A I g e m e e n
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 4493.
SHAME.
mm
Dinsdag 9 Februari 1904.
44e Jaargan cr,
PERSONEELE BELASTING.
KINDERBESCHEXtMING.
FEUILLETON.
De belangen van Ter Neuzen
in de Eerste Kamer.
o C5
ABONNEMENT:
Inaending van advertentien v6or 3 uren op den dag der uitgave
Bij deze courant behoort eeu bijvoegsel.
De wet op de oudepSijke macht en
de woogdsj van 6 Februari 1901.
Stbl. 62.
VI.
Vsoegdij sn Toeziende Woogjdij van
Vrouwen.
7)
SkUBsassmtasss^Si
SEIZE5SCHE
Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,Franco per postVoor
Nederland 1,10. Voor Belgie f 1,40. Voor Amerika l,82j).
Men abonueert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
bushouders.
ADYERTENTIEN:
VaD 1 tot 4 regels 0,40. Voor e]ken rege] meer 0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzeifde adverter.tie wordt de priis
slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
■»it blad versclsijnl iHaandag-, Woensda^- en Vrijilagavoin!, aifgeunnderd up Feesifdagen, bij de Pirm» 1". J. VA1 UE 8AMIIE te Tkp W
SG£R£&nsssttgaisktt -• 1 1
euzen,
De Burgemeester van TER NEUZEN brengt bij deze
ter kennis van de daarbij belanghebbenden, dat hot
door den Directeur der Directe Belastingen enz. te
Middelburg, den 4 Februari 1904 invorderbaar verklaard
kohier van de personeele belasting dezer gemeente, over
het jaar 1903, no. 7, op heden aan den Ontvanger der
Directe Belastingen, ter invordering is ter handgesteld
en dat ieder verplicht is zijnen aanslag, op den bij de
wet bepaalden voet, te voldoen.
Ter Neuzen, den 6 Februari 1904.
De Burgemeester voornoemd,
J. A. P. GEILL.
De tweede bijzondere nieuwigheid waarop
ik wil wijzen is de benoembaarheid van vrouwen
tot voogdes en toeziende voogdes, zelfs men
sehrikke nietvan gehuwde vrouwen, over
kinderen van anderen.
Reeds bij het bespreken der ouderlijke macht
zagen we dat men den wil had moeder en vader,
vrouw en man, op een lijn te stellen.
En ofschoon dit systeem, als ik het zoo
eeus noemen mag, niet consequent is doorge-
voerd, heeft men toch getraeht zich daaraan te
houden, niet ter wille van de vrouwen (waarvan
er tegenwoordig zoovelen roepen om //de rechten
der vrouw", daarbij soms hare plichten geheel
vergetende of schandelijk verwaarloozende en
tegenover huishouding en tegenover kinderen)
neen, niet ten genoegen der vrouwen; maar in
het belang van het kind. Want, zooab wij
zagen, was betere bescherming van het kind
het voornaamste doel der nieuwe wet.
De benoembaarheid van vrouwen, tot voogdes
mag zeker wel als eene verbetering worden
beschouwd, omdat toch stellig vele vrouwen heel
wat beter geschikt zijn voor eene voogdij dan
mannen, vooral wanneer het zeer jeugdige
kinderen betrei't.
De verouderde bepaling van art. 436, 3°.
oude wet dat //vrouwen, behalve de moeder"
Dat was alzoo de man, met wien hij reeds
gisleravond had te doen gehad. A1 ware dit niet
bevestigd geworden door de woordeu, die hij
zooeven gehoord had, zou Walther hem uit duizen-
den herkend hebben aan zijn stemgeluid.
ffBekommer u niet over het vroege uur, mijn-
heer Carringshliff," sprak Walther. »On een
onaangename zaak uit deu weg te ruimeu is het
vroegste uur nog niet te vroeg."
#Zeer verplicht," antwoordde Carringsbliff met
een buigiiig. ,/Onder zulke omstandigheden hebben
wij geen lange inleiding noodig.
//Laten wij dus ter zake komec, als u het
goedvindt, mijuheer Lund
i/Het eerste woord is aan u mijuheer Carringsh-
hff! Sprerk vrijmoedig uw wenscben uit; ik
laister
//Het verlangen, dat ik bereids in de afgeloopen
Dacht nitsprak, vervult mij ook nog dit oogenblik,
mijuheer Lund. Wees u zoo goed, mij de jouge
dame uit te leveren, die u voor miju oogen in
huis hebt opgenomen. Mijn rijtuig wacht hier
voor de deur, zoodat ik haar op staanden voet
kan medenemen."
