No. 4465. Ter Neuzensche Courant Zaterdag 5 December 1903.
43" Jaargang.
Binnenland.
T^W~ZE0IDIDIE3 BLAD.
De Duitsche Rijksdag.
Rusland en Japan.
TWEEDE KAMER.
TER NEUZEN, 4 December 1903.
RECHTSZAKEN.
De zitting van Hen Duitschen Rijksdag werd
gisteren geopend. De troonrede, door den Rijks-
kanselier graaf Von Billow voorgelezen, spreekt
den dank des Keizers uit voor de deelneming
betoond bij zijn ziekte en zijn genezing.
Voorts wordt gesproken van de ongunstige
uitwerking van den economischen druk op de
rijks finaulien, zoodat voor het verkrijgen van
evenwicht in de begrooting weder een leeniug
noodig is. De troonrede maakt melding van
de aangeknoopte onderhandelingen over handels-
verdrageo, en kondigt een voorstel aan, waarin
de Bondsraad wordt gemachtigd Engeland ook na
31 December op den voet der meest begunstigde
natie te behandelen.
De troonrede zegt verder Het Duitsche rijk
onderhoudt met alle vreemde mogendheden goede
en maatschappelijke betrekkingen.
In de moeilijke Macedonische questie, die de
Europeesche diplomatic in den jongsten tijd het
meest bezig hield, staan de Duitsche belangen
eerst op het tweede plan. De regeering werkt
zeker op haar wijze mede, om ernstige verwikke-
lingen zooveel mogelijk te voorkomen, en om de
pogingen van de mogendheden die er het meeste
belang bij hebben te doen slagen en rustige,
ordelijke toestaoden in Macedonie te doen ontstaan.
De Keizer heeft zijn groole blijdschap ook dit
jaar met de hooge bondgenooten te Rome en
Weenen en met den bevrienden heerscher van het
Russische Rijk persoonlijk van gedachten kunnen
wisselen.
Daarbij werd de wensch en de hoop opnieuw
bevestigd, dat de vrede, die het hoogste goed is
voor den welvaart der volken, ook verder voor
gevaarlijke storingen zal bewaard blijven.
Onder de aangekoudigde wetsontwerpen bevinden
zicb die voor een betere fiuaucieele regeliug
tnsschen het rijk en de afzonderlijke Staten, tot
verleuging voor den tijd van een jaar van de
vredessterkte van het leger, tot wijziging van
enkele bepalingen der Beurswet, tot wijziging van
de stempelwet, in het belang van den termijn-
handel aan de beurs en om benadeeling van het
beursverkeer te voorkomen.
Woensdag kwam uit New-York een telegram,
dat zoo het bevestigd wordt, de voorloopige op-
lossing van het tusschen Rusland en Japan hangende
geschil in Oost-Azie beteekent.
Het is een telegram van de Associated Press,
een Ntw-Yorksch nieuwsbureau, ontvangen uit
Parijs, meldendedat Japan en Rusland tot
overeenkomst zijn gekomen over een verdrag, tot
regeling der Oost-Aziatische quaestie. Deze
overeeustemming is verkregen door de vriend-
scbappelijke bemiddeling van Fraukrijk en Engeland.
De grondslag van het traitaat is, dat Rusland de
beide overeenkomsten tusschen Japan en Korea
in 1896 en 1898 afgesloten, zal erkennen, waardoor
de rechten die Japan in dat land verkreeg, ge-
waarborgd worden, en het een garnizoen i n Seoul
zal kunnen onde^houden. Japan daarentegen zal
Ruslands verkregen rechten in Mandsjoerije erkennen.
Hoewel het niet beslist wordt medegedeeld,
neemt men aan, dat de ytheorie van de open deur"
en het behoud der integriteit van China en Korea
zullen worden vaslgesteld.
