A I g e m e e n
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 4397.
Zaterdag 27 Juni 1903.
43e Jaargang.
Ter Neuzensche belangen.
ABONNEMENT:
Per drie maauden binnen Ter Neuzen 1,—Franco per postVoor
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32*.
Men abonueert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Bneven-
bushouders.
ADVERTENTIEN:
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer f 0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts t w e e m a a 1 berekend.
Grootere letters worden uaar plaatsraimte berekend.
Inzending van advertentien v6or 3 uren op den dag der uitgave.
H H H 1 1—lT_i A-J-J.
Gisteravond werd in het/Hotel de Commerce"
alhier, gehouden eene yergadering van ingezetenen,
belegd door de voorloopige commissie, samen-
gesteld tot behartiging der belangen van Ter
Neuzen. De opkomst was tamelijk, doch niet
zoo druk als men voor deze gelegenheid had
mogen verwachten, ofschoon het tijdstip waarop
de vergadering was uitgeschreven daaraan ook
wel voor een deel de oorzaak zal zijn.
De voorzitter, de heer H. Koelmans, vermeende
dat wel ieder zou begrijpen, dat deze vergadering
was belegd in verband met de geruchten der
laatste weken omtrent de naasting van de
spoorwegen Mechelen— en GentTer Neuzen
door Belgie. Er waren ingezetenen, die daarin
een groot gevaar zagen voor de welvaart van
Ter Neuzen, indien geen maatregelen in het
belang van onzen, bij die spoorwegen zoo nauw
betrokken handel, genomen werden.
Naar aanleiding van een artikeltje daaromtrent
in onze jongste plaatselijke courant hidden
enkele helanghebbenden eene bespreking met
den redacteur dier courant, als gevolg waarvan
op uitnoodiging dier belanghebbenden een aantal
ingezetenen bijeefikwamen, om de middelen te
bespreken die in het belang onzer stad konden
worden aangewend. In die vergadering werd
eene voorloopige commissie benoemd, met de
opdracbt een request saam te stellen, terwijl
dan later in eene algemeene vergadering van
ingezetenen eene definitieve commissie zou
worden benoemd, het request vastgesteld en
beslist zou worden op welke wijze dit aan de
betrokken Ministers zou worden ter kennis
gebracht, door eenvoudige toezending per post,
of wel door eene deputatie naar Den Haag te
zenden om het in eene particuliere audientie
te overhandigen.
De omstandigbeden zijn echter oorzaakgeweest
dat aan dit voornemen geen gevolg kon worden
gegeven.
J.l. Maandagavond vergaderde de voorloopige
commissie voor het vaststellen van de redactie
van het request en toen bleek uit de gehouden
besprekingen, dat er geen tijd meer te verliezen
was, om dit te verzenden.
Wanneer men iets wil verzoeken, moet men,
om aan dat verzoek kracht bij te zetten, ook
een middel van verweer hebben en het eenige
middel van verweer dat de Nederlandsche Re-
geering nog in handen heeft is de conventie
betreffende het kanaal Gent-Ter Neuzen, die
wel reeds door de Tweede Kamer is aangenomen
maar de Eerste Kamer nog moet passeeren.
Aangezien het bekend was dat het wetsont-
werp betreffende de conventie Vrijdag reeds in
behandeling zou komen, kwam het der voor
loopige commissie gewenscht voor deze algemeene
vergadering niet af te wachten, maar ten
opzichte van de verzending van het adres te
haudelen alsof de commissie reeds definitief
was benoemd, waarop besloten werd het request,
zooals dit in de plaatselijke bladen is vermeld,
Dinsdagmorgen telegrafisch te verzenden aan
den Minister van Binnenlandsche Zaken en die
van Waterstaat, Handel en Nijverheid, aan de
voorzitters der beide Kamers en aan de afge-
vaardigden der Eerste Kamer voor Zeeland, de
heeren Godin de Beaufort en Hovy.
En uit het verslag der zitting van de Eerste
Kamer van Dinsdagavond blijkt, dat het tele
gram nog te juister tijd is verzonden. Toen de
voorzitter in die vergadering het voornemen
te kennen gaf om de conventie met Belgie,
betreffende het kanaal Gent-Ter Neuzen,
Vrijdag te behandelen, vroeg de heer Godin
de Beaufort het woord, en spTak het volgende
Mijnheer de Voorzitter Ik acht mij verplicht
in afwijking van uw voorstel aan de Vergadering
in overweging te geven, het ontwerp betreffende
het kanaal GentTer Neuzen in deze bijeen-
komst der Kamer nog niet te behandelen.