»U vir.dt mij bereid aan uw verzoek te vol
doen alleen heb ik daarbij eenige voorwaardeu
le stellen."
onbevoegd zijn voor eene voogdij of toeziende
voogdij is dan ook geschrapt.
Dat de bepaalde nwodzakelijkheid hiervan
gebleken is, mag echter worden betwijfeld.
Dit geldt vooral de benoembaarheid tot toe
ziende voogdes.
De gehuwde vrouw behoett eene benoeming
niet aan te nemen.
Zij mag dit ook niet doen zonder bijstand of
schriftelijke machtiging van haren man.
Hierbij had de wetgever het moeten laten.
Maar dat deed hij niet.
Mocht namelijk de man zijn hij stand of zijn
machtiging weigeren dan kan dit zegt de
nieuwe wet de vrouw machtiging verzoekeu
en ook verkrijgen van den rechter I
Wanneer men bedenkt dat de voogdij ook
financieele verantwoordelijkheid kanmedebrengen
en dat dus de man, die volgens de wet, toch het
hoofd der echtvereeniging is, tegen zijn wil bij
die verantwoordelijkheid kan worden betrokken,
vooral wanneer de echtgenooten in gemeenschap
van goederen zijn gehuwd, dan moat men wel
besluiten, dat de wetgever te ver is gegaan.
En dan ook, zooals de heer de Savornin
Lohman zeide, men zal in sommige gevallen
een twistappei werpen in een gezin.
De bepaling werd, behalve door den heer
Lohman, ook door anderen bestredenmaar
zonder succes.
Daarbij komt dat de bepalingen omtrent het
huwelijksgoederenrecht den wetgever niet duide-
lijk voor oogen hebben gestaan.
Althans de wet verwijst voor bedoelde machti
ging naar de artikels 167 en 169 van het
Burgerlijk Wetboek, sprekende over machtiging
der vrouw door den rechter 1°. wanneer de man
weigert om zijne vrouw te machtigen //eene
akte aan te gaan" of om in rechten te ver-
schijnen en 2°. wanneer de man afwezig is of
om andere redenen verhinderd is zijne vrouw
bij te staan of te machtigen of wel indien hij
een tegenstrijdig belang heeft.
Dit alles ziet natuurlijk alleen op de gevallen
dat de echtgenooten niet in algeheele gemeen
schap van goederen zijn gehuwdomdat bij
deze gemeenschap de vrouw zoo ongeveer niets
in de pap te brokken heeft, omdat zij bij deze
gemeenschap heelemaal geen akte heeft /,aan te
gaan" of in burgerlijke zaken natuurlijk
in rechten te verschijnen terwijl er juist voor
het geval bij algeheele gemeenschap van goe
deren eene bepaalde noodzakeljjkheid bestaat
pLaat hooren, waariu die bestaan. U zal
mij bereid vinden om u in alle opzichten dienst-
willig le gemoet te komen."
z/Het geval is zeker zeer eigenaardig, dat zal
u niet bestrijden kunnen, mijuheer Carringsbliff.
Het is daarom geen ongepast verlangen, als ik
afdcende iulichtingen wensch te ontvangen omtrent
de bestaande verhoudingen, voordat ik een besluit
ueeua."
//Uit den mond van de kranke zelve zal u wel
reeds menige mededeeling ontvangen hebbeD," zei
de advocaat met een loerenden bilk, #en daardoor
wordt mij bet geven van een uitvoerige beschrijviug
vau haar toestand en van de daarmee iu verband
staande verhouaing bespaard."
ffIn deze onderstelling dwaalt u, mijuheer
Carringshliff. Het meisje hield elke opheldering
zorg«uldig terug en het eenige wat zij ons mede-
deelde was haar nsam."
#Hm bromde de advocaat, doch hij begreep
op hetzelfde oogenblik, dat. hij dienstwillig en
voorkomend moest schijnen, zoo hij wilde bereiken,
wat hij een oogenblik te voren reeds als gewouneu
spel bescliouwde. Hij ging daarom voortH De
jonge dame behoort tot een hoogst aanzienlijke
familie haar vader is lord Norman, eigenaar vau
groote landerijen en pair van Engeiaud."
z/Uit het eeuvoudige wezen van het meisje zou
ik niet opgemaakt hebben, dat het hoofd der
familie tot zulk een aanzienlijken stand behoorde.