Het bericht meldt verder, dat tijdens het bezoek
van graaf Lamsdorf te Parijs Minister Delcasse
gelegenheid heeft gehad, hem er op te wijzen,
dat het belang van Frankrijk een vrelelievende
oplossing van de Oost-Aziatische quaestie eisoht
graaf Lamsdorf verzekerde dat ook Rusland niets
liever weuscht dan e;n vredelievende oplossing,
en gaarne van de goede diensten van Frankrijk
bij Japan zal gebruik maken.
Natuurlijk werd in Londen onmiddellijk bij
den Japanschen gezant g< luforineerd naardejuist-
heid van dit bericht. Burggraaf Hayashi ver-
klaarde, dat hem van de bedoelde overeenkomst
nog niets bekend was, maar dat er geen enkele
reden was, waarom zulk een overeenkomst niet
zou worden aangegaan. Hij verwachtte van zijn
regeering weldra antwoord op zijn telegrafische
vraag er naar.
Bij de voortzetting van de algemeene beschouwin-
gen over de Staatsbegrooling in de zitting van
Donderdag, verdedigde de heer Aalberse de houding
van de Christelijke arbeiders en hun leiders in
de stakingsdagen, Troelstra en den zijnen ver-
wijteude ygespeculeerd" te hebben in spoorweg-
stakingen en daardoor tal van arbeiders tot slacht-
tffers te hebben gemaakt.
Met kracht kwam spreker op tegen het ver-
wijt dat de Christelijke arbeiders een wig drijven
in de arbeidersbeweging, betoogende dat juist die
arbeiders uit de n-utrale vakbewegiug zijn ge-
dreven. Breedvoerig betoogde hij, dat de heer
Van der Vlugt het standpunt der Katholieken
tegenover de sociaal-democratie verkeerd begrijpt
en kenschetste Staalman's oppositie als ontactisch,
-onwaardig en onjuist. Ten slotte sprak hij zijn
vertrouwen uit in dit Kabinet.
In een breedvoerig betoog verdedigde de heer
Ueemskerk het Kabinet, dat gefrouw is gebleveu
aan zijn roeping en Minister Kuyper, die getrouw
bleef aan de autirevolutionnaire beginselen. Erkeu-
uende dat aan een coalitie-Kabinet bezwaren ver-
bonden zijn, meende hij, dat die bezwaren bij dit
Kabinet niet zeer op den voorgrond zijn gttreden.
De klachteu over couservatisme en reactie begreep
spreker. Wanneer een Regeering handhaaft de
Christelijke grondslagen van ons volksleven, dan
is zij behoudend, en wanneer ze wanorde in orde
herstelt, dan regeert zijmaar dergelijk conserva-
tisme en zulke reactie k^urt hij goed.
Spreker huldigt vrijheid van gedachte ook voor
de ambtenaren, maar in hun qualiteit van ambte-
naren moeten zij buiten de politiek blijven, en
betoogde dat een nieuwe regeling van het lager
onderwijs niet mogelijk is zonder een regeling van
de gemeente financier), waartusschen een ouver-
breekbaar verbaud bestaat.
De heer Talma verdedigde de houding der Re
geering tegen het verwijt van ,/slapheid" op 81
Januari. Waar niemand, ook de Regeering den
toestand niet kende was krachtiger optreden niet
mogehjk, afgescheiden van de vraag of zij over
geuoegzame middeltn beschikken kon.
Spreker kwam heftig op tegen de verdacht-
making door den heer Troelstra van de Cbristen-
arbeiders en hun leiders over hun houdig voor
en na de staking.
Troe'stra en de zijnen hebben de kracht van de
arbeidersbeweging die zwak is in Nederland
opgeblazen en daardoor een misdaad aan haar be-
gaan. De Regeering sprak volkomen terecht van
z/misdadige woelingen", niet doelende op de men-
schen die na de staking op straat stonden, maar
op hen, die in die stakingsdagen speculeerden
met de arbeiders en zich, toen 't er op aan kwam,
terugtrokken.