De aanleiding tot rnijn afwijkend voorstel
ligt in een omstandigheid, van welke wij nog
geen kennis konden dragen tijdens het afdeelings-
onderzoek, en die dus ook niet in ons Voorloopig
Verslag is ter sprake gebracht.
In de laatste dagen kwamen in Belgische
bladen mededeelingen voor betreffende een voor-
genomen naasting van de spoorweglijn Gent
Ter Neuzen door den Belgischen Staat.
Ten gevolge van die berichten is er op dit
oogenblik groote ongerustheid in Ter Neuzen
wegens de ernstige gevolgen welke deze naasting
voor Ter Neuzen zou kunnen hebben bij toe-
passing van differentieele spoorwegtarieven ten
gunste van Belgische havens en ten nadeele
van Ter Neuzen. Telegrammen zijn heden
daarover gericht aan de Regeering, aan de
Kamers, aan de vertegenwoordigers uit Zeeland,
welke alle blijk geven van de groote bezorgdheid
waarin men op 't oogenblik verkeert.
A1 kan ik voorloopig de juistheid der mede
deelingen in de Belgische bladen niet aannemen,
zoo meen ik toch dat er alle reden is om
mijnerzijds met de meeste bescheidenheid aan
de Regeering te verzoeken om alsnog een
schriftelijk antwoord te geven op de volgende
vragen, welke eenigermate kunnen worden be-
schouwd als een aanvulling van ons Voorloopig
Verslag
Bestaat er aanleiding voor de vrees, dat
Belgie eenzijdig de op zijn gebied gelegen ge-
deelten van de spoorwegen MechelenTer
Neuzen en Gent-Ter Neuzen zal naasten zonder
voorafgaande conventie met Nederland omtrent
de naasting der Nederlandsehe gedeelten, ten
gevolge waarvan de tegenwoordige toestand
van de haven van Ter Neuzen met betrekking
tot de tarieven, de afschafting der surtaxe daar-
onder begrepen, achteruit zou gaan
Kan de Regeering de verzekering geven, dat
zij bij eventueele onderhandelingen over naasting
door beide Regeeringen ieder op haar grondge-
bied de noodige bedingen zal maken voor be-
stendiging van de tegenwoordige behandeling
van de naar of van Ter Neuzen per spoorweg
vervoerde goederen, zoodat op deze geen minder
voordeelige tarieven zullen worden toegepast
dan die voor Belgische havens gelden
Waar het duidelijk schijnt dat de door de
Regeering te verschaffen inlichtingen van veel
invloed zouden kunnen zijn op de houding,
welke men tegenover het aanhangig wetsont-
werp zal hebben aan te nemen, ligt het voor
de hand in afwachting der gevraagde inlichtingen
de openbare behandeling van dit wetsontwerp
thans nog niet te doen plaats hebben.
Men kan toch moeilijk van ons verlangen, dat
wij onze medewerking zouden verleenen, om Gent
aan een beteren waterweg te helpen op een
oogenblik dat er gegronde vrees bestaat dat
ten gevolge van maatregelen van Belgische zijde
Ter Neuzen, wat het spoorwegverkeer betreft,
in slechter conditie zou kunnen worden gebracht.
Het voorstel van den heer Godin de Beaufort
is daarop zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
Men mag dus zeggen dat het telegrafisch
request succes heeft gehad, daar dit onzen
afgevaardigde aanleiding heeft gegeven om
uitstel van behandeling voor te stellen, om
zoodoende onze Regeering gelegenheid te geven,
zoo mogelijk onderzoek te doen naar de voor-
nemens der Belgische en tevens uit te zien
naar middelen om de belangen van Ter Neuzen
te behartigen.
Sreker waarschuwt echter, dat men de ver-
wachtingen ook weer niet te hoog moet spannen.
Het thans aan de orde zijnde wetsontwerp
betreffende het kanaal GentTer Neuzen, is
slechts een aanvulling van de overeenkomst
van 1895 en van niet zoo aangrijpenden aard.
De grootste kracht van het verweermiddel,
door al of niet meewerken aan de verbeterings-
werken van het kanaal ten behoeve van Gent,
is dus reeds gebroken. De Regeering staat
thans niet zoo sterk dan dit 8 jaren geleden
het geval zou geweest zijn, toen de geheele
overeenkomst nog moest gesloten worden.