Zij is tcch in itder geval in den familiekriug
opgevoed
wZeker tenminste zoolang haar geestes-
toestaud dit toeliet. Later zag lord Norman zich
echter genoodzaakt, haar onder bet toezicht van
om te handelen en de man dit niet kan, een
bijzonder voorsehrift is gegeven in art. 180.
bepaling is er nu echter en ieder heeft
zich vol eerbied daarvoor te buigen, al gevoelt
men ook niet veel eerbied voor het wetgevend
talent van den ontwerper.
Ook ik buig mij natuurlijk eerbiedig maar
ik ben toch zoo vrij om met den heer de
bavornin Lohman, de bepaling teu sterkste af
te keuren, ofschoon men gerust kan aannemen,
dat de rechter niet spoedig de vrouw zal mach
tigen tegen den wil van haren man.
Ik dien hierbij nog te vermelden dat, volgens
de nieuwe wet, ook vrouwen als hloedverwanten
door den rechter zullen kunnen worden gehoord
in zaken betreffende minderjarigen. Volgens de
oude wet, moeten die hloedverwanten zijn
i/inanspersonen."
Wordt vervolgd). VAN DER MOER.
In de op 2 Febr. jl. gehouden vergadering
der Eerste Kamer werd door de afgevaardigden
voor Zeeland, de heeren Hovj en Godin de
Beaufort gewezen op den toestand der haven
van Ter Neuzen.
De heer Hovy sprak het volgende
Ik wil met enkele woorden eenige punten
bespreken en die aan de welwillende aandacht
der regeering aanbevelen, met het oog op de
nationale belangen die er mee gemoeid zijn.
In de derde plaats de haven van Ter Neuzen.
Ik wil hier den hartelijken wensch uitspreken,
dat Ter Neuzen spoedig een beter geoutilleerde
haven moge hebben. Ik heb persoonlijk gezien
wat er te Ter Neuzen omgaathet is werkelijk
een nijvere plaats met 9000 inwoners,
waar wekelijks een groote som aan loon wordt
uitbetaald. In tegenstelling met Vlissingen,
waar de goed geoutilleerde haven doodsch is,
heerscht in de slecht geoutilleerde haven van
het kleine Ter Neuzen groote bedrijvigheid
door de buitenlandsche schepen die daar gelost
en geladen worden.
Nu wordt het kanaal naar Gent verbeterd
de sluis zal dit jaar gereed zijn, en dan zullen
de overige kanaalwerken uitbesteed worden,
zoodat waarschijnlijk binnen een drietal jaren
de groote schepen zullen komen en Ter Neuzen
ervaren dokters te stellen, om haar zoo mogelijk
van haar waanzin te genezeu."
z/Zeg mij toch, mijnheer Carringshliff, waarin
bestaat die waanziu Ik moet u eerlijk bekennen,
dat ik niet. de geringste storing van haar verstand
heb kunnen ontdekken."
i Bat verwondert mij volstrekt niet, mijnheer
Lund, want de geueesbeeren hebben geconstateerd,
dat bij haar de waanzin slechts op zekere tijden
voorkomt."
»Maar verklaar mij dan toch eens, hoe open-
baart zich dau die storing van haar verstand
//Dat is met w.inig woordeu moeilijk te zeggen,"
sprak de ander voorzichtig, //en het komt mij ook
bedenktlijk voor, als leek mijn oordeel uit te spreken
over eeu zaak, die tot het forum der vakgeleerden
behoort. Voor zooveel ik van den directeur-
geneesheer van Bedlam gehoord heb, betreft het
hier een soort van waanzin, die rerstoringssvaanzin
genoeind wordt."
/En die waanzin openbaart zich...?" vroeg
Walther.
#Zeer eenvoudig daardoor, dat zij zich verraden
en bedrcigd gelooft door degenen, die slechts haar
bestwil beoogen, en dat zij alle pogingen doet ora
zich te onttrekken aan het toezicht, dat haar
ougesteldheid noodwendig vereischt."
/■Ik moet bekeunen, dat nwe ophelderingen tnij
volkometi tevreden stellen, mijnheer Carringshliff
waart u geuegen geweest deze onmiddeliijk bij
onze eerste ontmoeting te geven, dan wareu wij
het hoogst waarschijnlijk toen reeds eens gewordeu.
Thans ben ik tegenover het meisje gebonden door
een belofie, die ik haar niet zou gedaan hebben,
indien mij deze bijzouderheden bekeud geweest
zullen moeten passeeren om naar Gent op te
varen onze Nederlan^che haven zal alsdan
verstoken blijven van wat het anders bij betere
outillage zou ontvangen.