Spreker trad in een breedvoerige bestrijding
van het betoog van den heer Van der Vlugt, die
faalt, wanneer hij meent, dat het socialisme langs
wetenschappelijken weg afdoende te bestrijdeu is
en schttste de taak der Christelijke partijen op
politiek gebied. Aan de Regeering vraagt spreker
ten slotte bij de sociale wetgeving niet te letten
op de quantiteit, maar op de qualiteit.
De heer Smeenge bepleitte de belangen der
binnenschipperij, welke nauwkeurige studie eischen.
De heer Scbaper laakt de oalatigheid der Re
geering ten opzichte van de arbeiderspensionneering
en opneming van den landbouw in de Ouge-
vallenwet.
De heer G. A. van der Hooft, theol. cand.
alhier, heeft het beroep naar de Ned. Herv.
gemeente te Domburg aangenomeD, en bedaukt
voor dat naar Maasland.
De heer J. van der Stel, buitengewoon
opzichter aan de nieuwe sluiswerken alhier, is
met ingang van 1 Januari a. s. benoemd tot teeke-
naar bij de bouwpolitie te Utrecht.
In den uacht van 1 op 2 dezer is aan de
achterplaats van een werkmanskeet op het terrein
aan de in aanbouw zijnde schutsluis alhier, een
voile mand met waschgoed outvreemd, die moeder
de vrouw zeker verzuimd had des avonds biuneu
te halen.
Door de politic, bij wie aangifte van den diefsral
werd gedaan, is een ouderzoek ingesteld en bij
een paar ingezetenen huiszoeking gedaan, evenwel
zonder resultuat.
Volgens mededeeling van den inspecteur over
het loodswezen is de stompe ton no. 5 van het
Pas van Ter Neuzen, op oqgeveer: 51° 22' 55" N.b.
en 1° 8' 12" W.I., voorzien van een afgeknotten
kegel en is het topteeken van de stompe ton no. 6
van genoemd vaarwater afgenomen.
Z nam slag, 8 Dec. Dezer dagen hield de
vereeniging ,/In 't belang der landbouwers" alhier
hare jaarlijksche vergadering. Het ledental is
thans 89. Uit de rekening en verantwoording
van den penningmeester bleek dat de inkomsten
haddenbedragen 55981,84 en de uitgaven
55655,22s. Goed slot 326,616. De af-
tredende leden, de heeren Jac. Verpoorte en D.
Dekker werden herkozen.
Boschkapt'Ile. De Statuten der Boerenleen-
bank alhier zijn koninklijk goedgekeurd, zoodat
eerstdaags de opening dezer nuttige instelling kau
verwacht worden.
Koewacht. Donderdagavond had ten huize
van den penningmeester, den heer Ph. Baert, de
laatste vergadering plaats van de eertijds zoo
bloeiende Zangvereeniging ,/Kunstliefde". De
rekeningen, welke nog te betalen waren, werden
nagezien en vereffsnd waarna met een woord
van dank aan alien, die zoovele jaren hunne
medewerking verleend hadden, de vereeniging
door den voorzilter, de heer A. Geerards, defiaitief
ontbonden verklaard werd.
Het drama te Walsoorden.
Dinsdag werd voor de reclitbank te Middelburg be-
bandeld de zaak tegen P. W., oud 24 jaar, P. S., oud
40 jaar, en Th. S., oud 38 jaar, alien visschers, geboren
en wonende te Bouckaute (Belgie), thans in hechtenis
in het huis van bewaring te Middelburg, waaromtrent
wij aan de Middelb. Ct. net volgende ontleenen
Aan hun werd te lasle gelegu dat zij in den avond
van den lOen October, omstreeks half elf, te Walsoorden,
in en bij de herberg van J. F. Andriessen, met vereenigde
krachten, met andere onbekend gebleven personen, door
geweld opzettelijk den brigadier der koninklijke mare-
chaussdes J. Geleijnse en den mareehaussde A. van der
Linde gedwongen hebben na te laten het constateeren
van uvertreding der gemeenteverordening ophetsluiten
der herbergen door de in die herberg aanwezige bezoekers.