Evenwel, de Regeering is nu gewaarschuwd
en zal wel alle middelen die haar ten dienste
staan in het werk stellen.
Van den heer Hovy is een schrijven inge-
komen, waarbij deze zijn genoegen betuigt, dat
het naastingsplan nog juist bijtijds bekend is
geworden, daar thans nog met de Belgische
Regeering te onderhandelen valt, en waarbij
deze afgevaardigde de verzekering geeft van
zijne belangstelling in deze voor onze stad zoo
gewichtige zaak.
De heer Koelmans zegt ten slotte een en
ander te hebben meegedeeld om de voorloopige
commissie te verontschuldigen, dat zij verder
is gegaan dan hare opdracht luidde, doch dat,
zooals is aangetoond, door den loop dien de zaak
nam, noodig was.
De vraag is wat thans verder moet gedaan
worden. De voorloopige commissie adviseert
om thans een adres van adhaesie aan het tele
grafisch request, met een zoo groot mogelijk
aantal handteekeningen van de burgeri], te
zenden aan den Minister van Binnenlandsche
Zaken en aan den Minister van Waterstaat,
Handel en Nijverheidzij heeft daarvoor het
volgende concept opgemaakt
Aan
Hunne Excellentien de Ministers van
Binnenlandsche Zaken en van Water
staatHandel en Nijverheid.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen
de ondergeteekendenalien ingezetenen der
gemeente Ter Neuzen
dat zij hunne adhaesie verleenen aan het
op 23 Juni jl. door de heeren H. Koelmans,
M. de Jonge, J. A. Klaassen, L. J. van der Moer,
0. Ribhens, J. de Kok en J. D. Thielman, als
commissie uit de burgerij, aan Uwe Excellentien
telegrafisch verzonden request
redenen, waarom zij Uwe Excellentien mede
beleefdelijk verzoeken, al die maatregelen te
nemen, welke strekken kunnen in het belang
hunner gemeente.
't Welk doende, enz.
Over dit voorstel had eenige bespreking plaats,
waarvan het resultaat was dat werd besloten
dienovereenkomstig te handelen.
De voorloopige commissie werd bij acclamatie
definitief benoemd. Zij ontving van de ver
gadering de opdracht om de adressen van adhaesie
door een deputatie uit haar midden in eene
particuliere audientie aan de betrokken Ministers
te overhandigen en zich overigens aan te melden
bij alle autoriteiten, bij wie zij dit in het
belang der zaak noodig oordeelt. Voorts werd
uit de vergadering den wensch geuit, dat de
commissie hare bemoeiingen niet te beknopt
zou opvatten, door zich alleen bezig te houden
met het naastingsplan der spoorwegen, maar
dat zij zou werkzaam zijn voor de belangen
van Ter Neuzen in het algemeen. De spreker
had daarbij op 't oogte trachten kennis te
krijgen van de door den Minister in de Kamer-
zitting besproken plannen voor uitbreiding der
loskaden, opdat zou kunnen worden nagegaan,
of die zijn gemaakt overeenkomstig de behoeften
van den handel en dat de commissie voorts
zou trachten volledig op de hoogte te komen,
door zich niet door enkelen, maar zoo veelzijdig
mogelijk te doen inlichten.
De heer Koelmans deelde mede dat een en
ander reeds in de bedoeling der voorloopige,
thans definitieve commissie lag, zoodat hij kan
verzekeren, dat ze in de aangegeven richting
zal werken. Hij beval de commissie aan in
de medewerking van ieder, die een of ander,
bevordelijk aan het beoogde doel, weet mee te
deelen.
Nadat besloten was de eventueele onkosten
te dekken door vrijwillige bij dragen, waar voor
eene lijst zal circuleeren, werd de vergadering
gesloten.
Staande de vergadering werd zoowel op de
requesten, als op de lijst voor bijdragen, druk
geteekend.
Provinciale Staten van Zeeland.
(Ve r v o I g).
7". Tot wijziging van het reglement voor
de calamiteuze polders en waterschappen in
Zeeland, naar aanleiding van een verzoek van
den dijkraad voor het calamiteus waterschap,
Walsoorden.
In het adres, ten opzichte waarvan Ged.
