A 1 g e in e a
Nieuws- 9a Adverteatieblad
Zeeuwsch-Vlaaadfirea
No. 4373.
Donderdag 30 April 1903.
root
HINDERWET.
BE TWEEDS V10UW.
43e Jaar^ang.
FEPILLETON.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per post: Voor
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,82$.
Men abonneert zich bjj alle Boekbandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
bushouders.
1DT1HTIS TiH'i
Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0,10,
directe opgaaf van driemaal plaatsing darzelfda advarfesntis wordi de prijs
slechts treenail berekend.
Grootere letters worden naar plaatsrnimte berekend.
Inzending van advertentien v6or 3 uren op den dag der uitgave^
Een sensationeele onthulling in
de Dreyfus-zaak.
Geneaal Andrd, de Frausche Minister vau Oorlog
die zich te Gevrey-Chambertin bevond op het
oogenblik, dat ex-kapitein Dreyfus zijn verzoek
iudiende om een officieel onderzoek naar het be-
ruchte borderel en de betrouwbaarheid van het
getuigenis van Czernuski, is sedert Zaterdag te
Parijs terug, waar hij onverwijld officieel kennis
genomen heeft van het request van den gewezen
banneling van het Duivelseiland. Het heet, dat
de Minister voor zichzelf reeds een geheel uitge-
werkt plan gereed heeft, met betrekking tot de
houding, welke hij in deze aangelegenheid zal
aannemen. Hij zou besloten zijn, het privaat
onderzoek naar de motieven tot het vonnis van
den krijgsraad van Rennes te veranderen in een
officieel, en in overeenstemming met zijn collega
van justitie er sterk voor zijn, zooveel mogelijk
haast met de zaak te maken, zoodat de officieele
heropeniug der Dreyfuszaak, zij het dan uitslui-
tend op juridisch terrein, een questie van slechts
enkele dagen zou zijn.
Voorts wordt verteld, dat de Dreyfusards thans
z66 vast overtuigd zijn van de eindzegepraal in
de onverkwikkelijke aangelegenheid, die eenige ja-
ren achtereen de binuenlandsche politiek van
Fraukrijk beheerscht heeft, dat een Kamerafge-
vaardigde van de linkerzijde reeds zijn voornemen
te kenuen zou gegeven hebben, den dag na de
defiuitieve uitspraak van het Hof van Cassatie een
voorstel in te dienen, strekkende tot het in staat
van beschuldiging stellen van generaal Mercier
en den oud-Minister van Oorlog Caivagnac, wier
rol in de Dreyfuszaak nog versch in het geheugen
ligt.
Inmiddels is te Parijs groote sensatie gewekt
door de openbaarmaking in de Temps van een
brief, door Joseph Reinach, den bekenden strijder
voor het bewijzen vau Dreyfus onschnld geschreven
Naar het Duitsch.
Over de liefde jegens baar papa kon ik nu niet
verder spreken, dat zou vergeefsche moeite geweeit
zijn. Door dit gesprek had ik echter een blik ge-
worpen in dit verwaarloosde gemoed. Mij zelve
voelde ik nu verteederd jegens den baron. Ik ver-
heugde mij over zijn afreiser kwamen verheven
plannen in mij op.
Gaarne had ik daarover met hem gesproken maar
daar was geen gelegeuheid voor. Ondanks hare
tranen bg het afscheid, bewaakte mevrouw Kaulfuss
aanhoudend zijne schreden. Op beleefden maar
vasten toon sprak hij na het ontbijt „Veroorloof
mij en mijne vrouw eenige oogenblikken, mama
Als een onschuldig lam zag zij hem onderworpen
aan, toen hij mij weukte in de aangrenzende kamer
te komen. Hier greep hij mijne hand en zei be-
wogen
ffNu zeg ik je vaarwel, Marie 1"
Lach nu om mijne dwaasheid, Rese er kwamen
tranen in mijne oogen.
Ernstig en verbaasd zag bij mij aan. »Heeft
iemand het gewaagd je te dreigen of te krenken
Hij zag zoo boos, dat ik er van schrikte.
vNeen, neen antwoordde ik haastig.
vWaarom ben je dan zoo ontsteld Vrees je
nu reeds, dat het volharden in de goede zaak,
waaraan je geheel je leven gawijd hebt, je krachten
sal te boven gaan
aan Ferlet de Bourbonne. Volgens dezen laatste
zou kolonel Stoffel, die Schwarzkoppen verving
als militair attache bij het Duitsche gezantschap
te Parijs, beweerd hebbeu, dat hij Stoffrfl, vau den
Duitschen gezant, graaf Munster, persoonlijk de
geschiedenis van het borderel met de kantteekening
van Keizer Wilhelm gehoord heeft, van welk
borderel het Duitsche gezantschap destijds, op last
van den Keizer, de teruggave verzocht zou hebben
aan den toenmaligen president der Republiek Casi-
mir Perier.