Zij deden dit in de herberg, toen bovengenoemde
brigadier zich gereed maakte ae namen der bezoekers
in zijn opschrijfboekje op te teekenen, na gezegd te
hebben dat hij hen moest bekeuren en dat niemand weg
mocht voor dat hij de namen der bezoekers had opge-
teekend en nadat bovengenoemde marechaussde zich
voor de deur had geplaatst.
De le beklaagde heeft toen meergenoemden brigadier
een stomp tegen de borst en een vuistslag in het aange-
zicht gegevende 2e beklaagde bracht meergenoemden
mareehaussee een of meer duwen toe, waarna alle be
zoekers de herberg uitgedrongen zijn en de 3e beklaagde
heeft, buiten de herberg, meergenoemden brigadier, die
ininiddels op den grond was geworpen en door eenige
personen vastgehouden werd, getrapt en geslagen en
dieus revolver met geweld uit de hand gerukt, waardoor
alle bezoekers ontvlucht zijn.
De drie beklaagden hebben althans met vereenigde
krachten, met andere onbekend gebleven personen, zich
door het plegen van voormelde handelingen metgeweld
verzet tegen genoemden brigadier en genoemden mare
ehaussee, die, in dienst zijnde, genoemde herberg waren
binnengetreden, daar het sluitingsuur der herbsrgen
reeds overschreden was en zich daarin nog verscheidene
bezoekers bevonden, teneinde tegen den herbergier en
de bezoekers procesverbaal op te maken ter zake van
uvertreding der gemeenteverordening op het sluiten der
herbergen.
Als verdediger van den tweeden beklaagde trad op
de heer Mr. M. Jaeq de Witt Hamer, advoeaat te Middel
burg, terwijl aan de twee andere beklaagden ambtshalve
als verdediger was toegevoegd de heer Mr. J. F. van
Deinse, advokaat te Middelburg.
Van wege het Openbaar Mimsterie waren in deze zaak
drie getuigen gedagvaard.
De zitting werd door een vrij talrijk publiek bijgewoond.
Na voorleziug van het bevel van verwijzing en van
het ambtseedig procesverbaal van den Brigadier der
marechaussde J. Geleijnse, werd tot het getuigenverhoor
overgegaan.
Alvorens werd door den verdediger van den tweeden
beklaagde medegedeeld dat door hem twee getuigen
a decharge waren voorgeroepen.
De eerste getuige, J. Geleijnse, brigadier der konink
lijke mareehaussee, verklaarde bij den inhoud van zijn
procesverbaal te blijven.
Daarin werd geconstateerd dat de getuige in den be-
wusten avond te kwart over tien gekomen was bij de
herberg van Andriessen, om de daar aanwezigen te ver-
baliseeren, wijl de verordening der gemeente Hontenisse
als slnitingsuur 10 uur aangeeft.
Toen getuige in de herberg was en aanstalten maakte
om de namen der aanwezigen, een twaalftal personen,
in zijn zakboekje op te schrijven, werd hij gemolesteerd
door een paar der beklaagden, die vervolgens afgingen
op den mareehaussee Van der Linde, aan de deur ge-
posteerd, en dezen een duw gaven.
Daarna hebben de bezoekers zich naar buiten begeven,
waar getuige door verschillende personen werd geschopt
en geslagen en aan de band, waarin hij zijn sabel had,
verwond en ook aan het hoofd, zoodat het bloed hem
lanes het gelaat liep.
Hij kon niet zien wie hem mishandelden, want zijn
mantei was hem over het hoofd geworpen. Hij heeft
eindelijk, om zich te verweren, zijn revolver getrokken
en een paar schoten gelost.
Daardoor vrij gekomen, is hij met Van der Linde en
den burgemeester gegaan naar de haven, waar de per
sonen, die in de herberg waren geweest, met hun visschers-
schuitjes lagen.
Lenige dier personen, die door den getuige waren
herkend, werden door hem in arrest genomen en in
bewaring gesteld.