Staten bij besluit van 4 November 1902 opnieuw
diligent werden verklaard, verzocht de dijkraad
voor de waterkeering van het calamiteuze
waterschap Walzoorden, om het reglement voor
de calamiteuze polders of waterschappen in dier
voege te wijzigen, dat pensionneering van de
dijkwachters en vaste arbeiders mogelijk zou
worden.
Bij besluit der Staten van 7 Juli 1876 werd
op voorstel van Ged. Staten, het reglement
zoodanig gewijzigd, dat aan de waterbouwkundige
ambtenaren pensioen kan worden verleend.
De redenen, welke Ged. Staten toen tot dat
voorstel hebben geleid, gelden ook voor de
overige beambten of bedienden, zooals dijk
wachters, boden, enz. van de besturen. Het is
toch voor hen van groot belang, dat zij, wanneer
zij, na getrouwe plichtsbetrachting door ouder-
dom of lichaamsgebreken voor den dienst
ongeschikt zijn geworden, niet aan Hun lot
zullen worden overgelaten, maar in het genot
zullen worden gesteld van een billijk pensioen.
Het komt Ged. Staten daarom billijk voor, de
bepalingen omtrent pensionneering van water
bouwkundige ambtenaren en omtrent het nemen
van maatregelen ter voorziening in het lot van
hunne weduwen en weezen, ook te doen gelden
voor de andere beambten en bedienden, die, evenals
de waterbouwkundigen in voortdurenden dienst
van de besturen zijn.
Dit is echter niet het geval met de zooge-
naamde vaste arbeiders. Deze toch zijn geen
beambten of bedienden in vasten dienst der
besturen, doch werklieden van den aannemer
van het onderhoud der werken aan de water
keering en worden door dezen telkens, gedurende
het tijdvak van 1 November tot 1 Mei, onder
goedkeuring van het bestuur, in dienst gesteld.
De benaming van //vaste arbeiders" voor deze
werklieden is dus eigenlijk minder juist.
Daar niet elk jaar aan dezelfde waterkeering
dezelfde onderhouds-aannemer optreedt, is het
niet zeker, dat steeds dezellde personen gedu
rende de wintermaanden als vaste arbeider aan
dezelfde waterkeering in dienst zullen zijn,
hoewel het gebruikelijk is, dat daarvoor de
dijkwerkers genomen worden, die in de nabij-
heid der waterkeering wonen en ook in den
zomer vrij geregeld aan de waterkeering in
dienst van den aannemer werkzaam zijn.
Aan sommige waterkeeringen bestaat een
ploeg van 6, 8 of meer dijkwerkers, die elkaar
geregeld op bepaalden tijd in den winter aflossen
en als vaste arbeider om beurt dienst doen.
Pensionneering van alle vaste arbeiders, ook
van hen, die slechts bij afwisseling en voor
korten tijd dienst verrichten, schijnt dus niet
wel mogelijk.
Het komt Ged. Staten niettemin billijk voor,
om personen die, zooals bij de waterkeering
van het calamiteuze waterschap Walzoorden
het geval is, velejaren aan d-zelfde waterkeering
hebben gewerkt, wanneer zij oud zijn geworden
en niet meer werken kunnen, niet aan hun lot
over te laten.
Ged. Staten meenen, dat daarin zou kunnen
worden voorzien, door art. 30 van het reglement
waarbij aan den dijkraad is opgedragen, het
besluiten tot het nemen van maatregelen ter
voorziening in het lot van weduwen en weezen
van waterbouwkundige ambtenaren zoodanig uit
te breiden, dat den dijkraad ook wordt opge
dragen het nemen van maatregelen ter voor
ziening in het lot van arbeiders, die, zonder
vaste aanstelling een zeker aantal jaren aan de
waterkeering gewerkt hebben, terwijl dan tevens
art. 121 dient te worden aangevuld.
Gedeputeerde Staten doen een voorstel in
dien geest.
8°. Tot wijziging vana. Het besluit tot
vaststelling van regelen voor het pensioneeren
van en het verleenen van wachtgeld aan amb
tenaren en bedienden, in dienst der Provincie
Zeeland b. het reglement op de pensioneering
van weduwen en weezen van Provinciale amb
tenaren in Zeeland.
TEB SEl'/iESSCHE COERAST.
»U blad veraehijnt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, nitgezonderd op Feeatdagen, bij de Firina P. J. VAX PE i»DK «e TerSemen.