Nu heeft de Minister omtrent Delfzijl gezegd, dat
hij in verbetering van de baven aldaar een
algemeen- belang zag en wat Ter Neuzen be
treft niet. Dit begrijp ik niet. Ik zou op
Ter Neuzen hetzelfde willen toepassen als wat
omtrent Delfzijl is gezegd in de Memorie van
Antwoord, nl. dat door verbetering van de
haven daar veel goederen uit het buitenland en
voor het buitenland bestemd, zullen worden
verwerkt. De conclusie, waartoe de Minister
komt, dat er verschil is tusschen de haven-
verbetering te Delfzijl met den aanleg der los-
en laadkaden te Ter Neuzen, en dat in het
eerste geval het algemeen belang hoofdzaak en
het gemeentebelang slechts bijzaak is, terwijl
te Ter Neuzen juist bet omgekeerde het geval
is, verklaar ik in waarheid niet te begrijpen. Ik
moet aannemen, dat hier een verkeerde opvat-
ting bij Zijne Excellentie bestaat. Daarom
meen ik, dat het niet killijk zou zijr. van de provin-
cie Zeeland en het stedeke Ter Neuzen een
aandeel in de kosten der havenverbetering te
vergen, dat hun krachten zou te boven gaan.
Daarna sprak de heer Godin de Beaufort
Mijnheer de PresidentTot mijn leedwezen
moet ik nog even terugkomen op de quaestie
van de havenwerken van Ter Neuzen, zooeven
door mijn geachten medeafgevaardigde uit Zeeland
besproken. Ik had eigenlijk gehoopt, dat het
niet meer noodig zou zijn om bij deze gelegen-
heid daarop terug te komeu, na de discussie
die ik de eer had met den Minister van Water-
staat over deze zaak te hebben in den afgeloopen
zomer in de maand Juli. Intusschen zal de
Minister begrijpen dat ik eenigermate teleurge-
steld ben door de mededeelingen in de Memorie
van Antwoord. In de eerste plaats ben ik
teleurgesteld over het leit dat deze zaak nog zoo
weinig gevorderd is; ik had gemeend dat, nadat
eenige maanden verstreken zijn nadat deze zaak
hier ter sprake was gekomen, zij zich thans in
een verder stadium zou bevinden dan het geval is.
Het komt er toch niet alleen op aan dat de
zaak tot stand kome, maar dat dit snel geschiede.
Mijn geachte medeafgevaardigde, de heer Hovy,
heeft er reeds op gewezen dat binnenkort het
kanaal naar Gent gereed zal zijn. Zijn nu, als
het kanaal voltooid is, de havenwerken nog niet
gereed, dan bestaat er groote vrees, dat men
waren, maar die ik nu uiet wil verbreken, omdat
ik voorzie, dat de ODgeluKkige hevig zou worden
aangedaan. Ik was namelijk zoo ouvoorzichtig
haar te belo?en, dat ik hare wegvoering uit dit
huis niet zou veroorloven zonder haar eigen toe-
stemming en wil ik bij haar haar gaan, om te
trachlen die toestemming van haar te verkrijgen."
z/Als ik mij veroorloven mocht u een raad te
geven, mijnheer Lund, dau zou het ziju dat ge
u zelven geen verwijten doet wegens die belofte.
Bedeuk in de eerste plaats, het aan een ontoereken-
bare was dat ge uw belofte hebt gedaan."
z/Ik kan mij met uwe opvatting niet vereenigen,
mijuheer Carringshliff! Al geldt het meisje voor
de deskundigeu als een waauzinuige, al wordt zij
door u met alle wetenschappelijke zekerheid als
zoodanig beschouwd, ik heb daarvau geen enkel
hewijs dan alleen uw bewering, de verzekering
van een man, dien ik eenige uren geleden nog
niet kende en op het oogenblik door een gesprek
van weinige miuuten heb leeren keuneu. Dat ik
u geloof, hebbeu mijne woorden reeds bewezen,
maar desondanks wil ik mij tegenover het onge-
lukkige meisje niet bleotstellen aan het verwijt,
dat ik zonder dringende reden eene aan haar gedane
belofte heb verbrokeu."
Met een gebaar ter verontschuldiging wilde bij
de kamer verlaten, doch de advocaat hield hem
door eeu beweging met de hand daarvan terug.
Er ontstond een kleine panze, gedurende welke
de beide mannen elkander zwijgend aankeken en
Carringshliff zich bedacbt.
(Wordt vervolgd).