Door hem zijn later op den weg tusschen de herberg
en de haven een paar klompen gevonden en een pet,
terwijl door hem met Van der Linde in een der vaar-
tuigen ook is gevonden de sabel van den getuige, die
hem was ontrukt.
Nadat hij de schoten had gelost, is aan getuige zijn
revolver ontnomen.
Toen getuige naar de herberg gin£, was zijn revolver
met vijf patronen geladentoen deze terug gevonden
werd, zaten er nog twee patronen op.
De eerste beklaagde erkende dat hij in de herberg
aan getuige een stomp en een slag heeft gegeven. Buiten
de herberg heeft hij niets gedaan.
De tweede beklaagde ontkende dat hij aan den mare-
chaussde Van der Linde een duw zou gegev^h hebben,
wat iloor den getuige was verklaard. Hij is wel naar
de deur gegaan om de herberg te verlaten.
De getuige hield pertinent vol dat deze beklaagde
den mareehaussee een duw had gegeven.
De derde beklaagde erkende buiten de herberg van
getuige de revolver te hebben afgenomen.
De heer Mr. Van Deinse vroeg aan getuige of hij, de
herberg binnenkomende, gezien heeft hoe laat de klok
daar aanwees. Deze antwoordde ontkennend.
De heer Mr. De Witt Hamer vroeg aan getuige of hij
fezien heeft dat Van der Linde in de herberg zijn sabel
eeft getrokken en naar beklaagde W. heeft geslagen.
De getuige verklaarde dat niet gezien te hebben.
De tweede getuige, de mareehaussee A. van der Linde,
verklaarde in denzelfden geest als de brigadier.
Hij verzekerde verder dat door een der bezoekers,
toen de marechaussdes binnen kwamen, gezegd was dat
de klok stilstond en zij niet wisten, hoe laat het was.
Deze getuige heeft gehoord dat de tweede beklaagde,
toen de marechaussees binnenkwamen, opstond en zeide
iwij gaan weg".
De brigadier zeide toen dat er niemand weg mocht
gaan, waarop de tweede beklaagde Van der Linde, die
voor de deur was geposteerd, op zijde duwde. Het
gelukte beklaagde echter niet de deur open te krijgen
of buiten te komen.
Deze getuige hieft verder gezien dat de eerste beklaagde
den brigadier een stomp en een klap gaf.
Eindelijk hebben verschillende personen getuige achter-
uit geduwd en zijn zij, na de deur geopend te hebben,
naar buiten gevlucht.
Getuige en den brigadier zijn de personen gevolgd.
Buiten is de brigadier door een paar personen aange-
vallen en op den grond geworpen.
Getuige zelf werd ook vastgegrepen en mishandeld.
Wie dat deden, kon hij niet met zekerheid verklaren.
Tijdens hij op den grond lag, heeft hij hooren schieten
en later heeft hij gezien dat een persoon tegen den
grond lag.
Toen de schoten gevallen waren, hoorde getuige den
brigadier roepen „Van der Linde schiet er op." Hij is
ecliter toen losgelaten.
Hij heeft verder gezien dat de beklaagde W. met de
sabel van den brigadier is weggeloopen.
Getuige is eenigszins aan het hoofd verwond en heeft
gezien dat ook de brigadier verwondingen had bekomen.
De beklaagde W. erkende, terwijl hij op den brigadier
lag, de sabel van hem te hebben afgenomen, maar niet
om die te behouden,
Hij gaf ook toe in de herberg den brigadier een stomp
en een klap gegeven te hebben.
Getuige veiadaarde nqg dat W. in de herberg zou
gezegd hebben ,/IIier wordt niet geverbaliseerd." Deze
ontkende dat.
De tweede beklaagde ontkende den getuige een duw
gegeven te hebben.
I)e mareehaussee hield echter aan ziju verklaring vast.