In zijn brief brengt Reinach in de eerste plaats
bovenstaande beweringen, door Ferlet de Bour
bonne aan Jaurea geschreven, in herinnering en
dan gaat hij voort
Gij schrijft aan Jaures en vraagt hem, of een
Fransch, vaderlandslieveod gemoed rustig en werke-
loos kan blijven tegenover gegevens, die zoo beslist
verkregen zijn uit een bron, die zich aan de zijde
van de Dreyfusards bevindt. Ik stel ter uwer
beschikking den eigeuhandig geschreven brief,
welken ik van den gewezen Duitschen gezant
ontvangen heb en waarvan ik de voornaamste
passages hierbij geef
Buckeburg, 20 Mei 1901.
Waarde beer Reinach
„Het beroepsgeheim belet mij niet, op uw
vragen te antwoorden, want ik was eveumin als
wie ook bekend met de relatien tusschen Ester-
hazy en Schwarzkoppen. Deze laatste wist, dat
ik spiounage niet toestond en heeft mij onbekeud
gelaten met zijn betrekkingen met Esterhazy. Toen
de Dreyfuszaak uitbrak, heb ik aan Schwarzkoppen
gevraagd, of hij wist, wat er waar was omtrent
Dreyfus. Hij heeft mij op de meest besliste wijze,
de verzekering gegeven, dat hij in geenerlei be
trekking tot hem heeft gestaan. Ik liet aan den
Minister van Oorlog en aan den generalen staf
te Berlijn schrijven en ik kreeg ten antwoord,
dat men den officier Dreyfus niet kende en dat
onze autoriteiten nooit in betrekking tot hem
hadden gestaan. Tengevolge van deze formeele
verklaringen heb ik met president Casimir Perier
en den Minister-president Charles Dupuy de be-
kende gesprekken gehad." (Met den eerste den
6 Januari 1895 in het Elysee en met den tweede
den daaropvolgenden dag).
In zijn brief aan Rrinach zegt Munster, dat
Schwarzkoppen in 1894 was aangewezen, om de
manoeuvres bij te wonen. Hij verliet Parijs in
het begin van Augustus en keerde er eerst tegen
1 October terug.
Onderzoekend zag hij mij aan en daardoor kreeg
ik mijn zekerheid in houding weer terug.
Op zijn vraag antwoordde ik niet, maar ik ver
zocht hem met vaste stem
»Zeg me nu of ge nog een wensch koestert
omtrent Armgard."
Daarover hebben wij genoeg gesproken," ant
woordde hij koel, „ik vertrouw op je goeden wil
en op je zedelijke kracht."
Dat klonk uit de hoogte. Ik was er over ge-
raakt. ^Vaarwel dan," zei ik kortaf.
Dat scheen hem te treffen. Vrieidelijk noodigde
hij mij tot blijven.
vlk heb met den inspecteur alles besproken, wat
het beheer van het landgoed aangaat. Van dien
kant zal je niet gemoeid worden maar wat het
huis betreft, dat is juist niet volgeDS mijn wensch.
Je behoeft mijne schoonmama niet naar de oogen te
zien. Als er iets moeielijks voorkomt, waarbij de
hulp van een man weuschelijk is, wend je dan
tot den huisdokterhij is in zekeren zin mijn
vriend. Nu is hij nog voor zijn genoegen op reis,
maar m de volgende week komt hij terug. Voor
het overige hoop ik, dat je mij van gewichtige
zakeu mededeeling zult doen. Spaar mij niet.
Van tijd tot tijd zal ik je berichten, waar ik ben
beantwoord mijne brieven spoedig, dan zal ik ze
op den rechten tijd kunnen ontvangen.
Verder heb ik niets te zeggen. Denk dikwijls
aan mij, Marie en tracht Armgard lief te krijgen."
Zacht ernstig had hij mij aangezien; bij de laatste
woorden beefde zijn stem. Weer voelde ik de
tranen in mijn oogen komen, ik had hem over
Armgard willen spreken. Nu kon ik het,
maar niet zouder aandoening en dat die mij geheel
iris het noodig in herinnering te brengen"
gaat de gezant voort dat het borderel-op-
sreribd-papier in het Duitsche gezantschapsgebouw
is weggenomen gedurende de afwezigheid van
Schwarzkoppen en dat het aan den Franschen
generalen staf werd afgeleverd tusschen 20 en 25
September 1894, volgens geDeraal Mercier, den
24,sten volgens majoor Lauth Munster maakt
vervolgens een toespeling op het tooneel van 24
October 1894, toen Esterhazy, in het gebouw van
de Duitsche ambassade, eischte, dat Schwarzkoppen
zou verklaren, dat hij het borderel door bemidde-
ling van Dreyfus in handen gekregen had. Ester
hazy trok toen zijn revolver uit zijn zak en dreigde
zich te zullen dooden. Schwarzkoppen zette hem
daarop eenvoudig buiten de deur.
