een tambourin, zoodat onwillekeurig de voeten van alle Hopfielders de maat sloegen. Voor de Roode Leeuw, de eenige herberg in het dorp, hield de berenleider stilhet volk stond in een halven kring om hem, en nu gebood hij zijnen Bruin, zich overeind te plaatsen. Daarop zwaaide hij zijn stok over en op het hoofd van den beer, nam verschillende standen aan en maakte vele fraaie passen, dat door den beer op een smakelijke wijze werd nagedaan. Wat waren de Hopfielders gelukkigWat lachten zij van ganscher harte In de herberg bevond zich toevallig ook een buikspreker, wiens natuurlijke vroolij Isheid zeer werd verhoogd door het tafereel daarbuiten. Ofschoon hij nog slechts voor eenige uren te Hopfield was aangekomen, behoefde men hem geene inlicbtingen te geven omtrent de bijge- loovigheid en verregaande domheid der eenzame bevolking van Hopfield. Hij besloot terstond T)e beer en de buikspreker zich eens recht met zijn kunst te ver maken, en mengde zich onder de aanschouwers. Hij nam thans het eerste oogenblik, waarin de fluit en tambourin zwegen, te baat en vroeg met een ernstig gelaat aan den berenleider, of zijn Bruin ook spreken kon. Deze zag hem medelijdend en met minachting aan, haalde de schouders op, en antwoordde//Vraag het den beer zelf, en gij zult het weten o o m t

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1905 | | pagina 2