De heer Mr. De Witt Hamer vroeg hoe getuige thans
tot de zekerheid gekomen is dat P. S. hem het eerst
geduwd heeftin het eerste proces-verbaal, dd. 11 October,
heeft hij gerelateerd dat hij niet met zekerheid kon
zeggen wie hem het eerst een duw had gegeven.
Deze verzekerde, toen verklaard te hebben dat hij zijn
aanvallers buiten niet heeft herkend, maar wel den
man die hem binnen in de herberg op zijde duwde.
Verder vroeg de verdediger van den tweeden bekl.
den getuige nog eenige inlichtingen omtrent de inrichting
van de herbergkamer.
Getuige gaf die.
Daarop werd den brigadier nogmaals gevraagd of hij
tot Van der Linde heeft geroepen om te schieten. Deze
gaf dat toe en zeide dat geroepen te hebben nadat hem
zijn revolver was ontrukt.
De derde getuige C. Heija, vrouw van J. F. Andriessen,
herbergierster te Walsoorden, verklaarde dat in den
avond van 10 October haar herberg te 10 uur moest
gesloten zijn.
Zij heeft op dat uur echter niet gesloten, omdat er
nog menschen waren.
Omstreeks kwart over tienen zijn de brigadier en de
mareehaussee hare herberg binnengekomen. De klok
stond wel stil, maar haar man had eeu hoiloge op zak.
Er waren nog al veel bezoekers in de herberg, maar
getuige weet niet of de beklaagden daar onder behoorden.
De brigadier heeft haar gevraagd of zij vergunning
had om later dan tien uren open te blijven, waarop zij
ontkennend antwoordde.
Toen de brigadier daarop de namen der bezoekers
wilde opschrijven, zijn dezen gaan loopen.
Van wat er verder in de herberg gebeurd is heeft
getuige niets gezien. Ook wat er buiten geschied is, is
naar Onbekend.
Later heeft zij haar deur operigemaakt en is door den
brigadier en de mareehaussee een persoon binnenge-
dragen.
De eerste getuige ter ontlasting, H. v. d. Verre, visscher
te Bouchaute, verklaarde op een vraag van den heer
Mr. De Witt Hamer den lO" October in de bewuste
herberg geweest te zijn en de laatste bezoeker te zijn
geweest.
Hij heeft niet gehoord dat de brigadier heeft gezegd
dat niemand de zaal mocht verlaten.
De tweede getuige 4 decharge J. Roete, visscher te
Philippine, deelde ongeveer hetzelfde mede. Hij was
ook een der laatsten die weg gingen en nam zijn weg
achter door.
Hij heeft gehoord dat W. en Ph. S. hebben gezegd
rwij gaan naar boord". W. heeft later den brigadier
gestompt, waarop Van der Linde met zijn sabel op W.
heeft geslagen. Hij heeft niet gezieji aat Ph. S. Van
der Linde heeft op zijde geduwd.
Thans werden de beklaagden verhoord.
De eerste, P. W., ontkende nu dat hij den brigadier
heeft hooren zeggen dat hij de herbergbezoekers bekeuren
moest, wat hij vroeger wel had efkend.
Hij gaf toe den brigadier in de herberg een duw en
een slag gegeven te hebben en een slag met eeu sabel
ontvangen te hebben van den mareehaussee Van der
Linde.
Buiten gekomen heeft hij niet, zooals hij ook vroeger
heeft bekend, den brigadier vastgegrepen. Hij heeft wel
gezien dat deze door anderen werd aangevat. Hij is
toen tusschen beiden gekomen om zijn schipper uit het
gedrang te halen.
Vroeger heeft, volgens de stukken, deze beklaagde
voor den rechter-commissaris verklaard dat hij den
brigadier heeft vastgegrepen en met anderen op den
grond geworpen. Dit nam hij nu terug. Hij heeft
alleen zijn schipper, den man die is doodgeschoten, van
den brigadier willen aftrekken. Hij is daarbij gevallen
ee heeft den brigadier zijn sabel afgenomen en die
medegenomen.