Ten slotte verklaart Munster
irlk geloof niet, dat Schwarzkoppen Esterhazy
heeft gekend voor 1893. Ik weet niet, of het
spionnageaanbod van de zijde vau Esterhazy
mondeling of schriftelijk is geschied".
De brief is onderteekend met Munster's naam.
Met de publicatie van dezen brief, die nog
eenige bijzonderheden aangaande bij Casimir Perier
ondernomen stappen in het belang van Dreyfus
bevat, is naar men te Parijs vrij algemeen van
oordeel is, een zeer groote stap gedaan in de
rich ting van een nieuwe herzieniug van het
Dreyfusproces. Voor de eerste maal is een
officieel stuk (de brief van graaf Munster over-
gelegd, waaruit beslist blijkt, dat Esterhazy spion-
nagediensten verricht heeft voor den Duitschen
militairen attache Von Schwarzkoppendat Ester
hazy de verrader en de maker van het borderel
isdat noch de Duitsche militaire autoriteiten,
noch het Duitsche gezautschap te Parijs Dreyfus
kenden en dat de geschiedenis van het door
Keizer Wilhelm met een kantteekening voorziene
borderel een monsterachtige machinatie is van
den Franschen generalen staf.
Reeds den 8,ten September 1899, onmiddellijk
voor de uitspraak van den krijgsraad te Rennes,
bevatte het orgaan der Duitsche Regeering, de
„Reichsanzeiger," een officieele verklaring, waarin
werd gezegd, dat de Duitsche Regeering, te voor-
schijn tredend uit de gereserveerde houding welke
zij moest bewaren in deze zaak, die haar vreemd
was, voor de vervulling van een plicht van
menschelijkheid, meende te moeten herhalen, dat
de Duitsche gezant in Frankrijk nimmer, hetzij
direct of indirect, eenigerlei relaties had onder-
houden met Dreyfus.
De verdedigers van Dreyfus voor den Krijgs-
overmeesterde, wilde ik niet. Ik vreesde op dat
oogenblik zijn onderzoekenden blik. Alzoo knikte
ik even toestemmend met het hoofd en stak hem
zonler spreken de hand toe, die hij slechts een
oogenblik drukte en ze daarop Josliet.
Zoo was on8 afscheid en nu, vaarwel, Therese 1
Ik verwacht een langen brief van je.
Marie.
Corswald, 26 Juli.
Lieve Therese
Mijn huwelijk Scheldt je een goddeloos vabanque-
spel en mij noem je een lichtzinnige speelster, die
al haar geluk op 66a kaart heeft gezetMaar
daarin ben je nu toch mis, Rese. Onze toekomst
is altijd onzeker; niemand kan vooruit zeggen,
welke gevolgen zijn handelingen zullen hebben.
Wij moeten dan ook steeds den wil op prijs stellen,
de uitslag der pogingen is onzeker. Dit geldt in
het algemeen, maar stellig niet minder voor het
huwelijk.
Dat de echtelijke liefde heilig is, omdat zij onze
zelfzucht loutert, heb ik nooit betwijfeld. Ook
niet, dat die liefde het heerlijkste is, wat er be-
staat en ons hier op aarde een hemel verschaft.
Maar was het mijne schuld, dat ik op zeventien-
jarigen leeftijd slechts het schuim proefde van
den wijn der ware liefde
Of dat ik onder en ouder werd, zonder dat
iemand mij dien heerlijken beker bood Maar
nog iets Hoeveel menschen leven gelukkig in
huu huwelijk Hoe weiDigen zijn er, die met een
oprecht hart kunnen zeggen #Waar gij heen trekt
raad, die ten voile vertrouwden op het recht-
vaardig oordeel van dat lichaam, meenden geen
gebruik te behoeven te maken van d^zn officieele
verklaring, die de onschuld van Dreyfus ten voile
deed uitkomen.
De brief van graaf Munster komt nu als het
ware de verklaring van de Duitsche Regeering
bevestigen en verklaren. Hij zal zeker vau invloed
zijn op den gang der revisie-strooming en wel-
licht fhet nieuwe feit" vormen.
De publicatie van dezen brief heeft het meest
sensatie gewekt onder de nationalisteu. De niet-
nationalistische bladen maken zich niet bijzonder
druk over de nieuwe onthulling en men beschouwt
ze alleen als een bevestiging van het feit, waarvan
ieder niet-nationalist in Frankrijk sedert lang
overtuigd is, namelijk dat Dreyfus onschuldig is
veroordeeld.
De nationalistische bladen daarentegen bespreken
den brief van Munster uitvoerig en weerleggen
hem naar gewoonte meer met scheldwoorden dan
met argumenten. De eenige bewering, die op
een argument lijkt, is deze, dat de onthulde feiten
tot de zaak niets afdoen, omdat zij in het proces
van Rennes geen rol gespeeld zouden hebben.
Dreyfus zou namelijk niet veroordeeld zijn op
het beruchtte borderel, maar daartegeuover wordt
betoogd, dat juist geheime, misschien niet bestaande
en vervalschte stukken in ieder stadium van de
Dreyfuszaak zijn gebruikt, om bezwarend voor
Dreyfus te getuigen.
In tegenspraak met hetgeen
verleden week aan de Giorna
verklaart mevrouw Wessel, de
den van spionnage beschuldigden en te San Remo
gearresteerden gewezen Duitschen officier Wessel
in een brief aan Monod nadrukkelijk, dat haar
man nimmer tot Dreyfus in eenigerlei relatie heeft
gestaan en dat hij ook niet betrokken is in het
complot, waarvan Dreyfus het slachtoffer is ge-
worden. Mevrouw Wessel deelt verder mede, dat
dit complot is gesmeed door Cernuski, Pevboro-
bobski en iemand, die een hooge regeeringsbe-
trekking te Parijs bekleedt. Zij zegt bereid te
zijn de algeheele waarheid te zeggen voor een
commissie van onderzoek en vraagt, dat onderzoek
te doen aanvangen aan het departement van oorlog
t« Parijs en wel met betrekking tot de docu-
menten en brieven, welke in 1900 door kapitein
Fritsch in beslag zijn genomen.
Gabriel Monod
d'ltalia schreef,
ecbtgeBoote van
daarheen zal ik trekkenwaar gij blijft, daar zal
ik blijven," zooals Ruth tot Naomi. En wat
nog meer de aandacht verdientvelen zijn als ver-
loofden gelukkig met elkaar, maar nauwelijks zijn
zij getrouwd of ze gevoelen zich in de ellende ge-
stort. Je hebt me meermalen verweten, dat ik mijn
verstand liet spreken, waar het gevoel zich moet
laten hoorenmaar deze redeneeringen zijn toch
deugdelijk, dat zal je niet ontkennen, Rese En
als ik je nu nog beken, dat ik tot dit huwelijk
ben overgegaan, alleen omdat ik hier voor een goede
zaak zou kunnen strijden dan, Rese, moet je
tevredeu zijn.
ffJe moest eene betrekking hebben," zal je
misschien zeggen. Maar je weet, dat ik die wel
gevonden zou hebben ik laat zoo gauw den moed
niet zakken. Dat ik ook niet verlokt ben door
den adellijken titel of door den naam van huis-
vrouw nn daarvoor blijft mijn hart borg, dat
volstrekt niet gejuicht heeft bij het verkrijgen
van zulk een kwestieuze waardigheid.
Wees dus nu tevreden
Maar uu iets over Corswald want hoewel
je erg uitvaart tegen mijn huwelijk, toch ben je
heel nieuwsgierig, om daar wat van te vernemen.
Hoever ik gekomen ben met mevrouw Kaulfuss
„Zoo dichtbij en toch zoo ver", roep ik iriomfeerend.
Nu ik geroepen ben om haar verkeerde opvoeding
tegen te werken, zou het mij spijten als zij zich
tegen mij anders voordeed, dan zij is. Zij is altijd
zacht en bedaardik zou mij gemakkelijk kunnen
vergissen, als hare oogen niet zoo dikwijls vol
haat op mij rustten. Maar haar genipige boos-
aardige trekken die houden mij wakker.
(Wordt varvolgd.)
AEIZESSCHE COIIRAST.
Dit
Mad renrhljat n»anilHR-, Woen.dag- en Vrljilagaroad, iltge»ointcril»p fBCitilanen, bij lie Firm. U Tmr »ea«ei
Burgeineester rn 'WV'liouders ran TER NEUZEN,
galet op art. 8 der Hinderwet,
doen te weten, dat vergunning is verleend aan AUGUSTE
MEDAETS en HYPOLITE DE CLERCQ, aannemers te Ter
Neuzen tot het oprichten eener bewaarplaats vau petroleum
en benzine, in een steenen gebonwtje staande op een gedeelte
ran het perceel kadastraal sectie C 540.
Ter Neuzen, 27 April 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. A. P. GE1LL, Burgtmeester.
J. L. OOSTERHOFF, Secretaris.