De tweede beklaagde, Ph. S., bleef er bij, dat hij den
mareehaussee niet op zijde heeft geduwd. Dat is door
W. gedaan, die voor hem was.
W. ontkende dat echter.
Van de vechtpartij buiten heeft de tweede beklaagde
niets gezien of gehoord, ook het schieten niet.
De derde beklaagde Th. S., is, de deur uitgaande,
gevallen en Van der Linde viel tegen hem op. Hij
heeft zich losgemaakt en hoorde W. roepen, help help
hij schiet waarop hij toegeschoten is en den brigadier
diens revolver heeft ontrukt. Er was toen reeds ge-
schoten.
Deze beklaagde herkende als de vijrie, de hem ver-
toonde klompen, die op de plaats van de worsteling
buiten de herberg zijn gevonden.
De voorzitter vroeg nu aan de drie beklaagden wat
hun aanleiding heeft gegeven zoo tegen de marechaussde's
op te treden als zij gedaan hebben.
Zij verklaarden dat zij dit gedaan hebben om een
proces-verbaal te vermijden de marechaussde's hebben
geen aanleiding gegeven. Zij hebben alleen gezegd dat
zij een bekeuring moesten doen.
De voorzitter wees erop dat alleen tengevolge van
een kleine politie-overtreding door de beklaagden een
zoo ernstig misdrijf is gepleegd als hun nu ten laste
was gelega en vroeg of er geen andere reden was.
De beklaagden konden geen andere reden opgeven
alleen de vrees gecalangeerd te worden, dreef hen tot
het gebeurde.
De ambtenaar van het openbaar ministerie wees er,
in verband met de door den eersten beklaagde nu
teruggenomene verklaring, op dat deze zijn bekentenis,
voor zooveel het aangrijpen van den brigadier betreft,
ook voor de tweede maal bij den rechter-commissaris
heeft herhaald.
Deze bleef echter bij het op de terechtzitling door
hem verklaarde.
De ambtenaar van het openbaar ministerie, de heer
Mr. Turk, aan wien nu het woord werd verleend tot
het nemen van zijn requisitoir, begon met erop te wijzen
hoe reeds herhaaldelijk gebleken is dat de bewoners
van even over de grenzeu geen eerbied hebben voor de
wet en zich buitengewoon ruw en brutaal gedrao-en.
Verzet tegen de politie komt in de buurt van de
grens dan ook veelvuldig voor.
Hetgeen thans te Walsoorden gebeurd is, is buiten
gewoon brutaal. Als ware woestelingen zijn de grens-
bewoners daar tegen de marechaussee's opgetreden en
het is een wonder dat de brigadier er zoo goed is af-
gekomen.
De ambtenaar gine daarna in den breede na, wat op
den bewusten avond in de herberg van Andriessen te
Walsoorden is gebeurd.
De marechaussee's gingen daarheen om een over-
treding te constateeren en tegen de overtreders proces
verbaal op te maken.
Daartoe was het voor den brigadier noodig de namen
der bezoekers, die hem onbekend waren, op te teekenen.
lerwijl hij dit wilde doen en een mareehaussee voor
de deur plaatste, deed hij wat zijn plicht hem gebood
en was hij in de rechtmatige "uitoefening zijner be-
diening.
In plaats dat de bezoekers nu kalm bleven en hun
naam opgaven, zijn zij opgestaan en hebben den briga
dier en den mareehaussee geslagen en op zij geduwd.
Buiten zijn een aantal der bezoekers de poHtiebeambten
te lijf gegaan.
De overtrading is niet kunnen geconstateerd worden
tengevolge van de gewelddadige houding der bezoekers.
De poiitieambtenaren zijn door verschillende personen.
mishandeld en niet is geconstateerd kunnen worden
weik aandeel ieder der bezoekers in het gebeurde heeft
geliad.
Wel is dat het geval geweest met enkelen, met name
met de drie beklaagden.
De eerste beklaagde heeft in de herberg den brigadier